Inhoud

De kruistocht van Henk Eikeboom

Door Martin Smit


De kruistocht van Henk Eikeboom

Over Henk Eikeboom is weinig geschreven. In het Biografisch Woordenboek Socialisme en Arbeidersbeweging (IISG) wordt hij slechts enkele keren genoemd. Het enige werk van betekenis over zijn leven is de biografie Henk Eikeboom, anarchist van Pszisko Jacobs uit 1986. Veel gegevens in onderstaande biografische schets, zijn dan ook daaraan ontleend. Henk Eikeboom (1898-1945) was geen theoreticus van het anarchisme, geen voorman in de beweging, maar wel een man van agitatie, organisatie en actie. Hij noemde zichzelf sociaal-anarchist, was antimilitarist en bewonderaar van Domela Nieuwenhuis. Hij was dichter, redacteur bij anarchistische bladen, uitgever, vertaler, handelaar in tweedehands boeken en in pornografie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette hij zijn publicatiedrift voort maar hij werd door de Duitsers gearresteerd.

Henk Eikeboom werd geboren in 1898. Zijn vader was koster van de Muiderkerk aan de Linnaeusstraat in Amsterdam en boekbinder. Op de lagere school schreef Eikeboom zijn eerste gedichten en vertoonde hij al zijn opstandige karakter. Hij wilde graag onderwijzer worden, maar bleek later voor het vak volstrekt ongeschikt. Tijdens zijn opleiding tot onderwijzer kwam hij in contact met de Kwekelingen Geheel Onthouders Bond (KGOB) en de Jongelieden Geheel Onthouders Bond (JGOB). Mogelijk maakte hij via die organisaties kennis met het marxisme en de ideeën van de Russische revolutie. Onder invloed van zijn latere vrouw Willy Broekman, ontwikkelde hij zich later meer in de richting van het anarchisme. Hoewel Eikeboom aanvankelijk tegen dienstweigering was, hebben mogelijk de verschrikkingen van de Eerste Wereld oorlog hem tot andere inzichten ge bracht en in 1917 weigerde hij dan ook op te komen voor de landstorm. Bovendien had hij inmiddels kennis gemaakt met het tijdschrift De Wapens Neder van de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging (IAMV). Tussen 26 oktober 1917 en 7 januari 1919 zat hij vast, onder meer in Fort Spijkerboor. Ge durende zijn detentie hield hij een dagboek bij. Op zijn eerste dag in de cel schreef hij: ‘Zo zit ik dan eindelijk opgesloten in een cel (…). Van morgen heb ik geweigerd de militaire uniform (…) aan te trekken. Voor waar een groote misdaad! Ik trek de uniform niet aan omdat ik vrede wil.’

Gegrepen door het anarchisme en het antimilitarisme, nam hij na zijn gevangenisperiode de propaganda voor het anarchisme serieus op. Hij ging schrijven (proza, poëzie en journalistiek werk) onder andere voor De Vrije Socialist, De Wapens Neder en Morgen rood. Van Morgenrood werd hij ook redacteur. Daarnaast hield hij spreekbeurten, en deed hij bestuurswerk in anarchistische organisaties en antimilitaristische kringen. In 1919 werd hij administrateur bij Libertas, de uitgeverij van De Vrije Socialist van Gerhard Rijnders.

Een dienstweigeringswet bestond niet in Nederland. Wanneer in 1921 de dienstweigeraar Herman Groenendaal in hongerstaking gaat om dat te bereiken, wordt de actie breed gesteund. Henk Eikeboom zette zich fanatiek in om geld in te zamelen voor de actie. In dezelfde periode werd hij penningmeester van het landelijk comité van de IAMV. Een van de meest spraakmakende acties waaraan Eikeboom deelnam was de oprichting van de Rapaillepartij. Samen met de dadaïst Anton Bakels en kunstenaar Erich Wichman richtte Eikeboom een politieke partij op, juist om aan te tonen dat het algemeen kiesrecht nergens toe leidt en om de opkomstplicht aan de kaak te stellen. Tevens wilden ze de vraag aan de orde stellen of de massa in Nederland wel een juiste politieke keuze kon maken. Lijsttrekker was de zwerver 'Hadje me-maar', die tot ieders verrassing in de Amsterdamse gemeenteraad werd gekozen. Na één raadsvergadering hief de partij zich op.

In 1923 deed Eikeboom samen met Anton Bakels een poging De Vrije Socialist van Gerhard Rijnders over te nemen, uit onvrede met diens weinig vernieuwende redactiebeleid en de ondoorzichtige exploitatie van diens uitgeverij. Zij wilden het blad zelf gaan uitgeven. Vanuit de beweging kreeg de actie echter nauwelijks steun en Eikeboom was gedwongen zijn activiteiten voor blad en uitgeverij te beëindigen. Eikeboom besloot daarop zelf uitgever te worden. Hij richtte uitgeverij De Fakkel op en publiceerde o.a. de door hem zelf geschreven brochures De anarchist en het huwelijk, Mussolini, een ziektegeval, en Het Rood Blazoen.

Het huwelijk van Eikeboom met Willy Broekman liep stuk. Het uitgeven van Eikeboom was niet alleen een aanslag op het huishoudgeld, maar ook zal het in de praktijk brengen van de door hem gepropageerde vrije liefde, daarbij een rol hebben gespeeld. In 1927 trouwde hij met Annie van Harselaar, met wie hij het poëziebundeltje Bloed ligt op straat publiceerde. Zij verdiende als onderwijzeres het geld voor het gezin. In een poging een einde te maken aan zijn benarde financiële positie, pleegde Eikeboom – ook aanhanger van de neem-en-eet-theorie – een overval op een geldloper in de Amsterdamse Linnaeusstraat (tegenover de kerk waar zijn vader koster was geweest!), waarvoor hij enige tijd later enkele weken in de cel moest doorbrengen.

Hij zette een handeltje in tweedehands boeken op, maar dit was geen succes, totdat hij zich begin jaren dertig op de verkoop van pikante verhalen ging toeleggen, die destijds als pornografie golden. De verdiensten waren zo goed dat Eikeboom een tweede huis, in ’s Graveland, kon betrekken.

Eikeboom bleef in die jaren schrijven en publiceerde onder andere in De Wapens Neder, De Vrijdenker en De Transport­arbeider en hij werd redacteur van De Arbeider. In 1935 verscheen zijn boek Kruistochten (bij Uitgeverij De Jongh), korte prozastukken van hem zelf, aangevuld met korte beschouwingen van onder anderen Rudolf Rocker en J.H. Mackay. Eikeboom was in de jaren na 1933 bijzonder actief, ongetwijfeld vanwege de politieke ontwikkelingen die hem bezig hielden. Hij ging weer spreekbeurten geven en ging op openbare avonden debatten aan met fascisten, onder andere met Arnold Meyer van Zwart Front. Hij zat kort vast voor de verspreiding van opruiende geschriften, stichtte in de Turfsteeg in Amsterdam het Erich Mühsamhuis, een anarchistisch vergader lokaal en in 1936 organiseerde hij een protestmars tegen de gevangenisomstandigheden van Nederlandse dienst weigeraars. Ook was hij betrokken bij de begin jaren dertig heropgerichtte Sociaal Anarchistische Actie (SAA), die protestacties en cursussen organiseerde en brochures verspreidde. Vanuit de SAA ontwikkelde zich in 1935 de VAU, de Vereniging Anarchistische Uitgeverij waarin Eikeboom een vooraanstaande rol speelt. De VAU gaf o.a. zijn vertalingen uit van Rudolf Rocker, Achter prikkeldraad en tralies; Peter Arshinov, Geschiedenis der Machnobeweging en Nationalisme en cultuur van[Rudolf Rocker, waarvan het manuscript door Anton Bakels uit Duitsland naar Nederland was gesmokkeld.

Na een aantal interne conflicten verdween Eikeboom noodgedwongen uit de VAU en startte vervolgens zijn eigen anarchistische uitgeverij. Bovendien diende hij in 1938 zijn redacteurschap van De Arbeider op te geven omdat hij niet in staat bleek twistgeschrijf buiten de krant te houden. Ook binnen de SAA moest Eikeboom verstek laten gaan vanwege interne conflicten. Zijn rol in de anarchistische beweging was uitgespeeld. Hij bleef echter schrijven en publiceren: brochures, poëzie en journalistieke bijdragen voor het tijdschrift Naar de Vrijheid en soms voor De Vrije Socialist.

Van de in 1939 toegenomen oorlogsdreiging, leek Eikeboom zich niet veel aan te trekken. Afwachtend, schouderophalend bijna, volgde hij de gebeurtenissen. Anarchisten zijn tegen iedere oorlog, dus ook tegen deze, zo betoog de hij. Deze strijd is niet de onze, was zijn redenering. Wel werkte hij met zijn anti-militaristische gedicht ‘Als de klok klept’ nog mee aan de uitgave Schrijvers getuigen tegen oorlog en militarisme, een initiatief van de Jongeren Vredes Actie, waarin een zestigtal schrijvers protesteerden tegen de oorlog, onder wie Theun de Vries, Jef Last, Henriette Roland Holst, A. den Doolaard, E. du Perron, Simon Vestdijk en Fedde Schurer. In een exemplaar dat hij zijn vriend Jo Moens cadeau deed schreef hij: ‘“Want schoner is ’t, ook zonder hoop te strijden, Dan zuchtend smaad te drinken uit de bron, Wier weeë walg de duizenden beschreiden…” (…) 10/11/ 39 van Henk Eikeboom, op een brandend uur in onze geschiedenis.’

Ook na de Duitse inval in Nederland, bleef hij zijn boekwinkeltje voortzetten. Daarnaast schreef hij artikelen die hij zelf stencilde, bundelde of niette, en verspreidde onder vrienden, kennissen en geestverwanten. De inhoud van deze titelloze bundelingen is niet meer te achterhalen. Jacobs meldt niets over de inhoud en blijkbaar zijn er geen exemplaren bewaard gebleven. Het zullen teksten tegen de bezetter geweest zijn – mogelijk ook propaganda voor het anarchisme – want vrienden van Eikeboom bestempelen ze later als ‘illegaal drukwerk’. Waarschijnlijk werkte Eikeboom ook vanaf het begin mee aan de socialistische verzetsgroep De Vonk, die een gelijknamig blad uitgaf. Medeoprichter van De Vonk Tom Rot werkte in drukkerij De Ploeg en verzorgde soms uitgaven van de VAU. Mogelijk berichtte Eikeboom in De Vonk over de februaristaking (1941).

Mogelijk was de bezetter op de hoogte van Eikebooms activiteiten, maar vooralsnog kon hij zijn gang gaan.

In 1941 dook hij onder toen hij via via vernam dat hij op een lijst van te arresteren communisten stond (voor de Duitsers was er geen onderscheid tussen communisten en anarchisten, het waren immers allemaal potentiële verzetsstrijders) – dit als gevolg van de Duitse inval in de Sovjet-Unie. Dat zijn naam voorkwam op deze lijst hoeft niet direct te maken te hebben met zijn illegale activiteiten, zo schrijft Jacobs, maar mogelijk meer met het potentiële gevaar dat de Duitsers in hem zagen. Al vóór de oorlog kwam zijn naam voor in de archieven van de Centrale Inlichtingen Dienst (de latere BVD), gegevens waarover de Duitsers natuurlijk beschikten. De politie deed een inval in zijn woning. Nog net op tijd wist Henks vrouw de ledenlijsten van de VAU te verstoppen en later te vernietigen. Henk had toen al onder een andere naam, bij een kennis een kamer gehuurd in Den Haag.

Eikebooms activiteiten in de oorlog verschilden weinig van die ervoor. Hij bleef zijn stencils schrijven en publiceren. Zijn gedrag en houding ten opzichte van autoriteiten, wijzigde zich nauwelijks. De ene machthebber was vervangen door de andere, zo moet hij geredeneerd hebben. Vandaar mogelijk zijn wat laconieke en vaak onvoorzichtige houding in die dagen. Wellicht dacht hij dat het met de repressie wel mee zou vallen. Ondanks dat hij ondergedoken zat, zocht hij gewoon zijn moeder in Baarn op. Ook onderhield hij relaties met verschillende vrouwen, met wie hij soms via contactadvertenties kennismaakte. Tegen kennissen schepte hij soms een beetje op over illegaal werk dat hij zou verrichtten, al kreeg niemand er hoogte van, wat dat dan precies was. Sommigen zullen zijn stencils hebben ontvangen. Op zijn onderduikadres slingerden overal papieren.

In december 1941 werd hij door de Duitsers opgepakt. Naar alle waarschijnlijkheid is hij verraden, maar onbekend is door wie. Jacobs suggereert dat hierbij mogelijk een vrouw in het spel was. Eikeboom zat eerst vast in de gevangenis in Scheveningen, later werd hij overgebracht naar kamp Amersfoort. Daar is hij diverse malen vreselijk geslagen, mogelijk omdat hij het kampregelement had overtreden. In maart 1943 werd hij overgeplaatst naar kamp Vught, waar hij een baantje in de drukkerij kreeg. Het verhaal gaat dat Eikeboom in Vught een boek heeft geschreven, wat naar buiten gesmokkeld zou zijn, maar bewijs daarvoor ontbreekt.

In Vught ging zijn conditie sterk achteruit. Na 'Dolle Dinsdag' werd Henk Eikeboom op transport gesteld naar Duitsland. Hij belandde in kamp Rotenburg, een onderafdeling van het concentratiekamp Neuengamme. De preciese omstandigheden van zijn dood zijn onduidelijk. Zeker is dat hij verschrikkelijke tijden beleefd moet hebben: honger, dorst, kou, slaag van bewakers. Lijdend aan tyfus en vermoedelijk na een dodenmars van gevangenen van Rotenburg naar kamp Sandbostel, is hij op 11 mei 1945 overleden.

Bronnen