Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:anarchisme_van_de_daad

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisie Vorige revisie
Volgende revisie
Vorige revisie
namespace:anarchisme_van_de_daad [05/08/19 14:55]
defiance
namespace:anarchisme_van_de_daad [27/12/19 17:11] (huidige)
defiance
Regel 11: Regel 11:
 ===== Voorwoord ===== ===== Voorwoord =====
  
-De theorieën van het anarchisme zijn veelzijdig en zelfs zo gevarieerd, dat innerlijke tegenstellingen daarin niet ontbreken. Het was niet in de eerste plaats mijn doel, een overzicht te geven van de beginselen en idealen der grote geestelijke leiders - [[Michael Bakoenin]], [[Pierre-Joseph Proudhon]], [[Peter Kropotkin]],​ [[Élisée Reclus]], [[Ferdinand Domela Nieuwenhuis]],​ [[Leo Tolstoi]] enz. - die deze beweging hebben geïnspireerd. Het oogmerk van deze studie is veeleer te schetsen, welke de houding het standpunt en de activiteiten zijn geweest der anarchisten in revolutionaire perioden of situaties. Vandaar de nadruk op hun rol bij omwentelingen in Frankrijk en Rusland, bij burgeroorlogen in Parijs en Spanje. Maar ook individuele daden hebben historische betekenis: politieke moordaanslagen,​ burgerlijke of militaire dienstweigering,​ antiautoritair,​ lijdelijk verzet. Ten slotte zijn er de veranderingen in het gedragspatroon,​ zoals uit het optreden van Amsterdamse provo'​s,​ Berlijnse '​Apo'​s'​ en Parijse '​Enragés',​ die anarchistische argumenten hebben aangewend, is gebleken. Met name het weer moderne verschijnsel der buitenparlementaire revolutionaire oppositie in West-Europa en Noord-Amerika,​ en dat van de non-conformistische levenshouding der jongeren is aanleiding geweest tot deze actuele terugblik op een verleden, dat in het heden sterker voortleeft dan men had kunnen vermoeden. Wat dit aangaat belicht dit historisch overzicht een bepaald aspect van de diepe crisis onzer civilisatie.+De theorieën van het anarchisme zijn veelzijdig en zelfs zo gevarieerd, dat innerlijke tegenstellingen daarin niet ontbreken. Het was niet in de eerste plaats mijn doel, een overzicht te geven van de beginselen en idealen der grote geestelijke leiders - [[Michael Bakoenin]], [[Pierre-Joseph Proudhon]], [[Peter Kropotkin]],​ [[Élisée Reclus]], [[Ferdinand Domela Nieuwenhuis]],​ [[Leo Tolstoj]] enz. - die deze beweging hebben geïnspireerd. Het oogmerk van deze studie is veeleer te schetsen, welke de houding het standpunt en de activiteiten zijn geweest der anarchisten in revolutionaire perioden of situaties. Vandaar de nadruk op hun rol bij omwentelingen in Frankrijk en Rusland, bij burgeroorlogen in Parijs en Spanje. Maar ook individuele daden hebben historische betekenis: politieke moordaanslagen,​ burgerlijke of militaire dienstweigering,​ antiautoritair,​ lijdelijk verzet. Ten slotte zijn er de veranderingen in het gedragspatroon,​ zoals uit het optreden van Amsterdamse provo'​s,​ Berlijnse '​Apo'​s'​ en Parijse '​Enragés',​ die anarchistische argumenten hebben aangewend, is gebleken. Met name het weer moderne verschijnsel der buitenparlementaire revolutionaire oppositie in West-Europa en Noord-Amerika,​ en dat van de non-conformistische levenshouding der jongeren is aanleiding geweest tot deze actuele terugblik op een verleden, dat in het heden sterker voortleeft dan men had kunnen vermoeden. Wat dit aangaat belicht dit historisch overzicht een bepaald aspect van de diepe crisis onzer civilisatie.
  
 //Dr. A.L. Constandse//​ //Dr. A.L. Constandse//​
    
-===== I Herleving van een theorie =====+===== IHerleving van een theorie =====
  
 ==== In de schemer ==== ==== In de schemer ====
Regel 23: Regel 23:
 De tweede wereldoorlog,​ met zijn heftige herleving van het nationalisme,​ ook in de verzetsbewegingen der bezette gebieden, versterkte na de nederlaag van Hitler en Mussolini de positie der ‘commandanten’. Een typisch voorbeeld daarvan bood Joegoslavië,​ omdat de communistische partij daar uitdrukking gaf aan het revolutionaire patriottisme. Zij deed zulks ook in China, Vietnam en Albanië. Wat Cuba aangaat, waar Fidel Castro en de zijnen aanvankelijk meer door radicale burgerlijke democratische idealen waren bezield dan door sociaal-revolutionaire aspiraties, ook hier voerde de verdere evolutie tot het autoritaire bewind ener weliswaar originele, maar toch marxistische eenheidspartij. De oorzaken van het anarchistische falen lagen voor de hand. In geen enkel bezet land vermochten vrije socialisten,​ afkerig van nationalisme en georganiseerd geweld en onwillig partij te kiezen in het bloedige conflict tussen staten, een rol van enige betekenis te spelen. In een actuele worsteling waren zij onmachtig geweest in te grijpen op grond van hun theorieën. Waar zij het deden geschiedde dit ten koste van een deel van hun verregaande utopische idealen. Hoewel de Spaanse anarchisten gedurende de burgeroorlog nog de meest positieve bijdrage hebben geleverd tot de vorming van sociaal-economische organen met een hoge mate van zelfbestuur,​ en zij ernstig streefden naar het scheppen van vrije communes, hadden hun deelneming aan de binnenlandse krijg en hun samenwerking met de republikeinen ook van hen grote ideologische concessies geëist. De tweede wereldoorlog,​ met zijn heftige herleving van het nationalisme,​ ook in de verzetsbewegingen der bezette gebieden, versterkte na de nederlaag van Hitler en Mussolini de positie der ‘commandanten’. Een typisch voorbeeld daarvan bood Joegoslavië,​ omdat de communistische partij daar uitdrukking gaf aan het revolutionaire patriottisme. Zij deed zulks ook in China, Vietnam en Albanië. Wat Cuba aangaat, waar Fidel Castro en de zijnen aanvankelijk meer door radicale burgerlijke democratische idealen waren bezield dan door sociaal-revolutionaire aspiraties, ook hier voerde de verdere evolutie tot het autoritaire bewind ener weliswaar originele, maar toch marxistische eenheidspartij. De oorzaken van het anarchistische falen lagen voor de hand. In geen enkel bezet land vermochten vrije socialisten,​ afkerig van nationalisme en georganiseerd geweld en onwillig partij te kiezen in het bloedige conflict tussen staten, een rol van enige betekenis te spelen. In een actuele worsteling waren zij onmachtig geweest in te grijpen op grond van hun theorieën. Waar zij het deden geschiedde dit ten koste van een deel van hun verregaande utopische idealen. Hoewel de Spaanse anarchisten gedurende de burgeroorlog nog de meest positieve bijdrage hebben geleverd tot de vorming van sociaal-economische organen met een hoge mate van zelfbestuur,​ en zij ernstig streefden naar het scheppen van vrije communes, hadden hun deelneming aan de binnenlandse krijg en hun samenwerking met de republikeinen ook van hen grote ideologische concessies geëist.
  
-Voorlopig bleek dus het lot van anarchistische bewegingen bezegeld te zijn. Niettemin werd het twintig jaar na het einde van de oorlog duidelijk, dat haar theorieën niet vergeten waren. Deze gaven, meestal in andere vormen, gestalte aan een hernieuwd vrijheidsverlangen. Zowel in de kapitalistische als in de communistische wereld herleefde de belangstelling voor figuren als Bakoenin en Kropotkin, voor anarchistische guerrillaleiders uit de Russische en Spaanse burgeroorlogen (zoals [[Nestor Makhno|Nestor Machno]] en [[Buenaventura Durruti]]) maar ook voor voorstanders van lijdelijk verzet tegen het militarisme,​ uit de school van David Thoreau en Tolstoi. Tijdens de bevrijdingsoorlogen in gewezen afhankelijke gebieden tenslotte doken gedachten op, die eerder uit de denkwereld van Bakoenin dan uit de theorieën van Marx konden worden afgeleid.+Voorlopig bleek dus het lot van anarchistische bewegingen bezegeld te zijn. Niettemin werd het twintig jaar na het einde van de oorlog duidelijk, dat haar theorieën niet vergeten waren. Deze gaven, meestal in andere vormen, gestalte aan een hernieuwd vrijheidsverlangen. Zowel in de kapitalistische als in de communistische wereld herleefde de belangstelling voor figuren als Bakoenin en Kropotkin, voor anarchistische guerrillaleiders uit de Russische en Spaanse burgeroorlogen (zoals [[Nestor Makhno|Nestor Machno]] en [[Buenaventura Durruti]]) maar ook voor voorstanders van lijdelijk verzet tegen het militarisme,​ uit de school van David Thoreau en Tolstoj. Tijdens de bevrijdingsoorlogen in gewezen afhankelijke gebieden tenslotte doken gedachten op, die eerder uit de denkwereld van Bakoenin dan uit de theorieën van Marx konden worden afgeleid.
  
 ==== Een jonge intelligentsia ==== ==== Een jonge intelligentsia ====
Regel 67: Regel 67:
 Niettemin ging er de laatste jaren een zekere inspiratie uit van anarchistische denkwijzen en van voorheen aangewende strijdwijzen. Dit alleen reeds rechtvaardigt een nadere beschouwing over de libertaire beginselen en activiteiten. Niettemin ging er de laatste jaren een zekere inspiratie uit van anarchistische denkwijzen en van voorheen aangewende strijdwijzen. Dit alleen reeds rechtvaardigt een nadere beschouwing over de libertaire beginselen en activiteiten.
  
-===== II Filosofie der vrijheid =====+===== IIFilosofie der vrijheid =====
  
 ==== Het individualisme ==== ==== Het individualisme ====
Regel 111: Regel 111:
 ‘Vrijheid van drukpers en vergadering,​ onschendbaarheid der woning en al dat andere worden slechts gerespecteerd,​ zolang het volk er geen gebruik van maakt tegen de bevoorrechte klassen. Maar de dag, dat het volk er zich van bedient om de privileges te ondermijnen,​ op die dag worden al die zogenaamde vrijheden over boord geworpen.’ De volken echter willen nu reeds ‘de autonomie der provincies, der gemeenten, der arbeidersgroepen,​ die onderling verbonden behoren te zijn, niet meer door een macht die beveelt, maar door de banden van wederzijdse vrije overeenkomsten.’ Daarbij behoren de productiemiddelen,​ het ‘opgehoopte sociale kapitaal’,​ gesocialiseerd te worden. ‘Wij hebben de sociale revolutie nodig, dat wil zeggen: de in-bezit-neming van alle sociale rijkdom door het volk en het opheffen van alle regeringen.’ De omwenteling zal een proces van jaren zijn, waarin de mensen door revolutionaire ervaring zich steeds meer in anarchistische richting zullen ontwikkelen. Er zal veel vernietigd moeten worden: Kropotkin zegt Bakoenin na, dat ‘het instinct der vernietiging tegelijk het instinct der vernieuwing is.’ Toch zal de revolutie geen schrikbewind zijn, en elke partijdictatuur moet men afwijzen. Van onder op moeten veelvormige associaties met elkaar in verbinding treden ter verdediging der omwenteling (desnoods met geweld, maar dit zal afhangen van de mate van weerstand die staat en bourgoisie bieden) en ter reorganisatie der samenleving. Verscheidene keren zullen wij terugkomen op de invloed en de praktische toepassing der denkbeelden van Kropotkin en op zijn persoonlijk optreden, onder andere met betrekking tot de Russische revolutie. Schaars zijn ook na hem concrete publicaties over de maatschappij der toekomst, omdat na de bevrijdende omwenteling de opbouw moet geschieden als een experimentele permanente evolutie. Geopperde mogelijkheden inzake de wijziging van de rol van het geld, de reorganisatie der productie, de boekhouding en een nieuwe distributie zijn nochtans verschenen in verscheidene libertaire publicaties. (Een samenvatting daarvan o.a. in: A.L. Constandse: ‘Grondslagen van het anarchisme’,​ 1938). ‘Vrijheid van drukpers en vergadering,​ onschendbaarheid der woning en al dat andere worden slechts gerespecteerd,​ zolang het volk er geen gebruik van maakt tegen de bevoorrechte klassen. Maar de dag, dat het volk er zich van bedient om de privileges te ondermijnen,​ op die dag worden al die zogenaamde vrijheden over boord geworpen.’ De volken echter willen nu reeds ‘de autonomie der provincies, der gemeenten, der arbeidersgroepen,​ die onderling verbonden behoren te zijn, niet meer door een macht die beveelt, maar door de banden van wederzijdse vrije overeenkomsten.’ Daarbij behoren de productiemiddelen,​ het ‘opgehoopte sociale kapitaal’,​ gesocialiseerd te worden. ‘Wij hebben de sociale revolutie nodig, dat wil zeggen: de in-bezit-neming van alle sociale rijkdom door het volk en het opheffen van alle regeringen.’ De omwenteling zal een proces van jaren zijn, waarin de mensen door revolutionaire ervaring zich steeds meer in anarchistische richting zullen ontwikkelen. Er zal veel vernietigd moeten worden: Kropotkin zegt Bakoenin na, dat ‘het instinct der vernietiging tegelijk het instinct der vernieuwing is.’ Toch zal de revolutie geen schrikbewind zijn, en elke partijdictatuur moet men afwijzen. Van onder op moeten veelvormige associaties met elkaar in verbinding treden ter verdediging der omwenteling (desnoods met geweld, maar dit zal afhangen van de mate van weerstand die staat en bourgoisie bieden) en ter reorganisatie der samenleving. Verscheidene keren zullen wij terugkomen op de invloed en de praktische toepassing der denkbeelden van Kropotkin en op zijn persoonlijk optreden, onder andere met betrekking tot de Russische revolutie. Schaars zijn ook na hem concrete publicaties over de maatschappij der toekomst, omdat na de bevrijdende omwenteling de opbouw moet geschieden als een experimentele permanente evolutie. Geopperde mogelijkheden inzake de wijziging van de rol van het geld, de reorganisatie der productie, de boekhouding en een nieuwe distributie zijn nochtans verschenen in verscheidene libertaire publicaties. (Een samenvatting daarvan o.a. in: A.L. Constandse: ‘Grondslagen van het anarchisme’,​ 1938).
  
-===== III De revoluties van 1848 =====+===== IIIDe revoluties van 1848 =====
  
 ==== Klassenstrijd ==== ==== Klassenstrijd ====
Regel 117: Regel 117:
 Het is gewoonte geworden, op grond van marxistische theorieën, de revoluties van Het is gewoonte geworden, op grond van marxistische theorieën, de revoluties van
 1848 te beschouwen als burgerlijke bewegingen, omdat de tijd voor het socialisme nog niet rijp zou zijn geweest. Erkent men dit laatste, dan was er in 1917 in Rusland natuurlijk evenmin een basis voor socialistische politiek: dit land was technisch en economisch nog achterlijker,​ de arbeidersklasse was er nog zwakker dan in het Frankrijk van 1848. Juist is dat de meeste opstandige bewegingen van 1848 patriottisch van aard waren. In Frankrijk echter kon men wel degelijk spreken van een echte klassenstrijd tussen arbeiders en burgers. Aanvankelijk was dit ook het standpunt van Marx zelf en van zijn aanhangers. In hun ‘Neue Rheinische Zeitung’ werd betoogd, dat de bloedige juni-dagen in Parijs hadden aangetoond, dat de klassenstrijd een feit was. Voorbij was de tijd om te spreken van klassenverzoening en samenwerking. In het Communistisch Manifest, geschreven kort voordat de bedoelde opstanden waren begonnen, wordt dezelfde hoop gevoed dat het toenmaals bestaande proletariaat bij machte zou zijn, het socialisme te grondvesten. Maar na de nederlaag van 1848 komt Marx (o.a. in zijn ‘Klassenkämpfe’) tot de conclusie dat er van de Franse radicalen weinig te verwachten valt, dat zij (zelfs als arbeiders) kleinburgers zijn en hun leiders nog meer. Later verwacht Marx alles van ... de Duitsers. Friedrich Engels keerde zich na Marx' dood, in een voorrede tot die ‘Klassenkämpfe’,​ tegen de hele methode der revolutie. ‘De geschiedenis heeft ons ongelijk gegeven, zij heeft onze toenmalige illusie verstoord, zij heeft ook de voorwaarden waaronder het proletariaat moet strijden omgewenteld. De strijdwijze van 1848 is thans in elk opzicht verouderd.’ Een lange periode van ideologische voorbereiding zou nodig zijn. ‘Maken wij ons hierover geen illusies: een werkelijke overwinning van een opstand in straatgevechten met militairen behoort tot de zeldzaamheden ... De tijd der overrompelingen,​ van revoluties die worden doorgevoerd door kleine bewuste minderheden aan de spits van onbewuste massa'​s,​ is voorbij.’ De problematiek is hoogst actueel in een tijd van guerrilla'​s,​ die door bescheiden strijdgroepen begonnen worden (zoals die van Tito, Mao, Castro en in tal van nog koloniale of semiafhankelijke gebieden) en in de periode van het vestigen van ‘focos’ (vuurhaarden) van verzet, zoals Che Guevara voorstond. Met het klassieke marxisme schijnt deze laatste strijdwijze moeilijk te verzoenen. 1848 te beschouwen als burgerlijke bewegingen, omdat de tijd voor het socialisme nog niet rijp zou zijn geweest. Erkent men dit laatste, dan was er in 1917 in Rusland natuurlijk evenmin een basis voor socialistische politiek: dit land was technisch en economisch nog achterlijker,​ de arbeidersklasse was er nog zwakker dan in het Frankrijk van 1848. Juist is dat de meeste opstandige bewegingen van 1848 patriottisch van aard waren. In Frankrijk echter kon men wel degelijk spreken van een echte klassenstrijd tussen arbeiders en burgers. Aanvankelijk was dit ook het standpunt van Marx zelf en van zijn aanhangers. In hun ‘Neue Rheinische Zeitung’ werd betoogd, dat de bloedige juni-dagen in Parijs hadden aangetoond, dat de klassenstrijd een feit was. Voorbij was de tijd om te spreken van klassenverzoening en samenwerking. In het Communistisch Manifest, geschreven kort voordat de bedoelde opstanden waren begonnen, wordt dezelfde hoop gevoed dat het toenmaals bestaande proletariaat bij machte zou zijn, het socialisme te grondvesten. Maar na de nederlaag van 1848 komt Marx (o.a. in zijn ‘Klassenkämpfe’) tot de conclusie dat er van de Franse radicalen weinig te verwachten valt, dat zij (zelfs als arbeiders) kleinburgers zijn en hun leiders nog meer. Later verwacht Marx alles van ... de Duitsers. Friedrich Engels keerde zich na Marx' dood, in een voorrede tot die ‘Klassenkämpfe’,​ tegen de hele methode der revolutie. ‘De geschiedenis heeft ons ongelijk gegeven, zij heeft onze toenmalige illusie verstoord, zij heeft ook de voorwaarden waaronder het proletariaat moet strijden omgewenteld. De strijdwijze van 1848 is thans in elk opzicht verouderd.’ Een lange periode van ideologische voorbereiding zou nodig zijn. ‘Maken wij ons hierover geen illusies: een werkelijke overwinning van een opstand in straatgevechten met militairen behoort tot de zeldzaamheden ... De tijd der overrompelingen,​ van revoluties die worden doorgevoerd door kleine bewuste minderheden aan de spits van onbewuste massa'​s,​ is voorbij.’ De problematiek is hoogst actueel in een tijd van guerrilla'​s,​ die door bescheiden strijdgroepen begonnen worden (zoals die van Tito, Mao, Castro en in tal van nog koloniale of semiafhankelijke gebieden) en in de periode van het vestigen van ‘focos’ (vuurhaarden) van verzet, zoals Che Guevara voorstond. Met het klassieke marxisme schijnt deze laatste strijdwijze moeilijk te verzoenen.
-  
-//P.-J. Proudhon (schilderij van Gustave Courbet)// 
-  
-//Michael Bakoenin// 
    
 Overigens is de Franse revolutie van 1848 wel degelijk een proletarische opstand geweest. De beste getuigenis daarvan vindt men in het befaamde werk van de conservatieve en anti-socialistische Alexis graaf de Tocqueville:​ ‘Souvenirs’. Hij noemt als oorzaken van de februari-revolutie:​ het feit dat binnen dertig jaar Parijs de eerste industriestad van Frankrijk was geworden, die een geheel nieuwe bevolking van werklieden had gevormd of aangelokt, nog vermeerderd met arbeiders voor de vestingbouw;​ de jacht naar ‘stoffelijke genietingen’;​ het democratische gevoel van afgunst op de rijken; de economische en staatkundige theorieën die wilden doen geloven, dat de ellende een gevolg der wetten was en niet van de Voorzienigheid,​ en die een grondige hervorming der instellingen eiste; de minachting voor de regerende klassen; de centralisatie,​ die tot gevolg had dat de partij, die Parijs in handen had, ook de staat beheerste, zodat revolutionaire bewegingen zich concentreerden op de hoofdstad; en de algemene onvastheid van regimes, ideeën en zeden. De auteur was zowel getroffen door het overwicht der arbeiders als door de geringe aanwezigheid van haat. Voor het eerst in de historie van Frankrijk, aldus Tocqueville,​ was een omwenteling ontketend buiten de burgerlijke partijen om. ‘Door deze geweldige schok waren eindelijk de twee partijen, die in Frankrijk eigenlijk het sociale lichaam vormden, vrijwel voor goed uiteen gegaan en het volk, voorheen terzijde gebleven, raakte alleen in het bezit van de macht. Niets was zo nieuw in onze geschiedenisboeken.’ Alleen het volk ‘droeg wapenen, hield de wacht bij openbare gebouwen, waakte voor de orde, deelde bevelen uit en strafte, waar het dit nodig vond.’ En de schrijver verzucht: ‘Het was iets buitengewoons en angstwekkends,​ deze onmetelijke stad waar zovele rijkdommen waren opgehoopt, of liever deze grote natie, alleen in handen te zien van mensen die niets bezaten.’ Hij beschreef hoe de bezittende klassen op dat ogenblik als verlamd waren van schrik. Overigens is de Franse revolutie van 1848 wel degelijk een proletarische opstand geweest. De beste getuigenis daarvan vindt men in het befaamde werk van de conservatieve en anti-socialistische Alexis graaf de Tocqueville:​ ‘Souvenirs’. Hij noemt als oorzaken van de februari-revolutie:​ het feit dat binnen dertig jaar Parijs de eerste industriestad van Frankrijk was geworden, die een geheel nieuwe bevolking van werklieden had gevormd of aangelokt, nog vermeerderd met arbeiders voor de vestingbouw;​ de jacht naar ‘stoffelijke genietingen’;​ het democratische gevoel van afgunst op de rijken; de economische en staatkundige theorieën die wilden doen geloven, dat de ellende een gevolg der wetten was en niet van de Voorzienigheid,​ en die een grondige hervorming der instellingen eiste; de minachting voor de regerende klassen; de centralisatie,​ die tot gevolg had dat de partij, die Parijs in handen had, ook de staat beheerste, zodat revolutionaire bewegingen zich concentreerden op de hoofdstad; en de algemene onvastheid van regimes, ideeën en zeden. De auteur was zowel getroffen door het overwicht der arbeiders als door de geringe aanwezigheid van haat. Voor het eerst in de historie van Frankrijk, aldus Tocqueville,​ was een omwenteling ontketend buiten de burgerlijke partijen om. ‘Door deze geweldige schok waren eindelijk de twee partijen, die in Frankrijk eigenlijk het sociale lichaam vormden, vrijwel voor goed uiteen gegaan en het volk, voorheen terzijde gebleven, raakte alleen in het bezit van de macht. Niets was zo nieuw in onze geschiedenisboeken.’ Alleen het volk ‘droeg wapenen, hield de wacht bij openbare gebouwen, waakte voor de orde, deelde bevelen uit en strafte, waar het dit nodig vond.’ En de schrijver verzucht: ‘Het was iets buitengewoons en angstwekkends,​ deze onmetelijke stad waar zovele rijkdommen waren opgehoopt, of liever deze grote natie, alleen in handen te zien van mensen die niets bezaten.’ Hij beschreef hoe de bezittende klassen op dat ogenblik als verlamd waren van schrik.
Regel 140: Regel 136:
  
 Toen de februari-revolutie kwam, verspreidde hij twee afleveringen uit het boek over ‘Solution du problème social’. Het volk zelf had de omwenteling gemaakt, het moest die ook verder doorvoeren. Maar het voorlopige bewind ging voort op de weg der vroegere regeringen. Haar decreten waren ongevraagde interventies. Het volk eiste geen blote onteigening,​ maar wederkerig bezit. De rijken kunnen worden onteigend (expropriés) maar niet van alles beroofd (dépossédés) evenmin als het Franse volk beroofd zou kunnen worden van Frankrijk. Proudhon verzette zich tegen het bijeenroepen van een nationale vergadering,​ waarbij het volk het strijdtoneel zou moeten verlaten en haar soevereiniteit zou moeten overdragen aan een autoritaire groep. In de ware republiek heeft elke burger direct deel aan het bestuur, aan de productie en de distributie. ‘De republiek is de positieve anarchie’. De vrijheid, verlost van belemmeringen,​ is niet de dochter, maar de moeder der orde. Toen de februari-revolutie kwam, verspreidde hij twee afleveringen uit het boek over ‘Solution du problème social’. Het volk zelf had de omwenteling gemaakt, het moest die ook verder doorvoeren. Maar het voorlopige bewind ging voort op de weg der vroegere regeringen. Haar decreten waren ongevraagde interventies. Het volk eiste geen blote onteigening,​ maar wederkerig bezit. De rijken kunnen worden onteigend (expropriés) maar niet van alles beroofd (dépossédés) evenmin als het Franse volk beroofd zou kunnen worden van Frankrijk. Proudhon verzette zich tegen het bijeenroepen van een nationale vergadering,​ waarbij het volk het strijdtoneel zou moeten verlaten en haar soevereiniteit zou moeten overdragen aan een autoritaire groep. In de ware republiek heeft elke burger direct deel aan het bestuur, aan de productie en de distributie. ‘De republiek is de positieve anarchie’. De vrijheid, verlost van belemmeringen,​ is niet de dochter, maar de moeder der orde.
 +
 Van april tot september 1848 gaf Proudhon ‘Le représentant du peuple’ uit, opgevolgd door ‘Le Peuple’ tot oktober 1849, en vervolgens door ‘La voix du peuple’, die aan het einde van 1850 verdwijnen moest. Om naast zijn krant ook een spreektribune te krijgen stelde hij zich (weinig consequent!) candidaat voor de nationale vergadering. Hij werd daarin niet gekozen op 23 april, maar wel bij de aanvullende verkiezingen van 4 juni. Hij had op 31 maart een voorstel gelanceerd inzake het gratis verstrekken van crediet aan het arbeidende volk, opdat dit in eigen werkplaatsen goedkoop zou kunnen produceren. De distributie behoorde zo billijk mogelijk te geschieden: de handelsprijs mocht slechts met 25% de kostprijs te boven gaan. De inkomsten der bezitters uit huren, pachten en kapitalen behoorden voorlopig met twee derden te worden verminderd. Ten dele zouden de voordelen daarvan ten goede komen aan degenen, die minder hadden te betalen, ten dele aan de gemeenschap,​ die het gratis crediet had te leveren. En om de ruil der goederen te baseren op de kostprijs zou er een ruilbank (banque d'​échange) moeten komen, een girokantoor waarvan wissels en chèques niet gedekt waren door goud, maar door de waarde van de koopwaar die in omloop was. Degenen die ruilden zouden elkaar wederzijds de waarde der chèques garanderen, in de vorm van goederen. Allerlei economische organen van de staat moesten aan dit doel dienstbaar worden gemaakt. Tenslotte zou een positieve anarchie ontstaan, de maatschappij zou zichzelve regelen en controleren. Van april tot september 1848 gaf Proudhon ‘Le représentant du peuple’ uit, opgevolgd door ‘Le Peuple’ tot oktober 1849, en vervolgens door ‘La voix du peuple’, die aan het einde van 1850 verdwijnen moest. Om naast zijn krant ook een spreektribune te krijgen stelde hij zich (weinig consequent!) candidaat voor de nationale vergadering. Hij werd daarin niet gekozen op 23 april, maar wel bij de aanvullende verkiezingen van 4 juni. Hij had op 31 maart een voorstel gelanceerd inzake het gratis verstrekken van crediet aan het arbeidende volk, opdat dit in eigen werkplaatsen goedkoop zou kunnen produceren. De distributie behoorde zo billijk mogelijk te geschieden: de handelsprijs mocht slechts met 25% de kostprijs te boven gaan. De inkomsten der bezitters uit huren, pachten en kapitalen behoorden voorlopig met twee derden te worden verminderd. Ten dele zouden de voordelen daarvan ten goede komen aan degenen, die minder hadden te betalen, ten dele aan de gemeenschap,​ die het gratis crediet had te leveren. En om de ruil der goederen te baseren op de kostprijs zou er een ruilbank (banque d'​échange) moeten komen, een girokantoor waarvan wissels en chèques niet gedekt waren door goud, maar door de waarde van de koopwaar die in omloop was. Degenen die ruilden zouden elkaar wederzijds de waarde der chèques garanderen, in de vorm van goederen. Allerlei economische organen van de staat moesten aan dit doel dienstbaar worden gemaakt. Tenslotte zou een positieve anarchie ontstaan, de maatschappij zou zichzelve regelen en controleren.
  
Regel 152: Regel 149:
 Michael Bakoenin was afkomstig uit een adellijke familie van Russische grootgrondbezitters. Hij had in 1835, toen 21 jaar oud, de militaire dienst verlaten en zijn studiën voortgezet in Berlijn, waar hij behoorde tot de kring der Jonghegelianen. De toepassing van de dialectische filosofie (gebaseerd op een evolutie door tegenstellingen) leidde tot de opvatting dat oude gedachten, machten en instellingen genegeerd, opgeheven behoorden te worden om plaats te maken voor nieuwe. In 1842 had hij een artikel gepubliceerd waarin hij had geschreven: ‘Laat ons vertrouwen op de eeuwige geest die slechts vernietigt en verdelgt omdat hij de ondoorgrondelijke immer scheppende bron des levens is. De drift der vernietiging is een scheppende drift.’ In Dresden had hij kennis gemaakt met de socialist Ruge, en diens invloed was merkbaar in het genoemde artikel, dat trouwens verschenen was in de ‘Deutsche Jahrbücher’ van Ruge. ‘Het volk - aldus Bakoenin - de arme klasse, die ongetwijfeld de meerderheid der mensen omvat, de klasse welker rechten men theoretisch erkend heeft maar die tot heden door geboorte, omstandigheden,​ bezitloosheid en onwetendheid tot praktische slavernij veroordeeld is en die het eigenlijke volk vormt, neemt overal een dreigende houding aan en begint haar rechten op te eisen.’ Michael Bakoenin was afkomstig uit een adellijke familie van Russische grootgrondbezitters. Hij had in 1835, toen 21 jaar oud, de militaire dienst verlaten en zijn studiën voortgezet in Berlijn, waar hij behoorde tot de kring der Jonghegelianen. De toepassing van de dialectische filosofie (gebaseerd op een evolutie door tegenstellingen) leidde tot de opvatting dat oude gedachten, machten en instellingen genegeerd, opgeheven behoorden te worden om plaats te maken voor nieuwe. In 1842 had hij een artikel gepubliceerd waarin hij had geschreven: ‘Laat ons vertrouwen op de eeuwige geest die slechts vernietigt en verdelgt omdat hij de ondoorgrondelijke immer scheppende bron des levens is. De drift der vernietiging is een scheppende drift.’ In Dresden had hij kennis gemaakt met de socialist Ruge, en diens invloed was merkbaar in het genoemde artikel, dat trouwens verschenen was in de ‘Deutsche Jahrbücher’ van Ruge. ‘Het volk - aldus Bakoenin - de arme klasse, die ongetwijfeld de meerderheid der mensen omvat, de klasse welker rechten men theoretisch erkend heeft maar die tot heden door geboorte, omstandigheden,​ bezitloosheid en onwetendheid tot praktische slavernij veroordeeld is en die het eigenlijke volk vormt, neemt overal een dreigende houding aan en begint haar rechten op te eisen.’
  
-Aangezien de tsaristische regering in Bakoenin een samenzweerder zag verzocht zij alle bevriende staten, hem uit te zetten, in de hoop dat hij gedwongen zou worden, naar Rusland terug te keren. In december 1844 zou de tsaar zijn vonnis tekenen: hij werd veroordeeld tot het verlies van zijn adellijke titels en tot levenslange verbanning naar Siberië. Via Zwitserland was Michael intussen naar Brussel en Parijs gekomen. Op 23 maart 1844 vond in de Franse hoofdstad een ontmoeting plaats van politieke propagandisten uit verscheidene landen. Daar waren Karl Marx en Arnold Ruge, Michael Bakoenin en Grigori ​Tolstoi, Louis Blanc en Pierre Leroux. Van juli 1844 af verbleef Bakoenin drie en een half jaar in Parijs. Hij leerde alle radicale democraten en socialisten kennen, waardeerde Marx om diens grote kennis, maar bewonderde noch zijn karakter noch zijn politieke doeleinden. In januari 1845 werd de Duitse theoreticus,​ die van zijn kant geen hoge dunk had van Proudhon of Bakoenin, uit Frankrijk gezet, waarna hij verscheidene jaren in Brussel verbleef. De meeste geestverwantschap ontdekte Bakoenin tussen hem en Proudhon. Meer dan dit: de Franse socialist leidde de Russische rebel in zijn anarchistische denkwereld in, en Michael zou hem steeds herkennen als zijn leermeester.+Aangezien de tsaristische regering in Bakoenin een samenzweerder zag verzocht zij alle bevriende staten, hem uit te zetten, in de hoop dat hij gedwongen zou worden, naar Rusland terug te keren. In december 1844 zou de tsaar zijn vonnis tekenen: hij werd veroordeeld tot het verlies van zijn adellijke titels en tot levenslange verbanning naar Siberië. Via Zwitserland was Michael intussen naar Brussel en Parijs gekomen. Op 23 maart 1844 vond in de Franse hoofdstad een ontmoeting plaats van politieke propagandisten uit verscheidene landen. Daar waren Karl Marx en Arnold Ruge, Michael Bakoenin en Grigori ​Tolstoj, Louis Blanc en Pierre Leroux. Van juli 1844 af verbleef Bakoenin drie en een half jaar in Parijs. Hij leerde alle radicale democraten en socialisten kennen, waardeerde Marx om diens grote kennis, maar bewonderde noch zijn karakter noch zijn politieke doeleinden. In januari 1845 werd de Duitse theoreticus,​ die van zijn kant geen hoge dunk had van Proudhon of Bakoenin, uit Frankrijk gezet, waarna hij verscheidene jaren in Brussel verbleef. De meeste geestverwantschap ontdekte Bakoenin tussen hem en Proudhon. Meer dan dit: de Franse socialist leidde de Russische rebel in zijn anarchistische denkwereld in, en Michael zou hem steeds herkennen als zijn leermeester.
  
 Voorlopig hield hij zich echter vooral bezig met zijn campagne tegen het tsarisme. In ‘La Réforme’ van 27 januari 1845 ondernam hij een felle aanval op de Russische regering en gewaagde van rebellie in het rijk van de tsaar. ‘Het ogenblik is misschien niet ver af dat de opstanden zullen uitlopen op een grote revolutie. En als de regering geen haast maakt met de bevrijding van het volk zal er veel bloed vloeien.’ In het voorjaar van 1847 kwam Alexander Herzen, verbeten vijand van de tsaar, als balling naar Parijs. Zo ook de schrijvers Bjelinski en Toergenjev, jeugdvrienden van Michael uit Rusland. Voorlopig hield hij zich echter vooral bezig met zijn campagne tegen het tsarisme. In ‘La Réforme’ van 27 januari 1845 ondernam hij een felle aanval op de Russische regering en gewaagde van rebellie in het rijk van de tsaar. ‘Het ogenblik is misschien niet ver af dat de opstanden zullen uitlopen op een grote revolutie. En als de regering geen haast maakt met de bevrijding van het volk zal er veel bloed vloeien.’ In het voorjaar van 1847 kwam Alexander Herzen, verbeten vijand van de tsaar, als balling naar Parijs. Zo ook de schrijvers Bjelinski en Toergenjev, jeugdvrienden van Michael uit Rusland.
Regel 181: Regel 178:
  
 Op 10 mei 1849 was Bakoenin door de Saksische politie gearresteerd. Op 14 januari 1850 werd hij ter dood veroordeeld. Hij werd echter uitgeleverd aan Oostenrijk en in benauwende kleine cellen, geboeid en geketend, onvoorstelbaar gekweld. Op 15 mei 1951 werd hij opnieuw ter dood veroordeeld,​ maar daarna ‘begenadigd’:​ het vonnis werd gewijzigd in levenslange gevangenisstraf. Tegelijk echter werd hij overgeleverd aan de Russen. En op 23 mei werd hij ingesloten in de Peter-en-Paulsvesting van Sint Petersburg. Voorlopig zou hij Fransen noch Duitsers verontrusten. Op 10 mei 1849 was Bakoenin door de Saksische politie gearresteerd. Op 14 januari 1850 werd hij ter dood veroordeeld. Hij werd echter uitgeleverd aan Oostenrijk en in benauwende kleine cellen, geboeid en geketend, onvoorstelbaar gekweld. Op 15 mei 1951 werd hij opnieuw ter dood veroordeeld,​ maar daarna ‘begenadigd’:​ het vonnis werd gewijzigd in levenslange gevangenisstraf. Tegelijk echter werd hij overgeleverd aan de Russen. En op 23 mei werd hij ingesloten in de Peter-en-Paulsvesting van Sint Petersburg. Voorlopig zou hij Fransen noch Duitsers verontrusten.
-  
  
-//Si lu VeiL\' elrelteurtUX.IlOJll de ditJU. +===== IVDe commune van Parijs =====
-P,​·nds ​ ton prvprida iJ<'​!//​ +
-  +
-//Errico Malatesta in Londen// +
-  +
-===== IV De commune van Parijs =====+
  
 ==== Symbool der vrijheid ==== ==== Symbool der vrijheid ====
Regel 268: Regel 259:
 In de raad van de Commune waren drie stromingen vertegenwoordigd:​ de burgerlijke republikeinen,​ die spoedig van het toneel verdwenen; de zogenaamde Jacobijnen, aanhangers van Blanqui, die een autoritaire partij wensten om de revolutie te leiden; en de aanhangers van Proudhon, die aanvankelijk de toon aangaven, maar toch in de minderheid waren. De volgelingen van Blanqui zetten eind april door, dat een ‘Comité du Salut Public’ werd gevormd van vijf leden, die ongewone bevoegdheden zouden hebben. Dit plan werd aanvaard met 45 tegen 23 stemmen: de tegenstanders waren min of meer beginselvaste aanhangers van het Proudhonisme. De twee socialistische groeperingen waren echter vereend in hun strijd tegen de regering, die - na eerst in Bordeaux te zijn gevestigd - nu haar zetel had in Versailles. In de raad van de Commune waren drie stromingen vertegenwoordigd:​ de burgerlijke republikeinen,​ die spoedig van het toneel verdwenen; de zogenaamde Jacobijnen, aanhangers van Blanqui, die een autoritaire partij wensten om de revolutie te leiden; en de aanhangers van Proudhon, die aanvankelijk de toon aangaven, maar toch in de minderheid waren. De volgelingen van Blanqui zetten eind april door, dat een ‘Comité du Salut Public’ werd gevormd van vijf leden, die ongewone bevoegdheden zouden hebben. Dit plan werd aanvaard met 45 tegen 23 stemmen: de tegenstanders waren min of meer beginselvaste aanhangers van het Proudhonisme. De twee socialistische groeperingen waren echter vereend in hun strijd tegen de regering, die - na eerst in Bordeaux te zijn gevestigd - nu haar zetel had in Versailles.
  
-Tot de bekendste positieve maatregelen van de Commune behoren: het aanvaarden van buitenlandse medestanders als gelijkgerechtigde leden; de afschaffing van het leger en de dienstplicht;​ de ‘scheiding van kerk en staat’; de hervorming van het onderwijs (door Elie Reclus, een anarchistische geleerde); de opheffing van de eed; de erkenning van niet-gewettigde huwelijken, zodat de ‘veuves non-mariées’ recht hadden op pensioen en alle kinderen dezelfde status hadden; de socialisatie en opening van gesloten werkplaatsen;​ de afschaffing van de nachtarbeid voor bakkers; de teruggave van de panden uit de lommerds; verlof tot niet-betaling van schulden en huren. Overigens gingen de communards gematigd te werk: zij respecteerden de nationale bank en de staatsarchieven,​ hoewel die hun de beschikking hadden kunnen geven over grote sommen gelds en tal van compromitterende documenten. Duizenden vrouwen gedroegen zich heldhaftig (zeer befaamd werd Louise Michel) en poogden zoveel mogelijk mannen en kinderen te verzorgen. Er konden zelfs nog toneelvoorstellingen,​ opera'​s en concerten worden gegeven, terwijl kerken werden gebruikt voor het houden van revolutionaire bijeenkomsten. Doch voorzover er sprake was van ontspanning danste men op een vulkaan.+Tot de bekendste positieve maatregelen van de Commune behoren: het aanvaarden van buitenlandse medestanders als gelijkgerechtigde leden; de afschaffing van het leger en de dienstplicht;​ de ‘scheiding van kerk en staat’; de hervorming van het onderwijs (door Elie Reclus, een anarchistische geleerde); de opheffing van de eed; de erkenning van niet-gewettigde huwelijken, zodat de ‘veuves non-mariées’ recht hadden op pensioen en alle kinderen dezelfde status hadden; de socialisatie en opening van gesloten werkplaatsen;​ de afschaffing van de nachtarbeid voor bakkers; de teruggave van de panden uit de lommerds; verlof tot niet-betaling van schulden en huren. Overigens gingen de communards gematigd te werk: zij respecteerden de nationale bank en de staatsarchieven,​ hoewel die hun de beschikking hadden kunnen geven over grote sommen gelds en tal van compromitterende documenten. Duizenden vrouwen gedroegen zich heldhaftig (zeer befaamd werd [[Louise Michel]]) en poogden zoveel mogelijk mannen en kinderen te verzorgen. Er konden zelfs nog toneelvoorstellingen,​ opera'​s en concerten worden gegeven, terwijl kerken werden gebruikt voor het houden van revolutionaire bijeenkomsten. Doch voorzover er sprake was van ontspanning danste men op een vulkaan.
  
 ==== De bloedige week ==== ==== De bloedige week ====
Regel 283: Regel 274:
 Nadat de bloeddorst gestild was weerklonken langzaam de oproepen tot bezinning. Voor de radicale linkerzijde werd amnestie een eis bij de verkiezingen. Geleidelijk werden veroordeelden,​ voorzover zij dwangarbeid en verbanning hadden overleefd, vrij gelaten. Op 10 mei 1880 werd er een amnestie afgekondigd voor allen, die aan de opstand in Parijs hadden deelgenomen. Voor de socialisten van geheel Europa waren zij martelaren der mensheid, alle rebellie was ontkiemend zaad in de as der Commune. Nadat de bloeddorst gestild was weerklonken langzaam de oproepen tot bezinning. Voor de radicale linkerzijde werd amnestie een eis bij de verkiezingen. Geleidelijk werden veroordeelden,​ voorzover zij dwangarbeid en verbanning hadden overleefd, vrij gelaten. Op 10 mei 1880 werd er een amnestie afgekondigd voor allen, die aan de opstand in Parijs hadden deelgenomen. Voor de socialisten van geheel Europa waren zij martelaren der mensheid, alle rebellie was ontkiemend zaad in de as der Commune.
  
-===== V Het terrorisme =====+===== VHet terrorisme =====
  
 ==== Tegen de tirannen ==== ==== Tegen de tirannen ====
  
-De bloedige onderdrukking van de Parijse Commune en de wrede taferelen van officiële moord op weerloze socialisten hebben een diepe indruk gemaakt op de revolutionairen van het laatste gedeelte der vorige eeuw. Nimmer scheen tegengeweld zo geoorloofd als bij het verweer tegen standen en klassen die op zo tirannieke wijze hadden gewoed. Men vergete niet dat de ‘tirannenmoord’ op velerlei gronden door uiteenlopende richtingen was goedgekeurd,​ en dat het christendom zich daarbij niet onderscheidde van politieke stromingen. Talloos was het aantal koningsmoordenaars (‘régicides’) geweest wier daden verontschuldigd waren geworden. De man die de laatste en dodende aanslag had gepleegd op Willem de Zwijger, Balthazar Gerards, voltooide een goddelijk geachte opdracht. Toen in 1610 de Franse koning Henri IV van het leven werd beroofd door Ravaillac, wilde deze laatste de gewezen protestantse monarch treffen, die nog als beschermer der hugenoten werd beschouwd. Nadat in +De bloedige onderdrukking van de Parijse Commune en de wrede taferelen van officiële moord op weerloze socialisten hebben een diepe indruk gemaakt op de revolutionairen van het laatste gedeelte der vorige eeuw. Nimmer scheen tegengeweld zo geoorloofd als bij het verweer tegen standen en klassen die op zo tirannieke wijze hadden gewoed. Men vergete niet dat de ‘tirannenmoord’ op velerlei gronden door uiteenlopende richtingen was goedgekeurd,​ en dat het christendom zich daarbij niet onderscheidde van politieke stromingen. Talloos was het aantal koningsmoordenaars (‘régicides’) geweest wier daden verontschuldigd waren geworden. De man die de laatste en dodende aanslag had gepleegd op Willem de Zwijger, Balthazar Gerards, voltooide een goddelijk geachte opdracht. Toen in 1610 de Franse koning Henri IV van het leven werd beroofd door Ravaillac, wilde deze laatste de gewezen protestantse monarch treffen, die nog als beschermer der hugenoten werd beschouwd. Nadat in 1793 Charlotte Corday de revolutionaire leider Marat had doodgestoken (door haar beschouwd als een tiran) had zij gezegd: ‘Ik heb één man gedood om honderdduizenden te redden.’ Hoewel de meeste politieke moorden - men denke aan de tijd der Renaissance,​ Reformatie en Contrareformatie - door leden van de overheid zijn gepleegd, is de liquidatie van een dictator door het nageslacht bijna altijd verdedigd als een begrijpelijke en vaak heilzame daad.
-1793 Charlotte Corday de revolutionaire leider Marat had doodgestoken (door haar beschouwd als een tiran) had zij gezegd: ‘Ik heb één man gedood om honderdduizenden te redden.’ Hoewel de meeste politieke moorden - men denke aan de tijd der Renaissance,​ Reformatie en Contrareformatie - door leden van de overheid zijn gepleegd, is de liquidatie van een dictator door het nageslacht bijna altijd verdedigd als een begrijpelijke en vaak heilzame daad.+
  
 Deze opvatting werd in de negentiende eeuw versterkt door de berichten, die uit het absolutistisch geregeerde Rusland kwamen. Na 1848, toen de tsaar had ingegrepen om de Hongaarse opstand te helpen neerslaan; na 1863 toen wederom een Poolse revolutie was onderdrukt; na de massa-arrestaties en verbanningen van Russische revolutionairen gold het ook in het Westen als onvermijdelijk dat aanslagen nog de enig mogelijke vorm waren van noodzakelijk verzet. De invloed van Alexander Herzen, met wie Bakoenin (na zijn ontsnapping uit Siberië) enige jaren had samengewerkt,​ was voornamelijk ideologisch,​ gericht op een vaag democratisch socialisme. Hij keerde zich in beginsel tegen het revolutionaire geweld. ‘Wie niet wil dat de beschaving wordt gevestigd met de knoet, mag de bevrijding niet willen bereiken met de guillotine.’ Maar wel riep hij op christelijke wijze herhaaldelijk het beeld op van een bloedige Apocalyps, een Wereldondergang waaruit de nieuwe orde geboren zou worden. Er ontstonden in Rusland talrijke kleine groepen van terroristen,​ van wie sommige in verbinding hadden gestaan met anarchisten. Bakoenin heeft, meer uit sentimentele dan uit theoretische overwegingen,​ in Genève (in 1868) de jonge Sergei Netsjajew beschermd die uit Rusland was gevlucht en poseerde als volmaakt nihilist. Hij publiceerde enige pamfletten waarin hij roof en moord ten aanzien van landheren en adellijke hofdienaren aanbeval. Met financiële hulp van Herzen (op voorspraak van Bakoenin) was Netsjajew clandestien teruggekeerd naar Moskou en daar had hij een mede-student gedood, die door hem valselijk van verraad was beschuldigd. Opnieuw naar Zwitserland uitgeweken werd hij daar in 1872 gearresteerd,​ uitgeleverd en in Rusland tot levenslange opsluiting veroordeeld. Hij stierf na tien jaar celstraf. Maar hij had (ook volgens Bakoenin, die bitter in hem teleurgesteld werd) een gevaarlijke invloed uitgeoefend,​ en talrijke jonge mensen tot onverantwoordelijke daden en nutteloos-gevaarlijke acties bewogen. Deze opvatting werd in de negentiende eeuw versterkt door de berichten, die uit het absolutistisch geregeerde Rusland kwamen. Na 1848, toen de tsaar had ingegrepen om de Hongaarse opstand te helpen neerslaan; na 1863 toen wederom een Poolse revolutie was onderdrukt; na de massa-arrestaties en verbanningen van Russische revolutionairen gold het ook in het Westen als onvermijdelijk dat aanslagen nog de enig mogelijke vorm waren van noodzakelijk verzet. De invloed van Alexander Herzen, met wie Bakoenin (na zijn ontsnapping uit Siberië) enige jaren had samengewerkt,​ was voornamelijk ideologisch,​ gericht op een vaag democratisch socialisme. Hij keerde zich in beginsel tegen het revolutionaire geweld. ‘Wie niet wil dat de beschaving wordt gevestigd met de knoet, mag de bevrijding niet willen bereiken met de guillotine.’ Maar wel riep hij op christelijke wijze herhaaldelijk het beeld op van een bloedige Apocalyps, een Wereldondergang waaruit de nieuwe orde geboren zou worden. Er ontstonden in Rusland talrijke kleine groepen van terroristen,​ van wie sommige in verbinding hadden gestaan met anarchisten. Bakoenin heeft, meer uit sentimentele dan uit theoretische overwegingen,​ in Genève (in 1868) de jonge Sergei Netsjajew beschermd die uit Rusland was gevlucht en poseerde als volmaakt nihilist. Hij publiceerde enige pamfletten waarin hij roof en moord ten aanzien van landheren en adellijke hofdienaren aanbeval. Met financiële hulp van Herzen (op voorspraak van Bakoenin) was Netsjajew clandestien teruggekeerd naar Moskou en daar had hij een mede-student gedood, die door hem valselijk van verraad was beschuldigd. Opnieuw naar Zwitserland uitgeweken werd hij daar in 1872 gearresteerd,​ uitgeleverd en in Rusland tot levenslange opsluiting veroordeeld. Hij stierf na tien jaar celstraf. Maar hij had (ook volgens Bakoenin, die bitter in hem teleurgesteld werd) een gevaarlijke invloed uitgeoefend,​ en talrijke jonge mensen tot onverantwoordelijke daden en nutteloos-gevaarlijke acties bewogen.
Regel 338: Regel 328:
 Dan, in februari 1894, slingert Henry een bom temidden van het burgerlijke publiek van Café-Terminus:​ één dode, zeventien gewonden onder wie vele vrouwen en kinderen. De schuldige wordt spoedig gegrepen. In april ontploft een projectiel in het restaurant-Fayot,​ waardoor velen gewond worden. De dader is niet gevonden. Kort daarop wordt Henry ter dood veroordeeld en in mei onthoofd, om alle terroristen af te schrikken. Dan, in februari 1894, slingert Henry een bom temidden van het burgerlijke publiek van Café-Terminus:​ één dode, zeventien gewonden onder wie vele vrouwen en kinderen. De schuldige wordt spoedig gegrepen. In april ontploft een projectiel in het restaurant-Fayot,​ waardoor velen gewond worden. De dader is niet gevonden. Kort daarop wordt Henry ter dood veroordeeld en in mei onthoofd, om alle terroristen af te schrikken.
    
-//Peter Alexejewitsj Kropotkin// 
-  ​ 
-//Albert Libertad// 
- 
 Hoewel de daad van Emile Henry terecht algemeen werd veroordeeld,​ wekte zijn verdedigingsrede opzien. Hij zeide, in 1891 anarchist te zijn geworden door het onrecht dat hij in de maatschappij overal had ontdekt. ‘Al wat ik waarnam wekte mijn weerzin, en mijn geest klampte zich vast aan de kritiek op de sociale organisatie. Ik werd de vijand van een maatschappij,​ die ik als misdadig beschouwde.’ Door zijn aanslag op het hoofdkantoor van de maatschappij had hij willen protesteren tegen de directie, die stakende mijnwerkers een nederlaag had toegebracht. De bom in het café was bedoeld als een protest tegen het feit, dat een deel der mensen welvarend was en een ander deel (hoe hard dit ook werkte) verstoken bleef van genoegens. De gezinnen van gearresteerde anarchisten leden gebrek en honger. ‘De bom in Terminus is het antwoord op al uw verkrachtingen van de vrijheid, op uw arrestaties,​ uw huiszoekingen,​ uw perswetten, uw massa-uitdrijving van arme vreemdelingen,​ uw moorden onder de guillotine.’ Hij had het proces bijgewoond tegen Vaillant. ‘De bourgeoisie had van de anarchisten een “blok” gemaakt. Eén enkele man, Vaillant, had een bom geworpen en negen tienden der anarchisten kenden hem niet eens. Maar dat maakte niets uit. Men vervolgde hen in massa.’ Zo wilde Henry nu ook de bourgeoisie beschouwen als één ‘blok’. De bezittende klasse in haar geheel leeft van de uitbuiting der hongerlijders. ‘In haar geheel moet zij dus voor haar misdaden boeten.’ Hoewel de daad van Emile Henry terecht algemeen werd veroordeeld,​ wekte zijn verdedigingsrede opzien. Hij zeide, in 1891 anarchist te zijn geworden door het onrecht dat hij in de maatschappij overal had ontdekt. ‘Al wat ik waarnam wekte mijn weerzin, en mijn geest klampte zich vast aan de kritiek op de sociale organisatie. Ik werd de vijand van een maatschappij,​ die ik als misdadig beschouwde.’ Door zijn aanslag op het hoofdkantoor van de maatschappij had hij willen protesteren tegen de directie, die stakende mijnwerkers een nederlaag had toegebracht. De bom in het café was bedoeld als een protest tegen het feit, dat een deel der mensen welvarend was en een ander deel (hoe hard dit ook werkte) verstoken bleef van genoegens. De gezinnen van gearresteerde anarchisten leden gebrek en honger. ‘De bom in Terminus is het antwoord op al uw verkrachtingen van de vrijheid, op uw arrestaties,​ uw huiszoekingen,​ uw perswetten, uw massa-uitdrijving van arme vreemdelingen,​ uw moorden onder de guillotine.’ Hij had het proces bijgewoond tegen Vaillant. ‘De bourgeoisie had van de anarchisten een “blok” gemaakt. Eén enkele man, Vaillant, had een bom geworpen en negen tienden der anarchisten kenden hem niet eens. Maar dat maakte niets uit. Men vervolgde hen in massa.’ Zo wilde Henry nu ook de bourgeoisie beschouwen als één ‘blok’. De bezittende klasse in haar geheel leeft van de uitbuiting der hongerlijders. ‘In haar geheel moet zij dus voor haar misdaden boeten.’
  
Regel 381: Regel 367:
 Voor hem was de algemene werkstaking de bezielende ‘mythe’,​ die het voorspel zou vormen voor de definitieve strijd om de macht, waarin heldendom het proletariaat kon verheffen. Toen hij nog verdedigde, dat niet de staat, maar de economische en sociale macht behoorde te worden veroverd, zag hij die gewelddadige actie als de afwenteling van politie en leger, als een bevrijdende en mensverheffende factor. ‘Wat met de oorlog heeft te maken voltrekt zich zonder haat, zonder wraakzucht: in de oorlog doodt men de overwonnenen niet.’ Maar in het anarcho-syndicalisme,​ dat toenmaals sterk antimilitaristisch getint was, paste de terminologie van Sorel slecht, mede omdat de gedachte aan ‘massale mobilisatie’ der arbeidersklasse weinig populair was. Men zou, sociaal bezien, eerder van een guerrilla dan van een oorlog hebben kunnen spreken. Bovendien was - zoals wij reeds opmerkten - de geweldpleging bij massa-acties,​ bij botsingen tussen revolutionaire arbeiders en de strijdkrachten van de staat, van andere aard dan bij individuele aanslagen. Voor hem was de algemene werkstaking de bezielende ‘mythe’,​ die het voorspel zou vormen voor de definitieve strijd om de macht, waarin heldendom het proletariaat kon verheffen. Toen hij nog verdedigde, dat niet de staat, maar de economische en sociale macht behoorde te worden veroverd, zag hij die gewelddadige actie als de afwenteling van politie en leger, als een bevrijdende en mensverheffende factor. ‘Wat met de oorlog heeft te maken voltrekt zich zonder haat, zonder wraakzucht: in de oorlog doodt men de overwonnenen niet.’ Maar in het anarcho-syndicalisme,​ dat toenmaals sterk antimilitaristisch getint was, paste de terminologie van Sorel slecht, mede omdat de gedachte aan ‘massale mobilisatie’ der arbeidersklasse weinig populair was. Men zou, sociaal bezien, eerder van een guerrilla dan van een oorlog hebben kunnen spreken. Bovendien was - zoals wij reeds opmerkten - de geweldpleging bij massa-acties,​ bij botsingen tussen revolutionaire arbeiders en de strijdkrachten van de staat, van andere aard dan bij individuele aanslagen.
  
-===== VI Individualisme als gedragspatroon =====+===== VIIndividualisme als gedragspatroon =====
  
 ==== God en mens ==== ==== God en mens ====
Regel 415: Regel 401:
 De meeste individualisten hebben gepoogd zich af te zonderen van de conventionele maatschappij door het vormen van kleinere, vrije gemeenschappen. De ‘bond der egoïsten’ van Max Stirner en de op het eigenbelang gebaseerde communes, die Tucker aanbeval, waren bedoeld als enclaves in een autoritaire samenleving. Josiah Warren zal wel niet hebben geweten dat de Franse humanist Rabelais zich in de zestiende eeuw al een besloten elite-kolonie van welopgevoede mannen en vrouwen had ingedacht, waarin de leuze ‘Doe wat gij wilt’ in praktijk kon worden gebracht. Hij probeerde met minder aristocratische lieden, boeren en arbeiders, dit doel te verwezenlijken. In tal van landen hebben geestverwanten van deze Amerikaan of van Europese vrijheidlievende theoretici zijn voorbeeld nagevolgd. De mislukkingen waren stellig niet alleen te wijten aan verschillen in karakters en belangen der deelnemers. Economisch bleek het praktisch ondoenlijk een libertaire cel in te bouwen in een autoritaire samenleving,​ een vrij commune te handhaven binnen een staat. Toch heeft de gedachte bevruchtend gewerkt op vrije communisten,​ die een politiek ontwierpen voor een pre-revolutionaire periode. Nog in 1924 bijvoorbeeld werd door anarchisten in Argentinië een associatie gevormd van pachters, kleine boeren en landarbeiders,​ naar plannen van Vidal Mata. Om te beginnen moest de wederzijdse,​ coöperatieve hulp worden georganiseerd bij aan- en verkoop van producten, medische en sociale zorg, voor de beperking der pachtsommen en de gemeenschappelijke beschikking over werktuigen en machines. Daarbij moest de strijd worden ondersteund van de arbeiders in de steden die optraden tegen het kapitalisme. De associatie proclameerde ‘het recht der boeren om de aarde vrij te bewerken en haar in bezit te nemen’, een agrarisch communisme in te voeren met opheffing van privé-eigendom en klassevoorrechten. Haar leuze was: ‘De aarde en haar producten voor de mensen die werken en voortbrengen.’ Verklaard werd vervolgens: ‘Voor het bereiken van de sociale omwenteling van het kapitalisme naar het agrarische communisme heeft de historische ervaring de ondoeltreffendheid aangetoond van de parlementaire politiek en van de wetten en hervormingen die de parlementen fabriceren. De associatie verklaart zich dus anti-parlementair,​ anti-collaboristisch en anti-reformistisch. Zij proclameert dat de bevrijding der uitgebuite landbouwers het werk is van hun organiserende,​ constructieve en opstandige kracht. Voor haar strijd, evenals voor de verwezenlijking van haar onmiddellijke programma en doeleinden, neemt zij alleen haar toevlucht tot de praktijk van de directe actie.’ Zo werd een vrij-communistische actie mede geïnspireerd door de filosofie van individualisten,​ die zich in kolonies verenigden. De meeste individualisten hebben gepoogd zich af te zonderen van de conventionele maatschappij door het vormen van kleinere, vrije gemeenschappen. De ‘bond der egoïsten’ van Max Stirner en de op het eigenbelang gebaseerde communes, die Tucker aanbeval, waren bedoeld als enclaves in een autoritaire samenleving. Josiah Warren zal wel niet hebben geweten dat de Franse humanist Rabelais zich in de zestiende eeuw al een besloten elite-kolonie van welopgevoede mannen en vrouwen had ingedacht, waarin de leuze ‘Doe wat gij wilt’ in praktijk kon worden gebracht. Hij probeerde met minder aristocratische lieden, boeren en arbeiders, dit doel te verwezenlijken. In tal van landen hebben geestverwanten van deze Amerikaan of van Europese vrijheidlievende theoretici zijn voorbeeld nagevolgd. De mislukkingen waren stellig niet alleen te wijten aan verschillen in karakters en belangen der deelnemers. Economisch bleek het praktisch ondoenlijk een libertaire cel in te bouwen in een autoritaire samenleving,​ een vrij commune te handhaven binnen een staat. Toch heeft de gedachte bevruchtend gewerkt op vrije communisten,​ die een politiek ontwierpen voor een pre-revolutionaire periode. Nog in 1924 bijvoorbeeld werd door anarchisten in Argentinië een associatie gevormd van pachters, kleine boeren en landarbeiders,​ naar plannen van Vidal Mata. Om te beginnen moest de wederzijdse,​ coöperatieve hulp worden georganiseerd bij aan- en verkoop van producten, medische en sociale zorg, voor de beperking der pachtsommen en de gemeenschappelijke beschikking over werktuigen en machines. Daarbij moest de strijd worden ondersteund van de arbeiders in de steden die optraden tegen het kapitalisme. De associatie proclameerde ‘het recht der boeren om de aarde vrij te bewerken en haar in bezit te nemen’, een agrarisch communisme in te voeren met opheffing van privé-eigendom en klassevoorrechten. Haar leuze was: ‘De aarde en haar producten voor de mensen die werken en voortbrengen.’ Verklaard werd vervolgens: ‘Voor het bereiken van de sociale omwenteling van het kapitalisme naar het agrarische communisme heeft de historische ervaring de ondoeltreffendheid aangetoond van de parlementaire politiek en van de wetten en hervormingen die de parlementen fabriceren. De associatie verklaart zich dus anti-parlementair,​ anti-collaboristisch en anti-reformistisch. Zij proclameert dat de bevrijding der uitgebuite landbouwers het werk is van hun organiserende,​ constructieve en opstandige kracht. Voor haar strijd, evenals voor de verwezenlijking van haar onmiddellijke programma en doeleinden, neemt zij alleen haar toevlucht tot de praktijk van de directe actie.’ Zo werd een vrij-communistische actie mede geïnspireerd door de filosofie van individualisten,​ die zich in kolonies verenigden.
    
-//Nestor Machno (Titelblad van historische roman)// 
-  
-//Elisee Reclus// 
- 
 Er was echter een andere categorie van individualisten,​ die hun eigen weg zochten in de samenleving,​ als rebellen die sociaal-economisch natuurlijk een compromis moesten sluiten met de omgeving, maar zich overigens zoveel mogelijk aan haar dwang onttrokken. Onder hen was een verhandeling populair van de Britse radicale liberaal Herbert Spencer, die de macht van de staat tot het uiterste wilde beperken. De bedoelde studie was in 1850 opgenomen in zijn ‘Social Statics’, maar door hem zelf daaruit in 1892 weer verwijderd. Zij handelde over ‘het recht om de staat te ontkennen’. ‘Wanneer we voorop stellen dat alle instituten onderworpen moe- en zijn aan de wet van gelijke vrijheid van allen, dan moeten wij ook als noodzakelijke aanvulling daarop het recht van de burger erkennen om vrijwillig de status te aanvaarden van een buiten de wet staande enkeling. Als ieder mens de vrijheid heeft te doen wat hij wil, mits hij geen inbreuk maakt op de gelijke vrijheid van ieder ander mens, dan is hij ook vrij elke verhouding te verbreken jegens de staat, af te zien van zijn bescherming en te weigeren te betalen voor de instandhouding van de staat. Het is duidelijk dat - als hij zo handelt - hij op generlei wijze de vrijheid van anderen aantast, want zijn houding is passief. En zolang zij dit blijft kan hij niet agressief worden. Het is evenzeer duidelijk dat hij niet kan worden gedwongen voort te gaan deel uit te maken van een politieke gemeenschap zonder schending van de morele wet.’ Spencer beschouwt - weliswaar tegen de historische werkelijkheid in - de staat als een sociale overeenkomst die kan worden opgezegd. En als dit niet mogelijk zou zijn hebben wij te doen met een vorm van tirannie. ‘Degenen echter die betogen dat het volk de enige wettige bron is der macht, dat het gezag aan de overheid is gedelegeerd en haar niet toebehoort, zij kunnen het recht om de staat te ontkennen niet weigeren, zonder in een absurditeit te vervallen.’ Evenzeer als de mens vrij is een kerk te verlaten zou hij zich buiten de staat moeten kunnen stellen. Natuurlijk is dit een zuiver academisch standpunt, maar de anarchisten hebben het gaarne aangevoerd. Er was echter een andere categorie van individualisten,​ die hun eigen weg zochten in de samenleving,​ als rebellen die sociaal-economisch natuurlijk een compromis moesten sluiten met de omgeving, maar zich overigens zoveel mogelijk aan haar dwang onttrokken. Onder hen was een verhandeling populair van de Britse radicale liberaal Herbert Spencer, die de macht van de staat tot het uiterste wilde beperken. De bedoelde studie was in 1850 opgenomen in zijn ‘Social Statics’, maar door hem zelf daaruit in 1892 weer verwijderd. Zij handelde over ‘het recht om de staat te ontkennen’. ‘Wanneer we voorop stellen dat alle instituten onderworpen moe- en zijn aan de wet van gelijke vrijheid van allen, dan moeten wij ook als noodzakelijke aanvulling daarop het recht van de burger erkennen om vrijwillig de status te aanvaarden van een buiten de wet staande enkeling. Als ieder mens de vrijheid heeft te doen wat hij wil, mits hij geen inbreuk maakt op de gelijke vrijheid van ieder ander mens, dan is hij ook vrij elke verhouding te verbreken jegens de staat, af te zien van zijn bescherming en te weigeren te betalen voor de instandhouding van de staat. Het is duidelijk dat - als hij zo handelt - hij op generlei wijze de vrijheid van anderen aantast, want zijn houding is passief. En zolang zij dit blijft kan hij niet agressief worden. Het is evenzeer duidelijk dat hij niet kan worden gedwongen voort te gaan deel uit te maken van een politieke gemeenschap zonder schending van de morele wet.’ Spencer beschouwt - weliswaar tegen de historische werkelijkheid in - de staat als een sociale overeenkomst die kan worden opgezegd. En als dit niet mogelijk zou zijn hebben wij te doen met een vorm van tirannie. ‘Degenen echter die betogen dat het volk de enige wettige bron is der macht, dat het gezag aan de overheid is gedelegeerd en haar niet toebehoort, zij kunnen het recht om de staat te ontkennen niet weigeren, zonder in een absurditeit te vervallen.’ Evenzeer als de mens vrij is een kerk te verlaten zou hij zich buiten de staat moeten kunnen stellen. Natuurlijk is dit een zuiver academisch standpunt, maar de anarchisten hebben het gaarne aangevoerd.
  
Regel 428: Regel 410:
 ‘President Bourriche (de rechter) heeft een te fijne juridische geest dan dat hij zijn vonnissen zou laten afhangen van rede en wetenschap. De conclusies daarvan zijn onderhevig aan eeuwigdurende geschillen. Hij grondt ze op dogma'​s en op de traditie, zodat zijn uitspraken de voorschriften van de kerk in gezag evenaren.’ De agent is heilig door zijn sabel. ‘De maatschappij berust op het geweld, en het geweld moet geëerbiedigd worden als het verheven fundament der samenleving. De rechtspraak is de uitoefening van het geweld.’ En de gedachten van de rechter worden aldus vertolkt: ‘Ik heb die Crainquebille gevonnist in overeenstemming met de verklaring van agent-64, omdat agent-64 de belichaming is van het openbare gezag. En om mijn wijsheid te erkennen is het voldoende u voor te stellen dat ik andersom zou hebben gehandeld. U zult aanstonds zien, dat zulks ongerijmd geweest zou zijn. Want indien ik tegen het gezag vonniste, zouden mijn vonnissen niet voltrokken worden. Bedenkt, mijne heren, dat de rechters slechts gehoorzaamd worden voorzover zij de macht achter zich hebben. Zonder agenten zou de rechter maar een arme dromer zijn. Ik zou me benadelen als ik een agent ongelijk gaf. Trouwens, de geest der wetten verzet zich daartegen. De sterken ontwapenen en de zwakken bewapenen zou betekenen: de maatschappelijke orde veranderen. En die te bewaren is mijn heilige taak.’ Dit was lectuur, die door de individualisten zeer gewaardeerd werd. ‘President Bourriche (de rechter) heeft een te fijne juridische geest dan dat hij zijn vonnissen zou laten afhangen van rede en wetenschap. De conclusies daarvan zijn onderhevig aan eeuwigdurende geschillen. Hij grondt ze op dogma'​s en op de traditie, zodat zijn uitspraken de voorschriften van de kerk in gezag evenaren.’ De agent is heilig door zijn sabel. ‘De maatschappij berust op het geweld, en het geweld moet geëerbiedigd worden als het verheven fundament der samenleving. De rechtspraak is de uitoefening van het geweld.’ En de gedachten van de rechter worden aldus vertolkt: ‘Ik heb die Crainquebille gevonnist in overeenstemming met de verklaring van agent-64, omdat agent-64 de belichaming is van het openbare gezag. En om mijn wijsheid te erkennen is het voldoende u voor te stellen dat ik andersom zou hebben gehandeld. U zult aanstonds zien, dat zulks ongerijmd geweest zou zijn. Want indien ik tegen het gezag vonniste, zouden mijn vonnissen niet voltrokken worden. Bedenkt, mijne heren, dat de rechters slechts gehoorzaamd worden voorzover zij de macht achter zich hebben. Zonder agenten zou de rechter maar een arme dromer zijn. Ik zou me benadelen als ik een agent ongelijk gaf. Trouwens, de geest der wetten verzet zich daartegen. De sterken ontwapenen en de zwakken bewapenen zou betekenen: de maatschappelijke orde veranderen. En die te bewaren is mijn heilige taak.’ Dit was lectuur, die door de individualisten zeer gewaardeerd werd.
  
-Een van de meest geleerde, klassiek geschoolde auteurs van deze periode was Han Ryner, leraar aan beroemde lycea, die in zijn ‘Cinquième Evangile’ het beeld schetste van een anarchistische Christus. Hij citeerde in verband daarmee ​Tolstoi: ‘Als ik denk aan alle ellenden die ik heb aanschouwd en verduurd en die voortkomen uit nationale haat, dan zeg ik tot mezelf dat dit alles berust op één grove leugen: vaderlandsliefde.’ In zijn ‘Petit Manuel Individualiste’ schreef Han Ryner: ‘Jezus leefde vrij en ronddwalend,​ los van elke sociale band. Hij was de vijand van priesters, de uitwendige erediensten en in het algemeen van elke organisatie. Vervolgd door de priesters, prijs gegeven door het rechterlijke gezag, stierf hij, door soldaten aan het kruis genageld. Hij is, met Socrates, het beroemdste slachtoffer van de godsdienst, de beroemdste martelaar van het individualisme.’ In talloze wijsgerige en literaire geschriften en in zinnebeeldige fantasieën (zoals in zijn ‘Les Surhommes’,​ een profetische roman) heeft hij onze samenleving gehekeld. ‘Er valt niets bijzonders te signaleren in de mensen van dat tijdvak. Zij waren, zoals in andere eeuwen, laf en begerig. Zo laf dat zij op een bevel van een meester doodden en stierven. Zo laf dat zij in opdracht van een heerser zelfs de povere schatten van hun dwaze harten offerden, de valse goederen waaraan zij gewoonlijk hun leven en dat van anderen wijdden. Zeer beschaafd, zeer beladen met kleren, sieraden en wapenen, bouwden zij voor hun meesters grotere paleizen dan die van Ninivé, Babylon of Persepolis. Zij bouwden kastelen voor diegenen onder hen, die door de meesters onderscheiden werden. Maar de menigten hoopten zich op in enge en vuile krotten ...’ Een gruwel was hem de oorlog en het leger, de straffeloze uitleving der driften: ‘Doden zonder moordenaar te worden genoemd; in brand steken zonder voor een rechter te worden gedaagd; vrijelijk, bij de klanken der toejuichingen,​ alle kracht en omvang van zijn macht ontplooien!’+Een van de meest geleerde, klassiek geschoolde auteurs van deze periode was Han Ryner, leraar aan beroemde lycea, die in zijn ‘Cinquième Evangile’ het beeld schetste van een anarchistische Christus. Hij citeerde in verband daarmee ​Tolstoj: ‘Als ik denk aan alle ellenden die ik heb aanschouwd en verduurd en die voortkomen uit nationale haat, dan zeg ik tot mezelf dat dit alles berust op één grove leugen: vaderlandsliefde.’ In zijn ‘Petit Manuel Individualiste’ schreef Han Ryner: ‘Jezus leefde vrij en ronddwalend,​ los van elke sociale band. Hij was de vijand van priesters, de uitwendige erediensten en in het algemeen van elke organisatie. Vervolgd door de priesters, prijs gegeven door het rechterlijke gezag, stierf hij, door soldaten aan het kruis genageld. Hij is, met Socrates, het beroemdste slachtoffer van de godsdienst, de beroemdste martelaar van het individualisme.’ In talloze wijsgerige en literaire geschriften en in zinnebeeldige fantasieën (zoals in zijn ‘Les Surhommes’,​ een profetische roman) heeft hij onze samenleving gehekeld. ‘Er valt niets bijzonders te signaleren in de mensen van dat tijdvak. Zij waren, zoals in andere eeuwen, laf en begerig. Zo laf dat zij op een bevel van een meester doodden en stierven. Zo laf dat zij in opdracht van een heerser zelfs de povere schatten van hun dwaze harten offerden, de valse goederen waaraan zij gewoonlijk hun leven en dat van anderen wijdden. Zeer beschaafd, zeer beladen met kleren, sieraden en wapenen, bouwden zij voor hun meesters grotere paleizen dan die van Ninivé, Babylon of Persepolis. Zij bouwden kastelen voor diegenen onder hen, die door de meesters onderscheiden werden. Maar de menigten hoopten zich op in enge en vuile krotten ...’ Een gruwel was hem de oorlog en het leger, de straffeloze uitleving der driften: ‘Doden zonder moordenaar te worden genoemd; in brand steken zonder voor een rechter te worden gedaagd; vrijelijk, bij de klanken der toejuichingen,​ alle kracht en omvang van zijn macht ontplooien!’
  
 Tot dezelfde kring behoorde Gérard de Lacaze-Duthiers in de tijd dat hij (1909) zijn ‘Culte de l'​idéal ou l'​aristocratie’ schreef . Hij wilde behoren tot een elite die de schoonheid zoekt en vereert. Wie zijn haar vijanden? De grondslagen van de maatschappij waarin wij leven. ‘De vijanden van de schoonheid zijn het kapitalisme,​ het militarisme,​ het onderwijs. Zij verstikken elke oprechte actie. Zij onderdrukken de onafhankelijkheid van de individu. De massa-kunsten zijn middelmatig. De volksfeesten zijn tekenen van een ongeneeslijke decadentie. Het geld doet elk ideaal degraderen: het dringt een kunstvorm, luxe of mode op. Het patriottisme eist een cocarde en een phrygische muts, een kunst van de driekleur, het carnaval of de paas-os. De regerende klassen hebben slechts één voorkeur: ‘lelijkheid.’ De kunstenaar heeft niets van doen met de staat, die vrijheid en schoonheid onderdrukt. De geestelijke aristocratie doet niet aan politiek. Men kan niet tegelijk gehoorzamen aan de wet van het eigen geweten en aan die van de maatschappij. De auteur is vijandig aan het autoritaire socialisme, maar hij acht het mogelijk dat enkelingen door een gemeenschappelijke anti-kapitalistische actie de grondslagen leggen voor een vrijheidlievende socialistische samenleving. ‘Het socialisme moet aan het individualisme zijn macht verlenen, het moet het doen herleven en tevens er door herboren worden. En de enkeling moet, door zichzelf te bevrijden, ook de maatschappij bevrijden.’ Tot dezelfde kring behoorde Gérard de Lacaze-Duthiers in de tijd dat hij (1909) zijn ‘Culte de l'​idéal ou l'​aristocratie’ schreef . Hij wilde behoren tot een elite die de schoonheid zoekt en vereert. Wie zijn haar vijanden? De grondslagen van de maatschappij waarin wij leven. ‘De vijanden van de schoonheid zijn het kapitalisme,​ het militarisme,​ het onderwijs. Zij verstikken elke oprechte actie. Zij onderdrukken de onafhankelijkheid van de individu. De massa-kunsten zijn middelmatig. De volksfeesten zijn tekenen van een ongeneeslijke decadentie. Het geld doet elk ideaal degraderen: het dringt een kunstvorm, luxe of mode op. Het patriottisme eist een cocarde en een phrygische muts, een kunst van de driekleur, het carnaval of de paas-os. De regerende klassen hebben slechts één voorkeur: ‘lelijkheid.’ De kunstenaar heeft niets van doen met de staat, die vrijheid en schoonheid onderdrukt. De geestelijke aristocratie doet niet aan politiek. Men kan niet tegelijk gehoorzamen aan de wet van het eigen geweten en aan die van de maatschappij. De auteur is vijandig aan het autoritaire socialisme, maar hij acht het mogelijk dat enkelingen door een gemeenschappelijke anti-kapitalistische actie de grondslagen leggen voor een vrijheidlievende socialistische samenleving. ‘Het socialisme moet aan het individualisme zijn macht verlenen, het moet het doen herleven en tevens er door herboren worden. En de enkeling moet, door zichzelf te bevrijden, ook de maatschappij bevrijden.’
Regel 447: Regel 429:
 Waartoe kon het individualisme praktisch leiden? Tot een regeling van het privé-leven op nonconformistische grondslag, buiten alle officiële indelingen. Tot samenleven in kolonies, waarin enkelingen zich verenigden met respect voor ieders vrijheid. In elk geval bestonden er noodzakelijke betrekkingen met een vijandig geachte samenleving,​ en compromisoplossingen waren onontbeerlijk. De conflicten met ‘de massa’ bleven nooit uit en vandaar de populariteit van de psychologie,​ die aantoonde dat de collectiviteit minderwaardig was aan de enkeling. De namen van Scipio Sighele, Gabriel Tarde en Gustave Lebon waren in deze kringen even bekend als hun werken. De ‘menigte als misdadigster’,​ het overwicht van suggestieve geloofsformules en verachtelijke aandoeningen over het redelijke denken; het gemak waarmee een volksmenner deze collectiviteiten ‘manipuleert’ ... al deze stellingen rechtvaardigden het individualisme. Later zou daar de studie van Freud over de massa-psychologie bijkomen, en zijn analyse zou het beeld der collectiviteit niet gunstiger maken. Waartoe kon het individualisme praktisch leiden? Tot een regeling van het privé-leven op nonconformistische grondslag, buiten alle officiële indelingen. Tot samenleven in kolonies, waarin enkelingen zich verenigden met respect voor ieders vrijheid. In elk geval bestonden er noodzakelijke betrekkingen met een vijandig geachte samenleving,​ en compromisoplossingen waren onontbeerlijk. De conflicten met ‘de massa’ bleven nooit uit en vandaar de populariteit van de psychologie,​ die aantoonde dat de collectiviteit minderwaardig was aan de enkeling. De namen van Scipio Sighele, Gabriel Tarde en Gustave Lebon waren in deze kringen even bekend als hun werken. De ‘menigte als misdadigster’,​ het overwicht van suggestieve geloofsformules en verachtelijke aandoeningen over het redelijke denken; het gemak waarmee een volksmenner deze collectiviteiten ‘manipuleert’ ... al deze stellingen rechtvaardigden het individualisme. Later zou daar de studie van Freud over de massa-psychologie bijkomen, en zijn analyse zou het beeld der collectiviteit niet gunstiger maken.
  
-Een der vruchtbaarste en bekendste verdedigers van het individualisme was Emile Armand, essayist, romanschrijver,​ dichter en tenslotte uitgever van ‘L'​endehors’,​ een der boeiendste tijdschriften uit de anarchistische beweging. Zijn ouders waren communards geweest (hij werd geboren in 1872) en in zijn jeugd was hij gegrepen door de idealen van Tolstoi: toen bepleitte hij in zijn ‘Ere Nouvelle’ een religieus en humanitair idealisme. In 1904 woonde hij te Amsterdam een internationaal antimilitaristisch congres bij, waar hij de dienstweigering bepleitte zonder veel vertrouwen te tonen in een sociale revolutie. In die tijd zocht hij zijn heil in libertaire kolonies, die meestal mislukten, en geleidelijk vond hij een bron van bestaan in een bescheiden uitgeverij van anarchistische boeken, brochures en in zijn blad. Zijn credo was: ‘Ik ben geen burger van de wereld, ik ben burger van mijn eigen wereld.’ Tot het ‘proletariaat’ zei hij: ‘Gij zijt overheerst, maar niet veel meer waard dan de heersers, want in de grond was uw dierbaarste wens slechts hun plaats in te nemen en hen als overheersers te vervangen.’ En vervolgens: ‘De ware vrijheidlievende opvoeding bestaat er niet in, anderen te doen denken zoals ik, maar hen bekwaam te maken te denken en te handelen voor zichzelf.’+Een der vruchtbaarste en bekendste verdedigers van het individualisme was Emile Armand, essayist, romanschrijver,​ dichter en tenslotte uitgever van ‘L'​endehors’,​ een der boeiendste tijdschriften uit de anarchistische beweging. Zijn ouders waren communards geweest (hij werd geboren in 1872) en in zijn jeugd was hij gegrepen door de idealen van Tolstoj: toen bepleitte hij in zijn ‘Ere Nouvelle’ een religieus en humanitair idealisme. In 1904 woonde hij te Amsterdam een internationaal antimilitaristisch congres bij, waar hij de dienstweigering bepleitte zonder veel vertrouwen te tonen in een sociale revolutie. In die tijd zocht hij zijn heil in libertaire kolonies, die meestal mislukten, en geleidelijk vond hij een bron van bestaan in een bescheiden uitgeverij van anarchistische boeken, brochures en in zijn blad. Zijn credo was: ‘Ik ben geen burger van de wereld, ik ben burger van mijn eigen wereld.’ Tot het ‘proletariaat’ zei hij: ‘Gij zijt overheerst, maar niet veel meer waard dan de heersers, want in de grond was uw dierbaarste wens slechts hun plaats in te nemen en hen als overheersers te vervangen.’ En vervolgens: ‘De ware vrijheidlievende opvoeding bestaat er niet in, anderen te doen denken zoals ik, maar hen bekwaam te maken te denken en te handelen voor zichzelf.’
 In de libertaire kolonies trof Armand de meest uiteenlopende en vaak asociale figuren aan, die soms betrokken raakten bij wetsovertredingen,​ zoals economische misdrijven. Hij zelf is eens in een zaak van valsemunterij verwikkeld: een aantrekkelijk schijnend bedrijf om een staatsmonopolie te breken en de overheid met haar eigen wapens te bestrijden. In 1917 werd hij gearresteerd wegens medeplichtigheid aan de muiterij en desertie, die toen het Franse leger bedreigden. Een deserteur had een brief bij zich van Armand. Deze werd veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf,​ ‘verantwoordelijk voor de mislukking van het offensief van 16 april’ terwijl de gefusilleerde muiters slachtoffers zouden zijn geweest van zijn propaganda! Een uitgebreide actie te zijnen gunste - met medewerking van Han Ryner - leidde tot een verkorting van zijn straftijd. Sinds 1922 kon hij zich voornamelijk wijden aan zijn uitgeverij en het jaar daarop verscheen zijn bekendste werk: ‘l'​Initiation individualiste anarchiste’,​ waarin hij herinnert aan Libertad en waarin men deze opdracht vindt: ‘Aan de metgezellin en vriendin, die gedurende de vier en een half jaar van mijn gevangenschap in Nîmes geen enkele dag heeft nagelaten, mijn lot te verzachten of mijn gevangenschap te doen verkorten.’ In de libertaire kolonies trof Armand de meest uiteenlopende en vaak asociale figuren aan, die soms betrokken raakten bij wetsovertredingen,​ zoals economische misdrijven. Hij zelf is eens in een zaak van valsemunterij verwikkeld: een aantrekkelijk schijnend bedrijf om een staatsmonopolie te breken en de overheid met haar eigen wapens te bestrijden. In 1917 werd hij gearresteerd wegens medeplichtigheid aan de muiterij en desertie, die toen het Franse leger bedreigden. Een deserteur had een brief bij zich van Armand. Deze werd veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf,​ ‘verantwoordelijk voor de mislukking van het offensief van 16 april’ terwijl de gefusilleerde muiters slachtoffers zouden zijn geweest van zijn propaganda! Een uitgebreide actie te zijnen gunste - met medewerking van Han Ryner - leidde tot een verkorting van zijn straftijd. Sinds 1922 kon hij zich voornamelijk wijden aan zijn uitgeverij en het jaar daarop verscheen zijn bekendste werk: ‘l'​Initiation individualiste anarchiste’,​ waarin hij herinnert aan Libertad en waarin men deze opdracht vindt: ‘Aan de metgezellin en vriendin, die gedurende de vier en een half jaar van mijn gevangenschap in Nîmes geen enkele dag heeft nagelaten, mijn lot te verzachten of mijn gevangenschap te doen verkorten.’
  
Regel 479: Regel 461:
 Onthoofd werden Callemin, Soudy en Monnier, de laatste twee tamelijk vage figuren. Carouy, die levenslang kreeg, pleegde zelfmoord. Kibaltchiche,​ even onschuldig als Dieudonné, werd veroordeeld tot vijf jaar. Hij is later communist geworden en kreeg als auteur bekendheid onder de naam Victor Serge. Het opmerkelijke is dat de deelnemers aan de overvallen zich niet hebben verdedigd met anarchistische theorieën. Wel schreef Callemin: ‘De definitieve conclusie die zich aan mij heeft opgedrongen is deze: de ware misdaad is de aanslag op het menselijke leven. Maar naar ik vast geloof met deze noodzakelijke toevoeging: volvoerd in bepaalde omstandigheden. Ik zal me aan deze formule, misschien te algemeen, houden om geen onaangename dingen te zeggen. Maar soms wordt de vernietiging van menselijke levens beloond op eervolle wijze, terwijl men in andere gevallen een individu prijs geeft aan de algemene verachting.’ En Monnier: ‘Ik laat aan de maatschappij na: mijn vurige wens dat eens in een niet verre toekomst, in alle sociale geledingen een maximum zal heersen van welzijn en onafhankelijkheid,​ opdat elk individu in zijn vrije uren zich beter zal kunnen wijden aan de schoonheid des levens, het onderwijs en al wat tot de wetenschap behoort. Ik vermaak de revolver, die bij mijn arrestatie in mijn kamer is gevonden, aan een museum in Parijs, ter herinnering aan een onschuldig slachtoffer van een zaak, die in het land een siddering van verschrikking heeft verwekt. En als dit testament zal worden uitgevoerd verlang ik dat er leesbaar op het handvat zal worden gegraveerd het woord van de grote martelaar: ‘Gij zult niet doden.’ Onthoofd werden Callemin, Soudy en Monnier, de laatste twee tamelijk vage figuren. Carouy, die levenslang kreeg, pleegde zelfmoord. Kibaltchiche,​ even onschuldig als Dieudonné, werd veroordeeld tot vijf jaar. Hij is later communist geworden en kreeg als auteur bekendheid onder de naam Victor Serge. Het opmerkelijke is dat de deelnemers aan de overvallen zich niet hebben verdedigd met anarchistische theorieën. Wel schreef Callemin: ‘De definitieve conclusie die zich aan mij heeft opgedrongen is deze: de ware misdaad is de aanslag op het menselijke leven. Maar naar ik vast geloof met deze noodzakelijke toevoeging: volvoerd in bepaalde omstandigheden. Ik zal me aan deze formule, misschien te algemeen, houden om geen onaangename dingen te zeggen. Maar soms wordt de vernietiging van menselijke levens beloond op eervolle wijze, terwijl men in andere gevallen een individu prijs geeft aan de algemene verachting.’ En Monnier: ‘Ik laat aan de maatschappij na: mijn vurige wens dat eens in een niet verre toekomst, in alle sociale geledingen een maximum zal heersen van welzijn en onafhankelijkheid,​ opdat elk individu in zijn vrije uren zich beter zal kunnen wijden aan de schoonheid des levens, het onderwijs en al wat tot de wetenschap behoort. Ik vermaak de revolver, die bij mijn arrestatie in mijn kamer is gevonden, aan een museum in Parijs, ter herinnering aan een onschuldig slachtoffer van een zaak, die in het land een siddering van verschrikking heeft verwekt. En als dit testament zal worden uitgevoerd verlang ik dat er leesbaar op het handvat zal worden gegraveerd het woord van de grote martelaar: ‘Gij zult niet doden.’
    
-===== VII Het lijdelijk verzet =====+===== VIIHet lijdelijk verzet =====
  
 ==== De vrijwillige slavernij ==== ==== De vrijwillige slavernij ====
Regel 493: Regel 475:
 De familie Thoreau ijverde vurig voor de afschaffing van de slavernij, waartoe volgens hen elke deelstaat kon overgaan, zonder dat nog de federale grondwet de slavernij had afgeschaft. Deze constitutie werd overigens door de ‘afschaffers’ vaak in het openbaar verbrand. In 1850 was er nog een wet aangenomen die voorschreef dat gevluchte slaven uitgeleverd moesten worden aan de federale justitie, die de negers na hun bestraffing weer aan de eigenaren teruggaf, wat hun ellende onbeschrijflijk vergrootte. Door vrijzinnige blanken werden daarom illegale bewegingen gevormd om negers, die wilden vluchten, te helpen naar Canada te ontkomen. In Concord behoorde Henry tot dit ondergrondse net en hij heeft in 1859 John Brown, martelaar van deze bevrijdingsstrijd,​ in een vermaarde rede verdedigd. De familie Thoreau ijverde vurig voor de afschaffing van de slavernij, waartoe volgens hen elke deelstaat kon overgaan, zonder dat nog de federale grondwet de slavernij had afgeschaft. Deze constitutie werd overigens door de ‘afschaffers’ vaak in het openbaar verbrand. In 1850 was er nog een wet aangenomen die voorschreef dat gevluchte slaven uitgeleverd moesten worden aan de federale justitie, die de negers na hun bestraffing weer aan de eigenaren teruggaf, wat hun ellende onbeschrijflijk vergrootte. Door vrijzinnige blanken werden daarom illegale bewegingen gevormd om negers, die wilden vluchten, te helpen naar Canada te ontkomen. In Concord behoorde Henry tot dit ondergrondse net en hij heeft in 1859 John Brown, martelaar van deze bevrijdingsstrijd,​ in een vermaarde rede verdedigd.
  
-Een bijzondere aandacht verdient zijn vertoog van 1848 over ‘De burgerlijke ongehoorzaamheid’. Het is ontzaglijk veel verbreid en het heeft zowel Tolstoi ​als Gandhi sterk beinvloed. Nog tijdens de Duitse bezetting van 1940 tot 1945 ging het in Denemarken en Noorwegen van hand tot hand. Het geschrift begint met een uitspraak van de liberaal Jefferson: ‘De beste regering is die, welke het minst regeert.’ Volgens Thoreau heeft de overheid geen staand leger nodig. Zij dankt alles aan de burgers: arbeid, nijverheid, verkeer, intellectuele arbeid, en het volk behoort soeverein te zijn. Thoreau is geen uitgesproken anarchist, maar hij aanvaardt slechts een gezag dat nuttig is en zijn grenzen vindt in het geweten van de vrije mensen. Met een beroep op de onafhankelijkheidsverklaring van 1776 wordt onderschreven dat ‘alle mensen het recht hebben revolutie te maken’. Zeer ver gaat Thoreau in zijn weigering wettelijke en uitvoerende bevoegdheden te delegeren aan organen, die zich boven de burgers stellen. De meeste mensen stemmen zonder te handelen en laten de autoriteiten doen, wat deze willen. Maar Henry pleit voor directe actie en directe democratie, voor het ‘zelfdoen’,​ om te ontkomen aan de dwang te moeten doen wat men niet wil. ‘Slechts stemmen voor hetgeen rechtvaardig is beduidt: niets doen voor de rechtvaardigheid,​’ zo zegt hij zelfs.+Een bijzondere aandacht verdient zijn vertoog van 1848 over ‘De burgerlijke ongehoorzaamheid’. Het is ontzaglijk veel verbreid en het heeft zowel Tolstoj ​als Gandhi sterk beinvloed. Nog tijdens de Duitse bezetting van 1940 tot 1945 ging het in Denemarken en Noorwegen van hand tot hand. Het geschrift begint met een uitspraak van de liberaal Jefferson: ‘De beste regering is die, welke het minst regeert.’ Volgens Thoreau heeft de overheid geen staand leger nodig. Zij dankt alles aan de burgers: arbeid, nijverheid, verkeer, intellectuele arbeid, en het volk behoort soeverein te zijn. Thoreau is geen uitgesproken anarchist, maar hij aanvaardt slechts een gezag dat nuttig is en zijn grenzen vindt in het geweten van de vrije mensen. Met een beroep op de onafhankelijkheidsverklaring van 1776 wordt onderschreven dat ‘alle mensen het recht hebben revolutie te maken’. Zeer ver gaat Thoreau in zijn weigering wettelijke en uitvoerende bevoegdheden te delegeren aan organen, die zich boven de burgers stellen. De meeste mensen stemmen zonder te handelen en laten de autoriteiten doen, wat deze willen. Maar Henry pleit voor directe actie en directe democratie, voor het ‘zelfdoen’,​ om te ontkomen aan de dwang te moeten doen wat men niet wil. ‘Slechts stemmen voor hetgeen rechtvaardig is beduidt: niets doen voor de rechtvaardigheid,​’ zo zegt hij zelfs.
  
 In die tijd voerden de Verenigde Staten oorlog met Mexico, waaraan rijke gebieden werden ontnomen. Voor Thoreau en vele anderen was dit een onrechtvaardige oorlog. Hij hekelt de vrijwillige dienstbaarheid van allen, die rechtstreeks of indirect hun bijdrage leveren aan de regering, die oorlog voert. Dit is in overeenstemming met zijn weigering, belasting te betalen aan een verwerpelijk regiem. Hij wekt zelfs die staten, waarvan de bewoners in meerderheid tegen de mobilisatie zijn, op zich af te scheiden van de Unie. De meest bekende passages van zijn verhandeling betreffen de persoonlijke verantwoordelijkheid. ‘Indien de staatsmachine van ons een instrument van onrecht jegens onze naaste wil maken, overtreedt dan de wet. Laat uw leven dan een tegenbeweging zijn, die de machine stop zet.’ Verkiezingen en petities zijn in zo'n geval ijdel: men behoort de stem te volgen van God en zijn geweten. Als de wet de slavernij eerbiedigt moeten de burgers haar zelf afschaffen. Is het verzet gevaarlijk voor iemands persoonlijk bezit? ‘Het beste wat een man voor zijn beschaving kan doen als hij rijk is geworden, dat is te proberen de idealen te verwerkelijken die hij had, toen hij arm was.’ De auteur heeft gebroken met de officiële kerk en zet uiteen welke belastingen hij wel, en welke hij niet wenst te betalen, op welke terreinen hij zich het recht toeëigent ‘aan de staat de oorlog te verklaren.’ En als hij een visioen schetst van een nieuwe, vrijwillige gemeenschap,​ schrijft hij in zijn ‘bijbel van het grootse individualisme’ (het woord is van Romain Rolland) die een handboek zal worden van het geweldloze verzet: ‘Is de democratie, zoals wij die nu kennen, de uiteindelijke regeringsvorm?​ Kan men geen nieuwe stap doen naar de erkenning en de bevestiging van de rechten van de mens? Er zal geen vrije staat zijn zolang hij aan de enkeling geen hogere en onafhankelijke macht toekent, waaruit macht en gezag voortvloeien van elke regering, die bereid moet zijn de enkeling te beschouwen als bron van haar bevoegdheden.’ In die tijd voerden de Verenigde Staten oorlog met Mexico, waaraan rijke gebieden werden ontnomen. Voor Thoreau en vele anderen was dit een onrechtvaardige oorlog. Hij hekelt de vrijwillige dienstbaarheid van allen, die rechtstreeks of indirect hun bijdrage leveren aan de regering, die oorlog voert. Dit is in overeenstemming met zijn weigering, belasting te betalen aan een verwerpelijk regiem. Hij wekt zelfs die staten, waarvan de bewoners in meerderheid tegen de mobilisatie zijn, op zich af te scheiden van de Unie. De meest bekende passages van zijn verhandeling betreffen de persoonlijke verantwoordelijkheid. ‘Indien de staatsmachine van ons een instrument van onrecht jegens onze naaste wil maken, overtreedt dan de wet. Laat uw leven dan een tegenbeweging zijn, die de machine stop zet.’ Verkiezingen en petities zijn in zo'n geval ijdel: men behoort de stem te volgen van God en zijn geweten. Als de wet de slavernij eerbiedigt moeten de burgers haar zelf afschaffen. Is het verzet gevaarlijk voor iemands persoonlijk bezit? ‘Het beste wat een man voor zijn beschaving kan doen als hij rijk is geworden, dat is te proberen de idealen te verwerkelijken die hij had, toen hij arm was.’ De auteur heeft gebroken met de officiële kerk en zet uiteen welke belastingen hij wel, en welke hij niet wenst te betalen, op welke terreinen hij zich het recht toeëigent ‘aan de staat de oorlog te verklaren.’ En als hij een visioen schetst van een nieuwe, vrijwillige gemeenschap,​ schrijft hij in zijn ‘bijbel van het grootse individualisme’ (het woord is van Romain Rolland) die een handboek zal worden van het geweldloze verzet: ‘Is de democratie, zoals wij die nu kennen, de uiteindelijke regeringsvorm?​ Kan men geen nieuwe stap doen naar de erkenning en de bevestiging van de rechten van de mens? Er zal geen vrije staat zijn zolang hij aan de enkeling geen hogere en onafhankelijke macht toekent, waaruit macht en gezag voortvloeien van elke regering, die bereid moet zijn de enkeling te beschouwen als bron van haar bevoegdheden.’
  
-==== Leo Tolstoi ​====+==== Leo Tolstoj ​====
  
-De grote Russische theoretici van het anarchisme zijn merkwaardigerwijze voortgekomen uit de hoge adel. In het Westen placht men te spreken van Vorst Bakoenin, Prins Kropotkin en Graaf Tolstoi. Deze laatste verkreeg overigens zijn grootste (en verdiende) roem door zijn romans en vertellingen. Een meesterwerk is ‘Oorlog en Vrede’, terecht vermaard ‘Anna Karenina’ en zeer populair waren zijn volksvertellingen,​ die tegelijk gelijkenissen zijn en een sociale moraal inhouden. In Rusland is en wordt hij zoveel gelezen, dat noch de tsaristische,​ noch de bolsjewistische regeringen zijn werk hebben kunnen verbieden. In zijn letterkundige scheppingen hervindt men overigens duidelijk de veranderingen in zijn mentaliteit. Hij nam als officier deel aan de Krimoorlog, leefde als een rijk grondbezitter,​ maar werd meer en meer gekweld door zijn onverdiende maatschappelijke voorrechten. Hoewel hij in theologische zin geen goed christen was - hij werd in 1901 uit de orthodoxe kerk gebannen, en niet alleen wegens zijn revolutionaire inzichten - leidde zijn schuldgevoel hem tot het Evangelie, waarin hij overigens de belichaming meende te vinden van de rede en ethiek. Hetzelfde zondebesef bracht hem ertoe op puriteinse wijze de zinlijke erotiek af te zweren, van welke bekering bijvoorbeeld de ‘Kreutzer Sonate’ een irriterende getuigenis aflegt. Hij was, ook al door zijn uiteindelijk mislukte huwelijk, een ongelukkig mens. Maar aan zijn medelijden met andere ongelukkigen kon niemand twijfelen.+De grote Russische theoretici van het anarchisme zijn merkwaardigerwijze voortgekomen uit de hoge adel. In het Westen placht men te spreken van Vorst Bakoenin, Prins Kropotkin en Graaf Tolstoj. Deze laatste verkreeg overigens zijn grootste (en verdiende) roem door zijn romans en vertellingen. Een meesterwerk is ‘Oorlog en Vrede’, terecht vermaard ‘Anna Karenina’ en zeer populair waren zijn volksvertellingen,​ die tegelijk gelijkenissen zijn en een sociale moraal inhouden. In Rusland is en wordt hij zoveel gelezen, dat noch de tsaristische,​ noch de bolsjewistische regeringen zijn werk hebben kunnen verbieden. In zijn letterkundige scheppingen hervindt men overigens duidelijk de veranderingen in zijn mentaliteit. Hij nam als officier deel aan de Krimoorlog, leefde als een rijk grondbezitter,​ maar werd meer en meer gekweld door zijn onverdiende maatschappelijke voorrechten. Hoewel hij in theologische zin geen goed christen was - hij werd in 1901 uit de orthodoxe kerk gebannen, en niet alleen wegens zijn revolutionaire inzichten - leidde zijn schuldgevoel hem tot het Evangelie, waarin hij overigens de belichaming meende te vinden van de rede en ethiek. Hetzelfde zondebesef bracht hem ertoe op puriteinse wijze de zinlijke erotiek af te zweren, van welke bekering bijvoorbeeld de ‘Kreutzer Sonate’ een irriterende getuigenis aflegt. Hij was, ook al door zijn uiteindelijk mislukte huwelijk, een ongelukkig mens. Maar aan zijn medelijden met andere ongelukkigen kon niemand twijfelen.
  
-Tot grondslag van zijn levensbeschouwing nam hij de liefde, vaak opgevat als in de praktijk gebrachte redelijkheid. Zijn voortdurend beroep op het Evangelie kwam voort uit de veronderstelling,​ dat daarin - en in het leven van Jezus, voor hem een edel mens bij uitstek - de menselijke liefde het best en het indrukwekkendst tot uiting kwam. Vandaar dat zijn politieke verhandelingen religieus van aard zijn: ‘Bekentenissen’ (1879) 'Kort begrip van het Evangelie'​ (1880) en  ‘[[Het Koninkrijk Gods zit in jezelf]]’ (1893). Hij vermijdt het woord anarchisme voor zijn theorieën, omdat deze term te zeer doet denken aan geweld. En Tolstoi ​verklaart zich voor volstrekte geweldloosheid.+Tot grondslag van zijn levensbeschouwing nam hij de liefde, vaak opgevat als in de praktijk gebrachte redelijkheid. Zijn voortdurend beroep op het Evangelie kwam voort uit de veronderstelling,​ dat daarin - en in het leven van Jezus, voor hem een edel mens bij uitstek - de menselijke liefde het best en het indrukwekkendst tot uiting kwam. Vandaar dat zijn politieke verhandelingen religieus van aard zijn: ‘Bekentenissen’ (1879) 'Kort begrip van het Evangelie'​ (1880) en  ‘[[Het Koninkrijk Gods zit in jezelf]]’ (1893). Hij vermijdt het woord anarchisme voor zijn theorieën, omdat deze term te zeer doet denken aan geweld. En Tolstoj ​verklaart zich voor volstrekte geweldloosheid.
  
-Dat hij in de kerken antichristelijke instellingen zag was - begrijpelijk,​ want uitgaande van het Evangelie zijn zij dat natuurlijk. Maar hij had ook een bijzondere opvatting aangaande God, voor hem ‘de geest van de mens’, het ‘zedelijke bewustzijn of het geweten’, een bovenpersoonlijke immateriële macht. Het geloof aan een persoonlijke onsterfelijkheid heeft hij niet gepropageerd,​ al heeft de mens deel aan de eeuwige Logos, aan ‘het nimmer stervende Leven’. Daarin ligt, verborgen of zich openbarend, de liefde waarin alle tegenstellingen worden opgeheven. Deze liefde is waarlijk God, en aan hem moeten wij gehoorzamen. Daaruit vloeit voort dat de mens kwaad niet met kwaad mag vergelden. Weersta de Boze niet ... met geweld. Vandaar dat Tolstoi ​ook het geweld van de staat niet erkent: deze heeft het recht niet van ons het afleggen van de eed te eisen, noch ook krijgsdienst te vorderen, noch over ons te oordelen. De staat is eerder de verpersoonlijking van het Boze dan van God. Zijn wet veroordeelt bepaalde vormen van eigenbaat en wreedheid; maar wanneer deze hem zelf ten goede komen, rechtvaardigt hij diefstal en moord. De staat is een afgod. In zijn verhandeling ‘Waarin bestaat mijn geloof?’ heeft Tolstoi ​gezegd: ‘De discipel van Christus zal arm zijn, hij moet niet in de stad, maar op het land wonen, niet thuis zitten maar in veld en bos arbeiden,​’ hij zal ‘in gemeenschap met alle mensen werken en sterven, zoals zij. Want wie naar macht streven verderven zichzelf en anderen. Het streven naar macht gaat niet samen met goedheid.’ Zonder zich te verhogen en anderen te vernederen, zonder huichelarij,​ leugen, gevangenis, vestingen, straffen en doodslag kan geen macht ontstaan of zich staande houden.’ ​Tolstoi ​velt een vreselijk vonnis over de staat: ‘Geen misdaad is zo vreselijk, dat zij niet door ambtenaren of door het leger wordt begaan.’ Elders noemt hij vreesaanjaging,​ verlokking met geld en hypnose de voornaamste middelen om de mensen te bewegen soldaat te worden.+Dat hij in de kerken antichristelijke instellingen zag was - begrijpelijk,​ want uitgaande van het Evangelie zijn zij dat natuurlijk. Maar hij had ook een bijzondere opvatting aangaande God, voor hem ‘de geest van de mens’, het ‘zedelijke bewustzijn of het geweten’, een bovenpersoonlijke immateriële macht. Het geloof aan een persoonlijke onsterfelijkheid heeft hij niet gepropageerd,​ al heeft de mens deel aan de eeuwige Logos, aan ‘het nimmer stervende Leven’. Daarin ligt, verborgen of zich openbarend, de liefde waarin alle tegenstellingen worden opgeheven. Deze liefde is waarlijk God, en aan hem moeten wij gehoorzamen. Daaruit vloeit voort dat de mens kwaad niet met kwaad mag vergelden. Weersta de Boze niet ... met geweld. Vandaar dat Tolstoj ​ook het geweld van de staat niet erkent: deze heeft het recht niet van ons het afleggen van de eed te eisen, noch ook krijgsdienst te vorderen, noch over ons te oordelen. De staat is eerder de verpersoonlijking van het Boze dan van God. Zijn wet veroordeelt bepaalde vormen van eigenbaat en wreedheid; maar wanneer deze hem zelf ten goede komen, rechtvaardigt hij diefstal en moord. De staat is een afgod. In zijn verhandeling ‘Waarin bestaat mijn geloof?’ heeft Tolstoj ​gezegd: ‘De discipel van Christus zal arm zijn, hij moet niet in de stad, maar op het land wonen, niet thuis zitten maar in veld en bos arbeiden,​’ hij zal ‘in gemeenschap met alle mensen werken en sterven, zoals zij. Want wie naar macht streven verderven zichzelf en anderen. Het streven naar macht gaat niet samen met goedheid.’ Zonder zich te verhogen en anderen te vernederen, zonder huichelarij,​ leugen, gevangenis, vestingen, straffen en doodslag kan geen macht ontstaan of zich staande houden.’ ​Tolstoj ​velt een vreselijk vonnis over de staat: ‘Geen misdaad is zo vreselijk, dat zij niet door ambtenaren of door het leger wordt begaan.’ Elders noemt hij vreesaanjaging,​ verlokking met geld en hypnose de voornaamste middelen om de mensen te bewegen soldaat te worden.
  
 De staat betekent, dat men aan de mens zijn vrijheid onthouden wil. De particuliere eigendom der productiemiddelen beduidt, dat men hem het product van zijn arbeid ontnemen wil. De gemeenschap vervange de staat: voor het vormen van sociale associaties,​ van economische en politieke organisaties heeft men de staat niet nodig. Eigendom betekent dat de boer geen land en de arbeider geen huis heeft. ‘In onze samenleving,​ waar tegenover één bemiddelde, rijk levende mens tien vermoeide, wraakzuchtige en wellicht hongerlijdende arbeiders staan, kan men met recht beweren dat alle voorrechten der rijken, al hun overvloed en rijkdom slechts zijn verworven en verzekerd door straffen, gevangenissen en doodvonnissen,​’ zo schrijft hij in ‘Het Koninkrijk Gods’. De staat betekent, dat men aan de mens zijn vrijheid onthouden wil. De particuliere eigendom der productiemiddelen beduidt, dat men hem het product van zijn arbeid ontnemen wil. De gemeenschap vervange de staat: voor het vormen van sociale associaties,​ van economische en politieke organisaties heeft men de staat niet nodig. Eigendom betekent dat de boer geen land en de arbeider geen huis heeft. ‘In onze samenleving,​ waar tegenover één bemiddelde, rijk levende mens tien vermoeide, wraakzuchtige en wellicht hongerlijdende arbeiders staan, kan men met recht beweren dat alle voorrechten der rijken, al hun overvloed en rijkdom slechts zijn verworven en verzekerd door straffen, gevangenissen en doodvonnissen,​’ zo schrijft hij in ‘Het Koninkrijk Gods’.
  
-Nochtans verwerpt ​Tolstoi ​elk geweld, om aan deze situatie een einde te maken. Bekering tot de dienst der wederzijdse liefde alleen kan de mensheid redden. Samenleven in vrije kolonies, waar alle deelnemers alles gemeen hebben (zoals in de Handelingen der Apostelen vermeld is) weigering om militaire dienst te verrichten en belasting te betalen, onwil om rechtbanken te vormen of politiediensten te verrichten, het staken van steun aan het gezag zal er toe leiden dat ‘de regeringen zich tegenover de weigeringen der christenen in een wanhopige toestand zullen bevinden.’+Nochtans verwerpt ​Tolstoj ​elk geweld, om aan deze situatie een einde te maken. Bekering tot de dienst der wederzijdse liefde alleen kan de mensheid redden. Samenleven in vrije kolonies, waar alle deelnemers alles gemeen hebben (zoals in de Handelingen der Apostelen vermeld is) weigering om militaire dienst te verrichten en belasting te betalen, onwil om rechtbanken te vormen of politiediensten te verrichten, het staken van steun aan het gezag zal er toe leiden dat ‘de regeringen zich tegenover de weigeringen der christenen in een wanhopige toestand zullen bevinden.’
  
-Buiten Rusland heeft Tolstoi's standpunt soms in revolutionaire kringen honende kritiek uitgelokt. Niet alleen onder marxisten zoals Lenin. Een fel pamflet in ‘L'​ennemi du peuple’ (1904) verweet hem de proletariërs weerloos te maken, terwijl hij op zijn landgoed als ‘hogepriester van alle castraties'​ zijn grond niet had verdeeld onder de armen, maar aan zijn vrouw had overgedragen. Zijn evangelie werd een wapen genoemd der machtigen, om de onterfden te doen berusten.’ ‘Hij spreekt van verdraagzaamheid,​ maar we kennen geen verdraagzaamheid voor de vijand! Wie geduld en berusting preekt, wie het gebruik van geweld verwerpt, is de vijand.’ Maar men kan niet ontkennen dat in Rusland zelf de verhandelingen en verhalen van Tolstoi ​ontzaglijk veel hebben bijgedragen tot verzet tegen staat en kerk. De muiterijen, stakingen, grondverdelingen en de massale ongehoorzaamheid,​ waardoor in 1917 het tsarisme te gronde ging, zijn stellig mede het gevolg geweest van de meedogenloze kritiek van Tolstoi ​op het feodale regime.+Buiten Rusland heeft Tolstoj's standpunt soms in revolutionaire kringen honende kritiek uitgelokt. Niet alleen onder marxisten zoals Lenin. Een fel pamflet in ‘L'​ennemi du peuple’ (1904) verweet hem de proletariërs weerloos te maken, terwijl hij op zijn landgoed als ‘hogepriester van alle castraties'​ zijn grond niet had verdeeld onder de armen, maar aan zijn vrouw had overgedragen. Zijn evangelie werd een wapen genoemd der machtigen, om de onterfden te doen berusten.’ ‘Hij spreekt van verdraagzaamheid,​ maar we kennen geen verdraagzaamheid voor de vijand! Wie geduld en berusting preekt, wie het gebruik van geweld verwerpt, is de vijand.’ Maar men kan niet ontkennen dat in Rusland zelf de verhandelingen en verhalen van Tolstoj ​ontzaglijk veel hebben bijgedragen tot verzet tegen staat en kerk. De muiterijen, stakingen, grondverdelingen en de massale ongehoorzaamheid,​ waardoor in 1917 het tsarisme te gronde ging, zijn stellig mede het gevolg geweest van de meedogenloze kritiek van Tolstoj ​op het feodale regime.
  
 ==== De geweldloosheid ==== ==== De geweldloosheid ====
  
-Toen de Indische nationale leider Mahatma Gandhi in Londen studeerde maakte hij kennis met het werk van Thoreau, en later met de denkbeelden van Tolstoi. Terwijl hij in Zuid-Afrika vertoefde onder de daar geïmmigreerde Indiërs ontstond er een briefwisseling tussen hem en de Russische auteur. ​Tolstoi ​had aan een andere Indische intellectueel,​ C.R. Das, een brief gericht waarin hij had gezegd dat de onderdrukte volkeren zelf geloofden aan het beginsel van het geweld en aldus het koloniale regime angstig respecteerden. Daardoor konden dertig duizend Britten in Voor-Indië twee honderd miljoen Aziaten overheersen. ‘Bewijzen deze getallen reeds niet duidelijk, dat niet de Engelsen de Indiërs, maar dat de Indiërs zichzelf hebben geknecht?​’ De indruk van dit schrijven, gepubliceerd in ‘Free Hindostan’,​ was zo groot dat Gandhi aan Tolstoi ​verzocht, de brief in twintigduizend exemplaren te mogen laten drukken en verspreiden. Bij de verdere briefwisseling bleken wel verschillen (onder andere over de waarde van het Hindoeïsme) maar de geestverwantschap werd toch méér onderstreept. Ook aan de naam van Gandhi is het principe der geweldloosheid verbonden, van de geestelijke weerbaarheid en het lijdelijk verzet, de burgerlijke ongehoorzaamheid en de ‘non-cooperation’,​ alle doeltreffende wapenen tegen de overheerser,​ ter afwenteling van diens koloniale gezag.+Toen de Indische nationale leider Mahatma Gandhi in Londen studeerde maakte hij kennis met het werk van Thoreau, en later met de denkbeelden van Tolstoj. Terwijl hij in Zuid-Afrika vertoefde onder de daar geïmmigreerde Indiërs ontstond er een briefwisseling tussen hem en de Russische auteur. ​Tolstoj ​had aan een andere Indische intellectueel,​ C.R. Das, een brief gericht waarin hij had gezegd dat de onderdrukte volkeren zelf geloofden aan het beginsel van het geweld en aldus het koloniale regime angstig respecteerden. Daardoor konden dertig duizend Britten in Voor-Indië twee honderd miljoen Aziaten overheersen. ‘Bewijzen deze getallen reeds niet duidelijk, dat niet de Engelsen de Indiërs, maar dat de Indiërs zichzelf hebben geknecht?​’ De indruk van dit schrijven, gepubliceerd in ‘Free Hindostan’,​ was zo groot dat Gandhi aan Tolstoj ​verzocht, de brief in twintigduizend exemplaren te mogen laten drukken en verspreiden. Bij de verdere briefwisseling bleken wel verschillen (onder andere over de waarde van het Hindoeïsme) maar de geestverwantschap werd toch méér onderstreept. Ook aan de naam van Gandhi is het principe der geweldloosheid verbonden, van de geestelijke weerbaarheid en het lijdelijk verzet, de burgerlijke ongehoorzaamheid en de ‘non-cooperation’,​ alle doeltreffende wapenen tegen de overheerser,​ ter afwenteling van diens koloniale gezag.
  
 Door Thoreau en Gandhi is later Martin Luther King, de in 1968 vermoorde negerleider der Verenigde Staten, eveneens een apostel geworden van de geweldloosheid. Als student maakte hij kennis met Thoreau'​s ‘The civil disobedience’ en hij zou er herhaaldelijk deze zin uit citeren: ‘Wanneer een regering iemand onrechtvaardig gevangen neemt, dan is de juiste plaats voor een rechtvaardig man ook in de gevangenis.’ In zijn autobiografie ‘Stride toward freedom’ leest men: ‘Toen ik in 1944 mijn studies begon aan de universiteit van Atlanta leerde ik de verhandeling van Thoreau kennen over de burgerlijke ongehoorzaamheid. Gefascineerd door het begrip der weigering om mee te werken aan het georganiseerde kwaad werd ik zo diep geroerd, dat ik er toe over ging het werk herhaaldelijk te lezen. Het was mijn eerste intellectuele contact met het thema der geweldloosheid.’ Zowel Gandhi als King onderscheidden twee fasen van ongehoorzaamheid. De eerste was die van het lijdelijk verzet, het niet-meedoen,​ de onthouding en de boycot. Gandhi wekte aldus op geen Engelse textielproducten te kopen en zelf te spinnen en te weven, King bewoog de negers van Montgomery geen gebruik meer te maken van autobussen waarin apartheid werd gehandhaafd. Het tweede stadium was dat van de actieve ongehoorzaamheid,​ de massale schending der wetten. In Brits-Indië werden aldus koloniale bepalingen met voeten getreden, in Amerika werden openbare lokaliteiten en vervoermiddelen bezet. Door collectief te doen wat de wet verbood werd de handhaving van het gezag op deze punten onhoudbaar. Door Thoreau en Gandhi is later Martin Luther King, de in 1968 vermoorde negerleider der Verenigde Staten, eveneens een apostel geworden van de geweldloosheid. Als student maakte hij kennis met Thoreau'​s ‘The civil disobedience’ en hij zou er herhaaldelijk deze zin uit citeren: ‘Wanneer een regering iemand onrechtvaardig gevangen neemt, dan is de juiste plaats voor een rechtvaardig man ook in de gevangenis.’ In zijn autobiografie ‘Stride toward freedom’ leest men: ‘Toen ik in 1944 mijn studies begon aan de universiteit van Atlanta leerde ik de verhandeling van Thoreau kennen over de burgerlijke ongehoorzaamheid. Gefascineerd door het begrip der weigering om mee te werken aan het georganiseerde kwaad werd ik zo diep geroerd, dat ik er toe over ging het werk herhaaldelijk te lezen. Het was mijn eerste intellectuele contact met het thema der geweldloosheid.’ Zowel Gandhi als King onderscheidden twee fasen van ongehoorzaamheid. De eerste was die van het lijdelijk verzet, het niet-meedoen,​ de onthouding en de boycot. Gandhi wekte aldus op geen Engelse textielproducten te kopen en zelf te spinnen en te weven, King bewoog de negers van Montgomery geen gebruik meer te maken van autobussen waarin apartheid werd gehandhaafd. Het tweede stadium was dat van de actieve ongehoorzaamheid,​ de massale schending der wetten. In Brits-Indië werden aldus koloniale bepalingen met voeten getreden, in Amerika werden openbare lokaliteiten en vervoermiddelen bezet. Door collectief te doen wat de wet verbood werd de handhaving van het gezag op deze punten onhoudbaar.
Regel 555: Regel 537:
 De libertaire theorie heeft de inspiratie geleverd tot vormen van lijdelijk verzet die menselijker waren dan de toepassing van het geweld. Zowel de ‘non-cooperation’ als de stakingen hebben aanzienlijke resultaten gehad. In India bijvoorbeeld is de ontvoogding er zeer door bevorderd, in de Verenigde Staten is de emanciptatie der negers er door voortgestuwd. Wat de CGT met haar directe actie en permanente protest tegen uitbuiting heeft bereikt ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden der Franse arbeiders is nauwelijks te schetsen. En ook in onze tijd worden buitenparlementaire agitatie, staking en bedrijfsbezetting als onvermijdelijke strijdmiddelen aangewend. Niet echter om het ideaal der anarchisten:​ een staatloze samenleving,​ naderbij te brengen. Dit utopia schijnt zich te verliezen in de nevelen der toekomst. De libertaire theorie heeft de inspiratie geleverd tot vormen van lijdelijk verzet die menselijker waren dan de toepassing van het geweld. Zowel de ‘non-cooperation’ als de stakingen hebben aanzienlijke resultaten gehad. In India bijvoorbeeld is de ontvoogding er zeer door bevorderd, in de Verenigde Staten is de emanciptatie der negers er door voortgestuwd. Wat de CGT met haar directe actie en permanente protest tegen uitbuiting heeft bereikt ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden der Franse arbeiders is nauwelijks te schetsen. En ook in onze tijd worden buitenparlementaire agitatie, staking en bedrijfsbezetting als onvermijdelijke strijdmiddelen aangewend. Niet echter om het ideaal der anarchisten:​ een staatloze samenleving,​ naderbij te brengen. Dit utopia schijnt zich te verliezen in de nevelen der toekomst.
  
-===== VIII De Russische revolutie =====+===== VIIIDe Russische revolutie =====
  
 ==== Het voorspel ==== ==== Het voorspel ====
  
-Hoewel de grote Russische theoretici van het anarchisme (Bakoenin, Kropotkin, ​Tolstoi) misschien meer bekend waren in het Westen dan onder de grotendeels analfabete massa'​s in het rijk van de tsaar, was toch het libertaire socialisme daar wijd verbreid. De intelligentsia was er op vele wijzen mee bekend geraakt - zo was ook Maxim Gorki in de eerste periode van zijn leven een aanhanger van het anarchisme - en bracht vrijheidlievende ideeën over op arbeiders en boeren. Niet weinige anarchisten waren noodgedwongen uitgeweken, onder andere naar Noord-Amerika,​ waar bijvoorbeeld Emma Goldman en Alexander Berkman voortgingen hun idealen te verbreiden. Zij keerden na de revolutie van 1917 naar hun geboorteland terug maar moesten dit opnieuw verlaten nadat de bolsjewiki er de uitsluitende macht hadden veroverd. Een andere propagandist,​ Anatole Gorelik, voor de geschiedschrijving van het anarchisme in Rusland van betekenis, emigreerde in 1909 naar Frankrijk, ging weldra illegaal naar Rusland terug om vervolgens uit te wijken naar de verenigde Staten, waar hij de linkse vakbond, het I.W.W., hielp uitbreiden. In 1917 begaf hij zich weer naar Rusland en nam deel aan de burgeroorlog in de Oeral en de Oekraine. Hij richtte daar de ‘Stem van het anarchisme’ op en werd in 1919 secretaris van de Nabatgroep, die nauw samenwerkte met de guerrilla-troepen van Nestor Machno. In 1921 door de Sowjetregering gevangen genomen werd hij uitgewezen. Zijn geestverwant Volin, aanvankelijk sociaal-revolutionair,​ na gevangenschap en verbanning naar Frankrijk gevlucht, werd daar in 1911 anarchist. Tijdens de oorlog interneerde de Franse regering hem wegens zijn antimilitaristische propaganda, waarna ook hij naar Noord-Amerika wist te ontkomen. In 1918 bereikte hij de Oekraine, trad toe tot de Nabatgroep, vocht mee met de [[namespace:​makhnovshchina|Machnovistische]] troepen, maar werd verscheidene malen door de Sowjetregering gearresteerd en tenslotte in 1921 uit Rusland verbannen.+Hoewel de grote Russische theoretici van het anarchisme (Bakoenin, Kropotkin, ​Tolstoj) misschien meer bekend waren in het Westen dan onder de grotendeels analfabete massa'​s in het rijk van de tsaar, was toch het libertaire socialisme daar wijd verbreid. De intelligentsia was er op vele wijzen mee bekend geraakt - zo was ook Maxim Gorki in de eerste periode van zijn leven een aanhanger van het anarchisme - en bracht vrijheidlievende ideeën over op arbeiders en boeren. Niet weinige anarchisten waren noodgedwongen uitgeweken, onder andere naar Noord-Amerika,​ waar bijvoorbeeld Emma Goldman en Alexander Berkman voortgingen hun idealen te verbreiden. Zij keerden na de revolutie van 1917 naar hun geboorteland terug maar moesten dit opnieuw verlaten nadat de bolsjewiki er de uitsluitende macht hadden veroverd. Een andere propagandist,​ Anatole Gorelik, voor de geschiedschrijving van het anarchisme in Rusland van betekenis, emigreerde in 1909 naar Frankrijk, ging weldra illegaal naar Rusland terug om vervolgens uit te wijken naar de verenigde Staten, waar hij de linkse vakbond, het I.W.W., hielp uitbreiden. In 1917 begaf hij zich weer naar Rusland en nam deel aan de burgeroorlog in de Oeral en de Oekraine. Hij richtte daar de ‘Stem van het anarchisme’ op en werd in 1919 secretaris van de Nabatgroep, die nauw samenwerkte met de guerrilla-troepen van Nestor Machno. In 1921 door de Sowjetregering gevangen genomen werd hij uitgewezen. Zijn geestverwant Volin, aanvankelijk sociaal-revolutionair,​ na gevangenschap en verbanning naar Frankrijk gevlucht, werd daar in 1911 anarchist. Tijdens de oorlog interneerde de Franse regering hem wegens zijn antimilitaristische propaganda, waarna ook hij naar Noord-Amerika wist te ontkomen. In 1918 bereikte hij de Oekraine, trad toe tot de Nabatgroep, vocht mee met de [[namespace:​makhnovshchina|Machnovistische]] troepen, maar werd verscheidene malen door de Sowjetregering gearresteerd en tenslotte in 1921 uit Rusland verbannen.
  
 Indien hun namen het meest bekend zijn geworden is het, doordat zij in het Westen onthullingen hebben kunnen bekendmaken over de rol der anarchisten in de Russische revolutie en over de vervolging der libertaire socialisten door de bolsjewiki. Toen in de zomer van 1921 te Moskou het Internationale Congres bijeenkwam der rode vakbonden bevonden zich onder de buitenlandse gedelegeerden ook anarchisten. Zij interpelleerden de Russen over de libertaire socialisten,​ die in de Taganka-gevangenis tot een demonstratieve hongerstaking waren overgegaan. Ook bleek dat reeds vele anarchisten waren gefusilleerd,​ onder andere de individualist Leo Tsjorny en Fanny Baron. Het incident verwekte zoveel schandaal dat aan tien voorstanders van het staatloze socialisme werd toegestaan, het land te verlaten. Hun inlichtingen waren opzienbarend. Indien hun namen het meest bekend zijn geworden is het, doordat zij in het Westen onthullingen hebben kunnen bekendmaken over de rol der anarchisten in de Russische revolutie en over de vervolging der libertaire socialisten door de bolsjewiki. Toen in de zomer van 1921 te Moskou het Internationale Congres bijeenkwam der rode vakbonden bevonden zich onder de buitenlandse gedelegeerden ook anarchisten. Zij interpelleerden de Russen over de libertaire socialisten,​ die in de Taganka-gevangenis tot een demonstratieve hongerstaking waren overgegaan. Ook bleek dat reeds vele anarchisten waren gefusilleerd,​ onder andere de individualist Leo Tsjorny en Fanny Baron. Het incident verwekte zoveel schandaal dat aan tien voorstanders van het staatloze socialisme werd toegestaan, het land te verlaten. Hun inlichtingen waren opzienbarend.
Regel 640: Regel 622:
    
  
-===== IX De Spaanse burgeroorlog =====+===== IXDe Spaanse burgeroorlog =====
  
 ==== Een pronunciamiento ==== ==== Een pronunciamiento ====
Regel 681: Regel 663:
 In het algemeen vervingen op economisch terrein de commu nes de staat. Het sluiten van huwelijken, het onderwijs der kinderen, het verlenen van pensioenen en uitkeringen,​ het begraven der doden, de medische verzorging, het distribueren der levensmiddelen (met of zonder geld) behoorden ook tot de taak der gemeenten. In zulke barre tijden als die van de burgeroorlog was de commune een bescheiden ‘verzorgingsstaat’ in miniatuur. Op het platteland heeft het libertaire communisme, op allerlei veelvormige manieren benaderd, positieve resultaten gehad. Zelfs indien kleine boeren voortgingen op de oude wijze particulier te werken werden de producten min of meer ‘gesocialiseerd’. Het feodale parasitisme of het op winst bedachte kapitalisme werden zoveel mogelijk geëlimineerd. Reeds dit was een grote winst. Met de versterking van het republikeinse staatskapitalisme en de regeringsinmenging degenereerde ook dit beleid. Maar het behoorde tot het beste wat het sociaal-anarchisme metterdaad heeft gerealiseerd. Men kan, in de sfeer van een burgeroorlog,​ natuurlijk allerlei sombere zijden van het leven op het platteland onderstrepen. Talrijk moeten de afwijkingen van het ideale patroon, de misbruiken en de fouten zijn geweest. Ook dan blijft de indruk van een bijzonder experiment. In het algemeen vervingen op economisch terrein de commu nes de staat. Het sluiten van huwelijken, het onderwijs der kinderen, het verlenen van pensioenen en uitkeringen,​ het begraven der doden, de medische verzorging, het distribueren der levensmiddelen (met of zonder geld) behoorden ook tot de taak der gemeenten. In zulke barre tijden als die van de burgeroorlog was de commune een bescheiden ‘verzorgingsstaat’ in miniatuur. Op het platteland heeft het libertaire communisme, op allerlei veelvormige manieren benaderd, positieve resultaten gehad. Zelfs indien kleine boeren voortgingen op de oude wijze particulier te werken werden de producten min of meer ‘gesocialiseerd’. Het feodale parasitisme of het op winst bedachte kapitalisme werden zoveel mogelijk geëlimineerd. Reeds dit was een grote winst. Met de versterking van het republikeinse staatskapitalisme en de regeringsinmenging degenereerde ook dit beleid. Maar het behoorde tot het beste wat het sociaal-anarchisme metterdaad heeft gerealiseerd. Men kan, in de sfeer van een burgeroorlog,​ natuurlijk allerlei sombere zijden van het leven op het platteland onderstrepen. Talrijk moeten de afwijkingen van het ideale patroon, de misbruiken en de fouten zijn geweest. Ook dan blijft de indruk van een bijzonder experiment.
  
-===== X De bevrijdingsoorlogen =====+===== XDe bevrijdingsoorlogen =====
  
 ==== Marxistische variaties ==== ==== Marxistische variaties ====
Regel 727: Regel 709:
 Tenslotte is daar het vooruitzicht,​ dat achtergebleven maar socialistisch geworden landen zodanig worden geïndustrialiseerd,​ dat de invloed van mechanisering en automatisering groeit. Dan zal de vrije tijd toenemen en daarmee de mogelijkheid tot individuele creativiteit en verbijzonderde gedragspatronen. Zo kan een communistische economie als basis voor een ‘sociale staat’ voedsel geven aan het verlangen naar meer persoonlijke vrijheden. De studenten in Oost-Europa hebben een aanzienlijke geestverwantschap getoond met hun westelijke lotgenoten met betrekking tot een anti-autoritaire levenshouding. Tradities, dogma'​s en mythen, gezag dat zich niet kan rechtvaardigen en de heerschappij van ‘bonzen’ zullen in een industriële samenleving moeilijk te verdedigen blijken, als de kritische rede wordt gescherpt in de ontwikkeling en toepassing der ervaringswetenschappen. Zulk een evolutie kan op de lange duur ook niet door politiek gezag gestuit worden. Tenslotte is daar het vooruitzicht,​ dat achtergebleven maar socialistisch geworden landen zodanig worden geïndustrialiseerd,​ dat de invloed van mechanisering en automatisering groeit. Dan zal de vrije tijd toenemen en daarmee de mogelijkheid tot individuele creativiteit en verbijzonderde gedragspatronen. Zo kan een communistische economie als basis voor een ‘sociale staat’ voedsel geven aan het verlangen naar meer persoonlijke vrijheden. De studenten in Oost-Europa hebben een aanzienlijke geestverwantschap getoond met hun westelijke lotgenoten met betrekking tot een anti-autoritaire levenshouding. Tradities, dogma'​s en mythen, gezag dat zich niet kan rechtvaardigen en de heerschappij van ‘bonzen’ zullen in een industriële samenleving moeilijk te verdedigen blijken, als de kritische rede wordt gescherpt in de ontwikkeling en toepassing der ervaringswetenschappen. Zulk een evolutie kan op de lange duur ook niet door politiek gezag gestuit worden.
    
-===== XI Directe democratie =====+===== XIDirecte democratie =====
  
 ==== Moderne onlustgevoelens ==== ==== Moderne onlustgevoelens ====
Regel 779: Regel 761:
 Onder deze studenten kon men overigens zeer uiteenlopende ideologieën aantreffen: het marxisme van Mao; de theorieën van Che Guevara; de denkbeelden van Trotski; en het pure anarchisme. De rood-zwarte vlaggen waren talrijk, de libertaire leuzen eveneens. De voedingsbodem voor de verwerkelijking van zulke idealen was mager. Niettemin was het kenmerkend dat Daniel Cohn-Bendit met zijn vrijheidlievende denkbeelden een leidende rol kon spelen. In een gesprek met Jean-Paul Sartre zei hij in mei 1968: ‘Ik geloof en ik heb gezegd dat we op weg zijn naar een voortdurende verandering der samenleving,​ bij elke etappe uitgelokt door revolutionaire acties ... Wat sinds twee weken is gebeurd is mijns inziens een weerlegging van de vermaarde partij-theorie der “revolutionaire voorhoedes”,​ beschouwd als leidende machten van een volksbewering ... Men vindt hun militante leden in de coördinatie-comité'​s,​ waar hun rol belangrijk is. Maar er is nooit sprake van geweest dat één van die voorhoedes een leidende rol heeft kunnen spelen ... In feite, al wil niemand dit erkennen, heeft de bolsjewistische partij ook de Russische revolutie niet “geleid”. Zij is door de massa'​s gedragen ... De kracht van onze beweging is juist, dat ze steunt op een “oncontroleerbare” spontaneïteit ...’ Zulke woorden zijn verwant aan de theorieën van het libertaire socialisme, ook al dienen deze slechts om de verdere democratisering te verwezenlijken van een burgerlijke staat. Op het ogenblik schijnt dit hun taak te kunnen zijn. Onder deze studenten kon men overigens zeer uiteenlopende ideologieën aantreffen: het marxisme van Mao; de theorieën van Che Guevara; de denkbeelden van Trotski; en het pure anarchisme. De rood-zwarte vlaggen waren talrijk, de libertaire leuzen eveneens. De voedingsbodem voor de verwerkelijking van zulke idealen was mager. Niettemin was het kenmerkend dat Daniel Cohn-Bendit met zijn vrijheidlievende denkbeelden een leidende rol kon spelen. In een gesprek met Jean-Paul Sartre zei hij in mei 1968: ‘Ik geloof en ik heb gezegd dat we op weg zijn naar een voortdurende verandering der samenleving,​ bij elke etappe uitgelokt door revolutionaire acties ... Wat sinds twee weken is gebeurd is mijns inziens een weerlegging van de vermaarde partij-theorie der “revolutionaire voorhoedes”,​ beschouwd als leidende machten van een volksbewering ... Men vindt hun militante leden in de coördinatie-comité'​s,​ waar hun rol belangrijk is. Maar er is nooit sprake van geweest dat één van die voorhoedes een leidende rol heeft kunnen spelen ... In feite, al wil niemand dit erkennen, heeft de bolsjewistische partij ook de Russische revolutie niet “geleid”. Zij is door de massa'​s gedragen ... De kracht van onze beweging is juist, dat ze steunt op een “oncontroleerbare” spontaneïteit ...’ Zulke woorden zijn verwant aan de theorieën van het libertaire socialisme, ook al dienen deze slechts om de verdere democratisering te verwezenlijken van een burgerlijke staat. Op het ogenblik schijnt dit hun taak te kunnen zijn.
    
-===== XII De lage landen =====+===== XIIDe lage landen =====
  
 ==== Nederland ==== ==== Nederland ====
Regel 791: Regel 773:
 De laatste verbreidde zijn kleine, maar pittig gestelde brochure ‘Theorie en praktijk van het nemen.’ Hij streefde naar ontluistering van de moraal op Stirneriaanse wijze en pleitte voor het egoïsme van vrije mensen. ‘De theorie der naastenliefde is bizonder groot, sterk en machtig. De praktijk der naastenliefde is ellendig zwak, precies het tegenovergestelde van de theorie. De theorie van het nemen is bizonder klein, zwak en machteloos. De praktijk van het nemen heeft een kolossale omvang, is machtig, precies het tegenovergestelde van de theorie.’ Met als goede raad: ‘Willen we verbetering van positie, willen we eten, genot, vrijheid, willen we werkelijk leven, dan moeten we het nemen.’ De proleten hebben anderen toegestaan, alles te nemen, maar het is tijd de rollen om te draaien, aldus de conclusie. De laatste verbreidde zijn kleine, maar pittig gestelde brochure ‘Theorie en praktijk van het nemen.’ Hij streefde naar ontluistering van de moraal op Stirneriaanse wijze en pleitte voor het egoïsme van vrije mensen. ‘De theorie der naastenliefde is bizonder groot, sterk en machtig. De praktijk der naastenliefde is ellendig zwak, precies het tegenovergestelde van de theorie. De theorie van het nemen is bizonder klein, zwak en machteloos. De praktijk van het nemen heeft een kolossale omvang, is machtig, precies het tegenovergestelde van de theorie.’ Met als goede raad: ‘Willen we verbetering van positie, willen we eten, genot, vrijheid, willen we werkelijk leven, dan moeten we het nemen.’ De proleten hebben anderen toegestaan, alles te nemen, maar het is tijd de rollen om te draaien, aldus de conclusie.
  
-Natuurlijk was ook voor deze ‘egoisten’ de militaire dienstweigering de consequentie van hun standpunt. Het antimilitarisme,​ in het bijzonder door het anarchisme aangewakkerd,​ had echter meestal een ethische en sociale ondergrond. Langs de weg van Tolstoi, Kropotkin en Domela zijn in Nederland honderden tot dienstweigeraars geworden. Nauw sloten zich daarbij de christen-socialisten aan en de religieuze libertairen,​ uit wier kringen Bart de Ligt is voortgekomen. Als men spreekt van ‘anarchisme van de daad’ door lijdelijk verzet en geestelijke weerbaarheid,​ dan is dit wel het meest tot uitdrukking gekomen in de acties van de verwante Internationale Antimilitaristische Vereniging (opgericht in 1904) die ook het beginsel der algemene staking tegen de oorlog onderschreef. Toen in 1921 de dienstweigeraar Herman Groenendaal voedsel weigerde ontstond er een ongekende protestbeweging met wekenlang durende demonstraties. Dat enige tijd de sociaal-democraten (en zelfs de vrijzinnig-democraten) zich voor eenzijdige ontwapening verklaarden en voor het ‘gebroken geweertje’ kwam mede voort uit de toenmalige populariteit van het antimilitarisme.+Natuurlijk was ook voor deze ‘egoisten’ de militaire dienstweigering de consequentie van hun standpunt. Het antimilitarisme,​ in het bijzonder door het anarchisme aangewakkerd,​ had echter meestal een ethische en sociale ondergrond. Langs de weg van Tolstoj, Kropotkin en Domela zijn in Nederland honderden tot dienstweigeraars geworden. Nauw sloten zich daarbij de christen-socialisten aan en de religieuze libertairen,​ uit wier kringen Bart de Ligt is voortgekomen. Als men spreekt van ‘anarchisme van de daad’ door lijdelijk verzet en geestelijke weerbaarheid,​ dan is dit wel het meest tot uitdrukking gekomen in de acties van de verwante Internationale Antimilitaristische Vereniging (opgericht in 1904) die ook het beginsel der algemene staking tegen de oorlog onderschreef. Toen in 1921 de dienstweigeraar Herman Groenendaal voedsel weigerde ontstond er een ongekende protestbeweging met wekenlang durende demonstraties. Dat enige tijd de sociaal-democraten (en zelfs de vrijzinnig-democraten) zich voor eenzijdige ontwapening verklaarden en voor het ‘gebroken geweertje’ kwam mede voort uit de toenmalige populariteit van het antimilitarisme.
  
 Hoewel vele voorstanders van dit ideaal geweldloos waren kon dit stellig geen algemene regel worden genoemd. Voor minstens zovelen was de dienstweigering een wapen in de revolutionaire actie tegen de kapitalistische maatschappij,​ een middel in de klassestrijd. In 1921 werd ter ondersteuning van de Groenendaal-actie een bomaanslag gepleegd, die slechts de pui beschadigde van de woning van een voorname ‘militarist’,​ maar waarvoor twee der daders (overigens voortgekomen uit een dissidente marxistische groep) zware gevangenisstraffen kregen, van vijf en zes jaar. Merkwaardig was toen reeds de incidentele samenwerking van sommige sociaal-anarchisten met marxisten, die het beginsel van het radencommunisme hadden aanvaard. Zij vonden elkaar voornamelijk in de verdediging van de opstand van Kronstadt in 1921. Hoewel vele voorstanders van dit ideaal geweldloos waren kon dit stellig geen algemene regel worden genoemd. Voor minstens zovelen was de dienstweigering een wapen in de revolutionaire actie tegen de kapitalistische maatschappij,​ een middel in de klassestrijd. In 1921 werd ter ondersteuning van de Groenendaal-actie een bomaanslag gepleegd, die slechts de pui beschadigde van de woning van een voorname ‘militarist’,​ maar waarvoor twee der daders (overigens voortgekomen uit een dissidente marxistische groep) zware gevangenisstraffen kregen, van vijf en zes jaar. Merkwaardig was toen reeds de incidentele samenwerking van sommige sociaal-anarchisten met marxisten, die het beginsel van het radencommunisme hadden aanvaard. Zij vonden elkaar voornamelijk in de verdediging van de opstand van Kronstadt in 1921.
Regel 797: Regel 779:
 Over het standpunt ten aanzien van de vakbeweging waren de meningen verdeeld. Aan de ene zijde stonden degenen, die wel de bezetting der bedrijven en de vorming van revolutionaire raden verdedigden,​ maar de vakbonden als reformistische ‘bonzen-organisaties’ afwezen. In de maandbladen Alarm en Opstand (1922-1928) vindt men een overvloed van argumenten van die anarchisten,​ die tegenover het syndicalisme precies zo stonden als tegenover het parlementarisme. Geliefd was de spreuk van Wilhelm Liebknecht: ‘Wie met de vijand onderhandelt parlementeert,​ en wie parlementeert verraadt.’ Anderzijds waren er velen die van de vakbonden de economische organen voor het doorvoeren der omwenteling hoopten te maken. Zij poogden het Nationaal Arbeids-Secretariaat (in 1893 opgericht als eerste Nederlandse vakcentrale) naar het voorbeeld der Franse CGT tot een instrument te maken van het anarchisme. Tot 1920 is dit in zekere mate het geval geweest. Het blad De Toekomst was in die tijd de spreekbuis van anarcho-syndicalisten,​ die echter na de Russische revolutie geleidelijk het bolsjewisme omhelsden. De intrede in het NAS van marxisten versterkte het communistische karakter van deze vakbond, die zich aansloot bij de Moskouse Rode Vakbewegings-Internationale. De anarchosyndicalisten scheidden zich toen af en vormden het Nederlands Syndicalistisch Vakverbond, dat altijd zwak is gebleven. In 1940 zijn overigens de IAMV, het NAS en het NSV alle voorgoed verdwenen. Over het standpunt ten aanzien van de vakbeweging waren de meningen verdeeld. Aan de ene zijde stonden degenen, die wel de bezetting der bedrijven en de vorming van revolutionaire raden verdedigden,​ maar de vakbonden als reformistische ‘bonzen-organisaties’ afwezen. In de maandbladen Alarm en Opstand (1922-1928) vindt men een overvloed van argumenten van die anarchisten,​ die tegenover het syndicalisme precies zo stonden als tegenover het parlementarisme. Geliefd was de spreuk van Wilhelm Liebknecht: ‘Wie met de vijand onderhandelt parlementeert,​ en wie parlementeert verraadt.’ Anderzijds waren er velen die van de vakbonden de economische organen voor het doorvoeren der omwenteling hoopten te maken. Zij poogden het Nationaal Arbeids-Secretariaat (in 1893 opgericht als eerste Nederlandse vakcentrale) naar het voorbeeld der Franse CGT tot een instrument te maken van het anarchisme. Tot 1920 is dit in zekere mate het geval geweest. Het blad De Toekomst was in die tijd de spreekbuis van anarcho-syndicalisten,​ die echter na de Russische revolutie geleidelijk het bolsjewisme omhelsden. De intrede in het NAS van marxisten versterkte het communistische karakter van deze vakbond, die zich aansloot bij de Moskouse Rode Vakbewegings-Internationale. De anarchosyndicalisten scheidden zich toen af en vormden het Nederlands Syndicalistisch Vakverbond, dat altijd zwak is gebleven. In 1940 zijn overigens de IAMV, het NAS en het NSV alle voorgoed verdwenen.
  
-Verscheidene Nederlandse libertaire auteurs zijn evenals Domela Nieuwenhuis internationaal bekend geworden: de syndicalistische theoreticus Christiaan Cornelissen bijvoorbeeld en de antimilitarist Bart de Ligt. De individualist Alexander Cohen, een journalist die later in Frankrijk het monarchisme zou omhelzen, maar die in zijn opstandige periode enige malen is veroordeeld en gevangen gezet, bleef zijn hele leven een verwoed tegenstander van de sociaal-democratie ... en van de democratie in het algemeen. Hij verzorgde twintig afleveringen van ‘De Paradox’ (1897-1898) met satirische ontboezemingen,​ en schreef na 1930 belangwekkende herinneringen.+Verscheidene Nederlandse libertaire auteurs zijn evenals Domela Nieuwenhuis internationaal bekend geworden: de syndicalistische theoreticus ​[[Christiaan Cornelissen]] bijvoorbeeld en de antimilitarist ​[[Bart de Ligt]]. De individualist Alexander Cohen, een journalist die later in Frankrijk het monarchisme zou omhelzen, maar die in zijn opstandige periode enige malen is veroordeeld en gevangen gezet, bleef zijn hele leven een verwoed tegenstander van de sociaal-democratie ... en van de democratie in het algemeen. Hij verzorgde twintig afleveringen van ‘De Paradox’ (1897-1898) met satirische ontboezemingen,​ en schreef na 1930 belangwekkende herinneringen.
  
 Na de dood van Domela Nieuwenhuis in 1919 begon de anarchistische beweging te verzwakken. Een tijdelijke opbloei van het antimilitarisme en een voortgezette toeneming van de invloed der vrije gedachte konden het feit niet verbergen dat de beweging als politieke stroming, of als ideologie van het syndicalisme,​ op haar retour was. De hevige economische crisis van de dertiger jaren kwam haar niet ten goede. De sociale tegenstellingen werden scherper, maar vooral ten gunste van de reactie, internationaal versterkt door de overwinningen van Mussolini, Hitler en Franco, de wedloop in bewapening en het verlammende gevoel, dat de oorlog onafwendbaar was. Deze krijg en de Duitse bezetting hebben practisch geleid tot de liquidatie der anarchistische beweging. Na 1945 zijn nog twee bescheiden organen verschenen benevens het theoretische tijdschrift ‘Buiten de perken’, waarin vooral Rudolf de Jong als kenner van de historie van het anarchisme naar voren trad. Arthur Lehning wijdde zich aan een kostbare wetenschappelijke uitgave van de werken van Bakoenin. Hij verzorgde tevens een bloemlezing uit het werk van Domela Nieuwenhuis,​ samen met Albert de Jong die ook een biografie over FDN publiceerde. Maar vernieuwde aandacht voor het anarchisme werd vooral gevraagd door de Provo-beweging,​ die erkende dat zij haar voorgangers moest zoeken in vooroorlogse organen als Alarm en De Moker. Ook door de studentenopstanden in Berlijn en Parijs kwam het anarchisme als revolutionaire methodiek weer aan de orde. Na de dood van Domela Nieuwenhuis in 1919 begon de anarchistische beweging te verzwakken. Een tijdelijke opbloei van het antimilitarisme en een voortgezette toeneming van de invloed der vrije gedachte konden het feit niet verbergen dat de beweging als politieke stroming, of als ideologie van het syndicalisme,​ op haar retour was. De hevige economische crisis van de dertiger jaren kwam haar niet ten goede. De sociale tegenstellingen werden scherper, maar vooral ten gunste van de reactie, internationaal versterkt door de overwinningen van Mussolini, Hitler en Franco, de wedloop in bewapening en het verlammende gevoel, dat de oorlog onafwendbaar was. Deze krijg en de Duitse bezetting hebben practisch geleid tot de liquidatie der anarchistische beweging. Na 1945 zijn nog twee bescheiden organen verschenen benevens het theoretische tijdschrift ‘Buiten de perken’, waarin vooral Rudolf de Jong als kenner van de historie van het anarchisme naar voren trad. Arthur Lehning wijdde zich aan een kostbare wetenschappelijke uitgave van de werken van Bakoenin. Hij verzorgde tevens een bloemlezing uit het werk van Domela Nieuwenhuis,​ samen met Albert de Jong die ook een biografie over FDN publiceerde. Maar vernieuwde aandacht voor het anarchisme werd vooral gevraagd door de Provo-beweging,​ die erkende dat zij haar voorgangers moest zoeken in vooroorlogse organen als Alarm en De Moker. Ook door de studentenopstanden in Berlijn en Parijs kwam het anarchisme als revolutionaire methodiek weer aan de orde.
Regel 821: Regel 803:
 ===== Literatuur ===== ===== Literatuur =====
  
-Aangezien in dit boek vrijwel alle bronnen in de desbetreffende hoofdstukken zijn genoemd verwijzen we slechts naar enige algemene werken, die bovendien uitgebreide literatuuropgaven bevatten. Voor de tweede helft der vorige eeuw is nog immer het standaardwerk van H.P.G. Quack: De Socialisten,​ personen en stelsels (Amsterdam, zes delen) van grote waarde. Voor het anarchisme tot omstreeks 1900 het derde deel van het werk van F. Domela Nieuwenhuis:​ De geschiedenis van het socialisme (Amsterdam, 1901-1902). Over de verschillende anarchistische ‘systemen’ schreef P. Eltzbacher: Der Anarchismus,​ (1900) in het nederlands vertaald in 1903. Boeken van latere datum zijn o.a. James Joll: The anarchists (London, 1964); George Woodcock: Anarchism (London, 1963); D. Guérin: L'​anarchisme (Paris, 1965); en André Nataf: La révolution anarchiste (Paris, 1968), alle met vermelding van veel literatuur. Over enige hoofdpersonen:​ E.H. Carr: Michael Bakunin (London, 1937) George Woodcock: Proudhon (London, 1956) George Woodcock and Ivan Avakumovic: The anarchist Prince, Peter Kropotkin (London, 1950).+Aangezien in dit boek vrijwel alle bronnen in de desbetreffende hoofdstukken zijn genoemd verwijzen we slechts naar enige algemene werken, die bovendien uitgebreide literatuuropgaven bevatten. Voor de tweede helft der vorige eeuw is nog immer het standaardwerk van H.P.G. Quack: ​//De Socialisten,​ personen en stelsels// (Amsterdam, zes delen) van grote waarde. Voor het anarchisme tot omstreeks 1900 het derde deel van het werk van F. Domela Nieuwenhuis: ​//De geschiedenis van het socialisme// (Amsterdam, 1901-1902). Over de verschillende anarchistische ‘systemen’ schreef P. Eltzbacher: ​//Der Anarchismus//, (1900) in het nederlands vertaald in 1903. Boeken van latere datum zijn o.a. James Joll: //The anarchists// (London, 1964); George Woodcock: ​//Anarchism// (London, 1963); D. Guérin: ​//L'​anarchisme// (Paris, 1965); en André Nataf: ​//La révolution anarchiste// (Paris, 1968), alle met vermelding van veel literatuur. Over enige hoofdpersonen:​ E.H. Carr: //Michael Bakunin// (London, 1937) George Woodcock: ​//Proudhon// (London, 1956) George Woodcock and Ivan Avakumovic: ​//The anarchist Prince, Peter Kropotkin// (London, 1950).
  
-Inzake de Parijse Commune is tevens geraadpleegd H.P.O. Lissagaray: Histoire de la Commune de 1871 (Bruxelles, 1876); over de Russische terroristen o.a. H.A. Enno van Gelder: Rusland (Amsterdam, 1949); over de Russische revolutie A. Berkman: The Russian Tragedy, benevens: The Kronstadt Rebellion (beide in 1922 te Berlijn geschreven);​ P. Arschinoff: Geschichte der Machno-Bewegung (Berlin, 1923); Nestor Makhno: Le révolution russe en Ukraine (Paris, 1927) Voline: La révolution inconnue (Paris, 1947) P. Avrich: The russian anarchists (Princeton, 1967). Over het Franse syndicalisme:​ H.B. Wiardi Beckman: Het syndikalisme in Frankrijk (Amsterdam, 1931) terwijl voor de geschiedenis van de Eerste Internationale en de breuk tussen anarchisten en marxisten belangrijk is: F. Brupbacher: Marx und Bakunin (Berlin, 1922). Inzake de Spaanse burgeroorlog o.a.: Gerald Brennan, The Spanish Labyrinth (London, 1943); D.A. de Santillán, El organismo económico de la revolución (Barcelona, 1936); Hugh Thomas, The Spanish Civil War (London, 1961); Franz Borkenau, The Spanish Cockpit (herdruk Michigan Press, 1965).+Inzake de Parijse Commune is tevens geraadpleegd H.P.O. Lissagaray: ​//Histoire de la Commune de 1871// (Bruxelles, 1876); over de Russische terroristen o.a. H.A. Enno van Gelder: ​//Rusland// (Amsterdam, 1949); over de Russische revolutie A. Berkman: ​//The Russian Tragedy//, benevens: ​//The Kronstadt Rebellion// (beide in 1922 te Berlijn geschreven);​ P. Arschinoff: ​//Geschichte der Machno-Bewegung// (Berlin, 1923); Nestor Makhno: ​//Le révolution russe en Ukraine// (Paris, 1927) Voline: ​//La révolution inconnue// (Paris, 1947) P. Avrich: ​//The russian anarchists// (Princeton, 1967). Over het Franse syndicalisme:​ H.B. Wiardi Beckman: ​//Het syndikalisme in Frankrijk// (Amsterdam, 1931) terwijl voor de geschiedenis van de Eerste Internationale en de breuk tussen anarchisten en marxisten belangrijk is: F. Brupbacher: ​//Marx und Bakunin// (Berlin, 1922). Inzake de Spaanse burgeroorlog o.a.: Gerald Brennan, ​//The Spanish Labyrinth// (London, 1943); D.A. de Santillán, ​//El organismo económico de la revolución// (Barcelona, 1936); Hugh Thomas, ​//The Spanish Civil War// (London, 1961); Franz Borkenau, ​//The Spanish Cockpit// (herdruk Michigan Press, 1965).
  
-Behalve de genoemde bronnen inzake de revolutionaire studentenbewegingen noemen we nog: Kursbuch 13 (Suhrkamp Verlag, Frankfurt) en Student Power (Penguin Books, 1969).+Behalve de genoemde bronnen inzake de revolutionaire studentenbewegingen noemen we nog: //Kursbuch 13// (Suhrkamp Verlag, Frankfurt) en //Student Power// (Penguin Books, 1969).
    
 {{tag>​anarchisme geschiedenis inleiding}} {{tag>​anarchisme geschiedenis inleiding}}
namespace/anarchisme_van_de_daad.1565016916.txt.gz · Laatst gewijzigd: 16/10/19 09:40 (Externe bewerking)