====== Voor de eerste mei ====== //Door [[Nicolaas Schermerhorn]]// * Verschenen: 1934 * Bron: [[http://www.antimilitarisme.org/execute.php?execute=0&dir=458|Antimilitarisme.org]]; De wapens neder, mei 1934 ---- ====== Voor de eerste mei ====== Hoevele malen heb ik reeds de eerste dag van Mei met de revolutionaire arbeiders meegevierd! Hoe hoopvol hebben hun zangen, tot mij opgeklonken in talloze vergaderingen, waar ik over de betekenis van de Meiviering mocht spreken! Maar ik kan me geen Meidag herinneren, welke onder zulke ellendige omstandigheden werd beleefd als die van heden. Zeker - wij waren in weinig opgewekte stemming toen wij samenkwamen gedurende de oorlogsjaren. Het enige lichtpunt was destijds de sterk oplevende anti-militairistische gezindheid en daaruit putten wij vertrouwen voor de toekomst. Terwijl millioenen arbeiders uit alle delen der wereld bezig waren elkander te vernietigen, durfden wij daarom toch nog te gewagen van het socialistisch ideaal, van gerechtigheid en broederschap. Maar nu? Als ik deze vraag stel, dringt zich een uiterst pijnlijke gedachte aan mij op. De eerste Mei is een officiële feestdag geworden in de fascistische landen. Een door de staat erkende feestdag! Daarmede is zijn karakter vermoord: Duizenden arbeiders zullen zich met vaandels en banieren opmaken b.v. naar het Tempelhofer veld en zij, zullen zingen en de muziek zal luid over de vlakte schallen. Als gelijkgeschakelde slaven zullen zij in stipte orde volbrengen, wat de leiders kommanderen. Hoevelen zullen er zijn, die met verbeten woede denken aan de smaad, die hun is aangedaan? Wat is er overgebleven van het oude vuur, van de oude geestdrift? Wat is er nog in hun zielen, van wat ééns daarin brandende was aan verlangen om een nieuwe wereld op te bouwen, een wereld waarin brood en vrijheid zou zijn voor allen? Zullen zij, wanneer zij marcheren langs de woningen der bourgeoisie iets voelen van de triomfantelijke spot, oplichtend uit de ogen der toeschouwers, die zich verheugen over het feit, dat de opstandigheid der werkers is gebroken en het voortbestaan van de kapitalistische maatschappij weer bestendigd en méér verzekerd dan men sedert enkele jaren dacht? Het is echter niet alleen het feit, dat de Meiviering door de staat gesanktioneerd en dus naar haar wezen en betekenis kapot gemaakt is, hetwelk een donkere schaduw werpt op deze dag. Er is meer dat ons doet schrijven over ellendige omstandigheden. Onloochenbaar is de groei van het nationalisme, dat als een gevaarlijke, besmettelijke ziekte voortwoekert en ook de geest der arbeidersklasse aantast. Onloochenbaar is, dat er een diepe depressie is over de ganse linie der arbeidersklasse, die hoe langer hoe meer wordt teruggedrongen naar een lager levenspeil. Onloochenbaar is de tergende armoede in de maatschappij; welke beschikt over een technisch bijna volmaakt produktieapparaat en waar, terwille van de winst, onmetelijke voorraden van voedings- en gebruiksmiddelen worden vernietigd. Onloochenbaar is, dat in alle landen het militairisme, op bedenkelijke wijze zich versterkt en dat een nieuwe oorlog in voorbereiding is. Wij moeten altijd trachten de dingen te zien zó als zij zijn. Het zou onvergeeflijke dwaasheid zijn de genoemde feiten te verdoezelen en er geen rekening mede te houden. Voor mij tenminste staat het vast, dat nog nooit sedert de instelling van de eerste Meidag, deze door het wereldproletariaat met minder hoop en minder enthousiasme kon worden begroet dan thans. En toch.... En toch schrijf ik in mijn geliefde blad “De Wapens Neder” een Mei-artikel. En toch doe ik dat vol goede moed, vol vertrouwen. Omdat ik geloof in de zuiverheid van ons beginsel! Omdat ik geloof in de mens! Wellicht vindt menig lezer deze uitspraak ietwat gedurfd en gewaagd. En hij is daarbij geneigd om te zuchten en te spotten: een mens gelooft zo graag wat hij hoopt. Maar ik. verzeker de lezers niettemin, dat ik in alle nuchterheid, met volle erkenning van de droevige verschijnselen in onze dagen, deze woorden heb neergeschreven. Wat is ons beginsel? Ik kan het in een paar woorden zeggen: het revolutionair anti-militairisme. Dit betekent, dat wij niet alleen tegen het militairisme en dus ook tegen de oorlog zijn, maar dat wij principieel ons stellen tegenover iedere geweldsorganisatie en dat wij er volkomen van doordrongen zijn, dat militairisme en kapitalisme onverbrekelijk samenhangen. Volgens mijn mening moet de konsekwente anti-militairist onvermijdelijk op het anti-kapitalistisch standpunt terecht komen. Want het kapitalisme kan zich slechts door het georganiseerd geweld handhaven. Door vergiftiging van de volksgeest alléén gaat het niet, al is ook deze een machtig middel. Een beginsel mag alleen beoordeeld worden naar de waarde, welke het heeft voor de mensheid. En nu zou ik toch wel eens willen weten, welk zuiver voelend en zuiver denkend mens tegen dit beginsel bezwaar kan maken. O, ik weet wel, dat zelfzuchtige klassebelangen de meesten er toe drijven dit te doen en zij beroepen zich daarbij op de zondigheid, op de egoïstische neigingen van de mens. Maar in hun hart? In hun hart erkennen zij de verhevenheid van het beginsel. Ik ben er absoluut van overtuigd, dat b.v. een man als Dr. H. Colijn, als ik met hem sprak, zou zeggen: “mijn waarde, uw beginsel is mooi, maar.... in deze boze wereld niet toepasbaar.” En dan zou ik hem antwoorden: „Excellentie, gij zijt een gelovig christen. Herinnert u zich niet, dat in de bijbel wordt gesproken van de wijsheid der wereld, die is dwaasheid bij God. Weet u niet, hoe de apostel Paulus zich tot de gemeente te Corinthe richt met deze woorden: “niemand bedriege zichzelve; zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in deze wereld, die worde dwaas, opdat hij wijs moge worden.” En ik zou er aan toevoegen, dat ik altijd graag zo dwaas zou willen zijn, als hier wordt bedoeld. Zo dwaas, dat ik boven alle wereldse wijsheid blijf stellen die goddelijke dwaasheid, welke hierin bestaat, dat ik ondanks alles blijf geloven in de waarachtigheid van wat mijn diepste gevoel en mijn zuivere rede mij als goed en rechtvaardig doen ervaren. Juist in onze tijd van spanning, van oorlogsdreiging, van het menselijk bewustzijn-verengend nationalisme is het zo nodig, dat wij ons beginsel ongerept hooghouden, dat wij niet ons laten medevoeren in de tijdelijke stroom, die door onze ontredderde, tot wanhoop gedreven wereld gaat: Waar millioenen hun beginsel prijsgeven en ontrouw worden, is het onze eer zó dwaas te zijn, dat wij in ons beginsel blijven geloven: ondanks alles. Dit zullen wij echter alleen dàn kunnen doen, wanneer wij óók geloven in de mens. Hebben wij daartoe het recht? Schijnbaar niet. Wie de gedragingen der mensen gadeslaat, is allicht geneigd om hen te beschouwen als wezens, die niet veel zaaks zijn en wier enige streven slechts bestaat in het zoveel mogelijk naar zich toehalen van materiële dingen. Hij merkt op, dat er is een toestand in de wereld, welke met een woord van Dr. H. Colijn kan worden omschreven als een ekonomische strijd van allen tegen allen. In die strijd komt ‘t er op aan te overwinnen. Hoe? Als ‘t kan op burgerlijk-nette wijze, als ‘t moèt op met elke zedelijkheid spottende manier. De alleruiterste en vreselijkste vorm van deze strijd is de oorlog. Want hoe men ook mag pogen om ideële motieven aan de oorlog toe te dichten en te spreken van des vaderlands, handhaving der onafhankelijkheid, de nuchtere niet-gekamoufleerde waarheid is, dat hij gevoerd wordt om stoffelijke belangen. En deze stoffelijke belangen zijn niet die des volks: bankiers, petroleummagnaten, staalbaronnen, mijneigenaren, om niet te vergeten: bewapeningsindustriëlen en als nieuwste groep: gasmaskerfabrikanten. Ik zie dit heus niet over het hoofd en evenmin sluit ik mijn ogen voor het feit, dat er benauwend veel haat en afgunst leeft in de mensen. (Is dit niet volkomen begrijpelijk in deze maatschappij van ongelijke levenskansen?) Maar ik heb lang genoeg geleefd om óók iets anders op te merken. Ik heb met honderden mensen kontakt gehad en dit heeft mij geleerd, dat in hen nog iets aanwezig is van andere aard, iets, dat in de ekonomische strijd wordt teruggedrongen door de zucht naar zelfhandhaving maar niettemin zich nooit geheel laat vernietigen. Dit iets is het gevoel van saamhorigheid, van solidariteit, is ook het gevoel van rechtvaardigheid en redelijkheid. Het was Dr. Eugen Schmidt, die eens het prachtige en ware woord uitsprak: “zelfs in de ziel der laagstgezonkenen sluimeren paradijzen.” Neemt wie ge wilt en praat met hem over de hoogste zedelijke begrippen en gij zult altijd ontdekken, dat er iets in hem aanwezig is, dat resoneert, dat als uit ongeweten diepte plotseling naar boven komt. Het is het waarachtig menselijke, dat in ieder leeft. Zou daarom niet juist bij duizenden in onze tijd zulk een onvoldaanheid en zelfs zoveel wanhoop tot uiting komen? De geweldige onbevredigdheid met het leven, dat wij leiden en dat in volstrekte tegenspraak is met wat wij in ons zelf als normaal-menselijk gevoelen; een onbevredigdheid, welke wij overal aantreffen, is misschien wel het beste en meest afdoende bewijs, dat de mens innerlijk niet is, wat hij naar zijn uiterlijke gedragingen in deze kapitalistische maatschappij schijnt te zijn. Welnu, wie dat eenmaal heeft begrepen, zal ondanks alles in de mens blijven geloven. Hij is er zeer sterk van doordrongen, dat daarom vóór alles een beroep moet worden gedaan op het waarachtig-menselijke! Dit beroep zal nooit geheel vergeefs zijn. Dit beroep zal strijdgeest wekken en lust om te kampen tegen alles, wat indruist tegen de ontplooiing van dit waarachtig-menselijke. Het zal ons maken tot anti-kapitalisten en anti-militairisten. Het zal de geesten revolutioneren en daarin de oude levensbeschouwing, de burgerlijke, overwinnen. Het komt mij voor, dat juist in onze waanzinnige tijd, nu millioenen geen uitkomst zien uit de chaos, uit de grenzenloze ekonomische en geestelijke verwarring, dat juist nù zulk een beroep meer dan ooit nodig is. Want wanneer wij maar door blijven gaan op de oude voet, het kapitalisme en al wat er aan vast zit, blijven handhaven, dan gaan wij onherroepelijk de afgrond in. Dan staat een nieuwe oorlog, die overal in voorbereiding is, ons te wachten. En een nieuwe oorlog betekent de ondergang der Westerse beschaving. Dank zij de ongelooflijk snelle ontwikkeling der moordtechniek kunnen wij er zeker van zijn, dat de wrede krijg van 1914-1918 nog maar kinderspel zal blijken te zijn tegenover wat een nieuwe oorlog brengen zal. Wij hebben ons maar een ogenblik in te denken in de vreselijke gevolgen van de strijd met gifgassen, met bakteriën, met elektro-technische middelen om er ons van bewust te worden, dat ‘t zal worden een gruwelijke uitmoording van millioenen. Welk mens komt hiertegen niet in opstand? En toch is er zo weinig verzet. Toch is ‘t nog maar een gering percentage, dat de moed bezit, om, zijn diepstmenselijke gevoelens en zijn rede volgend, aan elke oorlogsvoorbereiding zijn medewerking te onthouden. Waaruit is dit te verklaren? In de allereerste plaats uit gebrek aan vertrouwen in wat men persoonlijk als goed en rechtvaardig in zich ervaart. En dit gebrek aan vertrouwen vindt weer zijn oorzaak in het feit, dat de grote meerderheid der mensen nog steeds bezield is door de kuddegeest. Zij laat zich levensnormen voorschrijven en denkt niet zèlf. Wel heeft zij een vaag besef van menselijkheid en van daaruit volgende zedelijke eisen - maar tegelijkertijd onderwerpt zij zich aan de haar opgelegde klassemoraal. En dit is te merkwaardiger, als wij bedenken dat die klassemoraal zich als christelijke, als algemeen-menselijke aandient. En deze gruwelijke leuze wordt niet doorzien. Daarom is ‘t mogelijk, dat tegen eigen innerlijk verzet in, de massa zich nog leent voor oorlogswerk, bedwelmd, tot waanzin en razernij gebracht door misleidende leuzen. Waar ik de dingen zó zie, gevoel ik het als mijn plicht, vóór alles te wijzen op de noodzakelijkheid om op de eerste dag van Mei een beroep te doen op het echt-menselijke, dat in ieder aanwezig is. Want alleen de mens zal oorlog en kapitalisme kunnen overwinnen. Alleen de mens, die het dierlijke, het instinktieve te boven komt en wordt (en worden móet krachtens zijn aanleg) tot een redelijk-denkend wezen, zal kunnen worden de bouwer van de nieuwe wereld, waarin vrede zal zijn en gelijkheid en broederschap. {{tag>militarisme antimilitarisme kapitalisme "klasse en klassenstrijd" 1-mei nationalisme}}