Door Internationale Anti-Militaristische Vereniging
De letters, hierboven geplaatst, vormen, verkort, den naam van de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging.
Nu een ieder getuige is van de gevolgen, welke het militarisme met zich brengt en men hierover met afschuw is vervuld, heeft de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging een groote belangstelling gekregen en wordt ons telkenmale gevraagd, wat toch eigenlijk deze vereeniging is en welk standpunt zij inneemt.
Daarom besloten wij in brochure-vorm hierover een uiteenzetting te geven, en wij hopen, dat het velen — zoowel mannen als vrouwen, mits zij den 18-jarigen leeftijd zijn gepasseerd — na van den inhoud van deze brochure te hebben kennis genomen, zal doen besluiten zich in de I.A.M.V. te organiseeren.
Op 27 juni 1904, in een drie-daagsch Kongres (n.l. op 26, 27 en 28 Juni) te Amsterdam gehouden, is de I.A.M.V. op den grondslag: “Geen man en geen cent”, opgericht.
DOMELA NIEUWENHUIS schreef daarover in het Maandblad ,,Ontwaking” No. VII en VIII van dat jaar:
“Uit verschillende landen waren personen samen gekomen naar Amsterdam, om tesamen een poging te doen ten einde gemeenschappelijk een kruistocht te openen tegen het alles verslindend monster: het militarisme. Zij hadden gehoor gegeven aan een oproeping, uitgegaan van eenige personen, die zoo brutaal waren, zonder bizonder sterke organisatie achter zich, een Internationaal Kongres- bijeen te roepen.”
En iets verder schreef hij in datzelfde Maandblad:
“Allen moeten erkennen, dat het Kongres geslaagd is, geslaagd zelfs boven de verwachting van hen, die het samen riepen, geslaagd. waar sommigen zoo gaarne een totale mislukking hadden gewenscht.
Immers, daar waren afgevaardigden uit de Engelsche mijnstreken van Durham en Northhumberland, vertegenwoordigende 116.000 arbeiders. Daar waren afgevaardigden, die kwamen namens de Federatie van Spaansche vakvereenigingen, vertegenwoordigend 100.000 arbeiders. Daar was een afgevaardigde uit Bohemen, die kwam namens 35 mijnwerkers uit NoordeLijk Bohemen
Dat waren dus alleen afgevaardigden namens één kwart millioen arbeiders.
Aan de oprichting ging 'n Manifest vooraf. Wij lezen daarin: “Het Kongres van Amsterdam heeft de Internationale Anti Militaristische Vereeniging der arbeiders opgericht. Tegen de Zwarte Internationale der kerken en de gouden Internationale der financiers, plaatst zij de Anti-Militaristische Internationaie van dan arbeid —— van den arbeid, die niets bezit en alles voortbrengt, geheel ten bate van het kapitaal, dat niets voortbrengt en alles bezit. Ten spijt van Vergaderingen van pacifisten (vredesvrienden), van tooneel-vertoningen der hervormingsgezinden, worden de menschen verpletterd onder het gewicht der militaire lasten.
Sinds de Regeeringen spreken van vrede, volgen de oorlogen elkander op en het kanon vervangt de plaats van de arbitrage.
De Anti-Militaristische Internationale rafelt dit net van moord en leugen uiteen, opgelegd aan de volkeren door een bende schelmen, geduld door de onwetendheid der massa.
Zij aanvaardt zelfs niet hot voorwendel der nationale militietroepen, als in Zwitserland.
Het Kongres te Amsterdam heeft definitief de organisatie dezer Internationale samengesteld, die de noodzakelijke oorlogsmachine zal zijn tegen, den huichelachtigen en laugenachtigen oorlog.”
De Internationale Anti-Militaristische Vereeniging is opgericht om een verbitterden strijd te voeren tegen het militarisme en togen alle intstellingenen - die het bestaan ervan noodzakelijk maken. Zij biedt een machtig middel van aktie aan de arbeiders der vakvereenigingen aan, die hun Anti-Militariatlsche gevoelens in de vakverenigingen niet voldoende kunnen uitdrukken en ook aan de arbeiders — zowel aan die van het hoofd als van hen, die het tegenwoordig stelsel herleidt tot den toestand van werkdieren — die geen deel willen of kunnen uitmaken van de vakvereenigingen.
Het geduld heeft lang genoeg geduurd. De aktie is noodzakelijk. Mannen en vrouwen met hart. gij die verontwaardigd zijt over de leugen, de wreedheid en de onrechtvaardigheid. de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging der arbeiders doet een beroep op u. Aan het werk! Voorwaarts! Weg met het militarisme!
Dit Manifest was onderteekend voor Nederland: F. DOMELA NIEUW5NHUIS en N. J. C SCHERMERHORN; Frankrijk: GEORGE YVETOT en MIGUEL ALMEREYDA; Oostenrijk en Bohemen: KARL VOHRYZECK en MAX NACHT; Engeland: FREDERIC CHARLES en GEORGE DARIEN; Spanje en Portugal: S. NACHT en P.VALLINA; Italië: DESSANO.
Bij het hooren van dit Manifest zal men al terstond hiervan overtuigd worden, dat men de I.A.M.V. heeft te beschouwen als eene revolutionaire vereeniging, d.w.z. zij heeft een anti-kapitalistisch standpunt.
Het opstellen van het Manifest door door de Fransche delegatie is wat vlug in zijn werk gegaan en draagt daarvan de sporen.
Wanneer rustiger was overdacht, wat in het Manifest moest worden geschreven, zou ongetwijfeld ook daarin de aandacht zijn gevestigd op het verband tusschen kapitalisme en militarisme.
Maar in groote trekken duidt het in ieder geval voldoende aan, dat de oprichters van da I.A.M.V. er zich van bewust zijn geweest zich te plaatsen op anti-kapitalistisch standpunt.
In die richting heeft zich dan ook sedert haar ontstaan de vereeniging bewogen.
Van toenadering tot het pacifisme (dit is de vredes-beweging met behoud van den tegenwoordigen grondslag der maatschappij: privaat-eigendom) is nimmer eenige sprake geweest.
En de houding der autoriteiten tegenover haar werken is misschien wel het beste bewijs voor het revolutionair karakter daarvan. Immers: waar de burgerlijke vredes-beweging zich mag verheugen in de gunst der Regeering, zooals in den zomer van 1913 in Den Haag heel duidelijk bleek; waar voor de Kongres-zittingen de Ridderzaal werd afgestaan en waar de Regeering officiëel zich liet vertegenwoordigen, daar ondervinden de anti-militaristen niets van dit alles. De groote meeting door de anti-militaristen in hetzelfde jaar in Den Haag belegd, werd niet door autoriteiten bijgewoond, daar was het gezag alleen vertegenwoordigd door een groot aantal politie-mannen.
Daarom moet dan ook ieder anti-militarist zich goed bewust worden: de konsekwente strijd tegen het militarisme voert tot den strijd tegen het kapitalisme. Want het militarisme dient ten laatste slechts om het kapitalistische stelsel, het stelsel van roof en uitbuiting, te beschermen en in stand te houden. En wie dit stelsel wil handhaven, hij jam mere enklage niet over de gruwelijke kosten van het militarisme, hij moet niet sentimenteel worden als er over oorlog gesproken wordt, hij aanvaarde eenvoudig het militarisme als een noodzakelijkheid.
wenscht de I.A.M.V. Zij is van oordeel: dat een volksleger al evenzeer staat in den dienst van hen, die in den Staat over de macht beschikken, als het leger, dat we tegenwoordig hebben, het militie-leger. En hierbij kan gewezen worden op het in Zwitserland bestaande volks-leger, hetwelk ook in tijden van staking gebruikt wordt tegen de arbeiders.
En bovendien: zou het volks-leger in wezen verschillen van het militie-leger? Zou ook daar niet het begin en het einde wezen: discipline, onderwerping, tucht, vernietiging der persoonlijkheid?
Staat het niet evenzeer in den dienst der machthebbers?
Ja, de sociaal-demokraten zijn voor het volks-leger, maar dit is te begrijpen. Zij streven naar macht, zij moeten ook machtsmiddelen te hunner beschikking hebben. Wanneer zij eenmaal den Staat hebben veroverd en wanneer van het Regeerkasteel hun vlag wappert, dan zouden zij niet veel kunnen uitvoeren tegen de revolutionaire woelingen der niet.sociaal-demokraten, wanneer zij niet een leger hadden. En of dit nu is een volks-leger of een militie-leger maakt geen noemenswaard verschil.
is het streven de I.A.M.V. En al zijn er honderden - vastgeroest in de oude denkbeelden of belang hebbend bij het voortbestaan der tegenwoordige maatschappelijke orde - die dit streven onverwezenlijkbaar achten, de anti-militaristen gaan rustig hun gang en maken hunne propaganda, in de vaste overtuiging, dat hunne ideeën ingang zullen vinden omdat zij redelijk zijn. Of is het niet redelijk aan te nemen, dat in eene goed-geordende samenleving, d. i. eene samenleving zonder klassen, dus zonder klasse-strijd, in eene samenleving waarin de dwaze geldjacht niet meer zal bestaan, de legers overbodig zullen wezen?
Zien we het niet met groote duidelijkheid, dat de oorlogen worden gevoerd om financiëele belangen en daarom door de financiers worden gemaakt?
Is dit in den huidigen oorlog niet voldoende aan het licht gekomen?
We zullen het U met enkele voorbeelden trachten aan te toonen.
Volgens een bericht uit Berlijn dato 9 April bedroeg dit jaar het dividend van de fabriek van ontplofbare stoffen “Glück-auf” te Hamburg 40 pCt. Vóór dit jaar had er nog nooit een divident-uitkering plaats gehad. De “N. Rott. Crt.” schreef onlangs in zijn “Ekonomische Mededeelingen”:
“De “Fabrique nationale d’armes de guerre” In Herstal, bij Luik, heeft over het op 30 Juni 1914 geëindigde bedrijfsjaar 1913/’14 een netto winst gemaakt van fr. 3.694.845.”
En het blad voegt er als een merkwaardigeid” aan toe, dat in deze Belgische fabriek ook Duitsch kapitaal geïnteresseerd is!
En voor degeen, die van cijfers houdt, knippen wij het onderstaande uit de ,,Haagsche Post” met betrekking tot de Amerikaansche oorlogsleveranties. En al zegt het blad, dat het onderstaande niet geheel betrouwbaar is, omdat de berekening stuitte op het bezwaar, dat vele fabrieken het feit, dat ze oorlogsmateriaal vervaardigen, geheim trachten te houden, we kunnen aannemen, dat de cijfers eer grooter dan kleiner zullen zijn. Het blad zegt dan:
“Te Pittsburg werden op vele fabrieken shrapnelis gemaakt; de toegangen werden streng bewaakt, zoodat het moeilijk is omtrent de hoeveelheid nadere gegevens te verkrijgen. De Bessemer Auto Co. in Grove City, Penn., maakt vijftig oorlogsauto’s voor Frankrijk. Dag en nacht werken zeven groote wolfabrieken in Lowell, Mass., aan uniformstof, dekens enz. De New-York Airbroke Company in Watertown heeft van Rusland 30.000.000 shrapnells besteld gekregen. De oude stoomboot “Gascogne”, die tot voor eenige jaren tusschen New-York en Fransche havens voer, is dezer dagen vertrokken met 1480 paarden voor Frankrijk. Van Boston vertrok de “Cambria” naar Engeland met 650 paarden. Engeland heeft een aparte stoomvaartlijn ingesteld voor het vervoer van oorlogsbenoodigheden uit Canada. Ook uit een vergelijking dier uitvoercijfers blijkt, hoe aanzienlijk de oorlogsleveranties van Amerika moeten zijn. Het totaal bedrag van den uitvoer van oorlogsmateriaal was in Januari jl. 20.163.660 dollar, tegen 2.300.145 in Januari 1914. De rubriek paarden nam met 7.625.000 dollar toe, vuurwapens met 1.946.114 dollar, patronen 1.207.950, auto-vrachtwagens met 2.471.056, ontplofbare stoffen met 995.769 dollar, wolfabrikaten met 2.570.661. Aangaande de plaats van bestemming blijkt het volgende:
8883 paarden ter waarde van 2.054.225 dollar gingen naar Engeland; het vorige jaar bedroeg het aantal… 9. De waarde van de uitgevoerde motorwagens was 1.770.966 dollar tegen 855.973 dollar in het vorig jaar. Aan Azië en Oceanië leverde Amerika 293 auto’s ter waarde van 808.793 dollar tegen 193 ter waarde van 163.641 in Januari van het voorgaande jaar. De totaal koperuitvoer toonde vermindering, doch de leveranties aan Engeland, Frankrijk en Italië namen aanzienlijk toe. Naar Frankrijk werden 24.411.814 pond verscheept, naar Engeland 18.722.529 pond, en naar Italië 8.137.249. Voor 1914 waren deze cijfers: 10.914.972, 17.015.588, 6.467.707 pond.”
Is het bovenstaande leerzaam genoeg?
Hebben wij te veel gezegd als wij beweerden, dat de oorlogen worden gevoerd om financiëele belangen, en zeggen wij ook te veel als wij beweren, dat de legers worden gebruikt bij ekonomische botsingen?
Het is de strijd der belangen tusschen de kapitalisten der verschillende landen en de klasse-strijd binnen de grenzen, waarin de legers dienst moeten doen. Zou dan de opheffing van dien strijd niet de bestaans-voorwaarde der legers doen verdwijnen?
En omgekeerd zal de verzwakking van het militarisme de verzwakking vah het kapitalistisch stelsel tengevolge moèten hebben.
wordt evenwel door de vereeniging niet als beginsel aanvaard. Dit wil niet zeggen, dat zij geen eerbied zou koesteren voor hem, die, omdat hij alle geweld uit den booze acht, weigert in militairen dienst te treden. Integendeel: zij beschouwt de daad der dienstweigering als een daad van grooten overtuiging moed en erkent gaarne, dat zulk een daad ook beduidende propagandistische waarde heeft.
Maar zij plaatst zich niet op het standpunt, dat vertegenwoordigd wordt door Tolstoj en door hem in het bijzonder zoo wordt verdedigd in het bekende boek “Het Koninkrijk Gods is binnen in u”, en daarom accepteert ze dus niet de theorie van het lijdelijk verzet.
Strijdend tegen het georganiseerd geweld der Regeeringen, in den vorm van het militarisme zich vertoonend, neemt de vereeniging tegelijkertijd aan de mogelijkheid, dat in den strijd der klassen niet immer de geweldsdaad is te ontwijken, noch af te keuren.
is men op het stichtingskongres tot de volgende konklusie gekomen:
De vakbeweging is een beweging met een tweeledig doel:
Het militarisme heeft ten doel, om de kapitalistische maatschappij, waartegen de vakbeweging direkt en indirekt den strijd aanbindt, zoowel in binnen- als buitenland, te handhaven.
Bij groote stakingen worden de soldaten gebruikt voor onderkruipers en met scherp gewapend tegen de stakende arbeiders, zooals in Nederland in 1903, tijdens de spoorwegstaking, en tijdens de zeeliedenstaking in 1911, met haar beruchten bloednacht op Kattenburg. In Hongarije werden in 1904 de stakers onder de wapenen geroepen en als zoodanig gedwongen tot onderkruipers diensten.
Om al die redenen staat het militarisme de vakbeweging in den weg. En wil de vakbeweging zichzelf niet tot machteloosheid doemen, dan is ze verplicht om zich te plaatsen tegenover het militarisme door het stelsel principiëel te bestrijden, alsook door zich in verbinding te stellen met de militairen en overal waar hun dat mogelijk is, een vriendschappelijke verbinding tot stand te brengen met alle middelen die zich daarvoor leenen, doch in hoofdzaak door in onafgebroken verbinding tot blijven met de vakvereenigingsleden, die onder de wapenen zijn.
Zeer terecht is er in deze konklusie door het Kongres op gewezen van hoe groot belang de strijd tegen het militarisme is voor de vakbeweging. En bij de propaganda, welke van de I.A.M.V. sedert hare oprichting is uitgegaan, is dit belang nooit uit het oog verloren.
We kunnen daarom ook zonder vrees voor tegenspraak zeggen dat de anti-militaristische beweging is eene proletarische beweging. Bij al haar sentimenteelen afkeer van den oorlog en diens gruwelen, waagt de bourgeoisie het niet, zich op anti-militaristisch standpunt te plaatsen. Zij kan zich niet hooger verheffen dan tot het pacifisme. Instinktmatig en voor een groot deel volkomen bewust, beseft zij, dat, wanneer zij niet meer kan steunen op het leger, haar macht en heerschappij groot gevaar loopt. Daarom kan ze niet anti-militaristisch wezen. We kunnen toch niet van de bourgeoisie verwachten, dat ze zich als klasse zal zelfmoorden! Geheel hiermede in overeenstemming is dan ook de houding der overheid tegenover het anti-militarisme. Waar het pacifisme wordt begunstigd, zien we dat het anti-militarisme zoo krachtig mogeljk wordt tegengewerkt.
is eveneens een punt van bespreking geweest op het Kongres. En er is gewezen op het wenschelijke van eene algemeene werkstaking als antwoord op een oorlogs-verklaring der Regeeringen. En door de I.A.M.V. is dit idee geakcepteerd. Terecht! Indien de arbeiders, vooral de arbeiders in het transportbedrijf en de arbeiders in de fabrieken en werkplaatsen, die legerbenoodigheden produceeren, den arbeid neerleggen, dan zal het oorlogvoeren onmogelijk worden.
Daarom wordt die idee van werkstaking gepropageerd. De arbeiders moeten leeren beseffen, hoe zij het in hun hand hebben om den oorlog onmogelijk te maken. En waarlijk als er één schoone taak is, die door de arbeiders moet en kan worden vervuld, dan is het deze. En ze zullen te eerder deze taak in vervulling brengen, wanneer zij begrijpen gaan dat oorlog voor hen nooit iets anders kan beteekenen dan in elk opzicht: ellende. Wàt er nog te verdienen valt met den oorlog komt in de zakken der kapitalisten!
En — het oog gericht op den huidigen oorlog — al roept men ons toe: “Waar blijven jullie met je algemeene werkstaking?” en direkt daarop: “Zie je wel, dat het niet helpt!”
Wij antwoorden hierop: Zeg niet, dat de algemeene werkstaking geen doeltreffend middel is, want …. waar zij niet is toegepast, daar kan men daarover geen oordeel vellen.
Dat zij niet is toegepast geworden, dat kan ons niet anders dan bedroeven, maar dat zal ons niet weerhouden door te gaan met de propageering van de idee “algemeene werkstaking ingeval van oorlog”: En het verheugt ons, dat die idee in de hoofden van velen wordt overgenomen. zooals in dezen tijd duidelijk wordt waargenomen.
En al is het werkelijk te bejammeren, dat de idee “algemeene werkstaking” nog niet voldoende was doorgedrongen, zoodat deze oorlog niet voorkomen is geworden, wanhopig behoeft men daarover niet te zijn.
Wanneer wij zien met welk een grooten spoed en voorzichtigheid de mobilisatie is tot stand gebracht, dan vragen wij ons af, of de leidende figuren soms zich bewust waren van het groote machtsmiddel: de algemeene werkstaking.
Wij moeten dus wel degelijk doorgaan met de verkondiging van de idee “algemeene werkstaking” en wij zullen hopen, dat een volgende maal de arbeiders slimmer en doortastender zullen zijn dan ditmaal het geval is geweest.
Nog een ander punt — waarop wij ten zeerste de aandacht vestigen — is op het jongste Kongres (in 1915) van de I.A.M.V. aangenomen: het in ‘t leven roepen van een internationale boycot van de landen welke zich in den oorlog mengen.
tegen onze anti-militaristische propaganda is voor velen de overweging, dat daardoor de weerkracht van ons land wordt verzwakt en we licht een prooi kunnen worden van een machtiger nabuur, Maar hen wijzen we op ons internationalisme.
Het is niet in een enkel land, het is in heel de beschaafde (?) wereld, dat wij den strijd tegen het militarisme willen voeren. Het militarisme is een internationaal kwaad, het is een ramp voor alle volken, daarom moet er ook internationaal tegen worden gestreden.
En verheugend is zonder twijfel in dit opzicht ‘t verschijnsel, dat in alle landen van Europa en ook in Amerika deze strijd wordt gevoerd, en, méér dan wordt gepubliceerd in de bladen, komt ook buiten Nederland de militaire dienstweigering voor.
Steeds meer zullen de arbeiders gaan inzien, dat het dwaas is te strijden voor het vaderland, d.i. het land waar zij hun leven van moeite en zorg moeten leiden, te vechten voor de eer van een nationale vlag, te kampen tegen menschen, die ze als vijanden moeten beschouwen. Hunne vijanden wonen niet over de grenzen. Dat zijn niet de in soldaten-pakjes gestoken arbeiders van een ander land. Hunne vijanden dat zijn de verdedigers van het kapita!isme; hunne vijanden dat zijn allen, die zich verzetten tegen den groei van den nieuwen geest, van het nieuwe leven, dat komt met de prediking van recht en broederschap.
En tegen déze vijanden hebben ze te strijden, zonder te vragen naar nationaliteit. En daarom willen ze zooveel mogelijk het internationalisme bevorderen en wegwissen de grenzen, getrokken door de diplomaten.
Met het oog daarop werd ook op het stichtingskongres gesproken over het denkbeeld om, door middel van uitruiling van kinderen, een internationalen geest aan te kweeken.
Dat de I.A.M.V. zich verzet tegen de traditioneele vaderlandsliefde, behoeft zeker geen betoog. De prediking der vaderlandsliefde, welke vooral zoo gevaarlijk is op de school bij de licht ontvankelijke kinderen, moet een tegenwicht vinden in de propaganda der anti-militaristen, in de vaderlandloozen, wier hoogste illusie is de verbroedering der volken, die thans kunstmatig en opzettelijk van elkaar gescheiden worden gehouden door hen, die zelf zoolang liefde voor het vaderland gevoelen, als ze er van profiteeren kunnen, maar die, wanneer hunne geldbelangen het medebrengen, heel kun vaderlandsliefde over boord gooien.
In dit verband willen wij wijzen op de op groote schaal plaats vindende uitvoer van goederen en levensmiddelen naar oorlogvoerende mogendheden, terwijl men de eigen bevolking zeer duur laat betalen, en wie dat niet kan desnoods laat krepeeren van den honger.
En als men denkt, dat dit schijn-vaderlandisme alleen bestaat bij de burgers, dan vergist men zich deerlijk, want ook de in de schitterendste uniformen gestoken heeren — die den mond in het bijzonder vol hebben over vaderlandsliefde — houden er zelfs een zeer verdachte liefde voor dàt vaderland op na, — en voor hen, die meenen, dat wij maar in de ruimte brabbelen, willen we wijzen op het volgende, dat de heer De Jong, Kamerlid (U.L.) schreef in “De Vaderlander”:
“Vanaf de Augustus-dagen hebben meerdere gepensionneerde officieren zich bij het legerbestuur aangemeld om weer in aktieven dienst te treden. Men mocht de vaderlandsliefde van deze mannen, die toch reeds op zekeren leeftijd zijn gekomen, bewonderen. Wij laten nu daar of ook de hooge toelage, die door het legerbestuur werd betaald, niet krachtig medewerkte tot het weder in diensttreden van meerderen.
Wat men echter thans ziet gebeuren, is gewoonweg ergerlijk. Meer dan eens kan men in de ,,Staatscourant” vermeld vinden, dat één der aktief geworden gepensionneerden ontslag uit den dienst heeft gekregen, opnieuw is gepensionneerd, doch nu met pensioen van eenige honderden guldens hooger. De opnieuw gepensionneerde viel nu immers onder de nieuwe Pensioenwet. Het komt er dus op neer, dat deze gepensionneerde officieren, die voor eenige maanden dienens een hooge toelage per dag ontvingen, hun vaderlandsliefde beloond zien met een verhoogd pensioen van f 200 tot f 500 per Jaar.”
Men ziet dus, dat aan de vaderlandsliefde van die heeren officieren niet de waarde kan worden gehecht als zij wel doen voorkomen.
De Int. Anti-Mil. Ver. doet een beroep op allen, die verlangen naar eene samenleving van broederschap en gerechtigheid, die afkeer gevoelen tegen het alle schoonheid vermoordend kapitalisme om zich te scharen onder haar vaandel. Hen roept ze op tot den strijd, een strijd niet met kanonnen en geweren, maar met het scherpe zwaard der rede.
RESOLUTIE (Kongres 25 Mei 1917).
Het kongres, gehoord de diskusies over wat ons standpunt dient te zijn ten opzichte van den aanmaak van munitie en ander oorlogsmateriaal; verklaart elke anti-militarist vrij te laten in de bepaling van zijn eigen arbeid;
spreekt echter de wenschelijkheid uit, dat door alle anti militaristen boven alles zal worden gestreefd naar de konsekwentie van het anti-militaristisch beginsel en besluit, de propaganda voor algemeene weigering der munitie-produktie met alle middelen te bevorderen.
RESOLUTIE (Kongres 26 Dec. 1917).
De. I.A.M.V., in Kongres bijeen, enz.; besprekende het bij de Nederlandsche regeering aanhangige wetsontwerp tot invoering van den burgerlijke dienstplicht;
verklaart hierin te zien, een poging tot de meest volkomen vermilitariseering van geheel het Nederlandsche volk en besluit met kracht daartegen te protesteeren en bij doorvoering van genoemde wet, zonder den volkswil daarin te kennen en ondanks het protest en de agitatie van de I.A.M.V. en andere te dien opzichte op haar standpunt staande vereenigingen, elken burgerlijken dienstplicht gelijk te stellen met militairen dienstplicht en daarom algemeene weigering van den burger-dienstplicht te propageeren en individueelt weigering te beschouwen als militaire dienstweigering.
Herzien bij Kongresbesluit van 25 en 26 December 1917
ARTIKEL 1. — De vereeniging stelt zich ten doel de bestrijding van het milltarisme in al zijn vormen, ten einde langs dezen weg mede te werken aan den opbouw eener samenleving, waarin voor ruw geweld geen plaats meer zal zijn.
ART. 2 — Zij tracht dit doel te bereiken door:
ART. 3. — De vereeniging bestaat uit afdeelingen en algemeene leden. Algemeene leden zijn personen, die wonen in plaatsen waar geen afdeeling van de vereeniging gevestigd is.
Zoo er zes of meer algemeene leden in één plaats woonachtig zijn, vormen deze een afdeeling van de vereeniging.
ART. 4. — Hij, die vrijwillig in dienst treedt, kan geen lid zijn van de I.A.M.V.
Diegene, die tijdens zijn lidmaatschap een rang aanvaardt, wordt geroyeerd.
ART. 5. — De afdeelingen regelen, behoudens het bepaalde in deze Statuten, de werkzaamheden, door haar zelf vast te stellen.
ART. 6. — Eens per jaar wordt een Algemeene Vergadering gehouden. Het Congres bepaalt, waar en wanneer deze Algemeene Vergadering zal plaats hebben.
Aan de discussies en stemmingen op deze Vergadering kunnen alleen afgevaardigden van afdeelingen deelnemen.
Algemeene leden hebben een adviseerende stem.
Indien drie afdeelingen een met, redenen omkleed voorstel indienen en zulks wenschen, is het Landelijk Comité verplicht hiervoor een Algemeene Vergadering uit te schrijven.
ART. 7. — De kosten, verbonden aan de Algemeene Vergadering, worden ponds-ponds-gewijze betaald door alle leden; elke afdeling heeft recht zich voor deze kosten door één afgevaardigde te laten vertegenwoordigen.
ART. 8. — Op de Algemeene Vergadering worden drie afdeelingen aangewezen, die tot de volgende Algemeene Vergadering het Landelijk Comité moeten samenstellen, dat de genomen en door een schriftelijk referendum bekrachtigde besluiten heeft uit te voeren.
ART. 9. — Het Landelijk Comité bestaat uit 9 personen (leden van de afdeelingen) waarvan vier, n.l. Voorzitter, Secretaris, 2e Secretaris en Penningmeester, het dagelijksch bestuur vormen, dat in één plaats gevestigd is.
Wanneer achtereenvolgende jaren dezelfde afdeeling wordt aangewezen tot samenstelling van het Dagelijksch Bestuur, treden de leden elk jaar volgens rooster af, doch zijn terstond herkiesbaar.
Rooster: In het eerste jaar treden af: de 1e Voorzitter en de 2e Secretaris en vervolgens de 1e Secretaris en de Penningmeester, enz.
ART. 10. — De Algemeene Vergadering benoemt elk jaar den Administrateur van “De Wapens Neder” en den Administrateur voor den Brochurehandel van de I.A.M.V., welke leden tevens deel uitmaken van het Landelijk Comité.
ART. 11. — De inkomst n der vereeniging bestaan uit:
ART. 12. — De afdeelingen betalen aan de algemeene kas 5 cent per lid en per maand.
Algemeene leden betalen f2.- per jaar.
ART. 13. — De aldeelingen moeten de verschuldigde contributie vóór den 10en van iedere maand opzenden aan den Penningmeester van het Landelijk Comité.
De algemeene leden betalen halfjaarlijks bij vooruitbetaling.
ART. 14. — Afdeelingen, die meer dan drie maanden contributieschuld hebben aan het Landelijk Comité, hebben geen recht van stemmen op de Algemeene Vergadering of om punten op den beschrijvingsbrief te plaatsen. Afdelingen welke zonder grondige motiveering 6 maanden geen kontributie afdragen, worden als niet meer aangesloten beschouwd.
Wanneer een nieuwe afdeeling éénmaal kontributie heeft afgedragen heeft deze medezeggingschap.
ART. 15. — De secretarissen der afdeelingen zenden drie maanden vóór het houden der Algemeene Vergadering een verslag over de werkzaamheden van het afgeloopen jaar aan den Secretaris van het Landelijk Comité.
Ook zijn zij gehouden elke maand opgave te doen van het juiste ledental, met vermelding van de namen van hen, die bedankt hebben en van nieuwe leden.
Aan het Landelijk Comité worden steeds de adressen van voorzitter, secretaris en penningmeester der afdelingen duidelijk opgegeven, terwijl adresverhinderingen onmiddellijk worden medegedeeld. Zoo ook wanneer voor korter of langer tijd eenige afdeelingen gewestelijk of provinciaal samenwerken, het Landelijk Comité daarmede op de hoogte gehouden, onverschillig voor welk doel deze samenwerking plaats vindt.
ART. 16. — Drie maanden vóór de Algemeene Vergadering worden de afdeelingen en algemeene leden verzocht voorstellen op te zendenter bespreking op deze Vergadering.
Vier weken vóór de Algemeene Vergadering zullen de beschrijvingsbrief, verslag secretaris en penningmeester van het Landelijk Comité en het financieel verslag van den administrateur van “De Wapens Neder”, officieel orgaan van de I.A.M.V., verschijnen.
Voor elk kongres en in hoogst bijzondere gevallen wordt, als gelegenheid om over belangrijke zaken van gedachten te wisselen, door het L. C. een periodiek verschijnend blaadje uitgegeven, alleen voor de leden der I.A.M.V., voor welk blaadje -door het kongres een speciale redacteur aan het L. C. wordt toegevoegd.
ART. 17. — Voor de contrôle op het financieel beheer van “De Wapens Neder”, het brochurendepot en het Landelijk Comité worden door het Kongres de afdeelingen aangewezen, die contrôlecommissies benoemen, welke commissies om de drie maanden schriftelijk rapport van hunne bevindingen moeten indienen betreffende “De Wapens Neder” en het Landelijk Comité en om de 6 maanden betreffende het brochurendepôt.
Het maandblad “De Wapens Neder” en het brochurendepôt worden beheerd door het L. C., maar de financiën blijven gescheiden en resp. alleen voor “De Wapens Neder” en het brochurondepôt bestemd.
ART. 18. — De I.A.M.V. kan als vereeniging aan geen parlementairen arbeid deelnemen. Ook de afdeelingen niet.