Inhoud

Contra het fascisme in Nederland

Door Henk Eikeboom

Deze tekst was onderdeel van de reeks “Pro en Contra”, waarin twee posities worden verdedigd, in dit geval het fascisme in Nederland. Het pro-standpunt werd verdedigd door Erich Wichmann (broer van Clara Wichmann) en deze contra-standpunt werd geleverd door Henk Eikeboom. Hij zou cynisch genoeg in 1945 door de nazi's vermoord worden - waarschijnlijk in een dodenmars vlak buiten concentratiekamp Sandbostel, vlak voor diens bevrijding.


Contra het fascisme in Nederland

Fascisme in Nederland! Bestaat dat?

Wanneer wij bij het fascisme denken aan het groote, breede gebaar, aan het aplomb om in het publiek op te treden én… dat publiek te overdonderen, dan zouden wij geneigd zijn te ontkennen dat in Nederland fascisme zou bestaan.

Wanneer wij denken aan het proces, zoals dat zich in betrekkelijk korten tijd in Italië voltrok, de vorming en consolidering van een groot, enthousiast en fanatiek leger “zwarthemden”, de grote “vloedgolf” die op Rome aanstuwde en de macht daar in handen nam over Italië, — wanneer wij denken aan de generaals-diktatuur in Spanje, aan het Primo de Rivera-fascisme, regelrecht gericht op de handhaving der oude imperialistische politiek t.o.v. Marokko, — wanneer wij denken aan het “Ontwakende Hongaren”-fascisme in Hongarije, letterlijk de roode revolutie én de revolutionairen nèèrknuppelend, — wanneer wij het Duitsche Hakenkreuzler-fascisme bezien en diens opzienbarende paraderingen van Wehrwolf- en Stahlhelm-bral en -praal, — wanneer wij denken aan het de ogen der gehele wereld tot zich trekkend tragisch avontuur der bolsjewistische fascisten in Rusland, die zich zelfs commercieel wonderwel met hun Italiaanse Mussolini-collega’s verstaan en dan ook principieel niet anders doen dan de oude paden gaan en de nieuwe bewegingen verstikken, — wanneer wij denken aan al dit breed gebaar en dan ons vlakke landje met z’n beweginkjes beschouwen, — dan zouden wij geneigd zijn te ontkennen dat in Nederland fascisme bestaat.

Het fascisme echter is méér dan een breed gebaar, dieper streving dan een voor het forum der volksmassa’s opgevoerd kijkspel. Wie de betekenis ervan begrijpen en dus zich er vóór verklaren of er tégen kanten wil, dient zich rekenschap te geven waaruit deze beweging geboren werd, wat haar doeleinden zijn en of haar middelen den toets van het logische denken doorstaan kunnen.

Het is nog een wonderlijke chaos in de wereld. Alles is met elkaar verwonden en verworteld. Het is een geweldig onontknopbaar kluwen van gedachten, begrippen, strevingen, bewegingen, gevoelens, geloven en sentimenten. De politiek raakt den godsdienst, de godsdienst de wijsbegeerte, de wijsbegeerte de kunst, de kunst de techniek, de techniek de politiek; en onderling alweer schakeringen van alle soort. En op elk terrein afzonderlijk allerlei combinaties. Bezie eens alleen de politiek! Ieder meent het rechte eind te hebben. Er is niet iets absoluut slechts en daarnaast iets absoluut goeds. De mensheid is nog niet aan haar eigenlijke geschiedenis toe. Zij worstelt nog om uit haar oertijd, uit haar voorhistorie los te komen. Vandaar allerlei verwikkelingen, vandaar dat alles vandaag den dag probleem is. En niets nog oplosbaar. De dag moet nog komen, dat de geschiedenis der mensheid beginnen gaat. Marx, Nietzsche en Blavtsky, zij alle drie wisten dit en zeiden het op hun eigen wijze. — Vandaar ook, dat óók de tegenstander van het fascisme zelfs in dat fascisme enkele elementen als niet-slecht aan te wijzen weet.

Het fascisme verzet zich bv. tegen den parlementairen regeringsvorm. tegen de alles-nivellerende democratie, tegen de massa-macht der vakorganisaties. Dit zal velen niet-fascisten verfrissend aandoen. De domme dwingende macht van de helft plus één over de helft min één is inderdaad een monstrum van de hopeloze onmacht tot samenleven der mensheid in haar huidig ontwikkelingsstadium, waarop niet te fel kritiek komen kan. Echter vergisse men zich niet in de beoordeling dezer uiterlijk vaak gelijke waardering. De oorzaken daarvan zijn te diep verscheiden. Hetgeen nader blijken zal.

De wereldoorlog, als consequentie van de imperialistische politiek der “beschaafde” staten, heeft de onmacht der huidige wereldorganisatie, om alle mensen van het voor het leven benodigde te voorzien, aangetoond. De afschuwelijke, in 1914 gekomen botsing. was lang te voorzien. Als een donderwolk had zij hangen te dreigen aan de politieke hemel. Zij, die niet verder keken dan hun boterham (de grote massa der mensen) werden dit niet gewaar, doch zij, die even verder keken, wisten wat komen zou. Wisten, dat dit onontkoombaar was. Dat een wereldpolitiek, gericht op productie om winst, op zoo groot mogelijke omzet, op goedkope exploitatie, dùs op bezit van koloniaal gebied, leiden móest tot immense worsteling om de exploitatie der rijke, ongecultiveerde natuurlanden, bewoond door primitieve volkeren. Ieder weet nu wel, dat het in den oorlog niet ging om schone idealen of verheven ideeën. Heeft niet Wilson zelf gezegd in een redevoering te St. Louis op 5 september 1919: “Is er hier één man of ééne vrouw, laat mij zelfs zeggen: is er hier één kind, die niet weet, dat de oorsprong van den oorlog in de moderne wereld industrie- en handelswedijver is?”[1] Ieder weet nu wel, dat het streven naar koloniebezit niet gaat om aldaar “beschaving” of “christendom” te brengen. Dat is een misleiding en een leugen. Waarom “beschaaft” men Groenland, Lapland, de Noordpool, de Eskimo's niet? Daar zijn geen schatten aan natuurproducten weg te sleepen!

De uitgebroken oorlog heeft bewezen, de afschuwelijke “vrede”, die er op volgde (en die nu reeds weer tot nieuwe permanente oorlogsbedreiging geworden is en met nog helser, onmenselijker verschrikking miljoenen met moord bedreigt) heeft toch wel zonneklaar doen zien, waar het in deze wereld, met z’n werken louter om de netto-winst in de veilige brandkast, heengaat: in steeds sneller en razender tempo naar den ondergang van alle beschaving, naar de barbarij. Heeft doen zien dat het zoo niet langer kan, dat alles een afschuwelijke vergissing geweest is, waar wij tot nog toe op gebouwd en vertrouwd hebben als op het zekerste en het hechtste, en dat er nieuwe wegen dienen gezocht te worden, wil de mensheid, in plaats van omlaag te gaan in de tijden van barbarisme terug, omhoog gaan naar lichte verten van geluk en ongekende ontwikkeling.

Dit is een oorlogsles. Hebben velen die begrepen? Zeker! Uit alle kringen, rangen en standen klinken stemmen van mensen, die beseffen dat het kapitalisme gefaald heeft, een vergissing is, dat het in zijn consequenties getoond heeft de wereld niet te kunnen beheren en beherschen, dat het onmachtig blijkt te zijn om het wereldleven zodanig te organiseren, dat al wat leven heeft, ook het nodige voor dat leven kan verkrijgen.

Maar wat dan, wat dan. wat dàn? Angstige vraag, noodzakelijk volgend op deze erkenning. Vraag, die om antwoord schreeuwt, — waarop duizenderlei antwoord komt van vele kanten (zagen wij niet, dat alles probleem is?) maar de moed en de durf ontbreekt, — bovenal het klare inzicht, om geheel, van den grond af aan, opnieuw te beginnen.

Antwoorden weerklinken op die vraag. Wat dan? En revoluties breken uit, sleuren al het bestaande neer, instellingen en staten, die, in eeuwen geworteld, rotsvast leken, en zij bouwen op de oude grondvesten nieuwe staten en … het blijkt alles gelijk aan het oude: leger, vloot, imperialisme, regeerders, corruptie,terechtstellingen. …

Opstanden zijn er en regeeringswisselingen, en het blijft bij het oude. Men probeert het met den burgerlijk-democratischen weg en “socialisten” zitten op den stoel des keizers, maar het blijft bij het oude, — ja, hechter blijkt het, daar het jong, frisch, dus sterk is.

Door het uitbreken van den wereldoorlog is het vraagstuk urgent geworden: waarheen? Duidelijk is nu wel, en de knapste koppen onder de economen, financiers en staatslieden houden er zich mee bezig (Nitti, Keynes, Brailsford e.a.) dat een voortgaande ontwikkeling van het imperialistisch kapitalisme beteekenen zal een steeds geweldiger, feller, helscher oorlog tot aan de zelfvernietiging der beschaving toe.[2] De wereld staat voor de keus: het oude, met ai deze konsekwenties, óf het opbouwen van een nieuwe samenleving op geheel nieuwe basis, omwaarding aller waarden, herziening van alle begrippen vanuit de oer-eenvoudigste kinder-wijsheid — opruiming van alle resten geloof aan spoken en fikties: geloof aan grenzen, vaderlanden, staten, enz. Dit alles is samen te vatten onder het begrip: revolutie.

Oorlog óf revolutie. Ziedaar de keus waarvoor het kapitalisme zélf de wereld gesteld heeft in z'n consequenties.

Zoals alles traag én taai is, — zoals al het bestaande zich tot het uiterste handhaven wil. tracht ook het kapitalisme zich te herstellen van den schok, dien het in den wereldoorlog gekregen heeft. Een eindeloze reeks conferenties is gehouden van Versailles in 1918 af tot Genève in 1924 toe. Wederopbouw is het, wat getracht wordt. Jawel. Ontdaan van alle frasologie is het: een natuurlijke traagheid en weerstand verzet zich tegen het beginsel der revolutie, doch ook de andere keus: oorlog in permanentie, wil men trachten te vermijden. Want de ontwrichting van het wereldraderwerk door den afgelopen oorlog wordt thans nog gevoeld: werkloosheid, gebrek aan koopkracht, gestagneerde handel, niét-sluitende begrotingen, enz.

En hier, op dit punt, vinden wij het begin van het fascisme. Het fascisme wil zich voordoen als een nieuw wereldreddend beginsel, maar het is dat niet. Het fascisme neemt de pose aan van een kwakzalver op de kermis, die de goe-gemeent wijs tracht te maken, dat hij voor een bepaalde kwaal of ziekte een nieuw, pas-ontdekt en onfeilbaar middel heeft. Maar wat hij aan den man brengt is doorgaans een ondeugdelijk, reeds lang door de wetenschap als onbruikbaar op zijde gelegd preparaat… Het fascisme is niets anders dan de geest van het kapitalisme, echter ontdaan van alle versiering, schonen schijn, frasen en leugens. Het is de ongecamoufleerde geweldzucht. De openlijke dictatuur der enkelen (ondernemers, bankiers, enz.) over de massa.

Mussolini kwam met z'n kwakzalversmiddeltje wél op het juiste psychologische moment. De afgelopen oorlog had miljoenen oog en geopend. De vraag rees bij de arbeiders in de “overwinnende” landen: “waar hebben wij voor gevochten?” en “wat hebben wc nu gewonnen?”. De onmacht van ’t kapitalisme bleek door de werkloosheids- en hongergolf, die over de wereld ging. Aan de andere zijde bleek het staatssocialisme een afschuwelijke vergissing. Zij, die iets verwacht hadden van de politieke revolutie (in Rusland, in Hongarije, in Duitsland) werden hopeloos teleurgesteld. De arbeiders bleken nog te zwak om zélf hun lot en leven in handen te nemen: immers zij wisten de in Italië in 1921 bezette bedrijven niet te behouden. Het kapitalisme kan het niet. Het socialisme faalt. Wat dan? Wat dan? Weer die vraag, die wanhopige angstvraag! MUSSOLINI verscheen, beloofde orde, rust, vrede, welvaart. Hij was a. h. w. het symbool van het intense verlangen der bourgeoisie zélf naar de jaren van rust, orde en betrekkelijke regelmaat vóór 1914. Juist, die tijd moest terugkomen. Geen oorlog, geen revolutie, maar “vredig” produceren. Terug naar de tijden van vóór den wereldbrand. Zoo zeilen we tussen Scilla en Garibdis door!

Ontkomen aan den oorlog, ontkomen aan de revolutie bovenal. — ziedaar de gedachte van het fascisme, dat is van de kapitalistische burgerij. De “goeie ouwe tijd”! Het kapitalisme door den oorlog hopeloos ontmaskerd in z’n ware wezen, in z’n wezen van geweld, zag geen kans zich opnieuw te maskeren achter “cultuur”, “democratie”, “kerstening” of dergelijke schone frasen meer. Ontstaan in den loop der eeuwen, noodwendig en nuttig, heeft het zich door z’n eigen techniek overleefd, doch zich in de moderne staten apparaten geschapen, waardoor het zich in stand houdt. En het geweld, vroeger bijkomstigheid, werd hoofdzaak, ja, is thans ’t enig argument. Dat is gebleken door alle afschuwelijkheden van den oorlog. Heeft de enkeling énig recht tegenover de collectiviteit, die hem tegen wil en dank opslokt en meesleept in avonturen waar hij van walgt en zich tegen kant? Het geweld, de kerker, de dood is het antwoord op zijn verzet!

Welnu, dit geweldswezen van het kapitalisme, in den staat, handiglijk voorheen verborgen achter geestelijke schoonheden, komt in het fascisme onverbloemd naar voren. En alweer, — o perversiteit van het wereldgebeuren, — zoals in den oorlog arbeider tegen arbeider, kameraad tegen kameraad streed, trekt in het geweldsapparaat der fascisten de arbeider mee op om den toestand van orde, rust en vrede te scheppen, die — een fictie is en niet anders betekent, dan een misschien enkele jaren verschuiven van een nieuwe catastrofe, maar ook een rustpoos, dus een herstel van het kapitalisme, dat opnieuw, krachtens zijn eigen beginselen van concurrentie, tot nieuwe excessen zal móeten komen.

Wat het fascisme doet is een hopeloos pogen den wijzer van den tijd terug te draaien, het voortrollende rad der ontwikkeling tegen te houden. Het is de bleke vrees voor de keus. Het is de poging tot scheppen van een rustig, nationaal kapitalisme, van feodalisme desnoods, maar het zal dit niet kunnen, omdat er in de historie geen terug is. En de macht en de invloed van het fascisme zal dan ook slechts zólang duren als het geweldsmiddelen ontlenen kan aan de arbeiders, die, verward door de sarrende vraag: wat dan? het wel eens met een schijnbaar nieuw ideaal willen proberen.

Hoewel de moderne wereldgroei naar het internationalisme gaat (verkeer te land, te water en in de lucht, radio, Esperanto, enz. enz.) tracht het fascisme daartegen in te bewerken het nationalisme, de “nationale gedachten” en “eenheid' — o, alles klanken, zoo oud, zoo bekend, die reeds zoveel onherstelbaar kwaads hebben gebracht I En bewapening, elk land tegen z’n buurman, is ’t parool!

De nationale eenheid, die het fascisme overal scheppen wil in het nationaal “belang”! Wat is dat?

Een gevolg van het kapitalistisch productie-stelsel zelf, — niet het succes van de propaganda van enkele socialistische agitatoren, is de klassenstrijd. Het gaat bij de beschouwing van dit punt er niet om of men socialist is of niet, het gaat er alleen om of men ogen heeft om te zien en gezonde hersens om te beoordelen: Daar is een tweetal hoofdgroepen aan te wijzen in de wereld, — ondernemers, bezitters, bankiers, die het kapitaal, de productiemiddelen bezitten, ên de arbeiders, die niets bezitten dan hun arbeidskracht, in loondienst te verhuren aan de eerste groep. Of dit zoo goed is of niet, kan hier in ’t midden gelaten worden. Verder: de voortgaande ontwikkeling van het kapitalisme, de vordering der techniek, enz. enz. stellen de belangen dezer groepen steeds feller tegenover elkaar. — Hoe kan ooit dan van één nationaal belang gesproken worden, van nationale eenheid? Dat zijn ficties, waar echter in den regel mee bedoeld wordt: de belangen van het industrie-, of landbouw-, of handels- of bankkapitaal. En dan daarachter: als het op den één regent, drupt het op den ander! Maar gezien moet toch worden dat noodwendigerwijs het voordeel van ’t kapitalisme éner natie gaat ten koste van dat ener andere, en dat betekent volgens de logica der huidige maatschappij: oorlog t’ avond of te morgen. Dit betekent verder weer: dat de arbeiders dier landen bloed, leven en “welvaart” opnieuw te offeren zullen hebben, waaruit simple comme bonjour volgt, dat die bevordering van het nationaal (kapitaal-) belang in verreweg de mééste gevallen gevaarlijk is voor dat der arbeiders.

Dat deze redeneering niet speculatief is, blijkt wel uit het feit, dat alle fascismen van álle landen in de eerste plaats aansturen op een zoo sterk mogelijke weermacht. Mussolini zelf verhovaardigde er zich op, dat hij in den korten tijd zijner regering de luchtvloot gebracht had van een aantal van 85 toestellen op 1900! En dat moet men ook doen wil men 1. de macht met geweld in handen houden wanneer die door een ogenblik volksgunst eenmaal verkregen is (dus tegen den z.g.n. binnenlandse vijand), 2. de bevolking der koloniën er onder houden, want het fascisme is natuurlijk sterk imperialistisch, (dus tegen den kolonialen vijand), 3. tegen de concurrerende andere “beschaafde” staten (tegen de buitenlandse vijand). — Alles alweer precies, maar nu cynisch, open en eerlijk, als de bourgeoisie voorheen altijd deed. Voor de rest beschouwe men de aan ’t begin van dit betoog gegeven internationale voorbeelden.

De belangengemeenschap van kapitaal en arbeid zegt het fascisme ten bate van het vaderland te willen bevorderen. Wat dit zeggen wil blijkt wel in die landen waar het fascisme aan de macht is. De aan het kapitalisme vijandige elementen, de socialisten en revolutionairen, zijn te vuur en te zwaard vervolgd en gekerkerd of vermoord; zij hebben moeten uitwijken of zijn tot transigeren gedwongen[3]; de door dit optreden geïntimideerde kleurloze massa is van hare vakverenigingen beroofd, en zoo is kunstmatig een toestand geschapen, waarin het kapitalisme onbeperkt meester van ’t terrein is, en daar kan dan gevoegelijk, voor het ogenblik althans, van “rust in de bedrijven” gesproken worden. Wie die rust echter anders dan slavernij en dit soort optreden anders dan uitsluitend bevorderen van de belangen der kapitalistische klasse kan noemen, moet wel zeer kortzichtig of zelfs verblind zijn. En nu is het natuurlijk het recht van alles wat bestaat om zich te handhaven, en zoo ook is het zeer te begrijpen, dat het kapitalisme, dat zich door eigen crisis wankelend voelt, zich in het fascisme een nieuwen steun schept, maar ook moet men zien, dat dit fascisme, de diepste geest van 't kapitalisme, zich weet te doen gelden door zich als iets nieuws, zelfs iets ideëels, voor te doen, daardoor de massa misleidt, en uit deze misleide massa de wapens smeedt, waarmede diezelfde massa, eenmaal tot inzicht en bezinning gekomen, er onder gehouden moet worden.

Het fascisme geeft geen oplossing voor de wereldproblemen. Wat het enkel doet, is de aanleidingen scheppen, dat de mensheid nóg eens door de diepste hellekrochten der imperialistische oorlogen heengejaagd wordt, wijl het het oude systeem, dat hiertoe leiden moest, op geraffineerde wijze poogt te reconstrueren. Bovendien is het zelfbedrog. Men póógt misschien eerlijk de rust, den vrede te herwinnen, doch men kan dit niet, men zit. wanneer men het kapitalisme, zoals dit nu is, aanvaardt, onherroepelijk in het raderwerk vast en moet mee, ook naar de afschuwelijkste diepten.

Het fascisme is geen oplossing. Omdat wij dit zien, ook de misleiding zien, waarin de arbeiders opnieuw, na misschien één ogenbliksschemer klaar inzicht, gevangen worden, afgehouden van het zoeken naar nieuwe wegen, — dáárom keren wij ons er tegen in en zeggen: “zie dan toch, dat je opnieuw misleid en bedrogen wordt, — zie, dat het kwakzalversmiddeltje oud is en naar ontbinding riekt, — wees niet traag en verwacht het niet (o, dat is zoo gemakkelijk!) maar weer van een nieuwen leider of sterken man, — vertrouw niet al die schone beloften, van welke zijde ze ook komen, maar durf door moeite en strijd heen je nieuwen weg te zoeken….”

De nieuwe weg. Welke die is? We hebben dat hier niet te behandelen. We hebben thans alléén aan te tonen, dat het fascisme deze weg niet is; dat het fascisme is het oude; dat het fascisme is de geest van dat wat de wereld in zóveel ellende gebracht heeft, en dat we, waar alle eerlijke mensen rusteloos zoeken naar de middelen om de zieke wereld gezond te maken, — door aanvaarding niet verder zouden zijn dan dat wij het hele afzichtelijke proces nóg eens dóór zouden moeten.

Het fascisme is in zoverre inderdaad “nationaal”, dat het zich in de verschillende landen aanpast zoveel mogelijk aan den volksaard. Om succes te hebben, te slagen. Ook hier te lande. Pogingen van aangebrande jongens-aanhangers van ’t fascisme (z.g.n. actualisme) om de Italiaanse methoden van geweld ook hier, op Hollandse leest geschoeid, tegen revolutionairen aan te wenden, werden door de leiding gedementeerd, en hoeveel de Hollandsche fascist dr. Verviers den knuppel een beter argument heeft genoemd dan het woord (meer “doorslaand” is die zeer zeker!) wijst de huidige leiding van ’t actualisme het geweld als strijdmethode voorzichtigjes af, hoewel de mentaliteit, die mij bekende aanhangers van ’t actualisme tot zoodanig maakt, toch wel die van het agressieve is.

Bij de beoordeling van het Hollandse fascisme (alias actualisme) moet theorie èn praktijk van het nog uiteraard jonge “Verbond van Actualisten” beschouwd worden, hoewel daar direct bijgevoegd dient, dat er theorie te over, doch praktijk nog bitter weinig, óók kwalitatief, is.

De theorie van het actualisme vindt men vrijwel verwoord in het “Program van Actie”, eerst kortelings in het actualistisch weekblad De Vaderlander” gepubliceerd.

In het eerste punt van dit pogram, waarin wordt uitgemaakt, wie lid van genoemd Verbond kan zijn, treedt, en dit is grappig, het V.v.A. volkomen historisch-materialistisch op, hoewel aan ’t andere einde beginnend. Het historisch-materialisme immers leert, dat de godsdienst een produkt van de economische ontwikkeling is en verder, dat, hoe meer de arbeider maatschappelijk inzicht heeft, socialistisch geschoold is, hoe godsdienstlozer hij wezen zal. Het V.v.A. nu, dat stelling neemt niet alleen tegen de socialistische, doch ook tegen alle andere “democratische” stromingen, zegt onder z'n vaandel te willen verenigen allen, die van mening zijn, dat de maatschappij en de zeden doordrongen dienen te worden en gedragen door de religieuze gedachte, zoals die voornamelijk belichaamd is in ’t christendom, onverschillig tot welk kerkgenootschap ieder verder behoort. Tot welke kerk of sekte de leden behoren, doet er dus niet toe; als het geloof in den christelijken god er maar is, staat de poort van het V.v.A. open. Dat is duidelijk. Èn historisch-materialistisch. Want als het geloof aan goddelijk gezag eenmaal existeert, is het eenvoudig, daaruit verder de noodzakelijkheid van een aards gezag af te leiden.

Het V.v.A. stelt zich dan ook op het standpunt van versterking van het gezag. En waar het zich keert tégen de democratie, tégen het volksgezag, moet het natuurlijk iets anders, en komt… met iets ouds, wat historisch allang overwonnen is. Het monarchaal gezag moet versterkt, het gezag van 't parlement tot nul gereduceerd, meer plaats moet er komen voor de “sterke mannen”, die, buiten den invloed van het volk zelf, ons, vrijwel onbeperkt, regeren. Kortom, de oude gouden tijd der autocratie wordt aan het publiek als jé ware aangeprezen.

Men knikt soms instemmend, wanneer het vaak corrupte parlementarisme, de budget-bezwarende bureaucratie, de miljoenen-verslindende praatkamer, enz. onder vuur worden genomen. Maar, zoals aan ’t begin van dit betoog reeds gezegd, men late zich niet door deze schijnbare overeenkomst misleiden. Het fascisme, dat zich tegen de democratie keert, is er nog niet aan toe, — de vooruitstrevende mens, die er zich tegen keert, is er over heen. Het is dezelfde overeenkomst als tussen twee mensen, die niet in een stad als bijv. Amsterdam willen gaan wonen: een keuterboertje, die niet z'n negorij uit wil, en de kosmopoliet, die het wereldstadsleven prefereert. Het fascisme is ’t boertje!

Allerlei staatszorg voor ouden van dagen, invaliden, werklozen, toezicht op bedrijven en werktijden, enz., enz. is volgens het V.v.A. uit den boze. Vrijheid in het bedrijf. Gepaard aan de bestrijding van de vakorganisaties betekent dit natuurlijk in de praktijk een terugkeer tot de gezegende tijden van weleer met ongelimiterde werktijd, vrouwen- en kinderarbeid en als gevolg: een neerdrukken van het arbeiderspeil tot den koeliestand. Want ook onderwijs is grotendeels overbodig. Wat? Ontwikkeling? Die is alleen goed en nodig voor de weinige uitverkorenen, die in de toekomst de leiding van ’t economisch leven zullen hebben! Waarlijk, de meest verstokte conservatief kan over dit alles tevreden zijn! Er zullen niet velen gevonden worden die de wereld-toestanden van thans volkomen in den haak vinden. Over de wegen om uit de impasse te komen, lopen de meningen ver uiteen; maar zulk een cynisch-domme streving tot terugkeer naar overwonnen toestanden is toch wel erg lachwekkend!

En wie niet te eten heeft, door werkloosheid of anderszins? Wel, die kan soldaat en matroos worden! Want de weermacht moet uitgebreid, beweert het V.v.A. Indië (en het V.v.A. is wel zoo eerlijk om te erkennen dat er nu maar opgehouden moet worden met praten over zedelijke politiek t.o.v. Indië) moet verdedigd kunnen worden tegen (andere) indringers! “Daar zijn wij kooplui voor”! wordt in één der eerste nummers van “De Vaderlander” gezegd. Jawel. Als die kooplui het dan ook zelf maar doen! Maar het V.v.A. eist algemene weerplicht, het uitkiezen van de “betrouwbare” elementen voor het leger, en de rest, de “onbetrouwbare” dus, betalen een “weerbelasting”. Met recht dus: je geld of je leven!

Wat? Socialisatie, medezeggenschap en andere moderne uitvindsels? Vrijheid in ’t bedrijf. Het enig recht van den arbeider is zijn recht op arbeid… wanneer die er is. En schermend met dit “recht op arbeid” hebben dan de actualisten zich hier te lande gemengd in arbeidskconflicten en hebben getracht enkele stakingen (in Twente, te Amsterdam aan Werkspoor) te breken door het leveren van z.g.n. “werkwilligen” aan de ondernemers. Hier is natuurlijk niets van terecht kunnen komen, want het rechtsgevoel, dat elementair reeds schuilt in een troep bakkeleiende jongens, die weten, dat als twee elkaar in de haren hebben, een derde niet tussenbeide mag komen, is ook in andere vormen in het algemeen ontwikkeld, en het lukte bij die gelegenheden dan ook alleen een aantal paria's bij elkaar te schrapen, die meer dienen moesten om te intimideren, dan om ook maar een onderdeel van een bedrijf op gang te helpen.

Verder heeft de praktische aktie der actualisten zich moeten beperken tot papieren actie ’). Groote, kwasi-gewichtige “proclamaties'’ en verder enige tienduizenden strooi- en scheld-aanplakbiljetjes vormen de muis door den berg gebaard. Echter, “das Geld regiert die Welt”. Van actualisten zelf vernamen wij dat de zaak door sommige leden-industriëlen (immers de belanghebbenden bij al de voorgespiegelde “verbeteringen”) stevig gefinancierd wordt, en ook de opzet van de uitgaven van het V.v.A. laat dit met reden veronderstellen. Onmogelijk is het niet, dat met dit geld, dat voor zulk een doel makkelijk voldoende te krijgen is, een betrouwbare kern, een soort onderkruipers-centrale te formeren is. De tijden zijn slecht. En de politiek van COLIJN helpt misschien een handje. En verder: de materiële steunpunten voor de macht zijn daar in de uiteraard niét vooruitstrevende corporaties als: burgerwacht, vrijwillige landstorm, politie-troepen en marechaussée-corps! Tenslotte: er zijn nog te velen, die geen belang hebben bij vooruitgang, voor wie de oude toestanden behagelijk zijn, als de rottende modderpoel voor de miasmen! In Italië waren dat (en ik ga nu de fascisten citeren)[5]: de “kleurloze middenstof”, — de menschen, die er den last van hadden, als de treinen niet liepen en het licht niet brandde, omdat er staking was; wier fabrieken “bezet” werden; die zuchtten, in hun eigen taal: “Herr ist, wer uns Ruhe schaft”, en Mussolini, die haar de begeerde rust verschafte, als heer erkenden”.

Zie, als het tempo van de ontwikkeling aangegeven moet worden door de “kleurloze middenstof”, — als kunstmatig een voorbije tijd, die alle elementen noodzakelijkerwijs in zich bergt voor herhaling van geleden ellenden, moet gereconstrueerd worden; als men zich niet béter van het barbarisme redden kan, dan door vlucht tot het feodalisme, kan daar enig goeds in te vinden zijn?

Wij menen van niet, zien in het fascisme herrijzen met a. h. w. verjongde kracht het spook van het als kwaad ontmaskerde verleden, dat zich nogmaals in volle kracht wil handhaven en doen gelden. En wij menen van elk weldenkende te mogen vorderen: het zoeken naar niéuwe wegen uit den doolhof van het heden, maar den weg van het fascisme, die nóg dieper in het labyrint leidt, zeer zeker niet te gaan.

Amsterdam, december '24. Henk Eikeboom.

Voetnoten