Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:anarchisme_-_de_feministische_connectie

Dit is een oude revisie van het document!


Anarchisme: de feministische connectie

Door Peggy Kornegger

  • Oorspronkelijke titel: Anarchism - the feminist connection
  • Geschreven: 1975
  • Vertaling: FAM (Feministisch Anarchistische Madammen, Vlaams anarcha-feministisch collectief 1997)
  • Bron: http://home.scarlet.be/famweb/fam.html; Anarchism: the Feminist Connection, “Second Wave”, voorjaar 1975.

De tekst Anarchism: the feminist connection van Peggy Kornegger werd vertaald door de autonome groep FAM – Feministisch Anarchistische Madammen. De groep heeft zich in 2003 opgeheven. Het artikel verscheen voor het eerst in het Amerikaanse magazine Second Wave in het voorjaar van 1975.


Anarchisme: de feministische connectie

Elf jaar geleden, toen ik op de middelbare school van een klein stadje in de staat Illinois (Verenigde Staten) zat, had ik helemaal nog nooit van het woord ‘anarchisme’ gehoord. Het dichtstbij kwam ik door te weten dat anarchisme “chaos” betekende. Zoals met socialisme en communisme, overtuigden geschiedenislessen mij op de één of andere manier dat er geen verschil was tussen deze en fascisme, een woord dat Hitler, concentratiekampen en allerlei vreselijke dingen in herinnering bracht, en allemaal zaken die nooit gebeurden in een vrij land zoals het onze. Ik werd subtiel geleerd het smakeloze voedsel van de Amerikaans politiek te slikken: gematigdheid, compromis, de kat uit de boom kijken.

Ik leerde de les goed: het kostte me jaren om het vooroordeel en de verdraaiing, dewelke mijn volledige educatie vormgegeven had, te onderkennen. De geschiedenis (orig. “his-story”, d.w.z. zijn geschiedenis) van de (blanke) mensheid betekende juist dat; als een vrouw was ik gedegradeerd tot een door anderen geleden (tweedehands) bestaan. Als anarchiste had ik helemaal geen bestaan. Een hele brok van het verleden (en dus mogelijkheden voor de toekomst) zijn mij onthouden. Pas recent heb ik ontdekt dat vele van mijn losse politieke impulsen en neigingen een gemeenschappelijk kader deelden – dat is, de anarchistische of libertaire traditie. Het was als het plotseling rood zien na jaren van kleurenblindheid.

Emma Goldman voorzag me van mijn eerste definitie van anarchisme:

“Anarchisme staat dan voor de bevrijding van de menselijke geest van de dominantie door religie, de bevrijding van het menselijk lichaam van de heerschappij door eigendom, bevrijding uit de boeien en beperkingen van een regering. Anarchisme staat voor een sociale orde gebaseerd op de vrije groepering van individuen met als doel het produceren van werkelijk sociaal welzijn, een orde die aan elk menselijk wezen vrije toegang tot de aarde zal garanderen en volledig genot van de noodzakelijkheden van het leven, overeenkomstig individuele verlangens, smaken en neigingen.”[1]

Vrij snel begon ik mentale connecties te maken tussen anarchisme en radicaal feminisme. Het werd heel belangrijk voor mij om sommige van de percepties op dit gebied neer te schrijven, als een manier om de opwinding die ik voelde over anarcha-feminisme aan anderen te communiceren. Het lijkt cruciaal dat we onze visies met elkaar delen om op die manier sommige van de barrières die aanleiding geven tot misbegrip en versplintering te ontzenuwen. Hoewel ik mijzelf een anarcha-feministe noem, kan deze definitie gemakkelijk socialisme, communisme, cultureel feminisme, lesbisch separatisme of enig ander uit een dozijn andere politiek labels inhouden. Zoals Su Negrin schrijft: “Geen enkele politieke paraplu kan al mijn behoeftes omvatten”[2]. Misschien hebben we meer gemeen dan we denken te hebben. Hoewel ik hier schrijf over mijn eigen reacties en percepties, toch zie ik noch mijn leven, noch mijn gedachten, als gescheiden van die van andere vrouwen. In feite is één van mijn meest vaste overtuigingen betreffende de vrouwenbeweging het feit dat we een ongelofelijke gemeenschappelijkheid delen qua visie. Het doel van mijn deelname aan deze visie is niet om definitieve statements te geven, of starre antwoorden, maar eerder om bij te dragen aan mogelijkheden en veranderlijke verbindingen die zich hopelijk onder ons verspreiden en bijdragen aan een voortdurend proces van individuele en collectieve groei en evolutie/revolutie.

Wat betekent anarchisme nu werkelijk?

Anarchisme is zo lang belasterd en verkeerd geïnterpreteerd dat het belangrijkste om mee te beginnen misschien is een verklaring te geven van wat het wel en wat het niet is. Het waarschijnlijk meest voorkomende stereotype van de anarchist is een kwaadwillig-uitziende man, die een aangestoken bom onder een zwarte cape verstopt, klaar om van alles en iedereen op zijn pad te vernietigen of te vermoorden. Dit beeld bewerkstelligt angst en afkeer bij de meeste mensen, ongeacht hun politieke voorkeur; vandaar dat anarchisme wordt afgedaan als lelijk, gewelddadig en extreem. Een andere verkeerde opvatting is de anarchist als onpraktische idealist, die zich bezighoudt met nutteloze, utopische abstracties en zonder voeling met de concrete realiteit. Het resultaat: anarchisme wordt nog maar eens afgedaan, deze keer als een ‘onmogelijke droom’.

Geen van beide beelden is accuraat (hoewel er zowel anarchistische moordenaars als idealisten geweest zijn – zoals het geval is in vele politieke bewegingen links en rechts). Wat accuraat is, hangt natuurlijk af van iemands referentiekader. Er zijn verschillende soorten anarchisten, net zoals er verschillende soorten socialisten zijn. Waarover ik het hier zal hebben is communistisch anarchisme, wat ik als virtueel identiek zie aan libertair (dit is niet-autoritair) socialisme. Labels kunnen verschrikkelijk verwarrend zijn, dus in de hoop de term te verklaren, zal ik anarchisme definiëren door gebruik te maken van drie belangrijke principes (waarvan ik van mening ben dat elk van deze verbonden is aan een radicaal-feministische analyse van de maatschappij – zie verder):

1. Geloof in de afschaffing van autoriteit, hiërarchie, regering/overheid. Anarchisten eisen de opheffing (eerder dan het bezitnemen) van macht – van mens over mens, van staat over gemeenschap. Daar waar vele socialisten oproepen voor een arbeidersklasse-regering en een eventueel ‘wegkwijnen van de staat’, geloven anarchisten dat de middelen de doeleinden creëren, dat een sterke staat zelfbestendigend wordt. De enige weg om anarchisme te bereiken (volgens de anarchistische theorie) is door middel van de creatie van coöperatieve, antiautoritaire vormen. Het scheiden van het proces en de revolutionaire doeleinden is het verzekeren van de voortzetting van verdrukkende structuur en stijl.

2. Geloof in zowel individualiteit en collectiviteit. Individualiteit is niet onverenigbaar met communistisch denken. Er moet dus een onderscheid gemaakt worden tussen het ‘grove individualisme’, dat competitie en een veronachtzaming van anderen aanmoedigt, en echte individualiteit, wat vrijheid zonder inbreuk op iemand anders vrijheid impliceert. Dit betekent in het bijzonder, in termen van sociale en politieke organisatie, het balanceren van individueel initiatief en collectieve actie door middel van de creatie van structuren die beslissingsprocessen mogelijk maken welke in de handen rusten van allen in een groep, gemeenschap of fabriek, en niet in de handen van ‘representanten’ of ‘leiders’. Het betekent coördinatie en actie via een niet-hiërarchisch netwerk (eerder overlappende cirkels dan een piramide) van kleine groepen of gemeenschappen. (Zie de omschrijving van de Spaanse anarchistische collectieven in de volgende sectie). Tenslotte betekent het, dat een succesvolle revolutie inhoudt dat niet-gemanipuleerde, autonome individuen en groepen samenwerken om “directe, niet-gemedieerde controle over de maatschappij en van hun eigen leven te nemen.”[3]

3. Geloof in zowel spontaniteit als organisatie. Anarchisten zijn lang beschuldigd van het bepleiten van chaos. In feite denken de meeste mensen dat anarchisme een synoniem is voor wanorde, verwarring, geweld. Dit is een totaal verkeerde voorstelling van wat anarchisme voor staat. Anarchisten ontkennen de noodzaak van organisatie niet; ze stellen enkel dat dit van onderop moet komen en niet van bovenaf, van binnenuit eerder dan van buitenaf. Extern opgelegde structuur of rigide regels welke manipulatie en passiviteit voeden zijn de meest gevaarlijke vormen die een zogenaamde ‘revolutie’ kan aannemen. Niemand kan de precieze vorm van de toekomst dicteren. Spontane actie binnen de context van een specifieke situatie is noodzakelijk als we een maatschappij zullen creëren die beantwoordt aan de veranderende noden van veranderende individuen en groepen. Anarchisten geloven in vloeiende vormen: kleinschalige participatieve democratie in samenloop met grootschalige collectieve samenwerking en coördinatie (zonder verlies van individueel initiatief).

Dus anarchisme klinkt geweldig, maar hoe kan dat nou werken? Dit soort Utopische romantiek kan geen enkele relatie tot de werkelijkheid hebben… toch? Fout. Anarchisten zijn op een aantal momenten wel degelijk succesvol geweest (zij het tijdelijk, waarover weinig bekendheid bestaat). Spanje en Frankrijk hebben een bijzonder lange geschiedenis van anarchistische activiteiten. Het was dan ook in deze twee landen dat ik de meest spannende implementatie van de anarchistische theorie vond.

Voorbij theorie - Spanje 1936-39, Frankrijk 1968

“De revolutie is iets van de mensen, een creatie door het volk; de contrarevolutie is iets van de Staat. Dit is altijd zo geweest en zal altijd zo zijn, of dit nu in Rusland, Spanje of China is.”[4]Anarchistische Iberische Federatie (FAI), Tierra y Libertad, 3 juli 1936

De zogenaamde Spaanse Burgeroorlog wordt over het algemeen gezien als een eenvoudig gevecht tussen Franco’s fascistische troepen en diegene die zich hard maakten voor de liberale democratie. Wat over het hoofd wordt gezien, of genegeerd, is dat er veel meer plaats vond in Spanje dan enkel een burgeroorlog. Een breed gedragen sociale revolutie gebaseerd op anarchistische principes nam in grote delen van het land sterk en concreet vorm aan. De stapsgewijze beknotting en uiteindelijke vernietiging van deze libertaire beweging is minder belangrijk om hier te bediscussiëren dan wat daadwerkelijk bereikt was door de vrouwen en mannen die er onderdeel van waren. Tegen de ongelofelijk uitdagingen in, maakte zij het anarchisme werken.

De verwezenlijking van de anarchistische collectivisatie en het arbeiderszelfbestuur tijdens de Spaanse Revolutie geeft een klassiek voorbeeld van organisatie-plus-spontaniteit. In zowel agrarisch als industrieel Spanje was anarchisme onderdeel van het algemene bewustzijn. In de landelijke gebieden hadden de mensen een lange traditie van communalisme; veel dorpen deelden gemeenschappelijk bezit of gaven grond aan degenen die niets hadden. Decennia van agrarisch collectivisme en samenwerking legde het fundament voor een theoretisch anarchisme, dat (via de Italiaanse revolutionair Giuseppe Fanelli, een vriend van Michael Bakoenin) in jaren 70 van de negentiende eeuw naar Spanje kwam en uiteindelijk het anarcho-syndicalisme voortbracht – de toepassing van anarchistische principes in industriële vakbondsorganisatie.

De Nationale Confederatie van Arbeid (CNT), opgericht in 1910, was de anarcho-syndicalistische vakbond (welke nauw samenwerkte met de militante Anarchistische Iberische Federatie, FAI) die instructie en voorbereiding bood voor het arbeiderszelfbestuur en de collectivisaties. Tienduizenden boeken, kranten en pamfletten, verspreid tot in bijna alle uithoeken van Spanje, droegen bij aan een nog beter algemeen begrip van de anarchistische ideeën.[5] Anarchistische principes van non-hiërarchische samenwerking en individueel initiatief, gecombineerd met anarcho-syndicalistische tactieken van sabotages, boycots, algemene stakingen en trainingen in productie en economie gaven arbeiders achtergrond in zowel theorie als praktijk. Dit leidde tot de succesvolle spontane onteigening van zowel fabrieken als landbouwgrond na juli 1936.

Toen in Spanje rechts op 19 juli 1936 met een militaire machtsovername reageerde op de electorale overwinning van het linkse Frente Popular (Volksfront), vocht het volk met een vurigheid terug die de militaire coup binnen 24 uur in de kiem smoorde. Het succes van de verkiezingen was ditmaal uitzonderlijk; een totale sociale revolutie was begonnen. Terwijl de fabrieksarbeiders tot stakingen overgingen of zelfs de fabriek overnamen, negeerden de landarbeiders de grootgrondbezitters en begonnen de grond zelfstandig te bewerken. In korte tijd was meer dan 60% van de landbouwgrond in Spanje gecollectiviseerd – zonder grootgrondbezitters, bazen of competitieve prikkel. De industriële collectivisatie vond vooral plaats in Catalonië, waar de anarcho-syndicalistische invloed het grootst was. Omdat 75% van de Spaanse industrie zich in Catalonië bevond, was dit niet zomaar een prestatie.[6] Na 75 jaar van voorbereiding en strijd werd collectivisatie bereikt door de spontane, gemeenschappelijke actie van individuen, toegewijd aan libertaire principes.

Maar wat betekende deze collectivisatie? En hoe werkte dit? Over het algemeen werkte de anarchistische collectieven op twee niveaus: 1 kleinschalige directe democratie en 2 grootschalige coördinatie met controle vanuit de basis. Op elk niveau stonden decentralisatie en individueel initiatief centraal. In de fabrieken en dorpen werden representanten gekozen voor raden die administratieve en coördinerende taken vervulden. Besluiten werden altijd genomen op de bredere ledenbijeenkomsten, waaraan alle arbeiders deelnamen. Om voor de gevaren van representatie te waken, waren de representanten zelf arbeiders en waren zij zowel periodiek als direct vervangbaar. Deze raden en comités vormden de basis van het zelfbestuur. Van daaruit konden zij de coördinatie verder uitbreiden via losse federaties welke arbeiders en bedrijven vanuit de gehele industrie of een bepaald geografisch gebied verbonden. Op deze manier vond distributie en verdeling van goederen plaats, en kon men programma’s voor het algemeen belang opzetten, zoals de ontwikkeling van irrigatiesystemen, transport en communicatie. Ook hierbij lag de nadruk op het proces van-onder-naar-boven. Deze zeer verraderlijke balans tussen individualiteit en collectivisme werd het best gerealiseerd door de Federatie van Landarbeiders van Levant, waar 900 collectieven onderdeel van waren, en de Federatie van Collectieven in Aragon, waar 500 collectieven deel van uitmaakten.

Het gelijkschakelen van de lonen was waarschijnlijk het belangrijkste aspect van het zelfbestuur. Dit vond op vele manieren uiting. Vaak kreeg het vorm door middel van het “familie-inkomen”, waarbij arbeiders werden uitbetaald in de vorm van geld of coupons naar gelang haar/zijn behoefte en van degene die daar mede afhankelijk van waren. Goederen die in overvloed waren werden vrijelijk gedistribueerd, terwijl andere met “geld” te verkrijgen waren. De voordelen die de gelijkschakeling van de lonen met zich meebracht waren enorm. Nadat de enorme winsten in de handen van een paar mannen waren uitgeschakeld, werd het geld dat daardoor overbleef gebruikt voor de modernisering van de industrie (de aankoop van nieuw materieel, betere arbeidsomstandigheden) en om het land te verbeteren (irrigatiesystemen, dammen, aankoop van tractoren etc.). Producten werden niet alleen beter en efficiënter geproduceerd, de prijs daalde ook nog eens. Dit gold voor verschillende takken van de industrie: textiel, metaal en munitie, gas, water, elektriciteit, bakkerijen, visserij, transport, spoorwegen, telefonie, gezondheidszorg etc. De arbeiders genoten een kortere werkweek, betere arbeidsomstandigheden, gratis gezondheidszorg, een werkloosheidsuitkering en nieuwe trots in hun werk. Creativiteit werd bevorderd door het zelfbestuur en de geest van wederzijdse hulp; arbeiders wilden producten leveren die van betere kwaliteit waren dan die gemaakt onder uitbuitende omstandigheden. Ze wilde laten zien dat socialisme werkt, dat competitie en hebzucht onnodig zijn. Binnen een paar maanden was de levensstandaard in veel gebieden in Spanje 50-100% verbeterd.

De verworvenheden van de anarchisten in Spanje gingen echter verder dan enkel de verbetering van de levensstandaard en economische gelijkheid; ze behelsde de realisatie van fundamentele menselijke idealen: vrijheid, individuele creativiteit en gemeenschappelijke samenwerking. De anarchistische collectieven in Spanje waren geen mislukking: ze werden van buitenaf vernietigd. Degene die geloofden in een sterke staat (zowel rechts als links) deden er alles aan om het sociale experiment uit te wissen – uit Spanje én de geschiedenis. Het succes van het anarchisme van de ruwweg acht miljoen mensen in Spanje begint nu pas ontdekt te worden.

“Het is voor jezelf dat je de revolutie maakt.”[7] Daniel en Gabriel Cohn-Bendit

Anarchisme heeft ook in de Franse geschiedenis een belangrijke rol gespeeld. In plaats van in het verleden te graven, wil ik me echter richten op een hedendaagse gebeurtenis – mei/juni 1968. De gebeurtenissen in mei en juni zijn van significante betekenis omdat ze bewijzen dat een algemene staking en overname van de fabrieken door de werkers, en de universiteiten door de studenten, ook kan in een modern, kapitalistisch, consumptie georiënteerd land. De onderwerpen die door de studenten en arbeiders in Frankrijk werden aangekaart (bijv. zelfbeschikking, de kwaliteit van leven) gingen dwars door de klassenverschillen en waren van enorme betekenis voor de mogelijkheid van revolutionaire verandering in een post-schaarste samenleving.

Op 22 maart 1968, bezette studenten aan de Universiteit van Nanterre de administratieve gebouwen van hun school, onder hen anarchist Daniel Cohn-Bendit. Zij riepen op voor een einde aan zowel de Vietnamoorlog en de onderdrukking van henzelf als studenten. Hun eisen waren vergelijkbaar met die van studenten in Columbia tot Berlijn, die protesteerden tegen het zogenaamde in loco parentis, waarbij de school naar eigen inzicht in het veronderstelde belang van studenten mag handelen. De universiteit werd gesloten en de protesten verspreidden zich verder naar de wijk Sorbonne. De SNESUP (de vakbond van middelbare school- en universiteitsdocenten) riep op tot een staking en de UNEF (de studentenvakbond) organiseerde voor 6 mei een demonstratie. Die dag botsten studenten en de politie in de wijk Quartier Latin in Parijs; de demonstranten bouwden barricades in de straten en velen werden op brute wijze door de oproerpolitie mishandeld. De 7de was het aantal demonstranten tot tussen de twintig tot vijftigduizend mensen gegroeid die, al Internationale zingend, richting Etoile trokken. De volgende dagen werden de botsingen tussen de demonstranten en de politie in Quartier Latin steeds gewelddadiger en er ontstond steeds grotere maatschappelijke afschuw tegen de politierepressie. Er kwamen gesprekken tussen de bonden van de arbeiders, docenten en studenten. De UNEF en FEN (docentenvakbond) riepen op tot een onbegrensde staking en demonstraties. Op 13 mei zouden vervolgens zo’n zeshonderdduizend mensen – studenten, docenten en arbeiders – door Parijs demonstreren uit protest.

Diezelfde dag gingen de werknemers van de Sud-Aviation-fabriek in Nantes over tot een staking (een stad met de sterkste anarcho-syndicalistische traditie in Frankrijk).[9] Deze actie initieerde de grootste algemene staking in het land ooit. Zo’n tien miljoen mensen namen deel – “arbeiders, intellectuelen, zelfs voetbalspelers.”[10] Banken, postkantoren, tankstations, winkelketens, allen werden gesloten, metro en bus reden niet meer en afval stapelde op terwijl vuilnismensen zich bij de staking aansloten. De Sorbonne werd bezet door studenten, leraren en iedereen kon langskomen om deel te nemen aan de discussies die er plaatsvonden. Het politieke debat trok de gehele basis van de Franse kapitalistische samenleving in twijfel. Overal in Parijs verschenen posters en graffiti met leuzen als “Het is verboden te verbieden”, “Leven zonder dode tijd”, “Alle macht aan de verbeelding” en “Hoe meer je consumeert, hoe minder je leeft.” Mei en juni werden “een aanval op het establishment” en een “festival in de straten.”[11] Oude scheidslijnen tussen de middenklasse en werkende klasse werden betekenisloos toen jonge arbeiders en studenten elkaar ontmoetten terwijl ze vergelijkbare eisen stelden: bevrijding van een autoritair en onderdrukkend systeem (universiteit en fabriek) en het recht om beslissingen over hun eigen levens te maken.

De mensen in Frankrijk stonden aan de vooravond van een totale revolutie. Een algemene staking had het land volledig verlamd. De studenten bezetten de universiteiten en arbeiders de fabrieken. Wat hen enkel nog te doen stond was de fabrieken weer in beweging te zetten op hun eigen, ongemedieerde voorwaarden en voor niets minder dan zelfbestuur. Helaas is dit niet gebeurd. Autoritaire politiek en bureaucratische methodes sterven moeilijk, en de meeste vakbonden in Frankrijk waren nu juist op beide gestoeld. Net als in Spanje werkte de Communistische Partij tegen de direct spontane acties van de mensen in de straten. De leiders van de CGT (de Communistische Arbeidersbond) probeerden het contact tussen studenten en arbeiders te voorkomen waardoor een verenigd links onmogelijk zou worden. Terwijl president de Gaulle de politie verder mobiliseerde en er nog harder geweld werd gebruikt, accepteerden veel stakers beperkte tegemoetkomingen (hogere lonen, kortere werkdagen etc.) en gingen terug aan het werk. De studenten zetten hun bloedige confrontaties met de politie voort maar het met momentum was voorbij. Tegen het einde van juni was de ‘normaliteit’ in Frankrijk teruggekeerd onder hetzelfde oude Gaullistische regime.

Wat er in 1968 in Frankrijk gebeurde staat in sterke relatie tot dat wat er in Spanje gebeurde in 1936; in beide gevallen werden anarchistische principes niet alleen bediscussieerd, maar ook toegepast. De reden dat de arbeiders in Frankrijk nooit tot het realiseren van zelfbestuur zouden komen, zou kunnen zijn doordat anarcho-syndicalisme in Frankrijk niet zo sterk was in de jaren voor 1968, als dat in Spanje voor 1936 het geval was. Natuurlijk is dit te vereenvoudigd; een daadwerkelijke verklaring van de “mislukte” revolutie kan wellicht nooit gevonden worden. Wat echter belangrijk is, is dat het überhaupt gebeurde. Mei en juni 1968 weerleggen het algemene geloof dat revolutie onmogelijk is in een geavanceerde kapitalistische maatschappij. De kinderen van de Franse midden- en arbeidersklasse, opgegroeid in inactiviteit, dom consumentisme en vervreemdende arbeid verwierpen veel meer dan kapitalisme. Ze trokken autoriteit zelf in twijfel en eiste het recht op een vrij en betekenisvol bestaan. De redenen voor revolutie in een moderne industriële samenleving zijn dus niet beperkt tot honger en materiële schaarste. Ze dragen ook het verlangen voor menselijke bevrijding van alle vormen van overheersing in zich – in essentie een radicale verandering van de “levenskwaliteit.”[12] Deze behoeftes veronderstellen de noodzaak van een libertaire samenleving waardoor anarchisme niet langer als een anachronisme kan worden gezien.

“Er wordt vaak gezegd dat anarchisten in een droomwereld leven en de dingen die vandaag de dag gebeuren niet zien. Maar wij zien ze maar al te goed, in al hun ware kleuren. Dat is juist wat ons met een bijl het bos van vooroordelen dat ons omringt in doet lopen.”[13]Peter Kropotkin

Er zijn twee redenen waarom de revolutie in Frankrijk werd afgebroken: 1 onvoldoende voorbereiding in de theorie en praktijk van het anarchisme 2 de enorme macht van de staat, samen met de autoritaire en bureaucratische mentaliteit van potentieel sympathieke, linkse groeperingen. In Spanje was de revolutie wijder verspreid en standvaster door de grondige voorbereiding. Toch werd deze nog altijd door een fascistische staat en de autoritaire linkervleugel verslagen. Het is belangrijk om deze twee factoren mee te nemen in de kijk op de stand van zaken in het Verenigde Staten van vandaag de dag. We hebben niet alleen een machtige staat tegenover ons, wiens leger, politie en nucleaire wapens de hele mensheid zouden kunnen uitroeien; we zien ook een ontzag voor autoriteit en hiërarchie waarvan het voortbestaan zeker wordt gesteld door de passiviteit die thuis wordt gevoed door familie, school, kerk en het tv-scherm. Daarnaast is de Verenigde Staten een enorm land met een slechts kleine, sporadische voorgeschiedenis van anarchistische activiteiten. Het lijkt dan ook dat we niet alleen onvoorbereid zijn, maar ook letterlijk overschaduwd worden door een staat die machtiger is dan die van Frankrijk en Spanje samen. Te stellen dat we de schijn ongelofelijk tegen hebben is een understatement.

Maar wat blijft ons overig na het omschrijven van de vijand als een meedogenloos en onoverwinnelijk? Als we ons niet toestaan om verlamd te raken door fatalisme en futiliteit, zou het ons ertoe kunnen dwingen de revolutie te herformuleren op een manier waarbij anarcha-feminisme als raamwerk dient van waaruit menselijke bevrijding kan worden gezien. Het zijn vrouwen die nu de sleutel tot het conceptualiseren van de revolutie bezitten, vrouwen die zich realiseren dat revolutie niet langer kan betekenen dat men de macht grijpt of staat voor de overheersing van de ene over de andere groep – onder welke omstandigheid, of voor enige duur dan ook. Het is overheersing zelf wat moet worden afgeschaft. Het overleven van de planeet hangt er zowaar van af. We kunnen het mannen niet langer toestaan om moedwillig het milieu te manipuleren voor hun eigenbelang, net als dat het niet meer toegestaan kan worden dat hele volkeren worden uitgeroeid. De aanwezigheid van het patriarchaat en een autoritaire geest bedreigt het bestaan van ons mensen en de aarde. Wereldwijde bevrijding en libertaire politiek zijn noodzaak geworden, niet slechts utopische dromen. We moeten “de voorwaarden voor het leven in handen zien te krijgen willen we overleven.”[14]

De nadruk te leggen op anarcha-feminisme als het noodzakelijke revolutionaire raamwerk voor onze strijd, ontkent de enorme taak die voor ons ligt niet. We zien “maar al te goed” de oorzaken van onze onderdrukking en de enorme macht van de vijand. We zien dat het pad, weg uit de dodelijke historische cyclus van incomplete en afgebroken revoluties, om nieuwe definities en tactieken vraagt – een pad dat ons leidt naar het “uithollingsproces”[15] zoals later omschreven in het hoofdstuk “De utopie verwezenlijken.” Als vrouwen zijn we bijzonder geschikt voor de deelname aan dit proces. De jaren ondergronds hebben ons geleerd om verborgen, subtiel, geslepen, stil, vasthoudend, direct gevoelig en een expert in communicatie te zijn.

Om te overleven hebben we geleerd een web van opstanden te weven die onzichtbaar waren voor het oog van de “meester”.

  • Wij weten hoe laarzen er uit zien als ze van onderaf bekeken worden,
  • Wij kennen de filosofie van de laars…
  • Snel zullen we als onkruid binnenvallen,
  • overal, maar langzaam;
  • De gevangen planten zullen met ons rebelleren,
  • hekken zullen omgaan,
  • stenen muren zullen afbrokkelen en omvallen,
  • er zullen geen laarzen meer zijn.
  • In de tussentijd zullen we aarde eten en slapen;
  • we wachten onder jouw voeten.
  • Als we roepen ‘Ten Aanval’
  • zal je eerst niets horen.[16]

Anarchistische voorbereiding is niet niet-bestaand in dit land. Het bestaat in de hoofden en acties van vrouwen die zichzelf voorbereiden (vaak onbewust) voor een revolutie waarvan de vorm de historische onvermijdelijkheid en het historische proces zelf zal verpletteren.

Anarchisme en de vrouwenbeweging

“De ontwikkeling van zusterschap is een unieke bedreiging, aangezien ze gericht is tegen het algemene sociale en psychologische model van hiërarchie en overheersing… ”[17]Mary Daly

“Overal in het land, begonnen onafhankelijke vrouwengroepen te functioneren zonder de structuur, leiders en andere oudere organisatievormen van mannelijk links, wat onafhankelijke en parallelle organisaties creëerde die vergelijkbaar met die van anarchisten ten alle tijden en plekken. En dit was geen toeval.”[18]Cathy Levine

Ik ben nog niet ingegaan op de kwestie van rol de vrouw in Spanje of Frankrijk, maar het kan in één enkel woord worden samengevat – onveranderd. Anarchistische mannen zijn niet veel beter geweest in hun onderwerping van vrouwen dan mannen elders.[19] Vandaar de absolute noodzakelijkheid van een feministische anarchistische revolutie. Anders verworden de principes waarop anarchisme gebaseerd is tot volstrekte hypocrisie.

De huidige vrouwenbeweging en een radicaal-feministische analyse van de maatschappij hebben veel bijgedragen aan het libertair gedachtegoed. In feite beweer ik dat feministes gedurende jaren onbewuste anarchisten geweest zijn zowel in theorie als in praktijk. Nu is het nodig dat we bewust de connecties tussen anarchisme en feminisme beginnen te beseffen en dat kader gebruiken voor ons denken en onze acties. We moeten in staat zijn erg duidelijk te zien waarheen we willen gaan en hoe we er willen geraken. Om meer effectief te zijn, om de toekomst, waarvan wij voelen dat ze mogelijk is, te creëren, moeten we ons realiseren dat datgene dat we willen is niet verandering maar totale transformatie.

Het radicaal-feministisch perspectief is bijna puur anarchisme. De theorie wijst de nucleaire familie als de basis aan voor alle autoritaire systemen. De les die het kind leert, van vader, leraar, baas, God, is te GEHOORZAMEN aan de grote anonieme stem van de Autoriteit. Gradueren van kind-zijn tot volwassenheid is het worden van een ten volle ontwikkelde automaat, niet capabel om helder dingen in vraag te stellen of zelfs te denken. We bevinden ons nu midden in Amerika, alles gelovend wat we verteld werden en verdoofd de destructie van het leven overal rondom ons accepterend.

Feministes rekenen af met een geest-verkrachtend proces – de door mannen overheersende houding tegenover de externe wereld die enkel subject-tot-object relaties toelaat. Traditionele mannelijke politiek reduceert mensen tot een object status om hen vervolgens te domineren en te manipuleren voor abstracte “doeleinden”. Vrouwen daarentegen proberen een bewustzijn van ‘de ander’ te ontwikkelen op alle gebieden. Wij zien subject-tot-subject-relaties niet alleen als wenselijk maar als noodzakelijk. (Velen van ons hebben precies daarom gekozen om alleen met vrouwen te werken en alleen vrouwen te beminnen – dergelijke relaties zijn zoveel meer mogelijk.) (sic) Samen werken we om ons inlevingsvermogen en begrip van andere levende dingen te ontplooien en ons te identificeren met deze entiteiten buiten onszelf, in plaats van hen te objectiveren en te manipuleren. Op dit punt is respect voor alle leven een eerste vereiste voor ons eigenste overleven.

Radicaal-feministische theorie bekritiseert ook mannelijke hiërarchische denkpatronen – waarin rationaliteit domineert over sensualiteit, geest heerst over intuïtie, en voortdurende splitsingen en polariteiten (actief/passief, kind/volwassene, gezond/ongezond, werk/spel, spontaniteit/organisatie) ons vervreemden van de geest-lichaam ervaring als één geheel en het continuüm van menselijke ervaring. Vrouwen proberen van deze scheidingen af te komen en in harmonie te leven met het universum als geheel, als mensen geïntegreerd en toegewijd aan de collectieve genezing van onze individuele wonden en schisma’s.

In de praktijk hebben feministes in de vrouwenbeweging zowel successen als mislukkingen gekend in de afschaffing van hiërarchie en dominantie. Ik geloof dat vrouwen frequent spreken en handelen als ‘intuïtieve’ anarchisten; dit wil zeggen, we benaderen of neigen tot een complete afwijzing van elk patriarchaal denken en manier van organiseren. Deze benadering wordt echter geblokkeerd door de machtige en verraderlijke vormen die het patriarchaat aanneemt – in onze gedachten en onze relaties met elkaar. Leven binnen en geconditioneerd zijn door een autoritaire maatschappij belet ons dikwijls die essentiële connectie tussen feminisme en anarchisme te maken. Wanneer we zeggen dat we het patriarchaat bevechten, is het niet steeds duidelijk voor allen van ons dat dit betekent het bevechten van elke hiërarchie, elk leiderschap, elke regering, en de eigenste idee van autoriteit zelf. Onze impulsen in de richting van collectief werk en kleine groepen zonder leiders zijn anarchistisch geweest, maar in de meeste gevallen hebben we ze niet bij deze naam genoemd. En dat is belangrijk, want een begrip van feminisme als anarchisme zou voor vrouwen als een springplank kunnen dienen, weg van reformisme en lapmiddelen, in de richting van een revolutionaire confrontatie met de fundamentele natuur van autoritaire politiek.

Als we “het patriarchaat willen omverwerpen”, dan moeten we praten over wat anarchisme echt betekent en moeten we dit als kader gebruiken om onszelf en de structuur van ons dagelijks leven te veranderen. Feminisme betekent niet dat vrouwen economische topfuncties gaan vervullen of dat we een vrouwelijke president krijgen, feminisme betekent géén economische machtsconcentraties en géén president. Het ‘Equal Rights Amendment’ (wetgeving betreffende gelijke rechten) zal de maatschappij niet veranderen. Het geeft vrouwen enkel het ‘recht’ om zich in te passen in een hiërarchische economie. Seksisme bestrijden betekent ingaan tegen elke hiërarchie – economisch, politiek en persoonlijk. En dat betekent een anarcha-feministische revolutie.

Wanneer precies zijn feministen anarchistisch geweest, en wanneer zijn we gestopt dit te zijn? Toen de tweede feministische golf zich in de late jaren 60 over het land verspreidde weerspiegelde de vorm die vrouwengroepen aannamen dikwijls een onuitgesproken libertair bewustzijn. Vanuit hun weerstand tegen de competitieve machtsspelletjes, de onpersoonlijke hiërarchie en de massaorganisatie-tactieken van de mannelijke politiek gingen vrouwen zich apart verenigen in kleine, leiderloze groepen die werkten aan bewustwording, aan persoonlijke onderwerpen in ons dagelijks leven.

Door directe communicatie probeerden we te raken aan de wortels van onze onderdrukking, door onze tot dan toe ongewaardeerde waarnemingen en ervaringen te delen. We leerden van elkaar dat politiek niet iets is dat ver van ons af staat, maar dat zich afspeelt in ons hoofd, onze lichamen en tussen individuen. Persoonlijke relaties konden ons onderdrukken als politieke klasse en deden dat ook. Onze ellende en zelfhaat waren een onmiddellijk gevolg van mannelijke dominantie – thuis, op straat, op het werk en in politieke organisaties.

In verscheidene gebieden van de V.S. ontwikkelden zich dus bewustzijnsbevorderende groepen als een spontane, directe (re)actie tegen patriarchale vormen. De nadruk op de kleine groep als basiseenheid van organisatie, op het persoonlijke en het politieke, op anti-autoritarisme en op spontane directe actie was in essentie anarchistisch. De structuur van de vrouwengroepen vertoonde een treffende gelijkenis met die van anarchistische affiniteitsgroepen binnen anarcho-syndicalistische vakbonden in Spanje, Frankrijk en veel andere landen. Toch noemden we onszelf niet anarchistisch en hadden we onszelf nog niet bewust georganiseerd rond anarchistische principes. In die tijd hadden we nog niet eens een eigen communicatienetwerk of uitwisseling van kennis en vaardigheden. Nog voordat de vrouwenbeweging meer was dan een handvol geïsoleerde groepen, in het duister tastend naar antwoorden, bestond anarchisme als een ongespecificeerd idee in onze geesten.

Ik geloof dat dit vrouwen in de unieke positie brengt de draagsters te zijn van een onderhuids anarchistisch bewustzijn dat, indien uitgesproken en geconcretiseerd, ons verder kan brengen dan om het even welke voorgaande groep in de richting van het bereiken van de totale revolutie. Als het intuïtieve anarchisme van vrouwen aangescherpt en verduidelijkt wordt, betekent het een enorme sprong vooruit (of voorbij) in de strijd voor de menselijke bevrijding. Radicaal-feministische theorie ziet feminisme als de Ultieme Revolutie. Dit klopt, doch enkel wanneer we onze anarchistische wortels erkennen en opeisen. Als we er niet in slagen de link te zien tussen feminisme en anarchisme werken we niet meer aan een revolutie en zitten we gevangen in ‘de oude mannelijke politieke waarheid’. Het wordt tijd te stoppen in het duister te tasten, en inzien wat we gedaan hebben en doen in de context van waar we uiteindelijk willen toe komen.

Bewustzijnsgroepen waren een goed begin, maar ze verzonken dikwijls in het praten over persoonlijke problemen, waardoor ze er niet in slaagden de sprong te maken naar directe actie en politieke confrontatie. Groepen die zich wel organiseerden rond een bepaald thema of project ondervonden soms dat de “tirannie van de structuurloosheid” even destructief kon zijn als de “tirannie van de tirannie.”[20] Het falen om organisatie met spontaniteit te combineren zorgde er dikwijls voor dat mensen met meer vaardigheden of meer persoonlijk charisma als leiders opstonden. De wrevel en de frustratie bij de ‘volgelingen’ veroorzaakte interne conflicten, schuldreflexen en machtsstrijd. Dit leidde te vaak tot volledige inefficiëntie of een teruggrijpen naar 'meer structuur' (in de oude mannelijke boven/onder betekenis van het woord).

Wederom denk ik dat een uitgesproken anarchistische analyse was wat hier ontbrak. Organisatie hoeft de spontaniteit niet te verstikken of een hiërarchisch patroon te volgen. De meest succesvolle vrouwengroepen of -projecten zijn díegenen die experimenteerden met verscheidene vloeiende structuren: het roteren van taken en begeleiding, het delen van alle vaardigheden, gelijke toegang tot informatie en middelen, niet-gemonopoliseerde besluitvorming en ruimte voor discussies over groepsdynamiek. Dit laatste structureel element is belangrijk omdat het iedereen van de groep erbij betrekt om voor ‘sluipende machtsmechanismes’ te waken. Indien vrouwen zich verbaal verbinden tot collectief werken, vereist dit een echte strijd om passiviteit af te leren (om het fenomeen 'volgers' te elimineren) en specifieke vaardigheden en kennis te delen (om 'leiders' te voorkomen). Dit betekent niet dat we niet geïnspireerd kunnen worden door elkaars woorden en levens; sterke handelingen door sterke individuen kunnen aanstekelijk en dus belangrijk zijn. Maar we moeten erover waken dat we niet weer vervallen in oude gedragspatronen.

Van de positieve kant gezien, heeft de vorm krijgende structuur van de vrouwenbeweging in de laatste jaren in het algemeen een anarchistisch patroon van kleinschalig georiënteerde groepen gevolgd, die onophoudelijk een netwerk van communicatie en collectieve actie rondom bepaalde topics geweven hebben. Het gedeeltelijk succes in het vermijden van leiders/'sterren' en de verspreiding over het hele land van kleine actieprojecten (crisiscentra voor slachtoffers van verkrachting, vrouwen-gezondheidscollectieven) hebben het heel moeilijk gemaakt om de vrouwenbeweging vast te pinnen op één persoon of groep. Feminisme is een veelkoppig monster dat niet kan vernietigd worden door enkelvoudige onthoofding. De manier waarop we ons verspreiden en waarop we groeien is onbegrijpbaar binnen een hiërarchische mentaliteit.

Dit betekent echter niet het onderschatten van de enorme macht van de Vijand. De meest verraderlijke vorm die deze macht kan aannemen is de coöptatie, die gevoed wordt door elke kortzichtige niet-anarchistische visie op feminisme als enkel ‘sociale verandering’. Denken dat seksisme een kwaad is dat kan worden uitgeroeid door vrouwelijke participatie in de zaken zoals ze zijn, betekent het verzekeren van het verderzetten van dominantie en onderdrukking. ‘Feministisch’ kapitalisme is een contradictio in terminis. Als we als vrouwen onze eigen kredietbonden, restaurants, boekenwinkels, enz. uitbouwen, moeten we duidelijk zijn dat we dit doen voor ons eigen overleven, met als doel een tegensysteem op te bouwen dat competitie, winstbejag en alle vormen van economische onderdrukking tegengaat. We moeten ons inzetten “te leven aan de grenzen”[21], voor antikapitalistische en niet-consumptiegerichte waarden. Wat we willen is nóch integratie, nóch een coup d’état die “de macht van de ene groep jongens naar de andere groep jongens zou overbrengen.”[22] Wat we vragen is niets minder dan totale revolutie, revolutie die gericht is op een toekomst die niet besmet is met ongelijkheid, dominantie en gebrek aan respect voor individuele verschillen – kortweg een feministisch-anarchistische revolutie. Ik geloof dat vrouwen altijd al hebben geweten hoe in de richting van menselijke bevrijding te bewegen; we moeten alleen de slepende mannelijke politieke vormen en dictaten van ons af schudden en ons concentreren op onze eigen anarchistische vrouwelijke analyse.

Waar naartoe van hieruit? De utopie waarmaken

“‘Ah, jouw visie is romantische bullshit, sentimentele religiositeit, armzalig idealisme.’ ‘Je houdt je bezig met poëzie omdat je er niet in slaagt concrete details te geven.’ Dat zeggen de stemmetjes in de achterkant van mijn (jouw?) hoofd. Maar de voorkant van mijn hoofd weet dat, als je hier naast me zat, we zouden kunnen praten. En dat we in ons gesprek tot (concrete, gedetailleerde) omschrijvingen zouden komen van hoe het één en ander zou gebeuren, hoe dit of dat zou worden opgelost. Wat mijn visie écht mist zijn concrete gedetailleerde menselijke lichamen. Dan zou het geen zwakke visie zijn, maar een vleselijke realiteit.”[23]Su Negrin

“In de plaats van ontmoedigd en geïsoleerd te worden, zouden we in onze kleine groepen moeten zitten – om te discussiëren, te plannen, te creëren en de boel op stelten te zetten … we zouden ons altijd actief moeten inzetten tijdens feministische activiteiten en ze creëren, omdat we er allemaal door vooruitkomen; in de afwezigheid ervan nemen vrouwen kalmeermiddelen, worden ze gek en plegen ze zelfmoord.”[24]Cathy Levine

Diegenen onder ons die de opwinding van sit-ins, betogingen, studentenstakingen, demonstraties en REVOLUTIE NU (REVOLUTION NOW) van de jaren ’60 hebben meegemaakt, kunnen wel eens ontgoocheld en effenaf cynisch worden over wat er nu gebeurt. Opgeven of toegeven (“open” huwelijk? Hip kapitalisme? De Guru Maharaji?) lijkt makkelijker dan het vooruitzicht van tientallen jaren strijd en misschien zelfs uiteindelijk falen. Op dit punt missen we een algemeen kader om het proces van revolutie te zien. Zonder dit kader zijn we gedoemd tot doodlopende, geïsoleerde strijd of de individuele oplossing. Het soort kader of punt van gemeenschappelijkheid dat anarcha-feminisme biedt, lijkt een voorwaarde tot elke volgehouden poging een utopisch doel te bereiken. Echte revolutie is “noch een toevallig gebeuren noch een kunstmatig van boven af georchestreerde coup d’état.”[25] Het vergt jaren voorbereiding: uitwisselen van ideeën en informatie, veranderingen in bewustzijn en gedrag en het creëren van politieke en economische alternatieven tegenover kapitalistische, hiërarchische structuren. Het vergt spontane directe actie van autonome individuen door collectieve politieke confrontatie. Het is belangrijk je denken en je persoonlijke leven te bevrijden, maar dit volstaat niet. Bevrijding is geen geïsoleerde ervaring; het vindt plaats in verbinding met andere mensen. Er zijn geen individueel ‘bevrijde vrouwen’.

Dus waar ik het over heb is een proces van de lange termijn, een reeks acties waarin we onze passiviteit afleren en leren controle te nemen over ons eigen leven. Ik heb het over een “uitholling” van het huidige systeem door het vormen van mentale en fysieke (concrete) alternatieven. Het romantische beeld van een kleine bende gewapende guerrilleras die de regering van de V.S. omverwerpen is verouderd (net als alle mannelijke politiek) en fundamenteel irrelevant binnen dit concept van revolutie. We zouden worden verpletterd als we dit zouden proberen. Trouwens, zoals de poster zegt: “Wat we willen is niet het omverwerpen van de regering, maar een situatie waarin deze verloren gaat in de herschikking.” Dit is wat (tijdelijk) gebeurde in Spanje of bijna in Frankrijk. Of gewapend verzet op een bepaald moment zal nodig zijn, blijft open voor discussie. Het anarchistische principe “middelen creëren doelen” lijkt pacifisme te impliceren, maar de macht van de staat is zo enorm dat het moeilijk is een absoluut geweldloze houding aan te nemen. (Gewapend verzet was cruciaal in de Spaanse Revolutie, en dat leek het voor Frankrijk in 1968 ook.) De vraag van pacifisme zou echter een andere discussie behelzen en waar het mij hier om gaat is de nadruk op de voorbereiding om de maatschappij te veranderen. Een verandering die een anarcha-feministische benadering vereist, langdurig revolutionair geduld, en constante actieve confrontatie met diepgewortelde patriarchale opvattingen.

De huidige voorbereidingstactieken zijn dingen waarmee we al lang bezig zijn. We moeten ze voortzetten en verder ontwikkelen. Ik zie ze als functionerend op drie niveaus: 1 ‘educatie’ (delen van ideeën, ervaringen), 2 economisch/politiek en 3 persoonlijk/politiek.

‘Educatie’ heeft een nogal neerbuigende bijklank, maar ik heb het niet over het 'overbrengen van de boodschap aan de massa' of mensen beschuldigen en gedragscodes voorschrijven. Ik heb het over de vele methodes die we ontwikkeld hebben om onze leven met elkaar te delen – van schrijven (ons netwerk van feministische publicaties), studiegroepen, vrouwenradio- en TV-programma’s tot demonstraties, betogingen en straattheater. De massamedia lijkt een belangrijk kanaal voor revolutionaire communicatie en beïnvloeding – denk maar aan de manier waarop ons eigen leven misvormd werd door radio en TV.[26] Elk apart bezien kunnen deze zaken vruchteloos lijken, maar mensen veranderen wel degelijk door te schrijven, te lezen, te praten en te luisteren naar elkaar, evenals door actieve deelname in politieke bewegingen. Samen op straat komen doorbreekt de passiviteit en creëert een geest van gezamenlijke inspanning en levensenergie die ons kan helpen vol te houden en te veranderen. Mijn eigen transformatie van ‘all American girl’ tot anarcha-feministe is gekomen door jaren lezen, discussies, contacten met mensen en betrokkenheid in verscheidene bewegingen – van het Midwesten tot de West- en de Oostkust. Mijn ervaringen mogen dan in sommige opzichten uniek zijn, maar ze zijn volgens mij niet buitengewoon. In vele, vele plaatsen in dit land beginnen mensen zich langzaamaan vragen te stellen bij de manier waarop ze zijn geconditioneerd tot aanvaarding en passiviteit. God en regering belichamen niet langer het ultieme gezag dat ze eens waren. Hiermee wil ik de omvang van de macht van kerk en staat niet minimaliseren; wel wil ik benadrukken dat kennelijk onbelangrijke veranderingen in gedachten en gedrag, eens ze vorm krijgen door middel van collectieve actie, een echte bedreiging kunnen vormen voor het patriarchaat.

Economisch/politieke tactieken vallen binnen het gebied van de directe actie en ‘doelbewuste illegaliteit’ (een term van Daniel Guerin). Anarcho-syndicalisme vermeldt drie belangrijke vormen van directe actie: sabotage, staking en boycot. Sabotage betekent ‘met alle mogelijke middelen het gewone productieproces belemmeren’[27]. Meer en meer wordt sabotage toegepast door mensen die onbewust beïnvloed zijn door gewijzigde maatschappelijke waarden. Bijvoorbeeld, systematische afwezigheid wordt zowel door werknemers van de lage- als hoge klasse toegepast. Werkgevers uitdagen kan zowel zeer subtiel (zoals langzaam-aan-acties) als zeer openlijk (zoals miskleunen maken) gebeuren. Zo weinig mogelijk werk zo traag mogelijk uitvoeren is een zeer gewone praktijk onder arbeiders, net als het volledig in de war sturen van het eigenlijke werkproces (vaak als vakbondstactiek gedurende een staking). Voorbeelden zijn het gebruikelijk verkeerd rangschikken of verliezen van ‘belangrijke papieren’ door administratief personeel, of het voortdurend veranderen van de bestemmingsbordjes op de treinen gedurende de spoorwegstaking in Italië in 1967.

Sabotagetactieken kunnen gebruikt worden om stakingen veel effectiever te maken. De staking zelf is het belangrijkste wapen van de arbeiders. Elke individuele staking bezit de mogelijkheid het systeem lam te leggen indien het zich verspreidt naar andere industrieën en zo een algemene staking veroorzaakt. Men is dan slechts een stap verwijderd van totale sociale revolutie. Natuurlijk moet de algemene staking als ultiem doel het zelfbestuur van de arbeiders hebben (en daarnaast ook een duidelijk besef van hoe men dit kan bereiken en behouden), anders zal het een doodgeboren revolutie zijn (zoals in Frankrijk, 1968).

Boycot kan ook een krachtige stakings- of vakbondsstrategie zijn (bijvoorbeeld de boycot van non-vakbond druiven, sla, wijn en Farah-panties). Daarenboven kan het gebruikt worden om economische en sociale veranderingen te forceren. Weigeren om te stemmen, om oorlogsbelastingen te betalen of om deel te nemen aan kapitalistische competitie en overconsumptie zijn stuk voor stuk belangrijke acties wanneer ze ondersteund worden door alternatieve, non-profit structuren (voedselcoöperatieven, gezondheid- en rechtshulpcollectieven, kringloopwinkels, vrije scholen, enz.). Eén van de grootste krachten van het kapitalisme is het steeds weer consumeren. Het kopen zelf boycotten (vooral producten die overbodig zijn of agressief worden aangeprezen) is een tactiek die in staat is om de ‘kwaliteit van het dagelijkse leven’ te veranderen. Weigeren om te stemmen is vaak eerder een passieve wanhoopsdaad dan een bewust politieke stellingname tegen een pseudo-democratie waar macht en geld een politieke elite verkiezen. Niet-stemmen kan iets anders betekenen dan stilzwijgende toestemming indien we tegelijkertijd deelnemen aan de creatie van oprechte democratische vormen in een alternatief netwerk van anarchistische affiniteitsgroepen.

Dit brengt ons bij het derde gebied – het persoonlijke/politieke, dat natuurlijk onlosmakelijk verbonden is met de andere twee. De anarchistische affiniteitsgroep is al lange tijd een revolutionaire organisatiestructuur. In anarcho-syndicalistische vakbonden functioneerden zij als oefenterrein voor het zelfbestuur van arbeiders. Het kunnen tijdelijke groeperingen van individuen zijn voor een specifiek doel op korte-termijn, meer ‘permanente’ werkcollectieven (als een alternatief voor professionalisme en carrière-elitarisme), of wooncollectieven waar individuen leren hoe zichzelf te bevrijden van overheersing of bezitterigheid in hun persoonlijke relaties. Mogelijks zijn de anarchistische affiniteitsgroepen de basis waarop we een nieuwe libertaire, niet-hiërarchische maatschappij kunnen bouwen. De manier waarop we leven en werken verandert de manier waarop we denken en waarnemen (en omgekeerd) en wanneer veranderingen in het bewustzijn veranderingen in daden en gedrag worden, is de revolutie begonnen.

Van de Utopie werkelijkheid maken brengt veel niveaus van strijd met zich mee. Behalve specifieke tactieken die voortdurend ontwikkeld en veranderd kunnen worden, hebben we politieke vasthoudendheid nodig: de kracht en de bekwaamheid om voorbij het heden te kijken naar een vreugdevolle, revolutionaire toekomst. Om van hier naar daar te geraken is meer nodig dan een sprong op goed geloof. Het eist van elk van ons een dag-na-dag, langdurige verbintenis tot mogelijkheid en directe actie.

De transformatie van de toekomst

“De creatie van vrouwelijke cultuur is een proces, zo doordringend als we het ons maar kunnen voorstellen, want het is deelname in een VISIE die zich voortdurend opnieuw ontplooit in allerlei zaken van babbelen met vrienden tot vlees-boycots, tot het overnemen van panden voor kinderopvangcentra, tot het liefhebben van een zuster. Het is openbarend, ondefinieerbaar, behalve als een proces van verandering. De cultuur van vrouwen bestaat erin dat elk van ons bezig is met het bevrijden, benoemen en creëren van een visie in harmonie met onszelf, elkaar en onze zuster aarde. Het feit dat we in de laatste tien jaar sneller en dichter dan ooit in de geschiedenis van het patriarchaat gekomen zijn bij de omverwerping van zijn macht…, zorgt voor opbeurende hoop – wilde, aanstekelijke, onoverwinnelijke, gestoorde HOOP! … De hoop, de overwinning van leven op dood, wanhoop en betekenisloosheid is overal waar ik nu kijk – als talisvrouwen van het geloof in VROUWENVISIE…”[28]Laurelv

Vroeger dacht ik dat indien de revolutie morgen niet kwam, we allemaal gedoemd waren tot een catastrofaal (of tenminste verstard) lot. Ik geloof niet meer dat dit noodzakelijkerwijs ook zo is. Ik geloof niet meer in dat soort van voor-en-na revolutie en denk ik dat we voor onszelf, door er op die manier over te denken, mislukking en wanhoop veroorzaken. Ik geloof dat wat we allemaal nodig hebben, waar we absoluut behoefte aan hebben om te kunnen blijven vechten (ondanks de onderdrukking van ons dagelijkse leven), HOOP is. Hiermee bedoel ik een visie op de toekomst die zo mooi en zo krachtig is dat ze ons gestadig voortstuwt in een van onderuit creatie van een innerlijke en een uitwendige wereld die beiden voor iedereen bewoonbaar zijn en zelfvoldoening schenken. Met zelfvoldoening bedoel ik niet enkel in termen van primaire levensbehoeften (voldoende voedsel, kledij, onderdak…) maar ook in termen van psychologische behoeften (als bijv. een niet-onderdrukkende omgeving die volledige vrijheid van keuze aanmoedigt in het kader van specifiek concreet mogelijke alternatieven). Ik geloof dat die hoop bestaat – dat het in de “vrouwenvisie” van Laurel zit, in de “existentiële moed”[29] van Mary Daly en in anarcha-feminisme. Onze verschillende stemmen beschrijven dezelfde droom, en “enkel de droom kan de steen verbrijzelen die ons de mond snoert.”[30] Terwijl we spreken veranderen we, en terwijl we veranderen transformeren we onszelf en de toekomst gelijktijdig.

Het is waar dat er geen oplossing is, individueel of anders, in onze maatschappij.[31] Maar als we deze nogal deprimerende wetenschap zouden kunnen laten opwegen tegen een bewustzijn van de radicale metamorfoses die we ervaren hebben in ons bewustzijn en in onze levens – dan kunnen we misschien de moed hebben om verder te creëren wat we DROMEN dat mogelijk is. Het ligt voor de hand dat het niet gemakkelijk is om het hoofd te bieden aan de dagelijkse onderdrukking en te blijven hopen. Maar het is onze enige kans. Als we de hoop opgeven (het vermogen om verbanden te zien, om het heden in de toekomst te dromen), dan hebben we reeds verloren. Hoop is het krachtigste revolutionaire middel van de vrouw; het is wat we elkaar telkens geven wanneer we ons leven, werk en liefde delen. Het stuwt ons weg van zelfhaat, zelfbeschuldiging en fatalisme die ons gevangen houden in aparte cellen. Als we ons nu overgeven aan depressie en wanhoop, aanvaarden we de onvermijdelijkheid van autoritaire politiek en patriarchale dominantie (“Wanhoop is het hoogste verraad, de koudste verleiding: uiteindelijk geloven dat de vijand zal zegevieren.” – Marge Piercy[32]). We mogen onze pijn en woede niet laten verwelken tot hopeloosheid of kortzichtige semi-‘oplossingen’. Niets dat we kunnen doen is genoeg, maar aan de andere kant, deze ‘kleine veranderingen’ die we maken in ons hoofd, in onze levens, in elkanders leven, zijn niet volledig vergeefs en zonder effect. Het vergt veel tijd om tot een revolutie te komen: het is iets waar men zich op voorbereidt en tegelijkertijd nu leeft. De transformatie van de toekomst zal niet onmiddellijk gebeuren, maar deze kan volledig zijn… een samenhangend geheel van denken en actie, individualiteit en collectiviteit, spontaniteit en organisatie, zich uitstrekkend van wat er is tot wat zou kunnen zijn.

Anarchisme voorziet een kader voor deze transformatie. Het is een visie, een droom, een mogelijkheid die “werkelijkheid” wordt terwijl we die leven. Feminisme is de schakel die anarchisme met de toekomst verbindt. Wanneer we deze verbinding eindelijk duidelijk zien, wanneer we vasthouden aan die visie, wanneer we weigeren beroofd te worden van deze hoop, dan zullen we over de rand van het niets-zijn stappen naar een zijn dat nu zelfs bijna niet denkbaar is. De vrouwenvisie die anarcha-feminisme is, werd eeuwenlang gedragen binnenin onze vrouwenlichamen.

“Het zal een voortdurende strijd in elk van ons zijn, om deze visie te baren”[33], maar we moeten het doen. We moeten “met onze woede het gevecht als olifanten tegemoet treden“:

  • We zijn slaapwandelaars beangstigd door flitsen van nachtmerries,
  • Achter gesloten deuren houden we onze visie geheim, verloochenend…
  • Alleen wanneer we de spiegel breken en in onze visie klimmen,
  • Alleen wanneer we samenstromen en zingen als de wind,
  • Alleen in de droom worden we, met onze beenderen als speren, uiteindelijk echt
  • en wakker.[34]

Eindnoten

  • [1] Emma Goldman, ‘Anarchism: what it really stands for’, Red Emma speaks (Vintage Books, 1972), p. 59.
  • [2] Su Negrin, Begin at start (Times Change Press, 1972), p. 128.
  • [3] Murray Bookchin, ‘On spontaneity and organization’, Liberation, March 1972, p. 6.
  • [4] Paul Berman, Quotations from the Anarchists (Praeger Publishers, 1972), p. 68.
  • [5] Sam Dolgoff, The Anarchist Collectives (Free Life Publications, 1974), p. 27.
  • [6] Ibid p. 6, 7, 85.
  • [7] Daniel and Gabriel Cohn-Bendit – Obsolete Communism – The Left-Wing Alternative (McGraw-Hill, 1968), p. 256.
  • [8] Zie Murray Bookchins Post-Scarcity Anarchism (Rampart Press, 1974) voor zowel een verhelderende analyse van de gebeurtenissen in mei-juni 1968 en een discussie over revolutionair potentiaal in een technologische maatschappij.
  • [9] Ibid, p. 262.
  • [10] Ibid, p. 250.
  • [11] Bookchin, ‘On spontaneity and organization’ (Liberation, maart 1972), p. 11-12.
  • [12] Bookchin, Post-Scarcity Anarchism, p. 249.
  • [13] Berman, p. 146.
  • [14] Bookchin, Post-Scarcity Anarchism, p. 40.
  • [15] Bookchin, ‘On spontaneity and organization’, Liberation, March 1972, p. 10.
  • [16] Margaret Atwood, “Song of the Worms”, You Are Happy (Jij bent gelukkig) (Harper & Row, 1974), p. 35.
  • [17] Mary Daly, Beyond God the Father (Beacon Press, 1973), p. 133.
  • [18] Cathy Levine, ‘The tyranny of tyranny’, Black Rose I, p. 56.
  • [19] Temma Kaplan van het departement geschiedenis aan de UCLA heeft heel wat werk verricht over anarchistische vrouwengroepen (i.h.b. ‘Mujeres Libres’) tijdens de Spaanse revolutie. Zie ook Liz Willis, Women in the Spanish Revolution, Solidarity Pamphlet No. 48.
  • [20] Joreen, ‘The tyranny of structurelessness’, Second Wave, vol. 2, no. 1 en Cathy Levine, ‘The tyranny of tyranny’, Black Rose 1.
  • [21] Mary Daly, op. cit.
  • [22] Robin Morgan, toespraak te Boston College, Boston, MA, November 1973.
  • [23] Su Negrin, op. cit., p. 171.
  • [24] Cathy Levine, op. cit., p. 50.
  • [25] Sam Dolgoff ed., The anarchist collectives (Free Life, 1974), p. 19.
  • [26] Volgelingen van Daniel Cohn-Bendit stellen dat één van de voornaamste fouten van Parijs 1968 was dat men [faalde om complete controle over de media te krijgen, in het bijzonder radio en TV.
  • [27] Emma Goldman, ‘Syndicalism: its theory and practice’, Red Emma speaks, p. 71. (Syndicalisme - theorie en praktijk)
  • [28] Laurel, ‘Toward a Woman Vision’, Amazon Quarterly, vol. I, issue 2, p. 40.
  • [29] Mary Daly, op. cit., p. 23.
  • [30] Marge Piercy, ‘Provocation of the dream’.
  • [31] Fran Taylor, ‘A depressing discourse on romance, the individual solution, and related misfortunes’, Second Wave, vol. 3, no. p. 4.
  • [32] Marge Piercy, ‘Laying down the tower’, To Be of Use (Doubleday, 1973), p. 88.
  • [33] Laurel, op. cit., p. 40.
  • [34] Marge Piercy, op. cit.
namespace/anarchisme_-_de_feministische_connectie.1524412908.txt.gz · Laatst gewijzigd: 16/10/19 09:40 (Externe bewerking)