Inhoud

De kiezersstaking

Door Octave Mirbeau


De kiezersstaking

Er is iets dat me enorm verbaast - ik wil zelfs nog verder gaan en zeggen dat het me verbijstert - dat er nog iemand te vinden is die stemt! En nog wel nu, terwijl ik dit schrijf, in een tijd waarin kennis en wetenschap toch hoogtij vieren, na alles wat men heeft meegemaakt, na die eindeloze reeks schandalen,[l] in ons geliefde Frankrijk ( zoals ze dat in de Commissie voor Rijksbegroting zeggen). Hoe is het mogelijk dat er nog één enkele kiezer te vinden is - zo’n irrationeel, volkomen verdwaasd zielloos wezen, dat eigenlijk niet meer tot de menselijke soort gerekend kan worden - die bereid is zijn bezigheden, zijn dromen of zijn genoegens te onderbreken om op iets of iemand te gaan stemmen. Als je daar even over doordenkt, dan is dat verbazingwekkende verschijnsel toch iets waarop de meest diepzinnige filosofieën geen vat hebben en waar het verstand niet bij kan.

Waar is de Balzac[2] die ons kan vertellen hoe de moderne kiezer in elkaar zit? En waar is de Charcot[3] die ons uitleg kan geven over de fysieke en geestelijke gesteldheid van deze ongeneeslijke gek. We zitten met smart op hem te wachten.

Ik kan me nog voorstellen dat een beurszwendelaar altijd aandeelhouders vindt die hij kan oplichten, dat er altijd mensen zijn die de censuur verdedigen, die dol zijn op operette, of een abonnement nemen op de Staatscourant, dat er altijd schilders te vinden zullen zijn die een schilderij maken van de triomfantelijke, ceremoniële intocht van Camot[4] in een of ander plaatsje in de Languedoc; ik kan me nog voorstellen dat een rijmelaar als Chantavoine[5] het rijmen en dichten niet kan laten; ik kan me van alles voorstellen. Maar dat een parlementslid, een senator, een president, of het maakt niet uit welke van al die potsenmakers die een of andere functie proberen te bemachtigen waarvoor ze gekozen moeten worden, iemand weet te vinden die op hem stemt, zo’n onvoorstelbaar wezen, zo’n ondenkbare martelaar, die hem voedt met zijn eigen brood, hem kleedt met zijn eigen wol, hem vetmest met zijn eigen vlees, hem verrijkt met zijn eigen geld en dat alles met als enige vooruitzicht dat hij in ruil voor al die gulle gaven stokslagen in zijn nek en schoppen tegen zijn achterste kan krijgen, als het tenminste geen kogels in zijn borst zijn- dat gaat toch al behoorlijk verder dan ik had kunnen vermoeden, ondanks de toch al lage dunk die ik tot nog toe had van de dwaasheid van de mensen in het algemeen en van de Fransman in het bijzonder, die dierbare, onuitroeibare dwaasheid van ons, jij grote chauvinist!

Ik heb het hier uiteraard over de kiezer die bewust zijn stem uitbrengt, de overtuigde kiezer die een ideologie aanhangt, over de arme ziel die zich inbeeldt dat hij handelt als vrije burger, blijk geeft van zijn soevereiniteit, uiting geeft aan zijn ideeën en opvattingen en ach wat een wonderlijk en onthutsend waandenkbeeld, dat hij politieke programma’s en maatschappelijke eisen denkt te kunnen realiseren; en ik heb het natuurlijk niet over de kiezer ‘die wel doorheeft hoe de vork in de steel zit’ en het allemaal aan zijn laars lapt, degene die ‘de resultaten van zijn almacht’ alleen maar ziet omdat hij kan deelnemen aan een monarchistisch verkiezingsdiner of een republikeinse slemppartij. Voor hem betekent zijn soevereiniteit niets anders dan dat hij zich kan bezatten op kosten van het algemeen stemrecht. Hij heeft gelijk, want dat is het enige wat voor hem van belang is en met de rest heeft hij niets te maken. Maar de anderen?

Ach ja, de anderen! De serieuze mensen, de puriteinen, degenen de ‘het soevereine volk’ vormen, die door een roes bevangen worden wanneer ze naar zichzelf kijken en tegen zichzelf zeggen: 'Ik ben een kiesgerechtigde!’ Er gebeurt niets zonder dat ik daar zeggenschap in heb, ik ben de grondslag van de moderne maatschappij. Mijn wil maakt dat Floquet[6] wetten opstelt waaraan 36 miljoen mensen zich moeten houden, en dus ook Baudry d’Asson[7] en eveneens Pierre Alype[8]. Hoe is het mogelijk dat er nog dergelijke mensen bestaan? Hoe is het mogelijk dat ze - hoe eigenwijs, hoogmoedig en eigenaardig ze ook mogen zijn - niet al lang de moed verloren hebben en zich gaan generen voor wat ze doen?

Hoe is het mogelijk dat er ook maar ergens, al is het in de verste uithoeken van de achtergebleven gebieden van Bretagne, al is het in de ontoegankelijke holenwoningen in de Cevennen of de Pyreneeën, een brave borst te vinden is die zo stom is, zo achterlijk, zo blind voor alles wat duidelijk zichtbaar is en zo doof voor alles wat duidelijk hoorbaar is, dat hij stemt op een royalistische, een religieuze of een socialistische partij, zonder dat er ook maar iets is dat hem daartoe verplicht, zonder dat hij ervoor betaald krijgt of dronken gevoerd wordt?

Aan welk bizar gevoel, aan welke mysterieuze influistering zou hij gehoor geven, deze denkende tweevoeter van wie beweerd wordt dat hij over een vrije wil beschikt, en die, trots op het recht dat hij heeft en in de vaste overtuiging dat hij een morele plicht vervuld, een stembiljet in een stembus gaat deponeren; op welke naam hij stemt doet er niet toe..? Wat zou hij toch diep in zijn binnenste tegen zichzelf kunnen zeggen om een dergelijke buitensporige handeling te rechtvaardigen of zelfs maar te verklaren? Wat denkt hij ermee te bereiken? Want om bereid te zijn inhalige heersers over zichzelf aan te stellen die hem oplichten en afmaken, moet hij toch wel iets heel bijzonders verwachten, waarvan wij geen idee hebben.

De denkpatronen in zijn hersenen moeten totaal afwijkend zijn, waardoor bij hem de ideeën over een volksvertegenwoordiger gekoppeld zijn aan ideeën over kennis, rechtvaardigheid, toewijding, arbeidzaamheid en rechtschapenheid; waarvoor hem alleen al van de namen ‘Barbé’[9] en ‘Baïhaut’[10], en evenzeer van ‘Rouvier’[11] en ‘Wilson’[12] een bijzondere magie uitgaat en waardoor hij bij de namen ‘Vergom’[13] en ‘Hubbard’[14], als een soort fatamorgana, beloften van toekomstig geluk en een plotseling gevoel van verlichting van de problemen ziet ontluiken en opbloeien.

En wat angstaanjagend is, is dat hij nergens lering uit trekt, niet uit de meest groteske komedies en evenmin uit de meest onheilspellende tragedies, En dat terwijl toch in al die eeuwen dat de wereld bestaat, in de hele reeks van op elkaar gelijkende maatschappijen die tot ontwikkeling komen en weer vergaan, één feit in alle historische beschrijvingen een overheersende plaats inneemt: de hoge heren worden beschermd, de kleine man wordt vermorzeld. Hij kan maar niet tot het inzicht komen dat hij maar één enkel bestaansrecht heeft, en dat is: betalen voor een heleboel zaken waar hij nooit profijt van zal trekken, en sterven voor politiek gekonkel waar hij volledig buiten staat.

Wat doet het hem ertoe of het Jan of Piet is die zijn geld wil hebben en hem zijn leven ontneemt, want hij zal hoe dan ook het ene moeten opgeven en het andere moeten afstaan. Maar nee, zo werkt het niet! Hij heeft zo zijn voorkeuren binnen de groep van degenen die hem beroven en ombrengen en hij stemt voor de meest roofzuchtige en de meest hardvochtige. Hij heeft in het verleden zijn stem uitgebracht, hij zal in de toekomst gaan stemmen, hij zal altijd blijven stemmen.

Schapen gaan naar het slachthuis zonder zich te laten horen, zonder enige hoop en verwachting. Maar zij stemmen in ieder geval niet voor de slachter die hen zal doden en voor de welgestelde burger die hen zal opeten. Mensen die gaan stemmen zijn nog stommer dan stomme beesten en nog lijdzamer dan lijdzame schapen, want zij benoemen zelf hun slachter en kiezen zelf hun welgestelde burger. En om dat recht te veroveren hebben ze hele revoluties ontketend!

Ach brave kiezer, ongekende dwaas, arme stakker, als je je nou eens niet zou laten beetnemen door steeds dezelfde absurde onzin die dag in dag uit voor een stuiver je wordt opgedist door de kranten of het nu grote of kleine kranten zijn, of ze voor de adel, de kerk, de monarchie of de republiek zijn, dat maakt geen enkel verschil. Zij worden betaald om je te grazen te nemen. Als je eens zou ophouden te geloven in de bedrieglijke vleierijen waarmee je ijdelheid gestreeld wordt en waarmee die waardeloze soevereiniteit van je wordt overladen, als je nou eens niet meer, als de onveranderlijke nieuwsgierige passant die je bent, zou blijven stilstaan bij het grove boerenbedrog van programma’s; als je af en toe eens bij de kachel zou gaan lezen in een boek van Schopenhauer[15] of Max Nordau[16], twee filosofen met een groot inzicht in je overheersers en in jou, misschien zou je dan verbazingwekkende, nuttige dingen leren. Misschien zou je daarna ook minder haast hebben je serieuze gezicht op te zetten en je zondagse jas aan te trekken om vervolgens in allerijl naar de dood en verderf brengende stembussen te gaan, waarvan bij voorbaat vaststaat dat je, op wie je ook sterntje stem uitbrengt op je ergste vijand. Zij weten hoe de mensheid in elkaar zit en zij zouden je vertellen dat politiek een gruwelijke leugen is, dat alles wat politiek is indruist tegen het gezonde verstand, tegen recht en rechtvaardigheid, en dat je daar niets mee te maken hebt, omdat jouw lot een onderdeel is van de lotsbestemming van de mensheid als geheel.

Als je wilt kun je daarna dromen van een paradijselijke wereld, vol licht en geur. Over onmogelijke saamhorigheid, een irreëel geluk.

Dromen is goed, dat verzacht het lijden. Maar laat nooit de mens deel uitmaken van je droom, want waar de mens verschijnt, daar is verdriet en pijn, haat en moord. En houdt vooral in gedachten dat de mens die jou vraagt op hem te stemmen alleen al daarom een oneerlijk mens is, want in ruil voor de positie en de rijkdom die jij hem bezorgt, belooft hij je talloze zaken die hij je nooit zal geven, ook al omdat het niet in zijn vermogen ligt ze je te geven.Degene die jij een hoge functie geeft, is niet iemand die jouw ellende, jouw wensen en verlangens, of wat dan ook voor jou op de agenda zet; het enige wat hij naar voren brengt is wat hemzelf na aan het hart ligt, zijn eigen belangen, en die zijn strijdig met de jouwe. En ga je nou niet inbeelden - om jezelf moed in te spreken en gevoelens van hoop te doen oplaaien, want die zouden al snel weer gedoofd kunnen worden - dat het dieptreurige schouwspel datje nu meemaakt eigen is aan een bepaald tijdperk of een bepaald regime, die van voorbijgaande aard zijn. Alle tijdperken en alle regimes hebben je hetzelfde te bieden, helemaal niets. Dus ga naar huis, beste man, en laat dat algemeen kiesrecht voor wat het is. Daar verlies je niets bij, dat garandeer ik je en het zal je een tijdje vermaak bieden. Voor je deur, die gesloten blijft voor degenen die om politieke aalmoezen komen bedelen, kun je staan toekijken hoe het strijdgewoel aan je voorbij trekt, terwijl je zwijgend aan je pijp trekt.

En als er al ergens, op een plek die niemand kent, een oprecht mens zou bestaan die het vermogen zou hebben je leiding te geven en lief te hebben, dan moet je daar geen spijtgevoelens over hebben. Die zou te zeer gehecht zijn aan zijn waardigheid om zich te mengen in de moddersmijterij van de strijd tussen de partijen, die zou te trots zijn om van jou een mandaat te accepteren dat je alleen geeft aan mensen die je met cynische onbeschaamdheid behandelen, die je beledigen en bedriegen.

Zoals ik al zei, beste man, ga naar huis en staak!

28 november 1888

Voetnoten