Inhoud

11 Thesen over organiseren en de revolutionaire praktijk

Door kollektiv


11 Thesen over organiseren en de revolutionaire praktijk voor een fundamentele heroriëntatie van links-radicale politiek

Voorwoord bij de Nederlandse vertaling

De tekst die je hiervoor je hebt, zijn de 11 Thesen – elf stellingen – van de groep kollektiv, die zich in het voorjaar van 2016 in Bremen (Duitsland) heeft gevormd. De groep probeert met deze tekst (en het praktische project dat ze hieraan hebben gekoppeld) een actieve bijdrage te leveren aan de pogingen om de links-radicale beweging uit de impasse te trekken, waar deze zich momenteel op veel plekken in Europa (en daarbuiten) in bevindt. De tekst is eerder gedurende twaalf weken in delen online verschenen – nu volgt ook een gedrukte versie in pamfletvorm.

De tekst is oorspronkelijk in het Duits verschenen en is inmiddels vertaald naar het Engels en Turks, en nu volgt ook de Nederlandse vertaling. De Nederlandse versie bevat een paar lichte aanpassingen om te zorgen voor een betere aansluiting op de Nederlandse context. De situatie in Nederland komt echter zodanig overeen, dat dit vooral terug te vinden zal zijn in een aantal extra voetnoten (gemarkeerd met ‘Noot van de Vertaler’, N.v.d.V.) en een enkele toevoeging, te herkennen aan de [haakjes] die er omheen staan. Daarnaast is er, waar er enkel referentie werd gegeven aan de Duitse samenleving, soms een referentie aan de Nederlandse samenleving toegevoegd en af en toe aan de Noordwest-Europese. In enkele gevallen volstond het om de referentie aan Duitsland in het geheel weg te laten omdat deze eigenlijk algemeen van toepassing is.

Belang van de tekst

Na jarenlange terreinwinst van rechts, een steeds verdere verharding van de kapitalistische realiteit en een steeds kleiner wordende eigen beweging, is het van groot belang dat we ons als links-radicale beweging de vraag stellen hoe we dit tij kunnen keren – niet alleen om de opmars van rechts te remmen of de impact van de kapitalistische politiek te temperen, maar om onze eigen idealen tot realiteit te maken. De stellingen van kollektiv zijn een belangrijke schakel in de verdere ontwikkeling en het bewustzijn van de links-radicale beweging in Europa.

Kollektiv probeert in haar stellingen op enigszins programmatische wijze concrete handvatten te ontwikkelen van waaruit een (gezonde) links-radicale praktijk kan ontstaan, die als een nieuw fundament kan dienen voor een vrijheidslievende sociale beweging. Het collectief kijkt daarbij goed naar de stand van zaken tot op heden, en probeert op constructieve wijze te zoeken naar antwoorden. De thesen moeten echter niet als eindpunt worden gezien, maar vragen ook om engagement van de lezer zelf – deze moet zich afvragen hoe stellingen kunnen bijdragen aan de eigen praktijk, en waar dit niet mogelijk is, moet deze verder zoeken naar een passend alternatief.

Het collectief uit Bremen vraagt hierom ook om feedback en uitwisseling zodat ook zij en anderen hiervan kunnen leren.

Gekoppeld aan de online en papieren publicatie zal tevens een discussietour worden georganiseerd om de inhoud van deze tekst verder te bespreken. Daarnaast is er de hoop dat zich studiegroepen vormen die de inhoud samen lezen en bespreken en deze daarna ook in de praktijk gevolg zullen geven.

De vertaler

Inleiding

Naast een stille onmacht – veroorzaakt door de steeds scherpere aanvallen van het kapitalistische systeem en de ontbrekende kracht van de linkse bewegingen – nemen wij in de afgelopen jaren ook een hoopgevende, nieuwe, zoekende beweging onder links en links-radicalen waar. De vraag naar een wezenlijk alternatief voor het kapitalisme wordt weer sterker bediscussieerd, of in ieder geval wordt de discussie hierover steeds belangrijker gevonden. Daarnaast wordt daarbij ook de vraag gesteld met welke concrete middelen en methoden een werkelijke omwenteling van het kapitalistische systeem denkbaar zouden kunnen zijn. Deze zoekbewegingen tonen zich, ongeacht waar we komen, in de talrijke discussies die we met kameraden voeren en terugzien in de talrijke strategieverklaringen die de afgelopen jaren werden gepubliceerd. In deze discussies en gepubliceerde stukken zien we een kritiek op onze huidige politiek, evenals de zoektocht naar nieuwe strategieën.

De hier voorgelegde elf thesen zien we als een bijdrage aan deze discussie en als een zoektocht naar een nieuwe inrichting van links-radicale politiek. We zijn, tot op heden, een kleine groep mensen die vanuit verschillende ideologische tradities (marxistisch, marxistisch-leninistisch, autonoom, anarchistisch en libertair-communistisch) en geografische achtergronden (Duitsland, Turkije, Iran, Koerdistan) komen. We zijn elkaar tegengekomen bij de vele acties en op besprekingen van verschillende linkse platformen. Hierbij zijn we toenemend met elkaar in discussie geraakt over de vraag hoe maatschappijverandering in de huidige samenleving er uit zou kunnen zien, en welke concrete stappen hiervoor nodig zijn. We deelden daarbij onze onvrede over onze huidige politiek en de falende perspectieven van ons als links-radicalen – zowel mensen zonder als wel met een migratieachtergrond. Uit deze in het begin informele gesprekken is inmiddels een vaster samenwerkingsverband ontstaan. Naast onze eigen ervaringen, hebben we gezamenlijk ook enkele van de gepubliceerde strategiepapieren en analyses van andere groepen gelezen en bediscussieerd.

Uit onze discussies zijn de volgende voorliggende thesen voortgekomen. We hebben hierin geprobeerd uit te drukken wat onze kritiek is op onze huidige politiek, d.w.z. de politiek van grote delen van de in de Duitse Bondsrepubliek wonende links-radicalen. Ze bevatten daarnaast ook ideeën over welke concrete veranderingen in onze praktijk we als noodzakelijk zien. De analyse van de huidige maatschappij maakte weliswaar een belangrijk onderdeel uit van onze discussie en de antwoorden die hieruit voortkwamen, maar in het formuleren van de thesen hebben we ons toch meer geconcentreerd op de vraag welke conclusies we kunnen trekken voor een concrete verandering in onze eigen praktijk. Dit omdat we het gevoel hebben dat juist deze stap te weinig aandacht heeft gekregen in het grootste deel van de gepubliceerde strategiepapieren.

We zien de thesen niet als slotconclusie, maar als een samenvatting van de discussie(s) zoals we die tot op heden hebben gevoerd. Hierbij kwamen eerder vragen naar boven dan dat deze beantwoord werden. Met deze publicatie willen we ons aansluiten bij het huidige debat en met iedereen van gedachten wisselen die momenteel vergelijkbare punten bediscussieert. Uiteraard zijn we blij met reacties, kritiek, aanvullingen en verdere bijdragen aan deze discussie of met uitnodigingen voor discussiebijeenkomsten en dergelijke. We staan er in ieder geval voor open om mensen voor verdere uitwisseling uit te nodigen om zo de discussie over organisatie en revolutionaire praktijk in Duitsland [en daarbuiten] verder te intensiveren. Ons doel is om zo, via deze weg, een begin te maken met een werkelijk organisatieproces.

Revolutionaire politiek

We zijn er ons van bewust dat er in niet-revolutionaire tijden niet zomaar een revolutionaire praktijk bij de massa geïntroduceerd kan worden. Toch zijn we van mening dat de realiteit van de huidige revolutionaire politiek niet in overeenstemming is met het potentieel in de samenleving. Dit heeft te maken met de manier waarop de links-radicale politiek daar tot op heden is ingericht. We kunnen wellicht geen directe revolutionaire ontwikkeling verwachten, maar we kunnen er wezenlijk meer voor doen om dit potentieel verder te ontwikkelen en ons beter voorbereiden [voor het moment dat dit wel mogelijk is]. Dit zou een logisch antwoord zijn, gezien het feit dat steeds meer mensen zich inlaten met rechts-populistische en racistische ideologieën, waarbij de autoritaire en gemilitariseerde omvorming van de maatschappij een nieuwe dimensie heeft gekregen – iets dat misschien zelfs wel een oorzaak vindt in het gebrek aan een links-radicaal antwoord op de hedendaagse problematiek.

Tegen de achtergrond van de racistische en nationalistische mobilisaties, en het falen van bredere sociale bewegingen in Duitsland [en Nederland], is een breed gedragen reactie van links-radicalen echter precies het tegenovergestelde. Men doet het geloof in de mogelijkheid van echte revolutionaire verandering af als naïef of als een illusie en bestempelt de samenleving als reactionair en onveranderbaar. Dit aspect en kritiek hierop is terug te vinden in de eerste these Revolutionaire politiek betekent het potentieel van de samenleving te [er]kennen. Centraal daarin staat dat het falen van de organisatie van links-radicalen wordt veroorzaakt door hun gebrek aan strategie en effectiviteit. Vanzelfsprekend neemt de tweede these De basis van maatschappelijke kracht, ligt in de organisatie er van een centrale plek in. In de hierop volgende thesen proberen we enkele fundamenten voor een mogelijke organisatie van links-radicalen en een revolutionaire praktijk verder te onderzoeken. Vanwege de samenstelling van onze groep en onze gezamenlijke analyse speelt Internationalisme als strategisch leidraad (these 3) voor ons een belangrijke rol. Dit geldt zowel voor het organisatieproces zelf, als voor kijk op de strategische inrichting van onze politieke praktijk. De door ons als relevant geachte praktijk proberen we in de vierde these Een nieuwe (in)richting van links-radicale politiek verder te concretiseren. Daarbij gaan we in de vijfde these Het leven erbij betrekken nog wat dieper in op de vraag in hoeverre de op- en uitbouw van links-radicale projecten, als strategie voor maatschappijverandering, naar ons idee zin heeft. De kritiek op de vaak subculturele, op zichzelf en identiteit gerichte inrichting van links-radicale politiek is nog niet veel veranderd, ongeacht het feit dat die kritiek de afgelopen decennia al veelvuldig is geuit. Hier gaan we in de zesde these De subcultuur uit verder op in. Daarop aansluitend volgen onze gedachten over de vraag rond een revolutionaire levenshouding in de zevende these Revolutionaire cultuur in plaats van neoliberale waarden over de ontwikkeling van een revolutionaire cultuur in links-radicale structuren.

Met de neergang van de linkse bewegingen in de jaren negentig is ook de zoektocht naar echte alternatieven voor het kapitalisme in grote delen van de links-radicale beweging op de achtergrond geraakt. In onze achtste these Alternatieven toe-eigenen en verspreiden leggen we uit waarom we de discussie voor een zoektocht naar mogelijke alternatieve maatschappijvormen en -modellen als een centraal element van links-radicale politiek zien. Zowel bij de zoektocht naar alternatieve maatschappelijke modellen als bij het doel van onze strategie en praktijk, speelt voor ons de discussie over revolutionaire theorieën een grote rol. Daarbij bestaat echter de neiging (die zich ook heden ten dage weer sterker toont), om zich uitsluitend te richten op losse, gesloten theoriestructuren. Hierdoor herhaalt de loopgravenoorlog uit het verleden zich, zonder enige materiële relevantie. In de negende these gaan we daarom in op de Omgang met theorie en revolutionaire theorieën en tradities. Tot slot komen we bij de tiende these (ruimte schaffen voor overheersingsvrije en collectieve ontwikkeling) op de betekenis scholing als vast onderdeel van een georganiseerde links-radicale beweging. Dit zien we ook als een project voor de lange termijn. Hierbij denken we aan de opbouw van een alternatief onderwijssysteem, bijvoorbeeld in de vorm van een ‘academie van onderop’. Hoewel de in onze thesen geformuleerde kritiek en de beschreven noodzaak voor een fundamentele verandering van de links-radicale oriëntatie niet nieuw is, is er tot op heden helaas weinig veranderd aan onze politiek. Daarom staat in de elfde en laatste these Er is een breuk nodig met onze huidige gewoontes nogmaals de vraag centraal hoe we kunnen zorgen dat de door ons geuite kritieken, strategieverklaringen en discussies niet enkel papierwinkels blijven, maar ook daadwerkelijk weerslag vinden in onze praktijk.

Voordat de thesen beginnen, willen we hier ook nog een korte opmerking maken over de betekenis van verschillende onderdrukkingsvormen. Dit is voor ons noodzakelijk, omdat we in de thesen vaak spreken over “de strijd tegen kapitalisme” of “het heersende kapitalistische systeem”, zonder expliciet de andere onderdrukkingsvormen in onze maatschappij te benoemen. Dat we in deze elf thesen (te) weinig ingaan op de specifieke vragen van de strijd tegen het patriarchaat of racistische structuren, betekent niet dat we daar niet de noodzaak van inzien of deze als ondergeschikt achten. In tegendeel: we zijn van mening dat de maatschappij als geheel niet enkel gebonden is aan kapitaalverhoudingen. We denken niet dat met de omverwerping van de kapitaalverhoudingen plotseling ook alle andere vormen van onderdrukking vanzelf ophouden te bestaan. Het is wel bijna overbodig aan te tonen dat het patriarchaat en racisme (net als veel andere onderdrukkingsvormen) al bestonden, voordat het kapitalisme zich ontwikkelde. Tegelijkertijd bevinden we ons momenteel in een historische fase van het kapitalisme, die als heersend organisatieprincipe van de samenleving alle andere onderdrukkingsvormen verbindt, overlapt, versterkt, vervormt en soms zelfs vermindert. Hierom zijn deze (vaak los van elkaar gevoerde) strijden tegen de verschillende onderdrukkende verhoudingen binnen het kapitalistische systeem, enkel als een gemeenschappelijke strijd te zien en te voeren. De geschiedenis toont ons dat er talrijke voorbeelden zijn waarin het scheiden van deze verschillende strijden gedoemd is te falen. Zo wordt de strijd tegen het patriarchaat, zonder antikapitalistische perspectieven, door het systeem opgeslokt en loopt hierdoor op niets uit. Aan de andere kant hebben veel revolutionaire bewegingen in het verleden gezien dat vrouwen, ongeacht hun deelname aan de revolutie, in de nadagen van de revolutie toch weer naar de keuken werden verbannen. Voor de omverwerping van het patriarchale systeem geldt, net als voor racistische structuren en andere onderdrukkingsvormen, dat deze vanaf het begin af aan onderdeel van onze strijd moeten zijn en ook binnen onze eigen structuren gethematiseerd moeten worden. Vooral in de traditionele linkse groepen is er een neiging de revolutie enkel vanuit economisch perspectief te benaderen. Als wij over kapitalisme spreken, bedoelen we daarmee echter niet enkel de economische kant, maar ook alle andere facetten van uitbuiting en onderdrukking in de huidige maatschappij. Wij zien revolutie dan ook als een continu en voortschrijdend proces voor de omverwerping van alle uitbuitende en onderdrukkende mechanismen.

These 1: Revolutionaire politiek betekent dat je het potentieel van de samenleving (er)kent

Het maakt niet uit waar we kijken, of het nu de actiegeoriënteerde en praktijkgerichte groepen zijn, of de theoretischere en meningsvormende kringen – één ding hebben deze verschillende delen van de links-radicale beweging gemeen: ze bezitten een diepe afkeer tegen de samenleving en voelen zichzelf hierboven staan. En het is in eerste opzicht ook niet zo moeilijk om redenen te vinden waar deze afkeer van de maatschappij vandaan komt: of het nu het voortschrijdend nationalisme is, de gezagsgetrouwheid of dat het de racistische, seksistische en homofobe tendensen zijn. Daarnaast heerst het zelfgenoegzame en hypocriete idee dat we verdediger van mensenrechten zijn en fungeren als een gidsland voor de democratie, waarmee uiteindelijk de binnenlandse politieke verhoudingen worden witgewassen. Deze ideeën dienen er vooral voor om mensen te verblinden voor de verantwoordelijkheid van de [Nederlandse en Europese] geopolitiek die oorzaak is van wereldwijde ellende, uitbuiting en onderdrukking. Dit gaat zelfs zo ver dat er onterecht een nationale mythe en onwankelbaar nationaal zelfbeeld wordt geconstrueerd om zélf slachtoffer of benadeelde te zijn. Hierdoor voert een groot deel van onze beweging niet alleen strijd tegen economische machtsstructuren of de machtsstructuren van de staat, maar ook een strijd tegen eerdergenoemde tendensen in de samenleving. Hierin schuilt echter het gevaar je tegen de samenleving als geheel te keren.

De samenleving in het geheel afschrijven (en jezelf hiervan afscheiden) betekent echter niets anders dan, bewust of onbewust, elke aanspraak op een radicale en emancipatorische maatschappijverandering op te geven. De daadwerkelijke overwinning van staatsstructuren en kapitalistische, patriarchale verhoudingen kunnen namelijk niet voor de samenleving overwonnen worden, en ook niet zonder of tegen diens wil in worden doorgevoerd. De revolutie moet eerder gezien worden als een voortdurend proces, dat door brede delen van de bevolking moet worden gedragen en bevochten. Anders verwordt de revolutie tot een project van overheersing en dwang van een kleine minderheid die buiten of boven de samenleving staat. Daarmee vervalt links-radicale politiek óf tot elite-politiek, óf de strijd voor de samenleving wordt uitbesteed in plaats van dat deze gezamenlijk gevoerd wordt.

Omdat revolutie enkel als een maatschappelijke beweging van onderop gezien kan worden, hebben veel links-radicalen de mogelijkheid van revolutionaire bewegingen in de eigen maatschappij afgeschreven, ook als ze zich nog altijd standvastig uitspreken voor de afschaffing van staat en kapitalisme. Sociale strijd en revolutionaire experimenten mogen dan wel op andere plekken in de wereld ontstaan, de lokale samenleving is daarentegen voor veel links-radicalen in Europa per definitie reactionair en doorwrocht met fascistische neigingen. Daardoor wordt links-radicale politiek onvermijdelijk reformistisch en is, in het gunstigste geval, enkel een correctie op de misstanden van het kapitalistische parlementaire systeem.

Een nadere blik op de oorzaak voor de reden van deze afwijzing van de maatschappij, toont dat deze (naast individuele motieven; zie daarvoor These 6) gebaseerd is op een verkeerd begrip van de wisselwerking tussen de staat, de samenleving en het individu, en een ontbrekend historisch bewustzijn. Daarin weerspiegelen zich een groot aantal bestanddelen van een burgerlijke ideologie. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in hoe structuren en individuen gelijk worden gesteld bij de poging om de oorzaak voor reactionaire ideologieën en onderdrukking te onderzoeken.

Wordt racisme bijvoorbeeld enkel benaderd als iets wat uit het individu voortkomt en wordt de achterliggende sociale structuur genegeerd, dan blijft als verklaring alleen de aanname van het morele verval van het individu over – de onmenselijke individu (“de mens – [en dan vooral de westerse mens] – is slecht”). De mogelijkheid persoonlijke invloed uit te oefenen wordt – als überhaupt aanwezig – gereduceerd tot een beroep op persoonlijke houding. Het gelijkstellen van structuren en individuen, in plaats van ze als dialectische verhoudingen te begrijpen, leidt ertoe dat in links-radicale kringen – in het bijzonder in de historische omstandigheden van Duitsland geworteld en verbreid – de samenleving en de staat gelijkgesteld worden.

Door deze gelijk te stellen, wordt de strijd tegen de kapitalistische staat automatisch een strijd tegen de samenleving zelf. De daaruit voortvloeiende zelfisolatie van links-radicalen heeft tot gevolg dat we ons in onze strijd tegen het systeem eenzaam en onmachtig voelen en revolutie onmogelijk lijkt.

Om het potentieel voor emancipatorische verandering ook in [onze] samenleving te erkennen, is het belangrijk dat we onderscheid maken tussen structuren en individuen, en tussen de staat en de samenleving, en onszelf als onderdeel van de verdeelde en zichzelf tegensprekende samenleving zien.

Tegelijkertijd is het nodig om ons historische blikveld open te breken. De ervaren nederlagen van de afgelopen decennia en het gebrek aan positieve voorbeelden om ons aan te refereren, dragen bij aan de ervaring van een onoverkomelijke realiteit. Tegelijkertijd zijn de voortdurende conflicten met nationalisme, fascisme en nazisme en hun gevolgen een belangrijk uitgangspunt voor politisering. De (belangrijke en dringende) confrontatie met het fascisme en diens gevolgen, blijft echter vaak het enige historische referentiekader, terwijl de kennis over de talrijke voorgaande revolutionaire bewegingen en conflicten in de huidige maatschappij vergaand verloren zijn gegaan. Het verbreden van het historische perspectief en het onderzoek van opstandige momenten – die ook hier in deze regionen hebben plaatsgevonden – tonen dat er in de samenleving zowel autoritaire en fascistische, als ook emancipatorische en revolutionaire tendensen aanwezig waren.

Bewegingen als 15M, de Gezi-protesten, de opstanden van de “Arabische Lente” en de bezettingen, en het verzet tegen nieuwe arbeidshervormingen in Frankrijk, zijn de meest actuele voorbeelden van hoe plotseling bewegingen kunnen ontstaan in samenlevingen waar links weinig tot geen potentieel tot verandering meer voor zich zag. Dit potentieel lijkt toe te nemen, omdat de agressieve ontwikkeling van het neoliberalisme wereldwijd ertoe leidt dat de vernietigende kracht van het kapitalisme en diens onvermijdelijke tegenstellingen alsmaar zichtbaarder worden. Tegelijkertijd merken meer en meer mensen in precaire arbeids- en levensomstandigheden dat ze verarmen of gemarginaliseerd worden. Ook maatschappelijke groepen die tot op heden van het kapitalisme geprofiteerd hebben, verliezen toenemend hun privileges of ervaren de gevolgen van de crisis aan den lijve. Daardoor groeit het aantal mensen dat een belang heeft bij een verandering in de verhoudingen snel.

Dit leidt niet automatisch of noodzakelijkerwijs tot de ontwikkeling van emancipatorische sociale protesten of zelfs revolutionaire omwentelingen. Toch zorgt de groeiende ontevredenheid over de eigen situatie en de heersende verhoudingen in de maatschappij ervoor dat mensen een behoefte, noodzaak en bereidheid voor verandering ontwikkelen. Wanneer de links-radicale beweging dit potentieel niet serieus neemt, zelf geen perspectieven ontwikkelt en zich overgeeft aan het gevoel van onmacht, is deze er medeverantwoordelijk voor dat reactionaire en rechtse bewegingen als vermeende oplossing aan kracht winnen.

Wanneer het doel van ons politieke handelen daadwerkelijk is om de staatsstructuren en kapitalistische en patriarchale verhoudingen te overwinnen, dan moeten we allereerst het geloof in de mogelijkheid van emancipatorische verandering van de samenleving bij de samenleving en onszelf weer versterken en verspreiden. Dat betekent ook dat we de mogelijkheid voor groei, ontwikkeling en bevrijding in mensen erkennen en serieus nemen.

These 2: De basis van maatschappelijke kracht, ligt in de organisatie

Binnen de links-radicale beweging, onder linkse academici en onder jonge politiek activisten in Duitsland [, Noordwest-Europa] (en ook veel andere westerse landen), heerst een breed gedragen vijandigheid tegenover organisatie – of beter gezegd: organisatie wordt op zijn minst niet als een noodzaak gezien. We zien eerder veel van elkaar los gevoerde strijden en kleine gescheiden groepen.

Eén van de belangrijkste redenen voor deze vijandige houding tegenover organisatie onder links-radicalen ligt naar ons idee in het feit dat de kennis over radicale democratie en antiautoritaire organisatievormen vergaand verloren is gegaan. Wanneer er over de opbouw van revolutionaire organisaties gesproken wordt, dan associëren de meesten dit met dogmatische kaderstructuren, leiderschap en centralistische concepten waarin autoriteit, hiërarchie, instrumentalisering, vervreemding van de leden en bureaucratie gereproduceerd worden (wat terecht door antiautoritairen wordt afgewezen). Links-radicalen die wél positief tegenover organisatie staan, vallen in debatten en organisatiepogingen juist weer bijna uitsluitend terug op deze autoritaire en centralistische organisatievormen.

Een andere oorzaak is de groeiende invloed van theorieën die voortkomen uit de ondergang van de socialistische bewegingen en oorsprong vinden in de afwijzing van orthodoxe marxistische theorieën, of die zijn ontstaan als reactie op marxistische tradities (postmodernisme, poststructuralisme, postmarxisme, [postanarchisme]). Deze theoretische stromingen wijzen de mogelijkheid en noodzaak van massamobilisaties en georganiseerde strijd theoretisch af en wijzen in plaats daarvan op micropolitiek of de spontaniteit van de massa. Deze theorieën hebben zich bij links-radicalen als een algemeen discours gevestigd, wat de opbouw van revolutionaire organisaties extra moeilijk maakt.

De noodzaak van de opbouw van een revolutionaire organisatie komt voor ons zowel voort uit de analyse van de uitwerking van de kapitalistische verhoudingen en de analyse van historische en hedendaagse revolutionaire opstanden: de reden van hun ontstaan en uiteindelijke ondergang.

Analyse van de kapitalistische verhoudingen wijst op de noodzaak van organisatie

De post-fordistische productiewijze heeft veranderingen in de samenleving met zich meegebracht en deze nieuwe voorwaarden opgelegd, waaruit de hedendaagse neoliberale structuren zijn ontstaan. De logica van het kapitaal – een puur economische benadering – heeft alle bereiken van de samenleving overgenomen. Als gevolg hiervan hebben concurrentie, prestatie- en werkdruk, individualisering en kwetsbaarheid zich sterk gevestigd, en is een oorzaak van de splijting en versnippering van de maatschappij. Onder zulke omstandigheden worden niet alleen gemeenschappelijke problemen als individuele problemen waargenomen en individueel benaderd; iedereen binnen het kapitalistische systeem is na de ineenstorting van de sociale structuren als gevolg van het doorvoeren van het neoliberalisme ook daadwerkelijk op zichzelf aangewezen – of dit nu op het werk is, of bijvoorbeeld bij de sociale dienst. Het is geen wonder dat onder deze precaire omstandigheden concurrentie de plek van solidariteit inneemt en individualisering de plek van gemeenschappelijkheid. Ook worden racistische en nationalistische verdelingen versterkt. Gemeenschappelijk streven naar spontane emancipatorische organisatieprocessen worden daardoor aanzienlijk bemoeilijkt.

Omdat de hegemonie van kapitalistische ideeën een structurele hegemonie is, is het niet mogelijk om individueel of in versplinterde, kleine groepen hiertegen te vechten. De kwetsbaarheid van het bestaan binnen de maatschappij heeft ook de materiële omstandigheden van politieke en sociale strijd voor links-radicalen veranderd. Ongeorganiseerd en vereenzaamd groeit het gevaar dat we de heersende denkwijzen verinnerlijken en reproduceren of dat we, in de poging om onze individuele problemen op te lossen, worden geabsorbeerd. Om in deze setting emancipatorische denkwijzen te verdedigen, te ontwikkelen en te verspreiden, hebben we een georganiseerde, collectieve strijd nodig. Organisatie biedt daarbij de basis voor politiek handelen als deze zich aan de analyse van maatschappelijke omstandigheden oriënteert en daaruit strategieën, tactieken en doelen afleidt. De vele strategiediscussies en de vaak op onze politiek geuite kritieken zullen geen verandering brengen zolang er geen vaster georganiseerd raamwerk is waarbinnen de verandering gemeenschappelijk kan plaatsvinden.

Analyse van historische en hedendaagse Revolutionaire opstanden toont de noodzaak van organisatie

Naast de analyse van de kapitalistische verhoudingen, toont de analyse van het ontstaan en verloop van revolutionaire opstanden eveneens de noodzaak van georganiseerde revolutionaire structuren. We gaan er niet van uit dat het moment van maatschappelijke of revolutionaire omwentelingen door revolutionaire organisaties bepaald of voorspeld kan worden. Dit zal afhangen van de materiële en historische omstandigheden.

De geschiedenis leert echter dat aan revolutionaire opstanden en radicale strijd, vaak tientallen jaren van doorgaande, geduldige en georganiseerde inspanningen voorafgegaan zijn. Dit is goed te zien in bijvoorbeeld de Russische Revolutie van 1905, de Spaanse Revolutie van 1936, de autonome Shin Min-regio in Korea, het zelfbestuur in Fatsa (Turkije) in de 1979, in de Koerdische regio’s Sanandaj, Mahabad en Marivan in Iran na de Iraanse Revolutie in 1979, in Chiapas in Mexico sinds 1994 of bij de actuele ontwikkelingen in Rojava in Noord-Syrië.

Hiermee wordt duidelijk dat revolutionaire organisatie bij kan dragen aan het ontstaan van een revolutionaire beweging. In onrevolutionaire tijden zien we voor onszelf de taak om ideeën en manieren van zelforganisatie van onderop in de samenleving te verspreiden en radicale revolutionaire discoursen en analyses te bieden. Zo hopen we bij te dragen aan de opbouw van zelfgeorganiseerde structuren in alle bereiken van ons leven en actuele strijd te ondersteunen, om deze verder te verdiepen en radicaliseren (zie voor een verdere uitwerking hiervan These 4). Hiervoor is het belangrijk om een sociale, solidaire en strijdbare infrastructuur op te bouwen. Deze is niet alleen voor een langdurige strijd onmisbaar, maar tijdens revolutionaire processen vaak ook beslissend of, ondanks aanvallen van het systeem, een opstand kan voortbestaan.

Ook de analyse van historische en hedendaagse opstanden toont dat de voorhanden zijnde georganiseerde structuren van elementair belang zijn voor het verloop van opstanden. Bewegingen falen in sociale strijd net als in revolutionaire situaties, wanneer zij niet over eigen, meer permanente structuren beschikken. Weliswaar is de spontaniteit van de massa, in combinatie met de materiële omstandigheden, maatgevend voor het uitbreken van revolutionaire situaties, toch is de organisatiegraad van groot belang voor het slagen en voorbestaan ervan. Indien dit niet het geval is, dan laten we het succes van spontane opstanden volledig over aan hun spontane doorzettingsvermogen tegenover de georganiseerde aanvallen van het systeem.

De vele verrassende opstanden die de afgelopen jaren uitbraken, zoals de Groene beweging in Iran, de opstanden in de Arabische Lente in Egypte, Tunesië, Syrië, de Gezi-protesten in Turkije, de massaprotesten van 15M in Spanje en de protesten tegen de bezuinigingen in Griekenland, hebben aangetoond dat binnen deze bewegingen spontaan methoden en elementen van zelforganisatie van onderop ontwikkeld en aangehaald worden en vergelijkbare basisstructuren als wijkraden ontstaan zijn. Tegelijkertijd werden deze spontane opstanden echter massaal aangevallen door de oude regimes, reformistische of reactionaire krachten, die zich georganiseerd inspanden om de bewegingen te verdelen, te instrumentaliseren of te verslaan. Als mensen pas tijdens een spontane opstand bekend raken met structuren van zelforganisatie, een politiek bewustzijn en revolutionaire analyse ontwikkelen en hier ervaring mee opdoen – terwijl juist dat het moment is dat ze het hardst worden aangevallen door contrarevolutionaire krachten – kan het niet anders, dan dat zij niet lang standhouden.

De bewegingen in Iran, Turkije, Egypte etc. hebben aangetoond hoe groot het verlangen naar solidariteit en gemeenschappelijkheid bij mensen is, en wat voor een potentieel aan wederzijdse hulp, creativiteit en solidariteit zich in deze bewegingen ontvouwen heeft. Om te zorgen dat zulke opstanden of bewegingen niet alleen golfmatig ontstaan en zich weer terugtrekken, verslagen worden of geïnstrumentaliseerd, zijn er georganiseerde revolutionaire structuren nodig. We zien als rol voor deze structuren om vanaf het begin af aan bij te dragen aan het versterken van revolutionaire perspectieven, het doorgeven van kennis en methoden, het ter beschikking stellen van solidaire structuren, en zo de gevaren van versplintering en de aanvallen te verminderen. Het is fataal te geloven dat ongeorganiseerde of spontaan georganiseerde bewegingen zich op de lange termijn kunnen verweren of staande kunnen houden tegen de georganiseerde aanvallen van het systeem. Door de ontbrekende organisatie is links-radicale politiek momenteel nauwelijks zichtbaar of toegankelijk en mist daarmee aansluiting. Dit leidt ertoe dat links-radicale groepen de maatschappelijke relevantie verliezen, wat weer leidt tot een vergroting van de afstand tussen de samenleving en links-radicalen. Een ander aspect van de ontbrekende organisatie is dat de ervaring tussen verschillende generaties van activisten niet verder gegeven kan worden en dat men steeds weer van vooraf aan moet beginnen. Daarnaast ontbreekt de mogelijkheid van georganiseerde scholing en jongerenwerk, waardoor men moeilijk buiten de eigen microkosmos weet te treden. Tot slot zijn georganiseerde structuren ook goed om losse lokale strijd (of die op deelbereiken) met elkaar te verbinden en daarmee bij te dragen aan het bewustzijn over de onderliggende, gezamenlijk ervaren maatschappelijke oorzaken.

Wat willen wij?

We denken dat de vraag omtrent organisatie op twee met elkaar verbonden vlakken moet worden beantwoord. Ten eerste zien we de noodzaak van de opbouw van een niet-hiërarchische, regio-overstijgende, revolutionaire organisatie van mensen die zich hebben toegewijd aan de ideeën en methoden van maatschappelijke zelforganisatie en emancipatie.

Ten tweede streven we naar de opbouw van zelfgeorganiseerde structuren in alle maatschappelijke bereiken en conflicten. Zo kunnen we de gedachte en methodes van zelforganisatie van onderop vanzelfsprekender maken en, net als voor protest- en verzetsbewegingen, zorgen dat ze weerbaarder zijn tegen repressie (zowel voor aanvallen van buiten als door zelfbenoemde leiders van binnen). Hier gaan we in These 4 uitvoerig op in.

De opbouw van een revolutionaire organisatie

In deze tekst hebben we niet de mogelijkheid om een schets te geven hoe een revolutionaire organisatie er uit moet zien. Deze zal in een gemeenschappelijk proces moeten worden opgebouwd vanuit de praktijkervaring en discussies van de betrokkenen. Toch vinden we het van belang dat mensen, die het over bepaalde basisprincipes met elkaar eens zijn, zichzelf organiseren. We streven in deze zin niet naar de organisatie van heterogene links-radicale groepen op basis van een minimale gemeenschappelijke deler. In de volgende these proberen we verschillende aspecten en onderdelen te benoemen waarvan we denken dat deze voor het opbouwende proces en de politieke inrichting van zo’n organisatie centraal staan.

Als we over de opbouw van een politieke organisatie spreken, dan is het voor ons allereerst van belang te stellen dat we hiërarchische organisatievormen en leiderschapsconcepten voor maatschappelijke emancipatie en zelfbestuur als volkomen ongeschikt zien. De geschiedenis heeft steeds weer bewezen dat deze concepten tijdens zelfgeorganiseerde en emancipatorische momenten van revolutionaire bewegingen meewerkte aan de onderdrukking ervan en uiteindelijk leidden tot de (her-)installatie van nieuwe klassenoverheersing. De door ons voorgestelde revolutionaire politieke organisatie heeft naar onze mening daarmee dus niet de taak protest- of verzetsbewegingen te leiden, om de revolutie over te nemen of om voor mensen te spreken.

Vanuit deze afwijzing van hiërarchische bestuursconcepten volgt dat we strategieën en organisatiemodellen moeten herontdekken of nieuwe moeten ontwikkelen waar nodig. Zo kunnen mensen ervaring opdoen met zelfbestuur, zelfbeschikking en vrij en zelfstandig denken. De structuren van deze organisatie moeten in de basis het vrije initiatief van mensen beschermen [en faciliteren] in plaats hen te besturen. Enkele basisprincipes voor de structuur en de opbouw van zo’n organisatie zijn daarom voor ons: 1 autonomie en besluitvormingsmacht moeten bij de basis liggen (voor alles dat hen direct raakt), 2 delegatie kan enkel met mandaat, verantwoordingsplicht en is directe terug te roepen en/of af te zetten zodra zij hun opdracht niet vervullen. Hoe een organisatie er concreet uit ziet, zal afhankelijk zijn van de praktijk en de concrete materiële omstandigheden en noodzaak. We streven naar een organisatie op basis van gemeenschappelijk gedeelde analysen, strategieën, houdingen en basisprincipes. Vanzelfsprekend organiseren we ons ondanks al onze verschillende achtergronden en maatschappelijke posities bewust in een gemeenschappelijke structuur. We zien de gemeenschappelijke organisatie als een noodzaak om het politieke getto van links-radicalen (met of zonder migratieachtergrond) te overkomen en ons te verzetten tegen de maatschappelijke verdelingen (zie daarvoor ook These 3). Onze kracht ligt naar onze mening in de gemeenschappelijke organisatie. We ondersteunen het echter ook als bepaalde bevolkingsgroepen, als zij door specifieke onderdrukkingsmechanismen worden getroffen, zichzelf hierom binnen de eigen organisaties ook autonoom organiseren.

Bij het opbouwproces van een revolutionaire organisatie zijn er een aantal obstakels. De belangrijkste hiervan is de bestaande afkeer van organisatie en het gebrek aan interesse hiervoor onder links-radicalen. De ervaringen van de afgelopen 35 jaar hebben ons getoond dat het proces van organisatie binnen de links-radicale beweging bewust naar voren moet worden geschoven. De strategie voor het opzetten van een netwerk waarbij revolutionaire structuren op geleidelijke en natuurlijke wijze naar elkaar toe groeien, heeft zich in die 35 jaar tijd nog niet één keer bewezen en lijkt ongegrond. Landelijke discussies zijn voor ons enkel een middel voor uitwisseling tussen gelijkgestemde, actieve mensen. Ze kunnen echter geen vervanging zijn voor een daadwerkelijk organisatieproces.

In organisatieprocessen stuiten we binnen links-radicale kringen ook regelmatig op verinnerlijkte kapitalistische en individualistische denk- en werkwijzen. Deze staan collectieve processen uiteindelijk in de weg of bemoeilijken deze. Jezelf organiseren betekent compromissen kunnen maken, collectief te leren denken en in een proces ook een stapje terug kunnen nemen. Daarmee bedoelen we niet dat men eigen overtuigingen en standpunten moet opgeven. We willen daarmee zeggen dat je een onderscheid moet maken tussen fundamentele overtuigingen waarover gediscussieerd moet worden, of die, waar nodig moeten worden verdedigd, en het feit dat je het niet altijd met alle besluiten volledig eens kan zijn, dat je overal bij mee moet beslissen of de besluitvorming moet beïnvloeden. In de links-radicale beweging zijn egoïstische houdingen en de neiging om altijd ‘anders’ te willen zijn sterk aanwezig. Deze zijn het product van de verinnerlijkte neoliberale normen en het gevolg van jarenlange autoritaire opvoeding. Daaruit volgen psychologische factoren als de zucht naar erkenning en waardering en geldings- en profileringsdrang, die organisatieprocessen sterk kunnen bemoeilijken. De opbouw van een organisatie vraagt er daarentegen om telkens op zoek te gaan naar het gemeenschappelijke in plaats van op zoek te gaan naar het verdelende.

We zijn ons ervan bewust dat de opbouw van een organisatie gevaren in zich draagt, als deze zich stoelt op basisdemocratische en niet-hiërarchische elementen. We zien bijvoorbeeld de ontwikkeling van bureaucratie of organisatie-egoïsme als gevaar. Dit kan enkel door bewustwording en zelfkritiek worden tegengegaan – dit moet dan echter ook daadwerkelijk gebeuren. Om een terughoudende en in zichzelf gekeerde organisatiestructuur te voorkomen, moet de kern van de opbouw een regio-overstijgende organisatie zijn die lokale en regionale verankering heeft door middel van groepen die betrokken zijn in de dagelijkse thema’s.

De opbouw van een niet-hiërarchische organisatie betekent voor ons niet dat alle leden alles even goed kunnen of dat iedereen alles moet doen. Het is veel belangrijker om, bewust zijnde van de bestaande verschillen in tijd, vaardigheden, persoonlijkheid etc., structuren op te bouwen waarin een balans gecreëerd wordt tussen de mogelijkheid voor persoonlijke ontwikkeling en de efficiëntie van de groep. Niet iedereen moet alles kunnen, maar er moet principieel de mogelijkheid bestaan om vaardigheden te kunnen ontwikkelen en van elkaar te leren. Ook hierbij is de basis dat alle leden het met de basisprincipes en werkwijze van de organisatie eens moeten zijn en dat besluiten gemeenschappelijk genomen worden.

These 3: Internationalisme als strategisch leidraad

Internationalisme wordt vaak alleen gezien als de solidariteit met en de ondersteuning van strijd en bewegingen op andere plekken in de wereld. Voor groepen betekent het meestal dat zij informatie verspreiden, publieksacties doen en geld verzamelen ter ondersteuning van anderen. Dit internationalisme komt vaak met golven – van de solidariteitscomités voor Palestina en Zuid-Amerika tot Rojava vandaag de dag. Door het gebrek aan eigen strijd en de starheid van de huidige maatschappij, projecteren veel activisten hun verzamelde moed, hoop, wensen en drang naar iets anders op revolutionaire bewegingen elders. Door het idealiseren en romantiseren van deze bewegingen, keren veel activisten zich hier echter vaak weer verontwaardigd van af op het moment dat de eerste tegenstellingen zich beginnen te vertonen. Het romantiseren van revolutionaire bewegingen wekt bij een deel van de links-radicale beweging juist weer precies een tegenovergesteld reactie op. Daar worden juist de negatieve aspecten van revolutionaire bewegingen elders uitvergroot en het concrete potentieel genegeerd.

Beide tendensen leiden er vroeg of laat toe dat men zich distantieert en de solidariteit beëindigt: de één van het begin af aan, de ander enige tijd later na de desillusie – tót er weer een nieuwe revolutionaire beweging opduikt.

Vooral bij bewegingen waarin organisatie een belangrijk rol speelt, en die over zelf ontwikkelde inhoud en strategie beschikken, wordt vaak een alles-of-niets-principe gehanteerd. Solidariteit vindt alleen plaats wanneer de theorie en praktijk volledig met de eigen ideeën overeenstemmen. Solidariteit verwordt daarmee tot “onvoorwaardelijke solidariteit” en wordt verward met loyaliteit.

Beide voorbeelden van internationale solidariteit voorkomen dat er uitwisseling, een gezamenlijk (leer)proces en ontwikkeling op basis van werkelijke kritische solidariteit kan plaatsvinden. Een voorbeeld hiervan is de houding van veel links-radicalen tegenover de ontwikkelingen in Rojava: het ene deel van de beweging idealiseert de ontwikkelingen van de Koerdische beweging en de maatschappelijke transformatie in Rojava (Noord-Syrië), de andere zijde heeft enkel afwijzende (en in de kern vaak eurocentristische) kritiek. Kritische solidariteit op gelijke ooghoogte ontbreekt in beide gevallen.

In bijna alle delen van radicaal links wordt internationalistische solidariteit – voor zover dit überhaupt deel is van de politieke praktijk – als een nevenactiviteit benaderd. Daarom is internationalisme bij veel groepen een bijzaak die vanuit een morele verplichting wordt gedaan, en niet uit een noodzaak die ook strategisch onderbouwd is. Dit terwijl de internationale gebeurtenissen nauw verbonden zijn met lokale en nationale ontwikkelingen en van grote invloed zijn op de vorm van organisatie.

Wat willen wij?

Wij zien internationalisme als een strategische noodzaak. Uit de analyse van historische voorbeelden en de materiële omstandigheden van nu trekken wij conclusies voor de politieke en strategische richting en opbouw van een revolutionaire organisatie.

Internationalisme als strategische noodzaak

Omdat kapitalisme een mondiaal georganiseerd systeem is, moet natuurlijk ook de strijd tegen de heersende kapitalistische verhoudingen op wereldwijde schaal gevoerd worden. Dit geldt in het bijzonder voor de historische fase waarin het kapitalisme zich momenteel bevindt: de internationale eigenschappen en de heerschappij van het kapitaal zijn duidelijk sterker ontwikkeld dan vroeger. Imperialisme duikt niet meer op als een concurrentie tussen grootmachten, maar vooral in de vorm van een wereldwijde regulering van kapitaalverhoudingen (EU, IMF, TTIP, CETA etc.) en grensoverschrijdende onderdrukkingsmechanismen (NAVO, FRONTEX, [EUROGENDFOR] etc.). Door deze wereldwijde manifestatie en organisatie van het kapitaal zijn ook de levensomstandigheden en strijdpunten op verschillende plekken van elkaar afhankelijk. De situatie in Griekenland is hier een duidelijk voorbeeld van.

Doordat de afgelopen decennia de sociale strijd in Duitsland [en Nederland] volledig gefaald heeft, konden regeringen de arbeidsmarkt (en ook andere maatschappelijke sectoren) vergaand herstructureren. Daardoor wordt niet alleen de concurrentie binnen EU-landen onderling versterkt, maar wordt ook de overheersingpolitiek van de EU ten aanzien van de belangen van de bevolking binnen landen verder doorgevoerd. Deze ontwikkelingen hebben de levensomstandigheden en de wijze waarop we hiervoor kunnen opkomen vooral in de periferie van Europa ernstig verslechterd. Het mislukken van de geïsoleerde strijd tegen de bezuinigingspolitiek door de bevolking in Griekenland in 2015 heeft aangetoond dat de kracht van sociale en politieke bewegingen ervan afhankelijk is in hoeverre zich op hetzelfde moment op andere plekken in de wereld ook strijd ontwikkelt en er daardoor een toenemende internationalistische dynamiek ontstaat.

In het voorbeeld van Griekenland was het duidelijk dat het ontbreken van antikapitalistische strijd in kapitalistische centra als Duitsland [Frankrijk of Nederland] van grote invloed is geweest op de eisen van revolutionaire bewegingen in andere delen van de wereld. Dit geldt in het bijzonder voor de strijd in landen in het globale zuiden, omdat daar de invloed van de westerse geïndustrialiseerde landen enorm is. Hierom beperkt internationalisme zich voor ons niet tot “passieve” solidariteit met de strijd op andere plekken in de wereld, maar houdt vooral ook een versterking in van internationalistisch georiënteerde strijd binnen onze eigen samenleving. In het voorbeeld van Griekenland bleef breed gedragen solidariteit uit. Pogingen van een aantal linkse en links-radicale groepen om de solidariteit met het verzet tegen de bezuinigingsmaatregelen door de bevolking van Griekenland ook naar hier uit te breiden, hadden grotendeels geen succes. Dit roept de vraag op welke factoren het ontwikkelen van een internationalistisch georiënteerde strijd in de weg staan.

Redenen voor het uitblijven van strijd in de […] samenleving

We zullen hier kort een aantal oorzaken uiteenzetten waarom wij denken dat strijd in de samenleving hier uitblijft. Deze analyse is echter zeker niet volledig.

De situatie in Duitsland [en Nederland] kenmerkt zich, anders dan bij een aantal andere West-Europese staten, dat er al langere tijd nauwelijks nog een klassenbewustzijn bestaat. Dit terwijl er sinds de jaren negentig een enorme, permanente aanval plaatsvindt op de onderste lagen van de maatschappij en eerder bevochten sociale verworvenheden. Het concept van het sociaal partnerschap heeft hier wezenlijk aan bijgedragen. In de door de grote vakbonden en de sociaaldemocratie uitonderhandelde klassencompromis werd de nationale standaard logica over het opheffen van de klassentegenstellingen tussen kapitaal en arbeid gevestigd. Daarbij zijn de opvattingen en doelen van veel loonarbeiders genegeerd en onderdrukt, is er verdeling gezaaid en werden verdieping en radicalisering van de klassenstrijd verhinderd. Hierdoor werden de belangen en doelen voor de ontwikkeling van het […] kapitaal zeker gesteld.

Het bijzondere aan de situatie in Duitsland [en Nederland] is dat men hier, ondanks de toenemende invloed van het neoliberalisme sinds de jaren tachtig, economisch vast heeft weten te houden aan het sociaal partnerschap. Dit kwam op de eerste plaats door de concessies van de vakbonden, die hun controle over de loonafhankelijken uitoefenden, terwijl er ondertussen door het kapitaal een agressief ondernemingsbeleid werd gevoerd. Het sociaal partnerschap betekent echter niet dat de sociale tegenstellingen verminderd zijn. Het is eerder zo dat er, doordat een deel van de loonarbeiders wel mee kunnen delen in de winst van het kapitaal, een verdeling binnen de arbeidersklasse is veroorzaakt. Zo is de rol van de vakbonden bij de hervorming en dereguleringen van de arbeidsmarkt uiteindelijk vooral een van splijting geweest – bijvoorbeeld doordat zij voor een deel van de werknemers baangarantie regelden ten koste van anderen (vast aangestelden tegenover mensen met jaarcontracten tegenover flexwerkers tegenover werklozen en tegelijkertijd ook binnen deze groepen zelf).

Daarmee volgde een verdeling in de arbeidersklasse tussen (enigszins) veiliggestelde overwegend autochtone werknemers en “goed geïntegreerde” migranten aan de ene kant, en een steeds groter wordende groep precaire werkers met slechte arbeidsvoorwaarden, waaronder talrijke migranten. Met het voortschrijdende neoliberalisme wordt het minimumloon door de toenemende flexibilisering, het uitbreiden van zelfstandigen zonder personeel (ZZP) en arbeidsplicht voor werklozen, steeds verder opgerekt en neemt de druk op werklozen en werkenden extreem toe. Daarnaast worden bijna alle onderdelen van de samenleving inmiddels door een economische lens bekeken. Dit zorgt ervoor dat mensen overal toenemend onder prestatiedruk staan, zichzelf moeten “optimaliseren” en moeten concurreren met anderen. Deze precaire arbeids- en levensomstandigheden hebben een groot aandeel in de enorme groei van psychologische problematiek, wat het tegelijk ook nog eens lastiger maakt om arbeiders uit de lagere segmenten van de samenleving te mobiliseren voor sociale strijd.

Een andere bijzondere situatie is dat werkenden hier, ondanks de enorme aanvallen op de arbeids- en levensomstandigheden, anders als in andere landen nog altijd terug kunnen vallen op de overblijfselen van het sociale stelsel. Hierdoor zijn zij afhankelijk van de staat, aan diens controle onderworpen en door de staat onder druk gezet, wat eveneens de deelname aan sociale strijd bemoeilijkt.

De gecontroleerde en politiek gestuurde migratie, hier vooral EU-arbeidsmigratie, speelt eveneens een belangrijke rol bij de verdeling van de arbeidsmarkt en het behartigen van de belangen van [Europees] kapitaal. Migratiepolitiek zorgt voor goedkope arbeidsreserves, maakt productie met lage lonen mogelijk en vervult de specifieke vragen van de arbeidsmarkt, door overeenstemmingen tussen verschillende landen. Een belangrijk mechanisme hierbij is de verbinding tussen verblijfsrecht en het voorhanden zijn van loonarbeid. Hierdoor zijn veel migranten gedwongen om onder de precairste arbeidsvoorwaarden en voor elk loon te werken.

Alle hierboven genoemde factoren voor de verdeling van de arbeidsklasse worden overstemd (en deels gereproduceerd) door een racistisch en nationalistisch discours en de constructie van een ‘nationale gemeenschap’. Door de media, de politiek en dergelijke, wordt de bevolking wijsgemaakt dat bevolkingsgroepen als vluchtelingen, andere EU-burgers de oorzaak zijn van afkalvende arbeidsvoorwaarden en sociale voorzieningen. Daardoor blijven de werkelijke oorzaken hiervan voor veel mensen verborgen. Deze enorm racistische en nationalistische propaganda leidt niet alleen tot een verdeling van de arbeidersklasse, maar ook tot een verdeling op internationaal niveau die zo de ontwikkeling van internationalistische strijd in de weg staat. Dit hebben we bijvoorbeeld gezien in de stereotypen over Griekenland op het hoogtepunt van het verzet tegen de economische crisis en hervormingen daar.

Conclusies voor een actief internationalisme

De hiervoor genoemde waarnemingen en gedachten tonen dat de hindernissen en voorwaarden voor het ontstaan van internationale solidariteit en de deelname aan internationale strijd dezelfde zijn als die voor een emancipatorische klassenstrijd. Voor beide is van belang dat de tegenstellingen in de samenleving en het onmogelijke verenigen van de tegengestelde belangen van de arbeidersklasse en de heersende klasse, weer terug in het bewustzijn van de samenleving moeten worden gebracht. Tevens is het van belang om de overeenkomsten en verbindingen van verschillende strijden zichtbaar te maken en bijeen te brengen – zowel internationaal als tegen verschillende onderdrukkingsmechanismen (strijd tegen seksisme, racisme, klassenonderdrukking en -uitbuiting etc.) en de verschillende sociale strijdtonelen (werk, wonen, gezondheid, onderwijs, reproductie etc.).

Tegelijkertijd kan uit de analyse van de verhoudingen ook een conclusie getrokken worden waar het vermoedelijke potentieel in de samenleving te vinden is. Wie heeft het meeste belang bij een sociale en politieke verandering? (zie daarover ook These 4) Wij denken dat het belangrijk is om deze vraag uitvoerig met elkaar te bespreken zodat links-radicale politiek een politieke weg volgt en niet willekeurig wordt [en de waan van de dag volgt]. Wij zien zelf het potentieel voor verandering bij de mensen die door precaire arbeids- en leefomstandigheden worden getroffen, overigens zonder te ontkennen dat deze ook door seksistische, racistische, nationalistische en religieus fundamentalistische opvattingen doordrongen zijn en er sociale en psychische problemen aanwezig zijn. Daarnaast is ook het middenveld niet meer stabiel omdat ook daar toenemende onzekerheid en flexibilisering dreigen. Daardoor neemt het aantal mensen die voor hun eigen welzijn een belang bij verandering hebben, feitelijk toe. Als radicaal links moeten we hierom bespreken hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen hun precaire omstandigheden in verband brengen met de structurele oorzaken en de situatie van anderen. Zo kunnen we racistische en nationalistische verdelingen tegengaan en werken aan een solidaire antikapitalistische strijd opbouwen.

Internationalisme en het oprichten van een revolutionaire organisatie

Het tweede aspect dat we, wat betreft internationalisme, in overweging nemen, is de wijze waarop een revolutionaire organisatie wordt opgebouwd.

Als gevolg van militaire coups en het uitrollen van onderdrukkingsregimes kwamen in de jaren tachtig vanuit bijna alle continenten linkse mensen naar Duitsland. Dat is vandaag de dag nog steeds zo: nog altijd komen er kameraden vanuit andere landen hierheen. De systematische druk, zoals de uitwerking van racistische verhoudingen, taalbarrières en sociale isolatie, leiden er echter toe dat velen van hen passief worden. Diegenen die toch actief blijven, richten hun engagement daarnaast bijna uitsluitend op de ondersteuning van kameraden uit hun land van herkomst, zij het via georganiseerde ballingsgroepen of door middel van activiteiten via sociale media, zoals de over het algemeen niet georganiseerde activisten van de huidige generatie. Hoewel bijvoorbeeld groepen linkse activisten uit Turkije in Duitsland in de jaren tachtig een dubbele strategie formuleerden die zowel solidariteit met de strijd in Turkije en Koerdistan omvatte, maar ook politieke verandering in Duitsland, werd dit tweede punt niet erg serieus opgepakt. De activiteiten richtten zich vooral op solidariteitswerk in de vorm van bijvoorbeeld financiële ondersteuning en gevangenenondersteuning voor kameraden oor middel van publieksacties. Links-radicalen uit Duitsland werden wel als directe bondgenoten gezien, maar door de acute situatie in Turkije en Koerdistan concentreerde de samenwerking zich overwegend op de zogenaamde ‘indirect’ verbonden sociaaldemocratische partijen om politieke druk uit te oefenen. Door het ontbreken van een revolutionaire beweging waar migrantengroepen zich bij aan konden sluiten, werd deze ontwikkeling verder versterkt, [dit is ook in Nederland het geval geweest]. Door deze ontwikkelingen en omstandigheden zijn linkse ballingen met hun hoofd vaak nog in het land van herkomst en alleen met de voeten hier. Hierdoor hebben zij geen politieke perspectieven voor de samenleving waar zij daadwerkelijk wonen. Dat leidt er ook toe dat veel van deze linkse activisten zich bezighouden met politieke vragen, opvattingen en ideeën van 30 jaar geleden in plaats van dat ze strategieën ontwikkelen voor vandaag. Daardoor zijn hun ideeën voor jongeren van de tweede of derde generatie ook niet aantrekkelijk en werd de grote hoeveelheid ervaring die zij hebben niet overgedragen. Tegelijkertijd blijft veel van deze jeugd apolitiek door het ontbreken van een goedgeorganiseerde, in de huidige maatschappelijk samenleving en realiteit verankerde linkse migrantenorganisaties, of zij sluiten zich juist aan bij nationalistische cultuurverbanden en -gemeenschappen.

De neiging van migrantenorganisaties tot isolatie wordt aan de andere kant door de overwegend witte links-radicalen versterkt. Zij toonden weinig interesse voor de strijd van migrantengroepen en de politieke situatie in andere landen. Daarnaast voelden veel linkse migrantengroepen en -individuen zich niet thuis of welkom in de huidige scene of werden niet als volwaardige politieke kameraden benaderd. Vanzelfsprekend werden zij daarom niet serieus bekritiseerd of juist afgedaan als ‘niet radicaal genoeg’. Veel linkse migranten ervaren dit vandaag de dag nog steeds zo. Ze worden door hun kameraden hier als ‘vluchteling’ of als ‘migrant’ gezien en worden soms zelfs op dezelfde hoop gegooid met racistische, fascistische en religieus-fundamentalistische migranten. Deze generaliserende benadering leidt ertoe dat ook de doelen van linkse migranten door links-radicalen van hier niet serieus genomen worden, zoals de strijd tegen racistische, fascistische, patriarchale en religieus-fundamentalistische tendensen binnen migrantengemeenschappen. Hier spelen racisme en eurocentrisme net zo’n belangrijke rol als het verinnerlijkte gevoel van superioriteit onder witte links-radicalen. Door de hiervoor genoemde factoren bleven en blijven verschillende groepen van elkaar gescheiden en door het ontbreken van gedeelde doelen worden wederzijdse onwetendheid en vooroordelen over elkaar in stand gehouden of zelfs versterkt.

Een revolutionaire organisatie van links-radicalen moet met alle links-radicalen die hier leven contact zoeken en banden opbouwen om uiteindelijk gezamenlijk te organiseren. De ervaringen uit andere strijden en de kennis over de politieke en maatschappelijke omstandigheden op verschillende plekken in de wereld vloeien zo samen met de analyse van de hedendaagse maatschappelijke verhoudingen en versterken zo een internationalistisch perspectief. Door de gezamenlijke organisatie ontstaat er daarnaast directe toegang tot kennis over de (belevings)wereld van migranten in onze samenleving. Daarmee wordt ook meer begrip gecreëerd over de onderdrukkingsmechanismen in onze samenleving. Want [conservatieve], nationalistische, racistische en rechtse opvattingen nemen niet alleen onder de witte bevolking toe, maar ook onder migrantengemeenschappen, evenals islamistische invloed dat doet in de vorm van de politieke islam. Beide ontwikkelingen zijn zozeer met elkaar verweven (bijvoorbeeld fascisten uit Europa en Turkije zijn het op veel vlakken met elkaar eens) en versterken elkaar eveneens. De ervaring met racisme en uitsluiting duwt migranten bijvoorbeeld in de handen van nationalisten en islamisten en andersom versterken islamistische en nationalistische tendensen onder migranten weer rechtse stromingen onder de witte bevolking.

Internationalisme betekent traditioneel dat men contact probeert te leggen tussen revolutionaire groepen wereldwijd. We proberen elkaars strijd te ondersteunen, van elkaars ervaringen te leren en op gelijke hoogte uitwisseling met elkaar te hebben. Internationale solidariteit betekent voor ons daadwerkelijke uitwisseling te hebben en echte relaties aan te gaan waarbij we ook integer kritiek op elkaar kunnen uiten, vragen kunnen stellen en met elkaar kunnen discussiëren. Daarbij spelen kameraden die verschillende talen beheersen een belangrijke rol. Het is aan hen om teksten en debatten te vertalen en zo het samengroeien en de uitwisseling tussen verschillende bewegingen en discussies mogelijk te maken. Daarnaast is het belangrijk dat er voor de langere termijn ook wordt gekeken naar hoe de samenwerking en uitwisseling tussen verschillende revolutionaire groepen en organisaties voorbij nationale grenzen eruit kunnen zien op een manier waarbij dit ook daadwerkelijk werkt.

De teloorgang van de linkse bewegingen in de jaren negentig en het toenemende openlijke nationalisme en racisme in de […] samenleving hebben ertoe geleid dat grote delen van de radicale beweging het geloof in de mogelijkheid voor maatschappelijke verandering van onderop hebben opgegeven. Als gevolg hebben links-radicalen ook hun rol in het proces voor de versterking van maatschappelijke organisatie van onderop verwaarloosd. Dit nalaten weerspiegelt ook de manier waarop links-radicale organisatie over het algemeen vorm krijgt. Hoewel we verbaal radicaal, antikapitalistisch en militant onze afwijzing van het systeem op straat kenbaar maken, is de vraag met welke concrete politieke methoden en strategieën de omverwerping van het kapitalistische systeem en staatsstructuren bereikt kunnen worden en wie daarbij het subject van deze verandering is, zijn uit beeld geraakt. Dit terwijl dat juist precies de vragen zijn waar links-radicale politiek zich vooral op zou moeten oriënteren als deze zichzelf als revolutionair ziet.

Als gevolg van deze ontwikkeling, zijn de nieuwe politieke perspectieven die bij links-radicale politiek centraal zijn komen te staan van een abstract niveau en gebaseerd op individuele, geïsoleerde deelbereiken. Dit manifesteert zich vooral in de vorm van verdedigingsstrijd, one-issuebewegingen en de mobilisaties tegen regeringstoppen waarbij de centrale methode campagnepolitiek is. Terwijl een aantal groepen hun toevlucht volledig in theoretisch werk zoeken, hopt de meerderheid van de ene actie en campagne naar de andere, van het ene grote evenement naar het andere – zonder daarbij werkelijk te groeien of daarbij de vraag te stellen hoe het zit met de sociale verankering in de maatschappij. We zijn altijd met te weinig, zijn altijd overwerkt en altijd vlak voor een burn-out. We doen het onder die omstandigheden bijzonder goed met de weinigen die we zijn. Er zijn veel verschillende, geprofessionaliseerde campagnes en er worden interessante bijeenkomsten georganiseerd waarmee we ons, soms goed, soms minder goed, mengen in maatschappelijke discussie en het mediadebat. De focus ligt daarbij echter meestal op een discoursstrijd die overwegend op medianiveau plaatsvindt of door intellectuelen gevoerd wordt en niet uit de maatschappelijke praktijk voortkomt. Deze benadering van politiek kan naar ons idee de hegemonie van de heersende ideologie niet bevechten omdat er nauwelijks contact is tussen de politieke praktijk en de basis van de maatschappij.

Bovendien is het zo dat de links-radicale beweging zich met haar acties en campagnes richt op de telkens nieuwe aanvallen vanuit de staat [en het kapitaal] – of dit nu TTIP is, het asielrecht, klimaatpolitiek of de voortschrijdende controlestaat. Veel van deze wetsvoorstellen worden met acties en campagnes beantwoord, waardoor links-radicale politiek zich uiteindelijk bijna uitsluitend bezighoudt met een reactie op politiek vanuit de staat, en er in feite achteraan hinkt. Omdat we denken dat we in strijd tegen de staat altijd op de staat moeten reageren, blijft onze strijd in een door de staat gedicteerd kader plaatsvinden en ontstaan er geen eigen structuren, strategieën, perspectieven of dagelijkse praktijk.

Ook de links-radicale groepen en organisaties die een verankering in de maatschappij wel als noodzakelijk zien, richten zich meestal op sociaaldemocratische politieke perspectieven. Door middel van platformen met maatschappelijke representanten (van vakbonden, kerkelijke organisaties, NGO’s politieke partijen, verenigingen en stichtingen) zou hun vermeende invloed ingezet kunnen worden om de eigen politieke inhoud te verspreiden. Daarbij worden de verbintenissen met vertegenwoordigers verward met echte organisatie van een strijd van onderop. De overtuiging dat maatschappelijke verandering via democratische deelname binnen de staat en de burgerlijke maatschappij kan worden bereikt, rijkt hierbij tot diep in de links-radicale beweging. We zien de oorzaak hiervoor onder andere in het wantrouwen tegenover de bevolking en diens potentieel voor zelforganisatie en zelfbeschikking (These 1), evenals de starheid van de beweging, het gevoel van onmacht en een onvermogen te handelen. Vanzelfsprekend werkt een groot aantal links-radicale activisten in overheidsinstanties of politieke instituties (als jeugdwerker, in wetenschappelijke bureaus van burgerlijke partijen, in opvangcentra voor vluchtelingen, bij NGO’s, door de staat gefinancierde initiatieven of zelfs als ambtenaar). Historisch gezien zijn hele bewegingen op deze manier in de instituties van de staat geassimileerd en daardoor verdwenen, zoals bijvoorbeeld grote delen van de vrouwenbeweging in de jaren tachtig of de groene beweging in de jaren 90. Reformistische en links-liberale politieke benaderingswijzen zijn naar onze mening één van de grootste hindernissen en gevaren voor de ontwikkeling en het voortbestaan van revolutionaire bewegingen. De analyse van de rol van de sociaaldemocratie in Duitsland [en Nederland] sinds begin 1900 zijn voldoende om deze stelling te onderbouwen. De geschiedenis toont dat de sociaaldemocratie zowel institutioneel als ideologisch tot een verdeling van de arbeidersklasse én de linkse beweging leidde. De geschiedenis van de reformistische vakbonden laten daarbij een vergelijkbaar patroon zien. In tal van voorbeelden wordt duidelijk hoe deze vakbonden, door (nationalistische en interne) splitsingen, bijdragen aan de verdeling van de werkende klasse, radicalisering en verbreiding van arbeidsstrijd verhinderen, zich in platformen (bijv. anti-Nazi-platformen) achteraf distantiëren van radicale krachten en hen “laten vallen” etc. Ook de analyse van het mislukken van sociale opstanden op andere plekken in de wereld toont de verdelende en contrarevolutionaire rol die reformistische krachten spelen (bijvoorbeeld binnen de anti-bezuinigingsbeweging in Griekenland, 15M in Spanje, de opstanden in de “Arabische Lente”, de Groene beweging in Iran etc.). Toch wordt de toenadering tot bijvoorbeeld reformistische vakbonden nog altijd als strategisch zinvol gezien door sommige links-radicale groepen, terwijl het werk in de basis van de samenleving wordt nagelaten.

Ook de overtuiging dat ‘linkse’ partijen binnen de parlementaire democratie echte verandering kunnen brengen, of deel van een totaalstrategie voor maatschappijverandering zijn, is nog altijd bij een deel van de links-radicalen terug te vinden. Deze hoop op het succes van ‘linkse’ partijen is niet alleen telkens weer fout gebleken (zoals recentelijk met Syriza in Griekenland of Podemos in Spanje), maar heeft ook fatale gevolgen gehad op de werkelijke bewegingen van onderop. Deze hebben zich in hun focus op de verkiezingen volledig opgebrand en hebben hun kracht verloren (zoals activisten van de 15M beweging voor Podemos, Turks en Koerdisch links in de verkiezingen voor de HDP, de protesten van de bevolking in Griekenland voor Syriza). Deze partijen hebben alle aandacht en hoop naar zich toegetrokken, waardoor energie voor de daadwerkelijke strijd aan de basis onttrokken werd. Als deze hoop vervolgens niet beantwoord wordt, heeft deze nederlaag blijvende gevolgen. Na alles wat gezegd is, moet het duidelijk zijn dat de verschillende politieke benaderingen van links-radicalen – militante acties, platformen met maatschappelijke organisaties, campagnes enzovoort – iets gemeen hebben: ze weerspiegelen het gebrek aan perspectief en de ervaren nederlaag van de linkse beweging. Het ontbreekt aan een wezenlijke revolutionaire strategie en een perspectief van onderop.

Wat willen wij?

We zijn van mening dat er een fundamentele, verreikende verandering en heroriëntatie van links-radicale politiek nodig is. We denken dat het de centrale taak van links-radicale politiek is om zelfgeorganiseerde structuren in de basis van de samenleving te verschaffen en te versterken; structuren die in het dagelijkse leven van mensen verankerd zijn, voorbij de losse strijden reiken en in relatie staan tot wat we in de toekomst willen bereiken. Een daadwerkelijke verandering van de maatschappelijke structuren, en daarmee de overwinning van het kapitalistische systeem en de staat, kan immers alleen plaatsvinden als mensen überhaupt eerst weer ervaring opdoen met zelforganisatie, zelfwerkzaamheid en solidariteit. [Net als in Duitsland is in Nederland] de burgerlijke staat diep in de maatschappij geworteld. Deze dringt door tot in alle bereiken van de samenleving en regelt bijna alle interpersoonlijke betrekkingen. Vanzelfsprekend is er hierdoor een grote gezagsgetrouwheid, omdat men nauwelijks kan voorstellen hoe een maatschappij zonder centrale overheidscontrole en regulering er uit zou zien.

We moeten dus structuren opbouwen en versterken waarin we als samenleving leren ons leven zelf te organiseren zonder tussenkomst van de staat, en alledaagse problemen zelfstandig met elkaar op te lossen. Daarmee draaien we niet alleen de toenemende depolitisering van de maatschappij terug, maar ook de diepgewortelde overtuiging dat mensen gecontroleerd en geregeerd moeten worden. Daarnaast kan vanuit deze structuren ook solidaire strijd opgebouwd worden in verschillende delen van ons dagelijks leven, bijvoorbeeld tegen aanvallen op ons werk, onderdrukking bij de sociale dienst en woninguitzetting). We moeten plekken creëren waar de kapitalistische en nationalistische waarden, normen, denkwijzen en structuren ter discussie worden gesteld en veranderd kunnen worden; plekken waar mensen nieuwe ervaringen op kunnen doen; plekken waar emancipatorische waarden en denkwijzen ontwikkeld kunnen worden. De opbouw van zelfgeorganiseerde structuren maken het in die zin mogelijk échte, onbemiddelde emancipatorische verandering en verbetering van het eigen leven te realiseren, en niet enkel verandering op een abstract politiek niveau.

Zelfgeorganiseerde solidaire structuren kunnen ons helpen om ons – in ieder geval ten dele – collectief tegen de aanvallen van de kapitalistische verhoudingen te beschermen. Ze zorgen tegelijkertijd voor voorwaarden waaronder de onderdrukten kritische denkwijzen tegenover de heersende verhoudingen van het kapitalisme kunnen ontwikkelen. In tijden van massaprotesten, opstanden en fases waarbij de staat verzwakt of zelfs omvergeworpen is, kunnen deze dan al in de maatschappij verankerde zelfgeorganiseerde structuren een belangrijke functie vervullen voor het revolutionaire proces.

We denken dat opbouw van deze zelfgeorganiseerde structuren eigenlijk voor alle onderdelen van ons dagelijks leven zinvol en noodzakelijk is. Voor de hand liggende terreinen hiervoor zijn werk en inkomen (bedrijf en kantoren), wonen (huis, straat, stadsdeel), reproductie (in het bijzonder kinderopvang), primaire levensbehoeften (solidariteitsnetwerken, voedselproductie, gezondheid, onderwijs) etc. Veel van de van loonarbeid afhankelijke mensen bevinden zich in een precaire situatie en hebben geen vaste werkplek meer. Hierdoor moeten ze vaak van bedrijf moeten wisselen en zijn daardoor geïsoleerd, waardoor de mogelijkheid tot zelforganisatie en de ontwikkeling van strijd hier toenemend bemoeilijkt wordt. Tegen deze achtergrond speelt de opbouw van zelfgeorganiseerde structuren in stadsdelen mogelijk een belangrijke rol. Deze structuren kunnen namelijk ook het uitgangspunt vormen voor strijd in andere delen van ons leven.

Als we het over de opbouw van zelfgeorganiseerde structuren in alle delen van ons dagelijks leven hebben, komt natuurlijk de vraag op wie dan het subject is als doelgroep voor deze organisatie. Wij denken dat er niet per se een revolutionair subject of vanzelfsprekende revolutionaire klasse bestaat. We zijn van mening dat we voor een politieke strategie voor maatschappijverandering een analyse van de maatschappelijke verhoudingen en diens tegenstellingen nodig is. Daaruit kunnen we afleiden waar de krachten te vinden zijn die potentie hebben en die voor hun bestaan materieel belang hebben bij maatschappelijke verandering. Daardoor ontstaan er voor ons plekken waar we de grootste kansen zien voor het ontwikkelen van strijd (zie daarvoor These 3). Als er geen specifiek revolutionair subject is, betekent dit tegelijkertijd dat het bewustzijn voor de eigen situatie, een begrip vraagt over de samenhang hiervan in relatie tot de maatschappelijke structuren evenals een begrip van de overeenkomsten tussen de eigen situatie en die van anderen. Dit kan door middel van gemeenschappelijke processen en een collectieve strijd actief ontwikkeld worden. “Pas als de tegenstelling tussen de persoonlijke belangen en behoeftes en die van het kapitaal op het maatschappelijke geheel betrokken wordt […], dat wil zeggen dat de eigen positie daarbinnen gevonden wordt, vormt zich een potentiële drager” van een sociale en politieke revolutie.

Bij de opbouw van duurzame structuren moeten we volledig opnieuw beginnen, en kunnen we nauwelijks teruggrijpen op dat wat er al is. In de maatschappij aan de gang gaan, betekent voor ons niet het oprichten van platformen met vertegenwoordigers, maar het opbouwen van structuren waarbinnen mensen zichzelf als subject organiseren. Dat betekent voor ons dat we uit onze gewoontes moeten breken, weg uit de scene en vooral daar aanwezig moeten zijn waar het dagelijks leven plaatsvindt. Tegelijkertijd moeten we ons eigen (dagelijks) leven – onze eigen arbeids- en levensvoorwaarden – weer als politiek zien en in onze strijd integreren. Daarbij zien we het als opgave voor links-radicalen om jezelf niet alleen te beperken tot het opkomen voor je eigen belangen, maar ook om strijd van anderen te ondersteunen, actief de opbouw van structuren aan te moedigen en in dat proces te helpen. Dit werk is inspannend, kleinschalig, vraagt geduld en zal wellicht niet direct zichtbare resultaten opleveren. De gebeurtenissen in Rojava of Spanje tonen ons echter dat maatschappelijk omwenteling niet uit de lucht kwam vallen, maar dat daar tientallen jaren van inspanningen door revolutionaire organisaties in de basis van de maatschappij aan vooraf gingen.

Wanneer we zelfgeorganiseerde structuren in bijvoorbeeld stadsdelen of op het werk opbouwen en daar strijd leveren, zullen we alle mogelijke obstakels tegenkomen. Daar hoort vooral ook het gevaar bij dat protesten en zelforganisatie via de vele vormen van burgerparticipatie en dergelijke door het staatapparaat zullen worden ingekapseld (bijv. door rondetafelgesprekken, bemiddeling, de gemeenteraad, de bedrijfsraad op het werk) of beperkt blijven of worden tot sociaaldemocratische vormen van protest (bijv. door vakbonden, NGO’s of maatschappelijke organisaties). Tegen de achtergrond van de bovengenoemde ervaringen en analyses wijzen wij de samenwerking met reformistische vakbonden en ‘linkse’ partijen als strategie voor de opbouw van links-radicale politiek af. We moeten juist de ervaringen uit het heden en verleden onderzoeken en onszelf de vraag stellen hoe we revolutionaire ideeën en een collectieve benaderingswijze voor zelfgeorganiseerde structuren ten overstaande van sociaaldemocratische ideeën kunnen opbouwen en ze hiertegen kunnen verdedigen. Hier sluiten verdere vragen op aan: waardoor ontwikkelen mensen het bewustzijn dat hun alledaagse problemen onderdeel uitmaken van een grotere context, deze in verbinding brengen met de problemen van anderen en hiervoor een bredere maatschappelijke analyse ontwikkelen? Hoe krijgen we het voor elkaar om, voorbij de lokale thema’s, met mensen verbindingen aan te gaan? Wat betekent echte verandering? Hoe kunnen we sociale bewegingen van onderop versterken en radicaliseren? Hoe kunnen we alledaagse problemen (arbeidsverhoudingen, uitkeringen, huren, opvoeding, zorg etc.) politiseren? Hoe vermijden we dat we verzanden in maatschappelijk werk en voorkomen we dat links-radicale structuren en inspanningen volledig in beslag worden genomen door individuele ondersteuning, zoals bij de vluchtelingenprotesten gebeurde? Hoe kan de opbouw van een cultuur van zelforganisatie er [hier] uitzien? Wat zijn de mogelijke obstakels? Hoe gaan we om met de structuren voor het sociaal beheer in de wijken, die grotendeels in handen zijn van de staat, en het idee van de burgermaatschappij, waarbij sociale hulp is gedepolitiseerd? Al deze vragen hebben constante analyse en discussie nodig.

Hetgeen dat tot nog toe gezegd is, betekent niet dat we de huidige politieke inspanningen zoals campagnes of puntsgewijze interventies fundamenteel afwijzen. We denken echter dat zulke middelen altijd slechts één van de vele tactieken moeten vormen van de hierboven genoemde strategie.

These 5: Het leven erbij betrekken

In een aantal eerder gepubliceerde teksten wordt als strategie voor maatschappijverandering de opbouw en verbinding van links-radicale, zelfgeorganiseerde collectieve structuren als van wezenlijk belang genoemd. Wij hebben enige twijfel bij deze strategie. We delen de (daarbij inbegrepen) kritiek dat veel links-radicale activisten een scheiding maken tussen hun politieke inspanningen aan de ene kant en werk en levensonderhoud aan de andere kant en zichzelf niet als politiek subject beschouwen. Vanzelfsprekend onderschrijven we het voorstel om de eigen realiteit als politiek te zien en onszelf daarbinnen te organiseren. Een groot deel van de links-radicale scene interpreteert deze stelling echter uitsluitend als de oproep om “eigen” zelfgeorganiseerde ruimtes, projecten en collectieven te stichten en deze uit te breiden. Vanzelfsprekend zijn dan ook velen actief in woon- en projectgroepen.

Als we het hebben over de opbouw van zelfgeorganiseerde structuren, dan bedoelen we daar echter in eerste instantie niet direct de opbouw van zelfgeorganiseerde linkse scene-plekken of projecten. We zien collectief zelfgeorganiseerde vormen van wonen en werken als een legitiem middel om het eigen leven gemeenschappelijk vorm te geven binnen het kapitalisme. Dit kan enerzijds zorgen voor meer controle over het eigen leven en onafhankelijkheid, en aan de andere kant belangrijke ervaringen met zelfbestuur met zich meebrengen. Hierom horen de bestaande zelfgeorganiseerde links-radicale projecten voor ons binnen een traditie die we moeten ondersteunen en verdedigen en waarbinnen we veel ervaring kunnen opdoen.

Toch verschillen we er van mening over dat door middel van de organisatie en uitbreiding van de bestaande linkse zelfgeorganiseerde plekken, er een daadwerkelijke maatschappelijke visie gevormd wordt. Veel linkse, zelfgeorganiseerde projecten richten zich daarvoor te veel op de manier waarop een relatief kleine groep links-radicaal gesocialiseerde mensen hun leven voor zich ziet. Deze projecten sluiten hierdoor niet per se aan bij wensen en behoeftes van de bredere maatschappij. Deze projecten lopen daardoor automatisch het gevaar om geïsoleerde eilandjes binnen een kapitalistische maatschappij te blijven en in het slechtste geval om te depolitiseren tot een eilandje waar men “mooier kan wonen” of als uiting van een links-radicale lifestyle. Tegelijkertijd vraagt de opbouw en het draaien van eigen, zeer op de eigen scene gerichte centra, woonprojecten en dergelijke vaak veel tijd en inspanning. Hierdoor heeft men minder aandacht voor het maatschappelijke en politieke werk en gaat de focus op een bredere maatschappelijke strategie verloren.

We zien het potentieel voor maatschappijverandering eerder daar waar zich tussen huurders in een woonblok, bewoners in een straat of werknemers binnen een bedrijf, solidaire structuren van wederzijdse hulp en zelforganisatie vormen – structuren die voor de bevolking open zijn, zoals politiek cultureel-sociale centra. Deze structuren mogen geen uitdrukking zijn van subculturele identiteit, maar moeten zich oriënteren op de primaire behoeftes en doelen van de betrokkenen.

We sluiten ons daarom aan bij de in de tekst “Wie die Welt verändern?” (vert. Hoe de wereld te veranderen?) van Lower Class Magazine benoemde noodzaak om de door onszelf opgerichte zelfgeorganiseerde structuren steeds weer op hun toepasbaarheid als “wegbereider” te bevragen. We moeten uitvinden welke factoren zelfgeorganiseerde structuren tot (veer)krachtige pijlers voor de beweging maken en elke keer ervoor zorgen dat ze depolitiseren.

These 6: De subcultuur uit

We hebben in de vorige thesen gesteld dat voor ons de sterking van maatschappelijke organisatieprocessen en de strijd van onderop binnen links-radicale politiek centraal moeten staan. De huidige afstand tussen de links-radicale beweging en de maatschappij is hiervoor een wezenlijk obstakel.

Deze scheiding tussen de samenleving en de links-radicale beweging […] wordt in wezen door de subculturele oriëntatie van de huidige links-radicale politiek in standgehouden, die is namelijk op zichzelf en de eigen ‘scene’ gericht. Dit kenmerkt zich door een (bewuste of onbewuste) uitsluiting van de overgrote meerderheid van de maatschappij. Zelfs voor mensen die politiek geïnteresseerd zijn, is het niet eenvoudig om met ‘de scene’ in contact te komen en het vraagt de nodige inspanning om geaccepteerd te worden. Velen van ons hebben dit in het verleden zelf ook doorgemaakt. Voor de bredere maatschappij blijft de scene-politiek ongrijpbaar, irrelevant en onaantrekkelijk. Dit komt onder andere doordat ‘erbij horen’ in eerste instantie niet via gemeenschappelijke politieke opvattingen en doelen verloopt, maar veel eerder via de typische criteria van een subcultuur, zoals culturele codes, taalgebruik, kledingstijl en omgangsvormen. Deze politieke en subculturele opgetrokken muur is één van de factoren waarom links-radicale politiek zo marginaal is en irrelevant blijft voor de maatschappij. Hoewel enkelen al tientallen jaren proberen deze geslotenheid en het in zichzelf gekeerde karakter van de scene op de agenda te krijgen, is daar tot op heden niets echt iets aan veranderd. Ook binnen de scene worden regelmatig uitsluitende en elitaire mechanismen ter discussie gesteld (zie These 7). De scheiding tussen de samenleving en de links-radicale scene lijkt daarmee eigenlijk helemaal niet gewenst te zijn. Wanneer aan deze paradox na zo’n lange periode echter nog altijd niets veranderd is, rijst daarom dan ook de vraag door welke factoren de scheiding tussen de maatschappij en de links-radicale beweging in stand gehouden wordt.

Net als vroeger zijn het vooral jongeren die hun weg binnen de links-radicale scene weten te vinden. Een belangrijke motivatie voor hen is niet alleen de afwijzing van maatschappelijke onderdrukkingsmechanismes, maar vooral ook het verwerpen van de heersende culturele denk- en verhoudingswijzen. De manier waarop links-radicale subcultuur vorm heeft, speelt voor hen een belangrijke rol. Door de identificatie met de politieke “scene” ontstaat er een gevoel erbij te horen en wordt het eigen gevoel van onmacht en eenzaamheid gereduceerd. Toch kennen links-radicale plekken ook hun eigen nauwe omgangsvormen en beschermde kaders. Desondanks bieden ze ook ruimte voor mensen om zich op persoonlijk vlak te ontwikkelen en zich op manieren te verhouden die in de maatschappij gestigmatiseerd zijn (zoals de omgang met de eigen genderrol, seksuele oriëntatie, man-vrouw-verhoudingen etc.).

Deze factoren hebben tot gevolg dat de links-radicale ‘scene’, voor mensen die zich hier thuis voelen, vooral van sociale en emotionele betekenis is. Het eerdergenoemde voordeel van een scene-leven staat in die zin los van diens maatschappelijke en politieke relevantie. Daardoor is er een minder grote noodzaak voor een confrontatie met maatschappelijke verhoudingen en kan de scene zichzelf ook terugtrekken in een niche; als ‘drop-out’ plek. Daarmee wordt de inhoud van de subcultuur een waarde op zichzelf.

De socialisering binnen links-radicale structuren schept de illusie dat linkse plekken vrij zijn van maatschappelijke invloeden als toenemende kapitalistische, seksistische, racistische, nationalistische en fascistische tendensen. Dit zelfbeeld bevordert de deling tussen de links-radicale scene en de samenleving en draagt een elitair bewustzijn in zich. Daarin wordt de eigen scene gestileerd tot een toevluchtsoord van verlichting en emancipatie terwijl de maatschappij “daarbuiten” wordt gezien als de belichaming van reactionaire achteruitgang.

Het gebrek aan openheid binnen links-radicale structuren heeft zeker ook te maken met de angst voor controle en infiltratie van de overheid. Dit is door het grote aantal ontmaskeringen van infiltranten de afgelopen jaren zeker niet volledig ongegrond gebleken. Toch wordt er vaak geheimzinnig en gesloten gedaan over zaken waarbij dit totaal niet in verhouding staat tot de militantie van het politieke handelen. We denken dat het belangrijk is dat het niveau van clandestiniteit past bij de aard van de politieke praktijk. Als we zelfgeorganiseerde structuren in een stadsdeel willen opbouwen, of ons in bredere sociale strijd willen mengen, is het fataal als elke onbekende binnen onze structuren kritisch wordt gekeurd, genegeerd of gevraagd wordt te vertrekken. Tegelijkertijd is de omgang met concrete verdenkingen eenvoudiger binnen georganiseerde structuren, omdat er concrete methoden en verantwoordelijkheden zijn waarop een verdenking kan worden getoetst.

Voor de reproductie van de links-radicale scene als een geïsoleerde, van de rest van de samenleving gescheiden subcultuur spelen echter ook psychosociale factoren een rol. Het onvermogen en de onbeholpenheid wat betreft contact met de bredere bevolking is bij links-radicalen ook een uitdrukking van angsten, onzekerheden, vereenzaming, schaamte, schuchterheid, onbeholpenheid, een gebrek aan ervaring en vermijding. Daarnaast zijn mensen er vaak niet goed in om op gelijke hoogte met anderen in contact te treden, te communiceren en met andersdenkenden om te gaan. Naast persoonlijke eigenschappen en ervaringen weerspiegelt dit natuurlijk ook de samenleving als geheel. Daar wordt de ontwikkeling van een respectvolle en constructieve strijdcultuur tussen gelijkgestemden, evenals de vaardigheid om mensen op gelijke hoogte te benaderen, maar zelden (aan)geleerd en ontwikkeld.

Om daar verandering in aan te brengen binnen links-radicale structuren is het belangrijk om zulke zwakheden door middel van reflectie, ontwikkeling en discussie samen met elkaar te overwinnen. Dit gebeurt in de huidige scene echter nauwelijks of wordt slechts aan een enkeling overgelaten. Ook daarin toont zich de geringe vastberadenheid voor maatschappijverandering binnen links-radicale politiek en de waarde die hieraan wordt gehecht.

De psychosociale redenen die het buiten de veilige en prettige scene treden in de weg staan of bemoeilijken, worden vaak niet als probleem erkend of benoemd. Als we dit niet doen, kunnen we dit echter ook niet overwinnen.

Wat willen wij?

Revolutionaire strijd en de verandering van de maatschappij kunnen niet door losse politieke groeperingen of leiders worden afgedwongen. Zulke verandering komt enkel tot stand als deze uitdrukking wordt van een breed gedragen maatschappelijke beweging.

Hierom kan revolutionaire politiek vanzelfsprekend niets anders betekenen dan jezelf binnen de maatschappij te bewegen, het contact met de bevolking op te zoeken en je te mengen in de tegenstellingen die daar te vinden zijn. Hiervoor is het noodzakelijk de zelfisolatie en subculturele oriëntatie van de links-radicale politiek achter ons te laten, onszelf binnen de samenleving te plaatsen en een “geduldig dialoog” aan te gaan. We zijn van mening dat er een bewust leerproces nodig is om te leren om mensen met andere meningen op gelijke ooghoogte te benaderen en onze eigen analyse en standpunten duidelijk aan hen over te brengen. Dit vraagt op twee vlakken inspanning: allereerst het overwinnen van eigen angsten en onzekerheden, ten tweede het nadenken over de vraag hoe revolutionaire inhoud overgebracht kan worden zodat deze voor anderen ook als relevant ervaren wordt.

Het buiten de eigen kringen treden en de geborgenheid van een zelfbevestigende cultuur achter ons laten, kan voor sommige mensen onzekerheden en angsten met zich mee brengen. Het politieke proces moet vanzelfsprekend een ruimte zijn voor de confrontatie met onszelf en onze persoonlijke ontwikkeling. Op die manier leren we uiteindelijk zelf ook vrijer in de samenleving te bewegen. Dit gaat, zoals voor alle innerlijke veranderingsprocessen geldt, het best wanneer we dit niet alleen hoeven te doen, maar gemeenschappelijk ervaring opdoen, die ervaringen bespreken en nadenken hoe daarmee om te gaan. Tegelijkertijd is één van de uitdagingen dat we in onze gemeenschappelijke kringen een atmosfeer scheppen waarbinnen we open en eerlijk, zonder de angst voor statusverlies en spot, onzekerheden, onze angsten en (zelf-)kritiek kunnen uiten (zie daarvoor ook These 7).

Daarnaast is het belangrijk ons de vraag te stellen hoe kritische analyses en revolutionaire ideeën vorm moeten krijgen, zodat ze voor anderen te begrijpen, relevant en navolgbaar zijn. Daarmee bedoelen we niet dat we onszelf methoden moeten aanmeten om de aandacht te trekken of aantrekkelijk voor te komen (zoals psychologische manipulatie). We bedoelen juist dat er ontmoetingen nodig zijn zonder de ander politiek te instrumentaliseren, maar dialoog op gelijke ooghoogte te zoeken en eerlijke interesse tonen in de belangen en motivatie van de ander [zonder daarbij ook die van jezelf uit het oog te verliezen]. Daarmee sluiten we de bereidheid voor zelfverandering en erkenning in, omdat dit ervaring op vele verschillende vlakken met zich mee kan brengen. Tegelijkertijd betekent dit ook dat we moeten leren om in gesprekken met tegenstellingen om te gaan, moeilijke gesprekken uit te houden en te weerleggen en niet bij de eerste tegenovergestelde opvatting of conservatieve opmerking van de ander het gesprek te beëindigen.

Als we stellen dat we onze communicatievaardigheden moeten ontwikkelen, dan bedoelen we daarmee niet dat we de eigen positie zonder reden moeten opgeven, en ook niet dat we “meer tolerantie” moeten opbrengen voor reactionaire standpunten en opvattingen. Het gaat er ook niet om dat we onze radicale analyse om strategische redenen verbergen. [Waar het om gaat is dat we leren onze opvattingen helder te formuleren, leren deze duidelijk over te brengen en zoeken naar middelen waarop we dit kunnen doen – zij het via dialoog, zij het via andere vormen van contact zoals praktische sociale projecten. Dat betekent dat we soms ook geconfronteerd zullen worden met andere opvattingen, maar sociale strijd betekent ook juist dat we deze confrontatie aan moeten gaan en daarbij durven te vertrouwen op onze eigen opvattingen. Waar deze nog niet genoeg ontwikkeld zijn, betekent het niet direct dat onze gehele analyse niet klopt, maar moeten we verder zoeken naar antwoorden.]

These 7: Revolutionaire cultuur in plaats van neoliberale waarden

Hoewel we onszelf graag afsluiten van de waarden en omgangsvormen die in de meerderheidsmaatschappij heersen, is het zo dat binnen onze eigen structuren het er uiteindelijk niet heel anders aan toe gaat. Een revolutionaire cultuur die in zich draagt wat we politiek uitdragen en eisen, is in onze eigen structuren ook niet altijd aanwezig. Vaak zijn cool zijn, afstandelijkheid, afweer, uitsluiting, competitie en het onvermogen om met conflicten om te gaan de maat, en het elkaar meten aan de “radicaalste ideeën” en het “meest militante optreden” zijn breed verspreid. Deze omgangsvormen binnen “de scene” weerspiegelen in grote mate de neoliberale waarden van de samenleving.

Het leven in de neoliberale wereld leidt enerzijds tot precariteit in een geatomiseerde, individuele samenleving die doorwrocht is van prestatiedruk, en anderzijds tot het tot handelswaar maken van menselijke relaties. Daardoor zien en benaderen mensen zichzelf en anderen als waren. De consequentie hiervan is dat mensen zich in toenemende mate leeg, vervangbaar of wegwerpproduct voelen. Veel mensen – ook links-radicalen – proberen betekenis en erkenning te vinden door middel van individuele inspanningen, zelfverwezenlijking en profilering. Maar de menselijke behoefte voor erkenning, zoals het gevoel waardevol te zijn, moet worden vervuld door het verschaffen van een emancipatorische cultuur in het collectieve leven en de strijd tegen de eerder genoemde oorzaken van de vereenzaming: een cultuur waarin niemand als wegwerp-goederen behandeld wordt, maar mensen elkaar ondersteunen en beschermen tegen de aanvallen van de kapitalisme en de kwetsbaarheden die deze met zich mee brengt, waar empathie een middel is om elkaar erkenning te geven.

Als links-radicalen neigen we ertoe de invloed van de heersende normen van het kapitalistische systeem op onze denkpatronen, omgangsvormen en gevoelens te onderschatten. Daarom speelt het werken aan onszelf en de ontwikkeling van een emancipatorische cultuur binnen onze politieke strijd geen rol.

Deze tekortkoming heeft ook consequenties voor de opbouw van een revolutionaire beweging. Als we onszelf niet ontwikkelen, bekritiseren en veranderen, dan duiken de talrijke verinnerlijkte omgangsvormen en denkwijzen van het systeem als hindernissen op in de opbouw van het revolutionaire proces. Zo zullen bijvoorbeeld individualistische en egoïstische houdingen een organisatieproces net zo sterk bemoeilijken als de binnen de links-radicale kringen en voor subculturen typische houdingen als statusdenken, zelfprofilering, concurrentie en elitarisme naar binnen en naar buiten.

Wat willen wij?

We streven niet alleen naar verandering van de economische en politieke structuren, maar zien revolutie ook als een radicale verandering van het individu en de maatschappij – de sociale revolutie. Dat betekent dat we ook menen dat de manier waarop onze relaties vorm krijgen, de manier waarop we met elkaar communiceren en ons tot elkaar verhouden, moet veranderen. Emancipatie op maatschappelijk niveau betekent het verschaffen van de maatschappelijke voorwaarden en structuren waarbinnen alle mensen zich vrij van uitbuiting en onderdrukking kunnen ontwikkelen, hun leven vorm kunnen geven en daarmee vanzelfsprekend zelf ook mee vorm kunnen geven aan de maatschappij als geheel. Een revolutionaire cultuur kenmerkt zich door openheid, een respectvolle omgang, empathie, interesse, echte vrijheid, solidariteit, gemeenschappelijkheid (collectiviteit), geborgenheid, warmte en humor. Dat wil zeggen dat deze ontstaat door de manier waarop men met elkaar om gaat en in welke mate de zelfbeschikking van het individu en de gemeenschap mogelijk wordt gemaakt. De graadmeter voor een links-radicale identiteit is voor ons vanzelfsprekend noch de radicaliteit van de theorie, noch die van revolutionaire voorlopers, maar vooral de daadwerkelijke omgang met ons politieke, familiaire en sociale umfeld.

Een revolutionaire cultuur ontstaat niet door de afwezigheid van ‘verkeerde’ denk- en omgangsvormen (“wij zijn antikapitalistisch, anti-seksistisch, antiracistisch etc.”). We denken echter dat aansprekende alternatieven actief vorm moeten krijgen. Dat betekent dat de verandering en persoonlijke ontwikkeling, net als de concrete verwezenlijking van emancipatorische en solidaire omgangsvormen in onze structuren, een vast onderdeel van onze politieke arbeid moeten worden. Daarmee begint revolutionaire politiek allereerst bij onszelf. Als organisatie en beweging moeten we vanzelfsprekend op zoek naar collectieve methodes van persoonlijke verandering. Een oriëntatiepunt zouden hiervoor daarbij de ervaringen binnen bijvoorbeeld de platformen binnen de Koerdische beweging, de zelfhulpgroepen binnen autonome vrouwenbeweging en collectieve therapiegroepen kunnen zijn.

Of we een krachtenfactor binnen de maatschappij worden, hangt er naar ons idee van af in hoeverre het ons in het hier en nu lukt een cultuur middenin het dagelijkse leven te ontwikkelen waarbij mensen gezien worden, welkom worden geheten en zij zich erbij betrokken voelen. Het beleven van zo’n cultuur is het meest succesvolle middel om het geloof in de onveranderlijkheid van de maatschappelijke verhoudingen te doorbreken en kennis en vaardigheden omtrent zelfbestuur individueel en gemeenschappelijk te ontwikkelen en te verspreiden. Dit zie je duidelijk terug in de ervaringen van mensen die betrokken waren bij collectieve strijd – zelfs als deze uiteindelijk verloren werd – waarbij men ervaring opdeed met solidariteit, gemeenschappelijke zelfbekrachtiging etc. en hier vaak gesterkt uitkwam.

These 8: Kennis van alternatieven eigen maken en verspreiden

We menen dat er in de samenleving geen gebrek is aan ontevredenheid en ongenoegen over de heersende verhoudingen. Het geloof in de beloftes van het kapitalisme over welvaart en vooruitgang zijn bros geworden – de vernietigende kracht van dit systeem treedt meer en meer aan het voetlicht, of dit nu is via de groeiende armoede en ellende van mensen, verslechterende arbeidsomstandigheden (precariteit, stijgende werkdruk etc.), de enorme milieuvervuiling en -vernietiging of de voortschrijdende oorlogen. Toch verhinderen depolitisering en de verdeling van de maatschappij (door bijvoorbeeld racisme en nationalisme) dat mensen hun ontevredenheid in samenhang brengen met de manier waarop de maatschappij is georganiseerd. Als gevolg hiervan blijven in de maatschappij onzekerheid, angst en een gevoel van onmacht achter.

Dit komt onder andere doordat collectieve strijd en een maatschappelijk perspectief voorbij het kapitalistische systeem sinds de ineenstorting van het ‘werkelijke socialisme’ uitzichtloos lijken. “There is no alternative” (vert. Er is geen alternatief) heeft zich als ideologische aanzet diep de hoofden en harten van mensen gesleten. Deze utopie- en perspectiefloosheid heeft zich ook onder links en links-radicalen gevestigd. De zoektocht naar maatschappelijke perspectieven speelt binnen links-radicale politiek nauwelijks een rol. Maar hoe kunnen we mensen inspireren of overtuigen van revolutionaire politiek, hen bewegen voor zichzelf op te komen, de strijd aan te gaan, als we daar zelf geen perspectieven voor hebben?

De oorzaak van dit gebrek aan perspectief binnen radicaal links is onder andere terug te voeren op historisch-materiële omstandigheden en de invloed van ideologische tendensen. Aan de ene kant zien we als aanwijsbare oorzaak de ondergang van linkse bewegingen en (socialistische) modellen en ideeën sinds de jaren tachtig, welke het einde inluidde van de systeemsconfrontatie. Aan de andere kant zien we ook de invloed van de hegemonie van nieuwe theorieën zoals poststructuralisme, postmodernisme, postmarxisme [en post-anarchisme] die zich paradoxaal genoeg (vergelijkbaar met het neoliberalisme) anti-ideologisch opstellen tegenover grote analyses, grote denkwijzen en algemene oplossingen.

Door de deconstructie van alle begrippen is het overzicht over het functioneren van het systeem en revolutionaire strijd bij de meeste links-radicalen in West-Europa verloren gegaan en vervangen door richtingloos activisme. Op interessante wijze wordt hierbij de kapitalistische logica van arbeidsdeling, specialisatie en professionalisering ook door de links-radicale, politieke scene verinnerlijkt en overgenomen. Als gevolg hiervan zijn niet alleen gemeenschappelijke strijdvormen en de noodzaak van organisatie in ongenade gevallen, maar wordt ook de gemeenschappelijke zoektocht naar alternatieven en perspectieven nagelaten.

Wat willen wij?

Het bezig zijn met de theorie en praktijk van maatschappelijke alternatieven, perspectieven en utopieën moet weer een centrale plek in onze politieke praktijk innemen. Er is geen algemeen recept over hoe een alternatieve maatschappij er uit moet zien, maar we gaan ervan uit dat elke plek en elke maatschappij een zoekbeweging nodig heeft. Toch zijn op verschillende plekken vergelijkbare structuren werkzaam en zien we vergelijkbare ontwikkelingen, waardoor de uitwisseling tussen verschillende bewegingen en strijden wereldwijd ook voor de ontwikkeling van lokale perspectieven van belang is. Bij de ontwikkeling van een maatschappelijk perspectief hoeven we niet bij nul te beginnen. Er zijn belangrijke en leerzame aanknopingspunten in vroegere en hedendaagse bewegingen te vinden en er is veel inspiratie te putten uit maatschappijmodellen die zich met de vrije organisatie van de samenleving bezighielden. Deze kunnen we analyseren, onderzoeken en van proberen te leren om te kijken op welke manier ze kunnen bijdragen aan alternatieve vormen van maatschappelijke organisatie. Daarnaast kunnen ze ons helpen om potentiële gevaren bij het ontstaan en de ontwikkeling van een revolutionaire beweging voortijdig te tackelen. Daarbij moeten we echter niet alleen het verloop van revolutionaire ontwikkelingen zelf onderzoeken, maar ook welke langdurige factoren van invloed waren voor het ontstaan van deze revolutionaire bewegingen.

Bij het analyseren en de interpretatie van vroegere bewegingen bestaat het risico dat we opnieuw in een (onnodige) ideologische loopgravenoorlog verzanden. We hebben het splijtende potentieel en de valkuilen van deze discussies zelf meermaals meegemaakt. In de discussie over concrete vragen en analyses van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen, hoe we ons de organisatie van de samenleving voorstellen en welke concrete politieke methoden en stappen we hiervoor belangrijk achten, denken we vaak erg vergelijkbaar en zouden daar kracht uit kunnen ontwikkelen. Tijdens de discussies over de interpretatie van vroegere bewegingen traden echter telkens weer onze ideologische (marxistisch-leninistisch, marxistisch, anarchistisch en libertair-communistisch) en geografische achtergrond (kapitalistische centra, landen in de ‘periferie’) als verdelende factoren op de voorgrond. Daarbij waren het vaak bepaalde begrippen die bij ons andere associaties opriepen of die we anders definieerden. Langere discussies toonden echter dat we in feite vaak over hetzelfde spraken, maar andere woorden en begrippen gebruikten. Hoewel deze confrontaties ons veel energie kosten, waren ze tegelijkertijd ook leerzaam. Ze toonden ons hoe belangrijk het is om concreet te zijn, en om bij een vermeend meningsverschil niet gelijk in de kramp te schieten en dogmatisch, aanvallend, of verdedigend te reageren, maar eerst te proberen elkaar daadwerkelijk te begrijpen. Daarmee willen we niet stellen dat fundamentele ideologische verschillen genegeerd moeten worden, maar dat de discussie moet worden geopend en ook de eigen positie met enige afstand moet kunnen worden benaderd.

Wij zijn van mening dat deze ervaringen ook voor de verdere links-radicale beweging belangrijk zijn. We zien een beweging die op zo veel verschillende manieren versnipperd is, waarbij sommigen met een verbazingwekkende felheid de eigen richting verdedigen en alle andere richtingen in één adem veroordelen en verketteren. Een ander aspect dat voor ons daarbij belangrijk is, is de vraag hoe een revolutionaire levenshouding en cultuur er dan uit kunnen zien (wat ook in These 7 al aan de orde is gekomen). Vaak vinden de eerdergenoemde ideologische loopgravenoorlogen vooral plaats in abstracte, theoretische discussies, terwijl men ondertussen dezelfde verlammende maatschappelijke verhoudingen of levenshouding vertonen die ze zeggen te bestrijden.

These 9: De omgang met revolutionaire theorieën en tradities

In de omgang met theorie zijn er onder links-radicalen grote verschillen. Er is een deel dat eerder praktijk georiënteerd is: actiegerichte groepen en individuen die soms zelfs een zekere mate van vijandigheid hebben tegenover theorie – zij het als reactie op een theoretisch dogmatisme (vooral binnen voorgaande socialistische tendensen), als symptoom van een algemene depolitisering of als gevolg van verbreidende postmoderne “theorieën”. Totaal tegenovergesteld zijn er de theoriegroepen en linkse academici die een theoriefetisj hebben en tijdens hun discussies of in publicaties vooral zichzelf als referentie nemen, in plaats van onderdeel te zijn van een politieke praktijk. Theoriewerk wordt op deze manier een comfortabel toevluchtsoord in tijden met gebrek aan beweging en laat een goedkope radicaliteit toe in het abstracte. Ten derde zien we momenteel (weer) een dogmatische tot nostalgische oriëntatie waarbij men zich uitsluitend op individuele theorietradities lijkt te richten. Deze worden volledig overgenomen en verdedigd, alsof de tijd heeft stilgestaan in de hoop dat geschiedenis – als na het plakken van een gescheurde filmtape – eenvoudigweg verder zou lopen. Daarbij komt het ook weer vaker tot de eerdergenoemde loopgravenoorlogen (tot moddergooien aan toe) tussen de vertegenwoordigers van verschillende groepen en politieke richtingen – een herhaling van de geschiedenis zonder historisch-materiële noodzaak. Omdat het eigen blikveld beperkt is tot één “school”, mist men de kans om uit de rijkdom aan ervaringen, lessen en analyses van andere bewegingen te putten en zo de eigen theorie te vernieuwen en verrijken.

Wat willen wij?

De discussie over machtskritische theorieën is voor ons fundamenteel noodzakelijk voor de reflectie op onze praktijk, de analyse van de dominante verhoudingen en de gevolgtrekkingen hieruit voor strategieën voor maatschappijverandering. Revolutionaire theorie ontwikkelt zich binnen revolutionaire strijd, de omstandigheden en de synthese uit eerdere theorieën constant, en helpt om de strijd verder te ontwikkelen. In die zin is de verhouding tussen theorie en praktijk dialectisch, [wat wil zeggen dat theorie zich ontwikkelt naar aanleiding van de praktische revolutionaire strijd en vice versa]. Dat betekent ook dat we niet zomaar gesloten revolutionaire theorie en praktijk “over kunnen nemen”. Het is juist belangrijk deze door te ontwikkelen, zoals het Zapatista-motto “Al vragend gaan wij voort” (“Caminnamos Preguntando”) stelt.

Dit betekent volgens ons dat we moeten breken elke monopoliserende claim op het revolutionaire initiatief en de theoretische en praktische leiding, en dat we de loopgravenoorlogen uit het verleden niet nog eens één op één overdoen. Integendeel, we moeten de theorieën tegen het licht van de hedendaagse noden en doelen houden en aanvullen met de mogelijkheden en kennis van vandaag. Vroegere conflicten worden vaak ook overschaduwd door interne machtsstrijd binnen bewegingen. Daarom is het vandaag nodig methodologische denkwijzen, empirische bevindingen, sluitende conclusies en materiële analyses te onderscheiden van retorische, propagandistische en metafysische uitspraken.

Als we stellen dat geen enkele revolutionaire theorietraditie een monopolie op het bepalen van theorie en praktijk mag verwerven, dan bedoelen we daarmee niet dat er willekeurig ten dele tegenstrijdige theoriefragmenten naast elkaar moeten worden geplaatst. Het doel is een nieuw, passend theoriekader te ontwikkelen met behulp van de ervaringen en theorieën van voorheen.

Hierbij komt de vraag op aan de hand van welke criteria we bepalen welke theorieën voor ons nuttig zijn. In principe kun je stellen dat alle theorieën die meer licht werpen op de bestaansoorsprong, reproductie en opbouw van onderdrukkingsmechanismen, voor een revolutionaire strijd van belang zijn. Theorieën moeten helpen in de analyse van de maatschappelijke tegenstellingen en het hedendaagse potentieel om zo de opbouw van een radicale strijd tegen het kapitalisme te ondersteunen. Theorieën moeten ons dus richting geven voor onze praktijk en onze strijd uiteindelijk versterken. Dit brengt natuurlijke verdere vragen met zich mee: zijn de respectievelijke theorieën, modellen en ervaringen van betekenis voor ons doel van een zelfgeorganiseerd maatschappij en een vrije samenleving van onderop? In hoeverre ondersteunt een specifieke theorie de zelfbeschikking van mensen en benadert de maatschappelijke structuur vanuit zo’n perspectief? En wat hebben we aan theorie nodig voor onze strijd?

Revolutionaire theorie zal zich voor ons continu doorontwikkelen en komt voort uit de historische noodzaak van de radicale strijd tegen de talrijke onderdrukkingsvormen.

These 10: Ruimte scheppen voor overheersingsvrije en collectieve ontwikkeling

De productie van kennis en het verspreiden hiervan is in elke maatschappij een belangrijk onderdeel van de handhaving van de heersende belangen. In een samenleving als Duitsland [of Nederland] wordt de kennisproductie en -overdracht sterk door staatsbelangen en de belangen van het kapitaal gestructureerd. Hierom is één van de doelen van het door de staat gecontroleerde onderwijssysteem om de heersende normen en waarden, denkwijzen en ideologieën uit te dragen en te verspreiden. Ook de wetenschap verliest in toenemende mate diens onafhankelijke positie en functioneert meer en meer als onderdeel van het machtsapparaat. Economische belangen bepalen steeds sterker de richting van het onderzoek en de ruimte voor kritische wetenschap wordt steeds kleiner. Zo is onderzoek afhankelijk van de criteria van de investering van externe partijen of wetenschappelijke fondsen en universiteiten gaan in toenemende maten de samenwerking met grote bedrijven en multinationals aan. Een belangrijke rol voor het verspreiden en het behoud van de heersende ideeën en denkwijzen binnen en over de maatschappij is daarbij ook weggelegd voor de mainstreammedia, waarvan de vertegenwoordigers nauw samenwerken met politieke en economische instituties.

In de huidige kapitalistische maatschappij bestaat er daarnaast de neiging dat, in het kader van de individualisering, specialisering en de complexe arbeidsdeling, ook de productie en het verspreiden van kennis worden opgedeeld in talrijke vakgebieden. Zo wordt de maatschappij in verschillende academische instituten bijvoorbeeld alleen nog in van elkaar gescheiden onderzoeksgebieden onderzocht en gepresenteerd. In de jaren tachtig werd deze ontwikkeling binnen linkse kringen nog bekritiseerd met een begrip als ‘vakidiotie’. Door deze scheiding is het moeilijk een begrip te ontwikkelen over het systeem als geheel en is de samenhang tussen verschillende onderdrukkingsmechanismen en functies binnen de maatschappij lastig te begrijpen. We zien dit vergelijkbaar terug bij de kennis over de verschillende deelstrijden, waar de ervaringen en perspectieven vaak als gedeeltelijke kennis worden geanalyseerd en verspreid.

Binnen de links-radicale beweging zijn er naar ons idee – ook als gevolg van lage organisatiegraad, de verdeling en individualisering – nauwelijks nog plekken waar onderwijs en ontwikkeling gestructureerd en regelmatig plaatsvinden. Er zijn dan wel veel bijeenkomsten die over de actuele politieke ontwikkelingen informeren, en op onregelmatige basis zijn er workshops en congressen over specifieke theoretische onderwerpen en methoden, maar deze worden niet strategisch gebruikt. Het bezig zijn met theorie vindt meestal op individuele basis of in kleine groepen plaats. Vaak ontwikkelen zich daarbij – zoals eerder ook al eens benoemd – puur theoretische groepen die zich op een hoog niveau uitsluitend nog bezighouden met theorievorming (vaak zelfs zonder deze met de eigen praktijk te verbinden) of aan de andere kant, groepen die overwegend met de praktijk bezig zijn en theorie als bijzaak zien. Als ‘praktijk-groepen’ zich met theorie bezighouden, is dit vaak enkel in relatie tot kennis over de eigen deelstrijd. Hierom kunnen de studieprojecten van links-radicalen vaak geen totaalbeeld voor een strategie voor de antikapitalistische strijd bieden. Door de individualisering kan ook de overdracht van kennis tussen verschillende generaties maar beperkt plaatsvinden.

Het grootste deel van de machtskritische theorieproductie vindt, net als voorheen, vooral aan de universiteiten plaats. Hier worden kritische theorieën gelezen en verder ontwikkeld, maar dit gebeurt vaak ver van de betreffende praktijk. Tegelijkertijd volgt het onderzoek aan de universiteit geen politieke, maar vooral persoonlijk belangen, zoals het verwerven van een aanstelling, het voldoen aan de publicatiedruk, profilering, theorieproductie om theorie, enzovoorts.

Wat willen wij?

Wij denken dat de opbouw van een alternatief, machtskritisch leerproces een centraal onderdeel moet zijn van de strijd tegen het kapitalistische systeem. Dit ontwikkelingsproces is naar idee tweeledig: allereerst moeten leren en ontwikkeling vaste onderdelen zijn van een revolutionaire organisatie, daarnaast moet de links-radicale beweging zich op de lange termijn bezighouden met het opzetten van een alternatieve leeromgevingen en onderzoeksinstituten in de vorm van een ‘academie van onderop’.

De rol van onderwijs binnen een revolutionaire organisatie

Binnen een revolutionaire organisatie van links-radicalen moet het bezig zijn met systeems- en machtskritische theorieën en de analyse van de samenleving een centrale rol innemen. Hierbij moet men zich richten op de zoektocht naar een strategie voor de antikapitalistische strijd. Om politieke strategieën, methoden en doelen voor een revolutionaire praktijk te kunnen formuleren en ontwikkelen, is er een diepgaande analyse nodig van maatschappelijke structuur, de historische en psychosociale ontwikkeling van de maatschappij en moeten fundamentele maatschappelijke theorieën en de ervaringen uit eerdere opstanden onderzocht worden. Dit is van belang omdat bijvoorbeeld nieuwe organisatievormen van het kapitaal ook nieuwe consequenties met zich meebrengen en om nieuwe strijdmiddelen en -methoden vragen. Verder moet een gevecht aan worden gegaan met maatschappelijke mythen en valse ‘waarheden’, en moet er gezocht worden naar hoe deze kunnen worden herkend, bloot worden gelegd en worden ontkracht.

In dit doorgaande leer- en ontwikkelingsproces moeten onder andere de volgende vragen gemeenschappelijk bediscussieerd en onderzocht worden: hoe heeft de maatschappij zich historisch ontwikkeld? Welke krachten en tegenkrachten hebben zich gevormd? Welke factoren verhinderen de mensen/de massa’s om revolutionaire politiek te bezigen? Waar zit potentie en wat is het subject in zulke processen? Welke verzetsbewegingen waren er en wat kunnen we van hen leren? Hoe kan een alternatieve maatschappij eruit zien? Wat kunnen we van andere [hedendaagse] bewegingen leren?

We moeten niet alleen antwoorden op deze vragen vinden, maar ook op actuele maatschappelijke vragen, oftewel op dat wat de mensen momenteel bezighoudt. Er zijn geen kant-en-klare antwoorden op deze vragen, maar we zien ze als een uitdaging voor een doorlopend, gemeenschappelijk proces wat zowel onderzoek als ontwikkeling behelst. Hoe dit leerproces precies georganiseerd moet worden, kunnen wij niet zeggen. Er moet worden gekeken hoe dit kan worden ingezet en geïntegreerd in de nieuwe structuren. Dit moet zich tijdens het organisatieproces vormen en worden bediscussieerd.

Het opzetten van een zelfgeorganiseerd, machtskritisch onderwijssysteem van onderop

Aan de andere kant vinden we het ongelofelijk belangrijk dat er op de lange termijn wordt gewerkt aan het opzetten van een zelfgeorganiseerd, machtskritisch onderwijssysteem dat we eerder ‘academies van onderop’ noemden. Daarbij zien we de volgende aspecten van bijzonder groot belang: de plekken waarbinnen het onderwijs plaatsvindt, moeten vaste plekken zijn die langdurig kunnen bestaan en waar machtskritisch onderzoek, theoriewerk en ontwikkeling mogelijk zijn. Hier moeten vanzelfsprekend uitgaven, resultaten uit discussies en dergelijke gearchiveerd kunnen worden. Daarnaast moet het doel zijn om de verschillende wetenschappelijke velden bij elkaar te brengen om een totaal en reëel beeld van de maatschappij te kunnen vormen. Tegelijkertijd moeten deze leerplekken zo toegankelijk mogelijk zijn en zich niet enkel richten op een intellectuele doelgroep. Daarom is het van belang dat er regelmatig inleidingen plaatsvinden over fundamentele theorieën en kritische analyses van maatschappelijke ontwikkelingen, en dat er ondersteuning is voor mensen van verschillende niveaus. Tevens is het van belang dat er regelmatig ruimte is voor gemeenschappelijke uitwisseling en discussie, waar vragen uit het dagelijks leven en strijd besproken, theorie en praktijk met elkaar verbonden en strategieën voor een revolutionaire strijd ontwikkeld kunnen worden.

These 11: Er is een bewuste breuk nodig met onze huidige gewoontes

De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het gaat er echter om deze te veranderen.

De door ons in deze thesen geformuleerde kritiek op links-radicale politiek is niet nieuw. Deze werd sinds het midden van de jaren tachtig door verschillende groepen telkens weer bediscussieerd en deels ook naar buiten gebracht. Deze kritiek gaat (grotendeels) niet over randverschijnselen, maar over in grote kringen gedeeld onbehagen en een ontevredenheid met de eigen politiek – dit is te zien aan de vele discussiebijeenkomsten en congressen van de afgelopen jaren. Wanneer deze fundamentele kritiek elke zoveel jaar weer opnieuw formuleert, en veel links-radicalen hiermee instemmen, rijst de vraag waarom zulke debatten tot op heden de dagelijkse praktijk niet hebben weten te veranderen.

Wij hebben in de laatste thesen een aantal factoren benoemd waarvan wij denken dat ze daadwerkelijke verandering in onze links-radicale praktijk in de weg staan. Daarom was het voor ons belangrijk om in deze elfde these de tegenstrijdigheid tussen discussie en praktijk nog eens expliciet te benoemen en enkele van de eerdergenoemde oorzaken op een rij te zetten.

Als eerdergenoemde oorzaken gelden: de nog altijd aanwezige maatschappelijke en psychosociale factoren die ertoe leiden dat links-radicale politiek zich overwegend als subcultuur manifesteert (these 6). De vijandigheid tegenover organisatie, oftewel het ontbrekende inzicht in de noodzaak voor organisatie. Deze draagt eraan bij dat verandering in de praktijk blijven steken bij individuen of kleine groepen. Pogingen tot organisatie lopen vanwege kleine aantallen mensen vaak spaak (these 2). Identiteitspolitiek en sektarisme binnen de links-radicale scene benadrukken vooral verschillen en bemoeilijken zo verandering (these 6 en 9). De dagelijkse gang van zaken ten overstaande van politieke ontwikkelingen veranderen niet mee met de veranderende vraag van de strijd en de hedendaagse maatschappelijke omstandigheden (these 4).

Een belangrijke oorzaak die we echter nog niet benoemd hebben, is dat ook het omzetten van kritiek tot praktijk naar ons idee vaak als een bijzaak wordt gezien; als iets dat naast alle andere “dagelijkse dingen” moet gebeuren. Hierdoor boet de noodzaak tot verandering in de dagelijkse gang van zaken aan urgentie in, en raakt door de deel- en verdedigingsstrijden snel op de achtergrond.

Wat willen wij?

De ontwikkeling van een door deelstrijd en verdedigingsacties bepaalde, subcultureel georiënteerde scene tot een emancipatorische beweging met maatschappijveranderend potentieel, kan niet slechts een aanvulling zijn op onze huidige praktijk. We moeten vanuit de gemeenschappelijk bediscussieerde kritiek doelen formuleren en gezamenlijk onze praktijk bevragen en deze waar nodig consequent aanpassen. Dat vraagt andere en nieuwe zwaartepunten en een bereidheid om met onze huidige gewoontes te breken, ook als dit ongemakkelijk is of soms zelfs beangstigend. Dat wil niet zeggen dat de inspanningen voor deelstrijden of verdedigingsstrijden overbodig waren. We maken zelf ook mee hoe moeilijk het is om de steeds scherper wordende verhoudingen aan te zien en niet te vervallen in onze normale gewoontes en het reactieve ‘actionisme’. Ook omdat de opbouw van langdurige structuren niet direct zichtbare resultaten met zich mee brengt.

De fundamentele heroriëntatie van links-radicale politiek vraagt van iedereen de bereidheid tot verandering, ook op individueel vlak. Revolutionaire verandering sluit ook het persoonlijke in, omdat het ook kan betekenen dat men prioriteiten moet stellen en buiten de gemoedelijke omgeving en gewende sociale structuren moet treden. Daarom vraagt organisatie en daadwerkelijke verandering ook serieusheid, verbondenheid en discipline. Hoeveel tijd en capaciteit iedereen heeft voor zo’n project, hangt natuurlijk sterk af van de verschillende maatschappelijke omstandigheden en het verschil in ieders levenssituatie af.

Epiloog

Wij hebben geen illusies over de huidige maatschappelijke situatie. We denken niet dat het ontstaan van een revolutionaire massabeweging alleen afhangt hoe wij onze politiek vormgeven. De aanwezige potentie in de maatschappij en de huidige strijdvormen van radicaal links sluiten echter naar onze mening niet op elkaar aan. Daardoor blijft veel van die potentie onbenut of wordt niet serieus genoeg genomen.

De in deze elf thesen geformuleerde voorstellen voor een grondige heroriëntatie van ons handelen zullen geen garantie zijn tot succes. We denken echter dat gemeenschappelijke discussie, organisatie en de ontwikkeling van strategieën de basis zijn voor een politiek die daadwerkelijk kan bijdragen aan maatschappelijke verandering en dat we, als we dat niet doen, blijven wat we zijn: een, in het gunstigste geval, progressieve correctie op de misstanden van het burgerlijk-kapitalistische systeem.

We hopen op een gemeenschappelijke uitwisseling, en kijken uit naar reacties.