Door Peter Storm
Onderstaand stuk verscheen op de blog ravotr.nl van Peter Storm en eerder in de Buiten de Orde jaargang 2016, nummer 4, magazine van de Vrije Bond.
Het anarchisme kent tal van varianten, want anarchisten hebben over tal van zaken zeer uiteenlopende opvattingen. Het is wijsheid als de aanhangers van het ene type anarchisme aanhangers van een andere variant tenminste erkennen als mede-anarchisten, hoe zeer we onze onderlinge verschillen ook voor het voetlicht willen brengen. Maar niet alles wat zich anarchisme noemt, is dat ook werkelijk. Zo is er zogeheten anarcho-kapitalisme. Aanhangers ervan geven zich voor anarchist uit, omdat ze evenals anarchisten tegen de staat zijn. Maar waar de afwijzing van staat en regering bij anarchisten deel uitmaakt van een afwijzing van hiërarchie en opgelegde autoriteit, is er bij aanhangers van het anarcho-kapitalisme van zo’n diepere afwijzing van hiërarchische autoriteit geen sprake. Sterker nog: die autoriteit wordt op allerlei fronten openlijk aangeprezen, soms tot het legitimeren van slavernij aan toe.
Het feit dat voorstanders van anarcho-kapitalisme nogal eens sommige individualistische anarchisten als geestverwant of inspiratiebron aanwijzen, draagt bij aan de verwarring. En waar anarcho-kapitalisme duidelijk geen anarchisme inhoudt, doet individualistisch anarchisme dat wel degelijk. Voor we anarcho-kapitalistische opvattingen onder de loep nemen, is daarom een verkenning van dit individualistische anarchisme wel van enig nut. Dat doe ik voornamelijk aan de hand van The Black Flag of Anarchy – Antistatism in the United States, een boek van de hand van Corrine Jacker.
Individualistische anarchisten zijn als aanhangers en gangmakers van een stroming in de negentiende eeuw in de Verenigde Staten opgekomen. De opvattingen van dit type anarchisme behelzen, net als die van sociaal-anarchisten, een resolute afwijzing van de staat, van de regering. Maar waar sociaal-anarchisten – anarcho-communisten, anarcho-syndicalisten en aanverwanten – het alternatief zoeken in gemeenschappelijk eigendom en collectief beheer van land en fabrieken, daar hechten individualisten grote waarde aan persoonlijk bezit als voorwaarde voor de individuele vrijheid. Waar sociaal anarchisten de economie omgevormd willen zien in vormen van arbeiderszelfbestuur, daar zien individualistische anarchisten een productiewijze voor zich waarin we feitelijk allemaal ZZP-ers zijn: kleine zelfstandigen die deels voor eigen gebruik produceren, deels voor uitwisseling.
Dit oogt ultra-liberaal, vanwege het belang dat hier aan bezitsrechten wordt gehecht, en vanwege de erkenning van een vrije markt als mechanisme om productie te coördineren. Het is niet vreemd dat theoretici van het anarcho-kapitalisme hierop inzoomen en sommige individualisten postuum voor hun ultra-liberale project rekruteren. Maar er is tussen anarcho-kapitalisme en individualistisch anarchisme een reeks wezenlijke verschillen. De kern ervan draait om dat bezitsrecht. Bij individualisten als Lysander Spooner, Josiah Warren en Benjamin Tucker is het glashelder: je mag bezitten wat je daadwerkelijk zelf hebt gemaakt. Niet meer. Je mag je dus geen producten van de arbeid van een ander toe-eigenen. Rente, woeker, huur, winst, het is niet legitiem. Een ander voor je laten werken en de meeropbrengst in eigen zak steken: het is niet acceptabel. Daar zijn individualisten onder de anarchisten het eens met sociaal anarchisten, anarcho-syndicalisten, anarcho-communisten en aanverwanten.
Loonarbeid is voor de meeste individualisten daarmee ook niet legitiem, en alleen al dat onderscheidt ze van anarcho-kapitalisten voor wie het prima is als eigenaars personeel in dienst hebben. Benjamin Tucker vormt een uitzondering, iets waar de Anarchist F.A.Q. nader op in gaat in de bespreking die deze publicatie aan het individueel anarchisme wijdt. Volgens hem mag loonarbeid, zolang de arbeiders maar de volle waarde van wat ze produceren, in de vorm van loon terugkrijgen. Het behoeft weinig denkwerk om te zien dat met die voorwaarde, de basis van loonarbeid wegvalt. Die berust er immers op dat een eigenaar anderen voor zich laat werken en méér aan opbrengst van dat werk overhoudt dan de eigenaar aan loon uitkeert. Daarop is immers de winst gebaseerd. Tucker is hier dan ook een beetje inconsistent, want afwijzing van inkomen dat niet aan eigen arbeid is ontleend, hoort tot de kern van het individualistische anarchisme. Ook op een andere manier is de aanvaarding van loonarbeid inconsistent met anarchistische uitgangspunten: loonarbeid is werken voor een baas en impliceert dus een hiërarchische verhouding.
Opmerkelijk is hoe dicht de kritiek van de individualisten op winst en dergelijke feitelijk staat bij de kritiek uit sociaal anarchistische hoek. De oplossingen zijn anders van vorm. De kritiek op uitbuiting, en daarmee de onderliggende afwijzing van het kapitalisme, hebben sociaal anarchisten en individueel anarchisten beslist gemeen, net als de afwijzing van institutionele hiërarchische en autoritaire verhoudingen, en van de staat. Hier wringen de uitgangspunten die Tucker als anarchist aanhangt, met een onderdeel van de uitwerking ervan. Hij is hierin overigens tussen de individualistische anarchisten een uitzondering. De meesten van hen zien in loonarbeid terecht niets anarchistisch.
Verwarrend is bij individualisten soms wel het woordgebruik. Soms spreken ze van bezit, soms van eigendom. Maar het gaat hoe dan ook niet om een absoluut eigendomsrecht. Benjamin Tucker sprak van ‘occupancy and use’ als voorwaarde: ‘in bezitname en gebruik’. Een leeg stuk land is van jou, als en voor zolang je het zelf bewerkt. Laat je het leeg liggen, dan vervalt je aanspraak en kan een ander er gebruik van maken, hetzelfde geldt voor woningen, en huur is dus ook onzin. Pas je deze logica toe op een fabriek, dan zie je al meteen hoe absurd Tuckers acceptatie van loonarbeid in diens eigen termen is. De fabriek is, volgens ‘occupancy and use’ immers in handen van degenen die er het werk doet, niet van een aandeelhouder of iets dergelijks. Voor werken voor een baas is in het hele concept van individuele anarchisten doorgaans geen plaats.
Individualistische anarchisten staan, in de manier waarop ze over bezit en eigendom praten, dicht bij één van de pioniers van het anarchisme in Frankrijk: Pierre-Joseph Proudhon. Diens fameuze ‘Eigendom is diefstal’ berust precies op de afwijzing, niet van persoonlijk bezit maar van eigendom voor zover het méér is dan je door eigen arbeid hebt verworven. Eigendom op basis van uitbuiting en als product van uitbuiting, dat wijst Proudhon af, net als individualistische anarchisten. Anarcho-kapitalisten onderschrijven deze redenering niet en hebben met de toe-eigening van door anderen vervaardigde productie geen principieel probleem, ook niet als dit in een hiërarchische baas-knecht-verhouding gebeurt. Dat plaatst ze buiten elke serieuze vorm van anarchisme.
Anarchisten van de individualistische richting deden in de VS op allerlei plekken van zich spreken. Ze publiceerden bladen om hun opvattingen uiteen te zetten. Ze waren actief in diverse sociale bewegingen. Individualisten als Ezra Heywood en William Green waren in de jaren zeventig van de negentiende eeuw actief in de arbeidersbeweging. Anarchistische individualisten namen nadrukkelijk stelling tegen de slavernij, zetten zich soms zelfs tijdelijk over hun anti-oorlogsprincipes heen en vochten mee in het Noordelijke leger van de VS, om aan die slavernij een eind te helpen maken. Inconsistent ten opzichte van hun pacifistische principes wellicht, maar loyaal aan een dieper idee dat menselijke vrijheid en emancipatie centraal stelde. Het ging deze lui bepaald niet louter om de vrijheid om onbelemmerd zaken te kunnen doen als kleine middenstander.
Wel blijft de waarde die aan persoonlijk bezit als voorwaarde voor vrijheid wordt toegekend, opvallend, evenals het belang van een soort markteconomie. Toch is het ook bij dat laatste, belangrijk om het verschil te zien met wat liberalen, ook in hun anarcho-kapitalistische variant, met zo’n markteconomie bedoelen. Bij individualisten gaat het nadrukkelijk niet om ongebreideld winststreven, maar om behoeften van mensen. Die worden volgens hen nu eenmaal het beste bevredigd als een ieder economisch onafhankelijk is vanwege eigen bezit, en vervolgens goederen en diensten kan uitwisselen op basis van de arbeidstijd die er in die goederen en diensten zijn belichaamd. Het is niet zo moeilijk om in het soort contracten waarmee dit gebeurt, een wat verzakelijkte vorm van wederkerige hulp – dat klassieke anarchistische principe waar de anarchistische theoreticus Peter Kropotkin op hamert – te herkennen. Dit sluit aan bij het algemene beeld dat we ons inmiddels van het individualistische anarchisme kunnen vormen. Bezit en markteconomie waren voor individualisten slechts hulpstukken voor persoonlijke autonomie en sociale rechtvaardigheid, geen doel op zichzelf.
Individualisten probeerden in de praktijk te brengen wat ze predikten. Mooie voorbeelden leverde Josiah Warren. Hij maakte natuurlijk een blad, The Peaceful Revolutionist dat in 1833 begon te verschijnen. Hij opende een zogeheten Time Store, een winkel waar producten verhandeld werden met prijzen gebaseerd op arbeidstijd. Dat draaide enkele jaren heel aardig. Tweemaal probeerde hij een gemeenschap op basis van individualistisch anarchistische principes op poten te zetten. De tweede daarvan, Utopia geheten, hield het enkele tientallen jaren vol, en omvatte op een gegeven moment honderd mensen en “twee Time Stores, een houtzagerij, een molen, een timmerliedenwerkplaats, drie timmerlieden, twee schoenmakers, een glazenmaker en een schilder”.[1] Ook hier gingen de transacties op basis van arbeidstijd. Warrens zoon vertelde dat hij pas ontbijt kreeg nadat hij ervoor had gewerkt. Het is een nogal boekhoudkundige invulling van het anarchisme, naar mijn smaak. Ik zou zo niet willen leven. Maar inkomen op basis van uitbuiting was er niet, evenmin als gezagsverhoudingen.
“Een harmonieuze samenleving kan op geen andere gronden opgericht worden dan op basis van de striktste individualiteit van belangen en verantwoordelijkheden. Nimmer zal enige man vrijheid kennen tot ieder individu erkend is als de enige legitieme soeverein van zijn of haar eigen persoon en bezit, ieder levend en handelend op zijn eigen kosten; en niet totdat we in een maatschappij leven waarin een ieder het onvervreemdbare recht van soevereiniteit kan uitoefenen op ieder moment, zonder te botsen met of geweld te doen aan die van anderen”, aldus Warren.[2] Dit is anarchisme, net als het verschijnsel van het individueel anarchisme als zodanig, wel degelijk. Ik ben het hier eens met de conclusie die de Anarchist FAQ op dit punt trekt en onderbouwt.
De hele gedachtewereld is goed te begrijpen vanuit de historische context. In de eerste helft van de negentiende eeuw, in gemeenschappen van kolonisten, was de staat vrijwel afwezig. Boeren en ambachtslieden rooiden het zelf, maakten wat ze nodig hadden en verhandelden overschotten onderling. Het individualistisch anarchisme is van deze gang van zaken feitelijk een theoretische uitdrukking. Het paste bij de situatie. Er zat natuurlijk wel een koloniale adder onder het gras die de idylle ontsiert: het land waartoe kolonisten vrij toegang hadden, was gestolen land. De staat was in het plaatje wat minder afwezig dan het leek. Waar intussen kolonisten woonden, daar woonden nog maar enkele tientallen jaren eerder gemeenschappen van oorspronkelijke Amerikanen, die er mais of pompoenen verbouwden en op wild jaagden. Geweld – van bewapende kolonisten zelf, en als dat niet volstond van het Amerikaanse leger – had deze gemeenschappen gebroken en verdreven. Dat vrij toegankelijke grondgebied waar Warren staatloze gemeenschappen hielp vestigen was door keihard staatsgeweld beschikbaar gekomen voor kolonisten, inclusief anarchisten onder hen. Mensen als Warren, Spooner en Tucker moeten zich hier op één of andere manier bewust van zijn geweest. Vonden zij dit een acceptabele gang van zaken? Hadden ze bedenkingen?
Naarmate dat – door de opkomst van moderne, grootschalige industrie later in die eeuw – veranderde, verloor dit slag anarchisme veel van haar aantrekkingskracht. Sommigen van hen trekken een zeer logische conclusie, behielden hun anarchisme maar gaven dat een meer communistische invulling. Dat gold bijvoorbeeld voor Voltarine de Cleyre. Anderen, zoals Tucker, raken ontmoedigd en trekken zich uit de strijd terug. Het individualisme in de stijl van Tucker en Warren is als anarchistische richting inmiddels nauwelijks nog relevant. Maar in de denkbeelden ervan zit nog steeds veel moois. Juist vanuit de gehechtheid aan vrije contracten die deze anarchisten kenmerkte, bleek het bijvoorbeeld mogelijk een messcherp oog te ontwikkelen voor contracten die onvrij waren en dus niet deugden. Lysander Spooner ontwikkelde langs deze lijnen bijvoorbeeld een meedogenloze kritiek op de Amerikaanse grondwet.[3] Hoe kunnen we ons gebonden achten aan een contract dat lang geleden is afgesloten en aan het afsluiten waarvan we zelf part noch deel hebben gehad? Contracten binden de contractanten en verder niemand, wie niet zelf die grondwet mee heeft ondertekent hoeft zich er dus helemaal niet door gebonden te voelen. Die grondwet bindt ons tot niets, aldus Spooner in een nog altijd zeer leesbaar betoog.
De individualistische anarchisten zijn dus – ik beklemtoon het nogmaals – anarchisten, ook al ben ik het als sociaal anarchist/anarcho-communist op veel punten niet met ze eens, en ook al zitten sommige van hun opvattingen aan de rand van het anarchisme. Het valt best in te zien dat, als je het bezitsrecht verabsoluteert en de markt nog wat centraler zet in het verhaal, er een soort liberalisme tevoorschijn komt. Dan krijgen de dingen de overhand op de mensen, en waar bezit dicteert wat mensen doen, is er een sociale hiërarchie in de maak die strijdig is met fundamentele anarchistische waarden. Zolang echter de norm dat alleen bezit op basis van arbeid legitiem is, is dit ‘liberalisme’ toch nog heel iets anders dan ongebreideld eigendomsrecht en de dictatuur van een onbegrensde vrije markt.
Hoe anders is dit alles bij het zogeheten anarcho-kapitalisme! Dat heeft, afgezien van het woordje anarcho, met de denkwereld van zelfs marktgerichte, van persoonlijk bezit uit gaande, individuele anarchisten toch buitengewoon weinig gemeen. Met goede reden heeft The Anarchist F.A.Q. een sectie gewijd aan dit verschijnsel dat met anarchisme net zo veel te maken heeft als McDonald's met verantwoord en diervriendelijk eten. Voor wat volgt heb ik van de betreffende delen van deze uitgave flink gebruik gemaakt.
De anarcho-kapitalistische denkwereld heeft twee pijlers. De ene pijler van het concept is: eigendomsrecht is absoluut. Geen enkele inbreuk op dat recht is legitiem. De eigenaar van een stukje grond mag daarmee doen wat hij of zij wil: gebruiken, braak laten liggen, verpachten, verkopen. Die eigenaar mag bepalen wie er wel en wie er niet op dat stukje land mag komen. Geen regering heeft ook maar enig recht om aan dat eigendom beperkingen op te leggen. Dáár wortelt de afwijzing van staat en regering: in een verdediging van dit absolute eigendomsrecht. Het is geen principiële afwijzing van hiërarchie. Het is alleen een afwijzing van inmenging in de vrijheid van de eigenaar, van de ondernemer. Libertariërs noemen aanhangers van dit type staatsafwijzing zich vaak. Propertariërs is een beter woord, zoals de Anarchist F.A.Q. duidelijk maakt.
De andere pijler is: het contract is heilig. Wie wat wil hebben, kan dat kopen van iemand die het al heeft. Wie zich wil verrijken, kan goederen en diensten met winst verkopen. Zolang iemand bereid is te betalen, is het in orde. Dit is een beperkt stuk vrijheid voor wie geld heeft en botte pech voor de rest. Contracten kunnen ook arbeid betreffen: mensen verkopen hun arbeidskracht aan andere mensen, in wiens dienst ze dan komen. De arbeider verhuurt zich, de opbrengst van diens arbeid gaat naar de huurder van de arbeider: de ondernemer. De waarde van het loon is voor de arbeider, de – doorgaans veel hogere – waarde van de door de arbeider in werktijd vervaardigde producten is voor de bezitter. Dit is precies eigendom waar de bezitter niet voor werkt, precies wat ook individualistische anarchisten dus afwijzen. En het is werken voor een baas, oftewel in een hiërarchische verhouding. Daar is niets anarchistisch aan.
Anarcho-kapitalistische theoretici, waarvan Murray Rothbard één van de meest prominente is, vinden dit allemaal prima. Immers, een ieder is vrij om contracten af te sluiten ook arbeidscontracten. Dat arbeiders zich wel moeten verhuren, omdat anders de honger dreigt, zien anarcho-kapitalisten niet als inbreuk op de vrijheid. Het non-agressie-beginsel waarvan in het anarcho-kapitalisme soms wordt gesproken, behelst slechts een afwijzing van welbewuste, fysieke dwang. De staat mag eigenaars niets opleggen, want dat is agressie. Iemand met een geweer tegen het achterhoofd dwingen een contract te sluiten, is ook agressie, en een inbreuk op dat non-agressie-principe. Maar honger die mensen dwingt tot loonarbeid is geen inbreuk en geen agressie. Wie zich gedwongen voelt om voor een baas te gaan werken omdat zij of hij anders niet in leven kan blijven, kiest zelf. Niemand oefent fysieke dwang uit, de keuzevrijheid is niet in het geding. Dat is de redenering van anarcho-kapitalisten, net als van veel Republikeinen en VVD-ers van wiens opvattingen anarcho-kapitalisten feitelijk een op de spits gedreven variant aanhangen. Het laat zien hoe beperkt de afwijzing van dwang bij anarcho-kapitalisten feitelijk is.
Dat contractrecht gaat soms griezelig ver. Sommige aanhangers van het anarcho-kapitalisme vinden zelfs slavernij acceptabel. Robert Nozick is één van hen, Walter Block een ander.[4] Als iemand zichzelf voor het hele leven aan een ander wenst te verkopen in ruil voor eten, dan is dat gewoon de uitoefening van het vrije contractrecht. En ja, het is een vrije markt, nietwaar? Opvallend is in de hele redenering trouwens hoe er tegen de mens zelf wordt aangekeken. Er is een ‘ik’ dat als contractpartij optreedt. Maar er is ook een ‘mij’ dat door die ‘ik’ dus kan worden verhuurd en zelfs verkocht. Aldus worden mensen in deze redenering tot verhandelbare objecten. Het laat die anti-menselijke strekking van de anarcho-kapitalistische denkwereld zien.
Intussen kan een fabriekseigenaar in zijn bedrijf als dictator optreden. Vakbondsmensen op bedrijfsterrein? De eigenaar kan ze laten verwijderen, het is immers zijn terrein. Stakers? Contractbrekers! Voor sommige aanhangers van het anarcho-kapitalisme is het zelfs prima als mensen met opvattingen die met hun ‘libertarische’ concept in strijd zijn, worden verwijderd of erger. En vrijheid van beweging? Vergeet het maar. Elke eigenaar kan immers zelf uitmaken wie er op diens terrein mag komen en wie niet. In plaats van een Immigratie en Naturalisatiedienst IND uit belastinggeld oefent elk bedrijf zelf grensbewaking uit. Of misschien komt er een geprivatiseerde IND die het voor bedrijven gezamenlijk opknapt. Hoe dan ook, de eigendom zit op de troon, de mensen moeten buigen.
Nu beweegt dit zich nog binnen de lijnen van een keihard economisch liberalisme. Inspiratiebronnen zijn economen als Ludwig von Mises en Friedrich Hayek en ook Milton Friedman. Verwant zijn de opvattingen van schrijfster/propagandiste Ayn Rand. Verwijzingen naar authentieke anarchisten als Tucker kom je in anarcho-kapitalistische kringen wel tegen, maar zijn toch voornamelijk randversiering. Het betreft hier een liberale, pro-kapitalistische denkrichting, geen variant van het anarchisme.
Maar mensen als Rothbard gaan wel een stap verder dan bijvoorbeeld Rand. Volgens anarcho-kapitalistische theoretici is zelfs de minimale staat zoals liberalen die voor ogen zien, niet aanvaardbaar. Ze willen alles privatiseren. Ordehandhaving en criminaliteitsbestrijding zouden dan in handen komen van particuliere beveiligingsdiensten, privé-politie en dergelijke. Ondernemers kunnen die inhuren, hetzelfde geldt zelfs voor rechters en dergelijke: die opereren op een vrije markt, en als bedrijf A rechter X inhuurt, en bedrijf B rechter Y dan gaan rechter X en rechter Y onderling touwtrekken, ongeveer zoals advocaten van onderling strijdende partijen nu al doen. Dat is althans één versie van anarcho-kapitalistische rechtspleging. Een andere versie gaat uit van een Basic Law Code, die bindend vastgesteld wordt door juristen en rechters voor de hele maatschappij. Hoe precies? Dat is niet glashelder. Wat wel helder is dat een elementaire wettelijke code, bindend voor de hele maatschappij, een staat impliceert: een instantie die deze code vaststelt en afdwingt. Een wet die niet wordt afgedwongen, is immers geen wet maar hooguit een afspraak.
Maar ook als zelfs de rechters privé-ondernemers zijn die door bedrijven kunnen worden ingehuurd, net als politie en dergelijke, ben je niet werkelijk van de staat af, hoe hard een Rothbard ook probeert te doen alsof dit wel zo is. De functie van de staat is dan weliswaar in particuliere handen beland, maar de functie is niet verdwenen, en een geprivatiseerde staat is ook een staat. Het argument dat je als arbeider kunt kiezen, en naar een ander bedrijf kunt gaan als je het je niet bevalt, mist de kern nogal. Je kunt als onderdaan van een staat die je niet bevalt, ook proberen te emigreren. Maar je zult onder één of andere staat leven, zoals je in het anarcho-kapitalisme je aan één of ander bedrijf zult onderwerpen, op straffe van…
Sterker, de almacht van eigenaars in hun bedrijf is feitelijk ook een vorm van staatsmacht. Een apparaat dat in een bepaald territorium bindend kan bepalen wat er gebeurt en dat kan afdwingen, desnoods met geweld, dat is een staat. Er is een precedent: het koningschap, de monarchie in zuivere oervorm. Middeleeuwse koningen bezaten hun grondgebied, als eigenaars. Tegelijk oefenden ze er de volledige rechtsmacht op uit, als machthebbers. Misschien dat de aanhangers van het anarcho-kapitalisme hun stroming beter neo-feodalisme kunnen noemen.
De anarcho-kapitalist heeft niets tegen dwang en hiërarchie, zolang de kapitalist zelf die dwang uitoefent en de hiërarchie in diens voordeel werkt. De anarcho-kapitalist heeft vooral iets tegen de belastingdienst, de milieu-inspectie en de arbowetgeving. De anarcho-kapitalist is een VVD-er die alle remmingen die diens antisociale houding nog binnen de perken houdt kwijt is.