Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:anarcho-pacifisme

Dit is een oude revisie van het document!


Anarcho-pacifisme

Anarcho-pacifisme, ook wel anarchistisch pacifisme of pacifistisch anarchisme, is een stroming binnen het anarchisme welke geweld verwerpt als middel in de strijd voor sociale verandering, de afschaffing van kapitalisme en de staat.

Hoewel uiteindelijk alle anarchistische stromingen in feite een gelijkwaardige en egalitaire samenleving nastreven, en daarmee de afschaffing van de structurele uitbuiting en het geweld van het kapitalisme en de staat, is het gebruik van geweld altijd een belangrijk discussiepunt geweest. Voor veel anarchisten is het duidelijk dat de staat en kapitalisten hun macht met geweld zullen verdedigen en dat er daarom een vorm van tegengeweld nodig is, op zijn minst ter zelfverdediging. Het anarcho-pacifisme wijst echter, in tegenstelling tot de meeste andere stromingen, geweld in het geheel af en pleit voor lijdzaam verzet, blokkade en onttrekking (sabotage). Wat daarbij precies als geweld wordt gedefinieerd verschilt soms.

Het pacifistisch anarchisme ontwikkelde zich vooral in Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten sterk. In Nederland hangt dit samen met de vrij grote religieus-anarchistische en antimilitaristische bewegingen. Henry David Thoreau en Leo Tolstoj zijn vroege denkers die veel invloed hebben gehad in de ontwikkeling van deze denkstroming. Later zouden de ideeën van Mohandas Gandhi veel aan invloed winnen, hoewel deze vaak vrij selectief aangehaald worden.

Theorie en ontwikkeling

Eén van de centrale anarcho-pacifistische strategieën is de burgerlijke ongehoorzaamheid zoals deze door Henry David Thoreau werd geformuleerd in zijn essay Civil Disobedience uit 1849 (hoewel Thoreau zelf een sterk voorstander was van vuurwapenrechten en zelfverdediging).[1] Thoreau was een belangrijke vroege denker en had veel invloed op de ontwikkeling van het individualistische anarchisme in de Verenigde Staten en Europa. Zijn tekst over de burgerlijke ongehoorzaamheid wordt o.a. door Mohandas Gandhi, Martin Luther King, Jr. en Tolstoj genoemd als invloedrijk op hun ontwikkeling. Tolstoj zag volgens Geoffrey Ostergaard dat “een geweldig wapen voor het ondermijnen (liever dan omverwerpen) van de staat voor individuen was om te weigeren daaraan mee te werken en diens immorele eisen te gehoorzamen.”[2]

Leo Tolstoj

Voor Leo Tolstoj zou zijn ervaring in het leger een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van zijn pacifistische ideeën. Nadat hij het leger had verlaten keerde hij terug naar zijn religieuze wortels waarbij het leiden van een 'deugdzaam' leven voor hem steeds centralere plek innam. Geweld stond volgens hem hier haaks op. Dit was volgens hem de ultieme autoritaire daad en werd gebruikt om het machtsmisbruik in stand te houden. Tolstoj was van mening dat staten geen recht hadden om 'recht' te spreken - volgens hem de taak van god. Hij zag hierom de staat als zondig. Hij zou hierover, nadat hij getuigen was geweest van een publieke terechtstelling in Parijs, aan een vriend schrijven dat staten “onbeschaamd arrogant zijn in hun drang om gerechtigheid en de wet van god uit te voeren.” Voor Tolstoj werd de Bergrede van Jezus Christus een centraal oriëntatiepunt voor zijn ideeën en ontwikkelde hieruit een geheel eigen christelijke en pacifistische filosofie. Daaronder voorstond hij niet alleen geweldloosheid, maar de volledige niet-deelname aan het staatssysteem van het niet betalen van belastingen tot het weigeren te stemmen (wat in die tijd sowieso slechts voor een zeer kleine bevoorrechte kring mensen mogelijk was).

Hoewel Tolstoj het conflict in zijn geheel als iets problematisch zag, betekend het weigeren geweld te gebruiken voor veel andere anarcho-pacifisten niet dat men lijdzaam moet toekijken of dat men de revolutionaire actie afwijst. De afwijzing van van geweld leidde er voor veel anarcho-pacifisten toe dat men anarcho-syndicalistische vormen van verzet, zoals de algemene staking, als een uitgelezen middel in de revolutionaire strijd zagen. Bart de Ligt en Clara Wichmann, twee anarchisten uit Nederland, zijn hier een voorbeeld van. Wichmann hield zich vanwege haar achtergrond hoofdzakelijk met recht bezig, maar schreef ook over het syndicalisme en het middel van geweld. In 1920 schreef ze Over de betekenis van het middel voor het doel in de krant De Vrije Communist van de Bond van Religieuze Anarcho-Communisten.[3] De Ligt, welke al jaren een onvermoeide propagandist voor het antimilitarisme was, verbond Gandhi's principiële geweldloosheid met het idee van de algemene staking en ontwikkelde een concept van geweldloze directe actie, welke in de jaren 30 van de 20ste eeuw veel invloed had op pacifisten in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. In De overwinning van het geweld (1933) stelde hij “hoe meer geweld, hoe minder revolutie.”[4]

Mohandis 'Mahatma' Gandhi (1869-1948) is één van de meest invloedrijke personen op de hedendaagse pacifistische beweging. Gandhi werd zelf geïnspireerd door o.a. Thoreau, Ruskin en Tolstoj, waarbij hij met de laatste in de periode dat hij in Zuid-Afrika verbleef uitvoerige briefwisselingen had. Gandhi ontwikkelde een geheel eigen filosofie welke zich sterk baseerde op de Indiase religie en cultuur. Gandhi zei over zichzelf dat hij anarchist was, “maar van een andere soort”. Naast de bevrijding en transformatie van India streefde hij de creatie van Ram Raj na, het koninkrijk van god op aarde.

Gandhi tijdens de Zoutmars, 1930

Gandhi ontwikkelde een het concept dat hij Satyagraha noemde. De term betekend in Gajurati[5] 'standvast in de waarheid', wat door Gandhi werd aangewend als middel voor zijn geweldloze theorie. Hij vond passief verzet zwak en verkoos daarom het actieve geweldloze verzet. Daarbij lag voor hem echter niet de nadruk op de confrontatie, maar op de kracht van de waarheid. Daarbij zag hij een sterke relatie tussen het doel en de middelen, welke volgens hem niet van elkaar te scheiden waren. Hoewel Ghandi sterke anarchistische elementen in zijn filosofie had, zoals de nadruk op decentralisme, directe democratie en zijn opvatting dat de staat gecentraliseerde vorm van geweld representeerde, was hij ook een pragmatist. Hij gebruikte, zeker in zijn latere periode, dan soms ook niet-anarchistische middelen in zijn strijd voor de onafhankelijkheid van India, zoals zijn deelname aan het Indiase Nationale Congres (INC), wat in feite een Indisch-nationalistische partij was. Na de Eerste Wereldoorlog organiseerde Gandhi voor het INC meerdere geweldloze massabijeenkomsten, waarvan de Zoutmars in 1930 de bekendste is. Met de mars wilde hij bij Dandi, dat aan de oceaan lag, zelf zout gaan maken om zo te protesteren tegen het Britse zoutmonopolie in India. Het hele protest moest volgens Gandhi volgens het Satyagraha geweldloos verlopen. De mars van 384 km was het grootste protest tegen de Britse overheersing sinds de ongehoorzaamheidsbeweging in 1920-1922, en vormde een belangrijk onderdeel in de Indische onafhankelijkheidsstrijd. Tegen het eind liepen er ongeveer 50.000 mensen mee en het protest trok internationaal veel aandacht in de pers, waarmee de principes van Gandhi ook wereldwijde bekendheid verwierven.[6] De massale burgerlijke ongehoorzaamheid die uit de mars aanwakkerde bracht een boycotcampagne tegen Britse producten voort.

De invloed van de ideeën van Gandhis geweldloze verzet heeft vandaag de dag invloed. In de populaire cultuur wordt er echter zeer selectief en oppervlakkig met de karakter van Gandhi omgesprongen wat ook heeft geleid tot karikatuur die de diepgaandere ideeën in zijn filosofie overstemmen.

Verwoestingen na bombardementen op Dresden, 1944-1945

De opkomst van het fascisme en de Tweede Wereldoorlog stelde het pacifisme voor een groot dilemma. Er waren in de aanloop naar de oorlog verschillende pogingen om zich te verzetten tegen het daarbij eveneens opkomende militarisme, al was dit vooral in landen waar het fascisme geen werkelijke voet aan de grond had. In die landen was namelijk geen tolerantie voor pacifistische opvattingen - deze zouden de nationale belangen schaden. Alex Comfort (1920-2000) was arts in Groot-Brittannië en een bewuste dienstweigeraar tijdens de oorlog. Hij was actief lid van de Peace Plegde Union (PPU), dat voor de oorlog nog stelde dat als de maatregelen van het Verdrag van Versailles[7] zouden worden teruggedraaid, Nazi-Duitsland diens agressie zou staken. George Orwell, een criticus van het pacifisme, wierp pacifisten voor dat zij “objectief gezien pro-fascistisch” waren door te argumenteren dat “als je de oorlogsinspanningen van de ene partij dwarsboomt, je automatisch die van de andere helpt.”[8] Na de annexatie van Sudetenland en de aanval op Tsjecho-Slowakije en Frankrijk zakte het lidmaatschap van de PPU in elkaar. De organisatie veranderde dan ook van stellingname en begon zich vooral te richten op de ondersteuning van dienstweigeraars en verzette zich tegen het bombarderen van civiele doelen in Europa door de geallieerden. Comfort schreef hiervoor in een Britse krant:

Het bombarderen van Europa is niet het werk van soldaten noch van verantwoordelijke staatslieden. Het is het werk van bloeddorstige idioten… nacht na nacht moeten de Europeanen, die hun vrijheid riskeren om te luisteren [naar de radio], de etterende dreigementen en het opgeschep van bloeddorstige en reactionaire burgers aanhoren. Zij zijn het tegendeel van diegenen die elke verachtelijke operatie lankmoedig en vol tevredenheid begeleiden met eenzelfde lakse traagheid als wij hebben getoond bij constructieve beleidstaken als het bieden van een veilige haven voor de joodse vluchtelingen.[9]

In zijn tekst tekst Peace and Disobedience (1946) gaat Comfort in de psychologie van het begaan van oorlogsmisdaden en wat er nodig is om deze te voorkomen:

“Gruweldaden niet het werk van sadisten - […] ze zijn het resultaat van gehoorzaamheid, een gehoorzaamheid die de menselijkheid is vergeten. Wij accepteren die gehoorzaamheid niet. De garantie voor vrede is niet het leger, maar een onbetrouwbaar volk […]”[10]

Na de oorlog was Comfort lid van de Campaign for Nuclear Disarmament (Campagne voor nucleaire ontwapening), wat een thema zou worden dat een groot deel van de moderne vredesbeweging bezig zou gaan houden met nadat de dreiging voor een nucleaire oorlog tijdens de Koude Oorlog steeds groter werd.

Antimilitarisme

Militarisme betekend dat men de invloed van het leger op de burgerlijke samenleving accepteert of zelfs viert, wat vaak ook gepaard gaat met sterk nationalistische opvattingen. In de samenleving heeft dit uitwerking op de opvatting over hiërarchieën, discipline en het volgen en gehoorzamen van bevelen. Het leger vervult in dat geval vaak ook een symbolische rol die het welvaren en de trots van een land weerspiegelt. Dit uit zich in culturele zin door een voorliefde voor militair vertoon, volksliederen, rangen, orden en vlaggen. Het antimilitarisme richt zich juist tegen het gemilitariseerde staatsapparaat en stelt dat het de vrije geest van de bevolking verstikt.

B. de Ligt, Oorlog aan den Oorlog, c.a. 1933

Antimilitaristen stellen dat het militarisme uiteindelijk de grip op de samenleving door de heersende klasse versterkt, omdat het de aandacht van het klassenconflict afleid en kritische stemmen monddood maakt. De klassieke antikapitalistische en antimilitaristische redenering is dat de arbeidersklasse altijd de soldaten voor de legers leveren. In nationalistische oorlogen worden uiteindelijk de arbeidersklassen van twee (of meer) landen tegen elkaar worden gemobiliseerd, terwijl deze eigenlijk gemeenschappelijke belangen hebben, namelijk zich te ontdoen van de heersende klasse in eigen land. Hierom zijn de meeste antimilitaristen ook internationalisten: men erkent het gemeenschappelijke belang van de wereldwijde arbeidersklasse en wijst de nationalistische lezing af dat de nationale bezittende klasse en de arbeidersklasse een gemeenschappelijk belang hebben.

Om de hiervoor genoemde redenen zijn de meeste anarcho-pacifisten eveneens antimilitaristen. De kritiek gaat dus verder dan alleen het feit dat legers geweld gebruiken, het gaat eveneens om de verder werkende invloed op de maatschappij zelf. Andersom is het echter zeker niet zo dat alle antimilitaristen ook pacifisten zijn. De bovenstaande analysen sluiten namelijk niet uit dat men van mening kan zijn dat, om het huidige systeem omver te werpen, geweld nodig zal zijn, of dat men geweld moet gebruik uit zelfverdediging.

Over het algemeen is het zo dat de meeste antimilitaristen, als zij geweld niet uitsluiten, wel een zeer kritische houding hebben over hoe dit geweld dan georganiseerd moet zijn. Dit wil zeggen, men kan van mening zijn dat in geval van bijvoorbeeld een revolutionaire situatie, er wel milities moeten worden gevormd. Maar anarchisten zijn er in dat geval over het algemeen op gebrand dat deze milities een bepaalde vorm van democratie kennen en een directe relatie hebben met de bevolking. Precies het tegenovergesteld van wat ten tijde van de Russische Revolutie gebeurde met de omvorming van de burgermilities tot het Rode Leger. De milities werden gemilitariseerd en daarmee tot instrument van de nieuwe bolsjewistische centrale regering gemaakt, in plaats van een instrument van de samenleving waaraan deze verantwoordelijkheid plichtig was.

Heden ten dage

Graswurzelrevolution, nov. 2019

Er bestaat nog altijd een anarcho-pacifistische stroming, hoewel het een duidelijke minderheidspositie vertegenwoordigd. Het hedendaagse anarcho-pacifisme heeft vaak eerder een morele en minder een religieuze argumentatie. Toch is het zo dat veel religieuze anarchisten ook anarcho-pacifisten zijn.

In Duitsland bestaat sinds 1972 de anarchistische krant en uitgeverij Graswurzelrevolution (Revolutie vanuit de basis), die de geweldloze theorieën verspreid en verder probeert te ontwikkelen. De krant en uitgeverij hanteert vooral de term 'directe geweldloze actie' welke in tot tegenstelling tot 'pacifisme' (van 'passief) een actievere vorm van verzet suggereert.[11]

In de Verenigde Staten (VS) is het anarcho-pacifisme nog altijd sterk vertegenwoordigd doordat het pacifisme daar in het algemeen een grote invloed heeft.

Discussie en kritiek

Errico Malatesta heeft het pacifisme nooit expliciet bekritiseerd en nam zelfs duidelijk stelling door geweld als als iets negatiefs te bestempelen.

Naar mijn mening kan er geen twijfel over bestaan dat het Anarchistische idee, regering afwijzend, in zijn diepste natuur afwijzend staat tegenover geweld, welke de essentie is van elk autoritair systeem – de modus operandi van elke overheid.[12]

Malatesta stelde dat geweld een hellend vlak is en dat zelfs “de beste theorieën en nobelste intenties” geen garantie bieden dat anarchisten, net als de rest van de mensheid, niet hun oorspronkelijke doel uit het oog verliezen en niet meer in staat zijn hun programma, waardoor zij zich lieten inspireren, om te zetten.[13] Toch was hij van mening dat geweld een noodzakelijk kwaad is om het geweld van de staat op te heffen. Hierover zegt hij:

Het is zeer zeker dat de bourgeoisie geen recht heeft om te klagen over het geweld van diens vijanden, omdat hun hele geschiedenis, als een klasse, een geschiedenis is van bloedvergieten, en omdat het systeem van uitbuiting, welke de wet is van hun leven, dagelijks hecatombes van slachtoffers produceert.[…]

Laten we, omdat historische ontwikkelingen ons tot de noodzaak van geweld hebben gedreven, geweld gebruiken; maar laat ons nooit vergeten dat dit een kwestie is van bittere noodzaak, en in de basis indruist tegen ons streven. Laten we niet vergeten dat de hele geschiedenis getuigd van het volgende verontrustende feit: wanneer verzet tegen onderdrukking zegevierde, bracht dit altijd nieuwe onderdrukking met zich mee. Dit waarschuwt ons dat dit altijd zo zal zijn tot er voor eens en altijd gebroken wordt met deze bloedige traditie uit het verleden, en geweld beperkt wordt tot de striktste noodzakelijkheid.[14]

Peter Gelderloos heeft in zijn boek How Nonviolence Protects the State (vert. Hoe geweldloosheid de staat beschermd, 2007) kritiek op de geweldloosheid en stelt dat deze racistisch[15], patriarchaal[16] op privilege stoelt en de staat in de hand werkt (en daarmee geweld in stand houdt).

Hij stelt dat het beeld dat wordt geschetst over de onafhankelijkheidsstrijd in India, en de rol daarbinnen van de geweldloosheid van de beweging rond Mahatma Ghandi, in het Westen veel te rooskleurig is. Volgens hem waren juist verschillende gewelddadige factoren reden voor Groot-Brittannië om te besluiten zich uit India terug te trekken. Hij noemt de enorme verliezen die het land geleden had tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog en de gewapende strijd tussen de Arabieren en Joden in de toen nog Britse kolonie Palestina. “De duidelijke dreiging dat de Indiase bevolking de burgerlijke ongehoorzaamheid op zouden geven en massaal de wapens zouden opnemen als zij te lang zouden worden genegeerd […]”[17] Volgens Gelderloos wordt er een veel te rooskleurig beeld geschetst van de zogenaamde pacifistische overwinningen en dat de vaak aangehaalde Ghandi en Dr. Martin Luther King feitelijk doel boven middel stelden en ook gewapende bewegingen in Palestina en en Vietnam als voorbeelden aanhaalden.[18]

Verder lezen

Voetnoten

  • [1] Geoffrey Ostergaard, Resisting the Nation State, the pacifist and anarchist tradition, 1982
  • [2] Ibid.
  • [3] Clara Wichmann, Over de beteekenis van het middel voor het doel, De Vrije Communist, orgaan van de Bond van Religieuze Anarcho-Communisten (BRAC), 8 mei 1920
  • [5] Gujarati, taal welke hoofdzakelijk in het Westen van India wordt gesproken.
  • [6] Engelstalige bijdrage Wikipedia 'Salt March'
  • [7] Verdrag van Versailles: met het Verdrag van Versailles werd formeel de Eerste Wereldoorlog beëindigd. In het verdrag werd Duitsland defacto verantwoordelijk gehouden voor de Eerste Wereldoorlog. Daarom werd vastgelegd dat Duitsland zich moest demilitariseren, bepaalde gebieden als Elsas-Lotharingen en delen van Oost-Pruisen moest afstaan, werd deels bezet het moest vergaande herstelbetalingen moest doen voor de gelede schade van de oorlog. Critici waarschuwde dat dit vergaande gevolgen zou kunnen hebben voor de internationale betrekkingen en de politieke ontwikkelingen in Duitsland zelf. Door sommigen wordt het Verdrag van Versailles gezien als het eerste opstapje naar de Tweede Wereldoorlog.
  • [8] George Orwell, Pacifism and the War, Partisan Review, London. augustus-september 1942
  • [9] David Goodway, Introduction“ to Writings Against power and death: the anarchist articles and pamphlets of Alex Comfort Freedom Press, London, 1994, pag. 7–30
  • [10] Alex Comfort, Peace and Disobedience, 1946; in Anarchism - A Documentary History of Libertarian Ideas, Vol. 2, pag. 51
  • [12] Errico Malatesta, Violence as a social factor, 1895; in Robert Graham (ed.), A Documentary History of Libertarian Ideas, Vol. 1., Black Rose Books 2005, pag. 161.
  • [13] Errico Malatesta, Anarchie en geweld, 1894.
  • [14] Ibid.
  • [15] Peter Gelderloos, How Nonviolence Protects the State, South end Press 2007, pag. 23.
  • [16] Ibid. pag. 65.
  • [17] Ibid. pag. 7-8.
  • [18] Ibid. pag. 24.

Bronnen

  • Peter Marshall, Demanding the Impossible, Harpercollins 1991; o.a. hoofdstukken Leo Tolstoy en Mohandis Gandhi.
  • Peter Gelderloos, How Nonviolence Protects the State, South end Press 2007
  • Robert Graham (ed.), A Documentary History of Libertarian Ideas, vol. 1, Black Rose Books 2005
  • De Engelstalige Wikipedia-bijdrage over anarcho-pacifisme.
namespace/anarcho-pacifisme.1590155527.txt.gz · Laatst gewijzigd: 22/05/20 13:52 door defiance