Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:kunst_en_religie

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

namespace:kunst_en_religie [28/11/19 11:10]
defiance aangemaakt
namespace:kunst_en_religie [28/11/19 11:15]
defiance
Regel 6: Regel 6:
   * Bron: [[https://​www.marxists.org/​nederlands/​stirner/​1842/​1842kunstenreligie.htm|Kunst en religie]], Marxists Internet Archive; Rheinische Zeitung. Nr. 165 (Beiblatt). 14 juni 1842   * Bron: [[https://​www.marxists.org/​nederlands/​stirner/​1842/​1842kunstenreligie.htm|Kunst en religie]], Marxists Internet Archive; Rheinische Zeitung. Nr. 165 (Beiblatt). 14 juni 1842
   * Vertaling: Widukind De Ridder en Thomas Eden   * Vertaling: Widukind De Ridder en Thomas Eden
 +
 +//Kunst und Religion// (juni 1842) geldt naast //Das unwahre Prinzip unserer Erziehung// (april 1842) als één van Max Stirners belangrijkste “Kleine Schriften”. Beide artikelen verschenen oorspronkelijk in de //​Rheinische Zeitung// nog voordat Karl Marx er als hoofdredacteur werd aangesteld. ​
 +
 +----
  
 ===== Voorwoord ===== ===== Voorwoord =====
  
-Kunst und Religion (juni 1842) geldt naast Das unwahre Prinzip unserer Erziehung (april 1842) als één van Max Stirners belangrijkste “Kleine Schriften”. Beide artikels verschenen oorspronkelijk in de Rheinische Zeitung nog voordat Karl Marx er als hoofdredacteur werd aangesteld. ​Kunst und Religion zou opgevat kunnen worden als Stirners uiterst venijnige kritiek op Bruno Bauers: Hegel’s Lehre von der Religion und Kunst (1842). Daarin werd Hegels driedeling kunst-religie-filosofie omgegooid en de kunst in nauw verband gebracht met de filosofie. In de kunst werd de religie immers ontmaskerd als “vervreemding” waardoor de kunst volgens Bauer beschouwd moest worden als een fase in de opheffing van de “vervreemding”.[1] Stirner daarentegen,​ behandelde de kunst opnieuw in nauwe samenhang met de religie. Daardoor radicaliseerde — en ridiculiseerde — hij Bauers kritiek van de religie tot die uiteindelijk ook het hegelianisme en Bauer zélf behelsde. Toch is deze tekst ook los van zijn ideeënhistorische context uiterst helder en lezenswaardig.+Kunst und Religion zou opgevat kunnen worden als Stirners uiterst venijnige kritiek op Bruno Bauers: ​//Hegel’s Lehre von der Religion und Kunst// (1842). Daarin werd Hegels driedeling kunst-religie-filosofie omgegooid en de kunst in nauw verband gebracht met de filosofie. In de kunst werd de religie immers ontmaskerd als “vervreemding” waardoor de kunst volgens Bauer beschouwd moest worden als een fase in de opheffing van de “vervreemding”.[1] Stirner daarentegen,​ behandelde de kunst opnieuw in nauwe samenhang met de religie. Daardoor radicaliseerde — en ridiculiseerde — hij Bauers kritiek van de religie tot die uiteindelijk ook het hegelianisme en Bauer zélf behelsde. Toch is deze tekst ook los van zijn ideeënhistorische context uiterst helder en lezenswaardig.
  
 Zo gaat ze indirect in op het cyclische verloop van de kunst en dus op de wijze waarop ze markten openbreekt en opnieuw insluit. Bovendien problematiseert ze de mogelijkheid van de kunst om te breken met het paradigma van de “voorstelling”. Toch proberen we Stirner daarmee allerminst een plaats te geven binnen de genealogie (nà Hegel en vóór Nietzsche) van de “kunstfilosofie”. Binnen de kunstfilosofie staat het onderzoeksobject immers nooit ter discussie, wordt er doorheen onderzoek en contemplatie uiteindelijk alleen maar meer legitimiteit aan verleend, wordt de kunst als het ware productief gemaakt. Kortom, geflankeerd door de kunstfilosofie laat de kunst zich moeiteloos inschrijven in Richard Florida’s notie van de “creatieve economie”.[2] De kunstenaar en kunstfilosoof als leden van een zogenaamde “creatieve klasse” die doorheen een “bohemische index” (het aandeel van “creatievelingen” in de beroepsbevolking) zorgvuldig in kaart gebracht wordt en vervolgens het onderwerp uitmaakt van stedelijke beleids- en actieplannen. De kunstenaar en kunstfilosoof voorzien “de creatieve economie” keer op keer van nieuwe actievelden van waaruit de voortschrijdende commodificering overschouwd kan worden. Kortom, de kunstenaar en kunstfilosoof leveren, net als de moderne manager met zijn “creatief” organisatie- en commando-talent:​ “innovatieve arbeid”. Zo gaat ze indirect in op het cyclische verloop van de kunst en dus op de wijze waarop ze markten openbreekt en opnieuw insluit. Bovendien problematiseert ze de mogelijkheid van de kunst om te breken met het paradigma van de “voorstelling”. Toch proberen we Stirner daarmee allerminst een plaats te geven binnen de genealogie (nà Hegel en vóór Nietzsche) van de “kunstfilosofie”. Binnen de kunstfilosofie staat het onderzoeksobject immers nooit ter discussie, wordt er doorheen onderzoek en contemplatie uiteindelijk alleen maar meer legitimiteit aan verleend, wordt de kunst als het ware productief gemaakt. Kortom, geflankeerd door de kunstfilosofie laat de kunst zich moeiteloos inschrijven in Richard Florida’s notie van de “creatieve economie”.[2] De kunstenaar en kunstfilosoof als leden van een zogenaamde “creatieve klasse” die doorheen een “bohemische index” (het aandeel van “creatievelingen” in de beroepsbevolking) zorgvuldig in kaart gebracht wordt en vervolgens het onderwerp uitmaakt van stedelijke beleids- en actieplannen. De kunstenaar en kunstfilosoof voorzien “de creatieve economie” keer op keer van nieuwe actievelden van waaruit de voortschrijdende commodificering overschouwd kan worden. Kortom, de kunstenaar en kunstfilosoof leveren, net als de moderne manager met zijn “creatief” organisatie- en commando-talent:​ “innovatieve arbeid”.
  
-Indien de kunstfilosofie het actieterrein en de afzetmarkten van de kunst helpt uitdiepen of verbreden, dan is de kritiek van de kunst niet zozeer een kritiek van de kunst, maar probeert ze als het ware buiten de kunst te treden, zich te onttrekken aan de almacht van de kunst. Op gelijkaardige wijze probeerde Stirner zich in Kunst und Religion” aan de almacht van de (hegeliaanse) filosofie te onttrekken.+Indien de kunstfilosofie het actieterrein en de afzetmarkten van de kunst helpt uitdiepen of verbreden, dan is de kritiek van de kunst niet zozeer een kritiek van de kunst, maar probeert ze als het ware buiten de kunst te treden, zich te onttrekken aan de almacht van de kunst. Op gelijkaardige wijze probeerde Stirner zich in// Kunst und Religion// aan de almacht van de (hegeliaanse) filosofie te onttrekken
 + 
 +Deze (allereerste Nederlandse) vertaling is vrij minimaal geannoteerd,​ voor een uitgebreide analyse wordt de lezer verwezen naar: De Ridder (W.): Max Stirners: Kunst und Religion (1842): Het einde van de '​metafysicakritiek’ en haar ‘eeuwige wederkeer’ in de metafysica.
  
-Deze (allereerste Nederlandse) vertaling is vrij minimaal geannoteerd,​ voor een uitgebreide analyse wordt de lezer verwezen naar: De Ridder (W.): Max Stirners: Kunst und Religion (1842): Het einde van de ‘metafysicakritiek’ en haar ‘eeuwige wederkeer’ in de metafysica. 
-Brussel, 7 april 2009 
 Widukind De Ridder Widukind De Ridder
 +
 +Brussel, 7 april 2009
  
 ====== Kunst en Religie ====== ====== Kunst en Religie ======
Regel 58: Regel 64:
   * [13]Ernst W. Hengstenberg (1802-72) was een Lutheraans piëtist en één van de belangrijkste tegenstanders van zowel Hegel als de jonghegelianen. Stirner nam Hengstenberg nadien ook op in zijn Geschichte der Reaction. Stirner (M.): Geschichte der Reaction: Die moderne Reaction. Berlin, Allgemeine deutsche Verlags-Anstalt,​ 1852, 338 p.   * [13]Ernst W. Hengstenberg (1802-72) was een Lutheraans piëtist en één van de belangrijkste tegenstanders van zowel Hegel als de jonghegelianen. Stirner nam Hengstenberg nadien ook op in zijn Geschichte der Reaction. Stirner (M.): Geschichte der Reaction: Die moderne Reaction. Berlin, Allgemeine deutsche Verlags-Anstalt,​ 1852, 338 p.
   * [14] August (Johann-Wilhelm) Neander (1789-1850). Vooraanstaand kerkhistoricus en professor in de theologie aan de Universiteit van Berlijn. Neander was als leerling en volgeling van Schleiermacher eveneens voorstander van een gevoelsmatige benadering van de religie. Stirner volgde zijn colleges aan de universiteit van Berlijn tussen 1826-1828. Mackay (J.H.): Max Stirner. Sein Leben und sein Werk. Freiburg , Mackay-Gesellschaft,​ 1977, p. 38   * [14] August (Johann-Wilhelm) Neander (1789-1850). Vooraanstaand kerkhistoricus en professor in de theologie aan de Universiteit van Berlijn. Neander was als leerling en volgeling van Schleiermacher eveneens voorstander van een gevoelsmatige benadering van de religie. Stirner volgde zijn colleges aan de universiteit van Berlijn tussen 1826-1828. Mackay (J.H.): Max Stirner. Sein Leben und sein Werk. Freiburg , Mackay-Gesellschaft,​ 1977, p. 38
 +
 +{{tag>"​kunst en cultuur"​ religie filosofie}}
namespace/kunst_en_religie.txt · Laatst gewijzigd: 28/11/19 11:15 door defiance