Inhoud

De politieke actualiteit van het anarchisme

Door Rudolf de Jong

Een enigszins bewerkte tekst van een lezing voor een Studium Generale van de Katholieke Hogeschool in Tilburg, winter 1975-1976.

Na een periode van spontaan beleefd anarchisme in de 60er Jaren gevolgd door een tijd van meer ondergrondse belangstelling en op de voorgrond tredende minachting ervoor zit het anarchisme nu weer enige tijd in de lift, wat zich o.a. uit in reeksen Studium Generale cursussen. Een van de eerste daarvan werd georganiseerd door het Studium Generale van de Katholieke Hogeschool in Tilburg. Daarvoor werden o.a. uitgenodigd de bijna klassieke Nederlandse sprekers over het anarchisme Anton Constandse, Arthur Lehning en Rudolf de Jong. Met de reserve dat zij bepaald niet de zich in tijdschriften, bijeenkomsten en groepen manifesterende huidige Nederlandse anarchistische beweging vertegenwoordigen zijn zij door hun jarenlange bemoeienis met het onderwerp en misschien juist door hun afstand van deze praktijk bij uitstek aangewezen om anarchistische grondgedachten en grondtendensen naar voren te halen.

Anton Constandse behandelt het politieke en filosofische karakter van het anarchisme, Arthur Lehning spreekt over de bruisende, inspirerende reus die de Rus Michael Bakoenin was, en Rudolf de Jong gaat in op de politieke actualiteit van het anarchisme.


De politieke actualiteit van het anarchisme

Ik ben aangezocht om te spreken over de politieke actualiteit van het anarchisme. Nu heeft u bij de vorige lezingen waarschijnlijk al gehoord dat het anarchisme op nogal gespannen voet staat met de formele politiek. Misschien is het beter om te spreken van de actualiteit van het anarchisme. U heeft echter een spreker uitgenodigd die als historicus werkzaam is. En actualiteit is natuurlijk iets waar een historicus op gedrukt moet worden. Zodra ik de vrijheid krijg om zelf te spreken (wat ik dus nu drie kwartier heb) grijp je als historicus meteen weer naar de geschiedenis. Ik zal het in ieder geval hebben over het anarchisme, dat beloof ik u. Om dan maar meteen met iets historisch te beginnen: één van de belangrijkste boeken die vroeger verschenen zijn over het socialisme, is De Socialisten van H.P.G. Quack[1]. Quack was president van de Nederlandse Bank en had dat baantje aangenomen om meer tijd te hebben zich aan de studie van het socialisme te wijden. Hij heeft een hoofdstuk geschreven over de anarchist Proudhon. Quack begint dit hoofdstuk met te vertellen dat het socialisme in de tijd van Proudhon, omstreeks 1840-1850, zich langzamerhand begon uit te kristalliseren uit allerlei wilde en minder wilde denkbeelden en er een soort van algemene opinie was ontstaan dat het socialisme zou leiden tot een centraal georganiseerde, vanuit een centraal punt geleide maatschappij, waarbij de beslissingen in één hand zouden liggen, althans in één centrum. Quack vervolgt dan dat er toen uit het kamp van het socialisme zelf een geweldige stem kwam, die tegen dat alles nee riep. Ik geloof dat dit één van de nog steeds actuele en belangrijke aspecten van het anarchisme is: de stem die nee zegt en uit het kamp van het socialisme zelf komt. Een kritiek, een permanente kritiek op allerlei andere socialisten, met name op alle vormen van autoritair socialisme.

Ik geloof zelfs dat je kan zeggen dat wanneer het anarchisme in bepaalde perioden verdwijnt, dat dan ook het hele socialisme nog maar nauwelijks aanwezig is, of voor zover nog aanwezig is, in een zodanig verminkte vorm dat het niets meer te maken heeft met de grondgedachten, de ideeën en de idealen die alle grondleggers van het socialisme voor ogen stonden. Ik denk met name aan Rusland onder Lenin en Stalin en ook aan het tijdperk van de koude oorlog, toen er allerlei bewegingen, partijen en staten waren die zich socialistisch noemden, maar die eigenlijk helemaal niets meer te zien gaven van die gedachte van het socialisme als een maatschappij waarin werkelijk een stuk economische en sociale gelijkheid zou bestaan. In die tijden zie je ook dat het anarchisme vrijwel verdwenen is, alleen nog wat voortwoekert, bij historici of in heel kleine blaadjes van oude bewegingen, onder invloed van en door oude mensen volgeschreven. Maar zodra het socialisme weer interessant wordt zie je tegelijkertijd dat die anarchistische tendens binnen het socialisme weer naar voren komt en weer actueel wordt. Een recent boek over het anarchisme heet dan ook L'increvable anarchie[2], het anarchisme dat niet creperen wil, dat constant aanwezig is waar het socialisme tot ontplooiing komt, als die permanente kritiek, ook op het socialisme, en als een poging om dat socialisme anti-autoritair te maken. Die fundamentele kritiek op elke autoritaire opvatting, en dus niet alleen kritiek op bijvoorbeeld de autoritaire trekken in godsdienst en kerk, niet alleen de kritiek op het autoritaire karakter van de eigendom (omdat de ene mens het wel heeft en de ander niet, waardoor de ene mens macht heeft over de ander), maar een veel verdergaande kritiek op alle vormen van autoriteit.

Anti-autoritaire stromingen zijn vandaag de dag bijzonder in de mode: de Franse Mei Revolutie van 1968 was vooral in zijn aanzetten een totale uitbarsting van anti-autoritaire vormen, waarbij niet alleen de bestaande Franse maatschappij van de Gaulle volkomen aan mootjes werd gehakt, maar waarbij ook de bestaande oppositie tegen de Gaulle, van de communistische partij, van de socialistische partij, en van de links-socialisten in Frankrijk en van maoïsten en trotskisten, volkomen van de kaart werd geveegd en men alle vormen van autoriteit overboord wenste te gooien. Ni Dieu, ni Maître, geen god, geen meester, is de oude leuze van veel anarchisten geweest en vandaag de dag kom je anarchistische posters tegen met de opvatting 'Ni Dieu, ni Castro, ni Mao'. Het gaat niet alleen tegen de personen Castro en Mao, hun ideologieën en de positie die ze innemen. Het gaat ook tegen allerlei begrippen en opvattingen die door de socialisten min of meer als vanzelfsprekend zijn aangenomen. De opvatting dat de partij (welke dan ook) een soort vanzelfsprekendheid is. De opvatting dat het proletariaat het socialisme moet brengen. Het is een nieuwe vorm van autoritair denken om aan begrippen als partij, klasse, proletariaat, etc. zoveel waarde te hechten.

Arthur Lehning heeft vorige week ongetwijfeld de anarchistische kritiek op het marxisme al behandeld. De anarchistische opvatting dat marxistische en andere autoritair socialistische bewegingen zich zouden ontwikkelen tot nieuwe vormen van heer schappij. Tot een nieuwe heersende klasse. Om de beroemde woorden van Bakoenin (die men in de anarchistische geschriften in de loop van de laatste eeuw bijna tot vervelends toe ziet geciteerd) weer te geven: het socialisme van Marx brengt een maatschappij waarin niet de arbeiders aan de macht zijn, maar waarin ex-arbeiders aan de macht zijn, die, als ze eenmaal de macht in handen hebben, een nieuwe heersende klasse zullen vormen en een nog zwaardere dictatuur zullen invoeren dan de dictatuur van het kapitaal in de kapitalistische maatschappij. Ik geloof dat dit nog steeds een van de meest actuele aspecten is van het hele anarchistische denken. Het verzet tegen dié constante tendens in veel vormen van socialisme om een partij aan de macht te helpen en daarbij een kader binnen die partij in het leven te roepen dat het voor het zeggen heeft en dat na een revolutie of nadat men een stuk van de macht in handen heeft gekregen, meer is dan de gewone mensen. De gedachte aan een voorhoede zoals die op het ogenblik leeft bij veel links-marxistische groeperingen, is, ik zou bijna zeggen, totaal taboe, in ieder geval totaal in strijd met de anarchistische opvattingen. De anarchisten zien natuurlijk wel dat bepaalde mensen actiever zijn dan anderen, in de praktische strijd vooraan gaan, meer het vertrouwen hebben, als het ware de natuurlijke leiders zijn in een bepaalde reële strijd en ook een grote rol spelen in organisaties, enz. enz. Maar het anarchisme verwerpt de opvattingen dat degenen die, omdat ze een rol hebben gespeeld in de strijd,na een succes van die strijd het recht zouden hebben om dan maar verder de zaken in handen te nemen en te leiden. Ik zal u dat illustreren aan de hand van een anekdote uit de Spaanse Burgeroorlog die ik eens gehoord heb. Er was toen een vergaande sociale revolutie aan de gang en op een gegeven moment vond er een grote meeting plaats. Er kwam een anarchist binnen die een dergelijke vooraanstaande rol had gespeeld en hij ging ergens achter in de zaal zitten. De anderen zeiden daarop dat hij naar het podium moest komen omdat hij zo belangrijk was geweest voor de revolutie, dat hij als het ware de revolutie was. Waarop hij nee zei en opmerkte dat juist het feit dat hij nu achteraan ging zitten de revolutie was. Het feit dat hij nu geen rol van betekenis meer hoefde te spelen, dat het door de mensen zelf gedaan werd was voor hem een bewijs dat er een revolutie aan de gang was.

Je zou het ook kunnen vergelijken met een anti-autoritaire opvoeding. Het feit dat je kinderen opvoedt, dat je kinderen probeert tot volwaardige grote mensen op te voeden, impliceert dat je ervan afziet om die kinderen later, als ze eenmaal volwassen zijn geworden, nog op de een of andere mogelijke manier autoritair te beïnvloeden. Het impliceert ook dat je afziet van het koesteren van bepaalde verwachtingen, die je van die kinderen misschien graag gehad hebt. Het feit van het volwassen worden is eigenlijk ook een zich emanciperen van alle verwachtingen die ouders eventueel in je geïnvesteerd hebben. Ik geloof dat het ook voor het socialisme geldt. (Deze vergelijking gaat natuurlijk een beetje mank omdat je in de maatschappij niet zoals in het gezin werkelijk met kinderen te maken hebt.)

In de praktijk van de marxistische staten en de marxistische partijen is de bakoenistische kritiek op Marx althans in één land op een bepaald moment overgenomen, namelijk in China tijdens de Culturele Revolutie. Toen is uitgesproken dat de revolutie niet ten einde was gekomen met het aan de macht komen van die partij. Niet tot een einde gekomen in die zin dat na het aan de macht komen van de communistische partij in China er een nieuwe heersende klasse dreigde te ontstaan of zelfs was ontstaan. En dat was nu juist het centrale punt van kritiek van Bakoenin op Marx. Als je die kritiek in marxistische termen stelt kun je zeggen dat Bakoenin indertijd heeft gezegd dat er na een revolutie waarbij een marxistische partij aan de macht zou komen, antagonistische contradicties, vijandige tegenstellingen, zouden blijven bestaan. Met de Culturele Revolutie is dat ook met zoveel woorden erkend. Dat de Culturele Revolutie heeft plaatsgehad is voor mij een teken dat ook in een land als China, waar de ontwikkeling toch zoveel anders is gelopen dan in Rusland, het anarchisme een bepaalde actualiteit in zich heeft. Dat de Culturele Revolutie (die op zichzelf niet anarchistisch was) min of meer op dood spoor is gekomen en dat de autoritaire vormen zich in China hersteld hebben is eigenlijk een bewijs temeer van deze opvattingen. Ik geloof dat je kunt constateren dat in allerlei landen waar marxistische of zich marxistisch noemende partijen aan de macht zijn, deze spanning bestaat tussen enerzijds een partij die zich autoritair gaat gedragen (een nieuwe klasse wordt) en anderzijds het besef van vooral idealistische figuren binnen de marxistische wereld in die landen om van die nieuwe autoritaire structuur af te komen. Je ziet of zag het bijvoorbeeld in Joegoslavië, waar die spanning ontstond tussen het marxisme aan de macht en de constatering dat men een autoritair regime werd. Een tijdlang probeerde men dit op te lossen met arbeidersraden, die op zichzelf ook veel dichter bij het anarchistische denken staan dan bij het traditionele marxistische denken. Men heeft nu toch door dat men er eenvoudig niet helemaal uitkomt.

Alle socialistische en volksrevoluties die zich voltrokken hebben, begonnen op een min of meer anarchistische wijze. Voor de Russische Revolutie is dat heel duidelijk. Lenin heeft het zelf ook uitgesproken in zijn geschrift 'Staat en Revolutie', geschreven in 1917 tijdens de revolutie. Wat Lenin met de sovjets gedaan heeft (die helemaal in het denkpatroon van het anarchisme lagen), was als het ware deze nieuwe revolutie-organen te veroveren en daarna te vernietigen. De revolutie werd vervangen door een nieuw machtspatroon van de communistische partij en de dictatuur van de staat. Alleen de partij heeft invloed op het staatsapparaat en het staatsapparaat is op zichzelf een zeer zelfstandige factor in die maatschappij geworden. Van de oorspronkelijke socialistische idealen is niets meer terecht gekomen.

Wellicht kan je het ook voor Portugal stellen. Een land waar ik eerlijk gezegd niet zo erg veel van af weet en waarvan de berichtgeving ook betrekkelijk moeilijk te doorgronden is. De kritiek die je hoort van mensen die in Portugal zijn geweest, is altijd dat wat je in de berichtgeving leest, of dat nu linkse of rechtse berichtgeving is, bijzonder slecht is. Als je door een min of meer anarchistische bril kijkt naar wat er in Portugal gebeurt kun je een paar interessante dingen zien. In de eerste plaats is naar mijn mening de rol van alle politieke partijen in Portugal zeer betrekkelijk. Wat zich in Portugal aan de basis afspeelt gaat veel verder, is veel interessanter en vaak ook veel origineler dan allerlei programma’s, allerlei plannen van de politieke partijen en van de regering. Ik denk zelfs dat die partijstrijd in Portugal misschien niet eens zo ongunstig is voor de hele ontwikkeling in Portugal. Door een anarchistische bril bekeken kun je zeggen dat de partijstrijd tussen aan de ene kant duidelijk communistisch georiënteerde groeperingen (op het ogenblik verbonden met links-marxistische groepen) en aan de andere kant die zeer gematigde reformistische sociaaldemocratie (verbonden met de nog veel meer gematigde liberale groeperingen en partijen), meer een strijd is om de controle over de macht dan een strijd om de basis verder te stimuleren om zelf aan de slag te gaan. Toen de communisten onder de vorige regering nog een grote invloed hadden waren al hun propaganda en slogans erop gericht om de zaak van bovenaf onder controle te krijgen. Er waren allemaal oproepen tot discipline, tot eenheid, tot een zekere centralisatie van de beslissing smacht. En het programma waar nu de socialisten mee komen, is in wezen hetzelfde, het zijn alleen andere uitvoerders. Voor marxistisch georiënteerde mensen is het natuurlijk heel belangrijk te zeggen dat het programma van de een heel verschillend is van het programma van de ander. Maar als je op het standpunt gaat staan dat het programma minder belangrijk is dan wat er in feite aan de basis gebeurt doen die programma’s er sowieso minder toe. Wat voor mij in de berichtgeving het interessantst is, zijn de dingen die je helemaal onderaan de berichten leest, of in de kleine lettertjes; namelijk dat elke keer als de regering in Portugal - welke dan ook - probeert de zaken stevig in handen te krijgen dat mislukt vanwege verzet aan de basis. Bijvoorbeeld de poging om de wapens die zich onder de bevolking bevinden weer terug te krijgen bij de officiële organen van de regering, hetgeen mislukte omdat groeperingen binnen het volk zichzelf willen bewapenen, want ze hebben te weinig vertrouwen in de politiek van welke regering dan ook. Ook de pogingen om de vakbeweging in handen te krijgen en te centraliseren, hetgeen de communisten wilden, mislukten. Allerlei vakbeweging en, vakorganisaties en fabrieken hebben stakingen en bedrijfsbezettingen uitgevoerd en ten dele gewonnen waar de communisten, toen ze nog dicht bij het vuur van de macht zaten, helemaal niet happy mee waren.

In het verleden heb je hetzelfde soort processen gehad met andere partijen en andere personen en de geschiedschrijving van het anarchisme over revoluties in het verleden heeft ook altijd naar dit soort zaken gekeken. Er is een heel beroemd boek van Kropotkin met een zware kritiek op alle linkse en rechtse partijen binnen de Franse Revolutie. Dus niet alleen de kritiek die je kan verwachten van een socialist op de monarchisten en op de gematigden in de Franse Revolutie, niet alleen een kritiek op de reactie, op de afloop van de Franse Revolutie, maar ook een kritiek op de girondijnen[3] en vooral ook op de jacobijnen. Deze laatsten vertegenwoordigen in de officiële geschiedschrijving de ultra-linkse groepering. Kropotkin komt daar tegenover met de opvatting, die hij tot op bepaalde hoogte duidelijk weet aan te tonen, dat de Franse Revolutie in feite steeds werd voortgestuwd vanuit de basis, vanuit hetgeen zich onder het volk afspeelde, en dat niet allerlei politieke partijen de revolutie voortstuwden.

Met het noemen van Portugal is ook wel duidelijk dat anarchisten helemaal niet zo gelukkig zijn met allerlei opvattingen over eenheid die in linkse groeperingen altijd opgeld doen maar gebruikt word en om de zaken naar eigen hand te zetten. De eenheidsleus wordt eigenlijk altijd in dienst gezet van dit laatste streven. Vandaag de dag zie je dat bijvoorbeeld in Spanje, waar de communisten erg hun best doen om een soort eenheidsbeweging in het leven te roepen, zowel in de vakbeweging als in de oppositie. Maar het is duidelijk een pogen om die eenheid tevens onder controle te krijgen en te gebruiken als instrument om de eigen opvattingen door te zetten met uitsluiting van de opvattingen van anderen.

Tegenover de conceptie van een eenheid die gecontroleerd wordt, staan de anarchisten met hun conceptie van solidariteit, het onderling steun verlenen in de reële strijd. Een solidariteit die in het verleden bij de anarchisten een grote rol heeft gespeeld, ook in het scheppen van eenheid. In Spanje heeft die gedachte van de solidariteit altijd gewerkt als een soort cement tussen de onafhankelijke en autonome groeperingen.

De belangrijkste stakingen in de grote historische tijd van het Spaanse anarchisme waren solidariteitsstakingen. Het waren ook vaak solidariteitsstakingen om gevangenen vrij te krijgen en naast stakingen waren er andere vormen van solidariteitsacties, zoals boycot van producten van fabrieken waar gestaakt werd of waar de economische repressie bijzonder sterk was. Ook in ons eigen land hebben solidariteitsstakingen een grote rol gespeeld. De grote werkstaking in 1903 ontstond uit een betrekkelijk kleine staking in de haven, die zich snel ontwikkelde op grond van de solidariteit. Andere arbeiders weigerden toen om besmet werk uit te voeren, besmette goederen, afkomstig van bedrijven in de haven waar gestaakt werd, te vervoeren.

Die solidariteit, die zich dus direct baseert op de strijd, is een van de belangrijkste en nog steeds een van de meest actuele concepties van het anarchisme. Je kunt zeggen dat allerlei acties die nu gevoerd worden en waarbij de solidariteit de grondslag is, acties zijn die helemaal liggen binnen de lijn van het anarchisme, hoewel ze uitgevoerd worden door mensen die zich niet verwant voelen aan anarchistische ideologieën.

Denkt u maar aan de grote solidariteitscomités op internationaal gebied die we in Nederland gehad hebben en die nog actief zijn, zoals het Angola Komitee en het Medisch Komitee Nederland Vietnam. Een concreet stuk internationale solidariteit, dat uitgevoerd is door iedereen die daaraan wilde meedoen. Die comités hebben ook altijd zorgvuldig ervoor opgepast dat ze niet gecontroleerd zouden worden door de een of andere politieke partij of ideologie. Deze comités zijn totaal niet te annexeren door welke anarchistische beweging dan ook, maar het feit dat deze comités kunnen werken en zo'n weerklank hebben, is voor mij een bewijs dat de min of meer anarchistische opvattingen over hoe men te werk moet gaan een grote actualiteit hebben.

En daarmee kom ik überhaupt op de strijdwijze van het anarchisme. U weet misschien dat de grote kritiek op het anarchisme tegenwoordig, en ook in het verleden, is dat de anarchisten wel grote kritiek hebben op de gevaren die partij- en machtsvorming met zich meebrengen maar dat we nu eenmaal in een maatschappij leven waarin die machtsvorming aanwezig is. Wil je die maatschappij veranderen dan moet je je realiseren dat dat niet mogelijk is zonder zelf tot machtsvorming over te gaan; hetzij via een politieke partij, hetzij via een betrekkelijk straf georganiseerde vakbeweging, hetzij op een andere manier. Je kunt echter het probleem van de machtsvorming op grondslag van de bestaande organisatiepatronen niet helemaal uitsluiten in de socialistische strijd. Wat hebben de anarchisten daarop nu te zeggen?

Ik moet weer even teruggrijpen op de geschiedenis. De anarchistische organisatievormen in het verleden hadden min of meer de vorm van de guerrilla, van de partizanenstrijd. Marxisten hadden in hun organisaties min of meer de vorm van het geregelde leger. De strijd van het revolutionair syndicalisme, van de anarchistische vakbeweging, was een soort guerrillastrijd. Overal kleine en zoveel mogelijk stakingen, aan de basis, niet van bovenaf georganiseerd door een machtige vakbeweging. Bepaald niet georganiseerd op de wijze van de laatste grote vakbewegingsstrijd in Nederland (de metaal in 1973), waarbij centraal werd beslist om nu hier een paar uur te staken, dan daar een dag, enz. Naar de vorm leek dat misschien een beetje op guerrilla, omdat het telkens kleine prikacties waren en niet een totale algemene staking. Er werd echter steeds van bovenaf gezegd wat men moest doen en wanneer. Dat is mijns inziens niet de gedachte van de guerrilla, waar telkens aan de basis de mensen zelf tot actie overgaan. Die gedachte aan guerrilla is op het ogenblik bijzonder populair en actueel, maar wordt vaak te veel verbonden aan vormen van geweld. Ik zou het eerder willen verbinden aan allerlei vormen van directe actie, een begrip dat tegenwoordig bijzonder actueel is.

Toen men in Nederland voor de eerste keer begon met een vorm van directe actie (de bezettingen van universiteiten) was het land bijna te klein om tegen zo'n schandelijk optreden te protesteren. Men sprak van fascisme,enz. Men had het maar te doen via de gebaande kanalen, via de daarvoor aangewezen democratische vormen, enz. Sindsdien is de directe actie veel meer een dagelijkse vorm geworden in de sociale strijd in Nederland en zie je ook alweer de tendens om de directe actie heel kritisch te gaan bekijken.

Tegenwoordig heerst de opvatting dat alles wat met de straat opgaan en manifestaties te maken heeft directe actie is, terwijl het in feite veel meer het uitoefenen van pressure - druk - is op de bestaande structuren. Als je massaal optrekt naar Den Haag om de regering iets te vragen of af te dwingen verwacht je van die regering dat ze toch weer de bestaande kanalen gebruikt en het op de politieke manier uitvoert. De regering moet het doen! Dat is volgens mij niet de werkelijke directe actie die de anarchisten in het verleden voor ogen stond en die mij nu nog voor ogen staat als ik spreek van directe actie. Directe actie zou ik tegenover indirecte actie willen stellen, een strijdvorm waarbij men probeert via een politieke partij, het parlement en een staat hervormingen af te dwingen. Men doet het niet zelf op de plaats waar de dingen gebeuren, maar via wetgeving, via besluitvorming op een heel andere plaats en via besluitvorming die de macht achter zich heeft, de macht om het eventueel met geweld af te dwingen via politie en justitie of desnoods het leger. Volgens mij is directe actie het aan de slag gaan in je directe situatie, dus in je werk-, woon- en leefsituatie.

Dan zie je echter al meteen een van de grote problemen waar iedereen die zich bezighoudt met anti-autoritaire strijdwijzen, mee zit. Namelijk dat je geconfronteerd wordt met het feit dat de beslissingen al genomen zijn voor ze bij de mensen bekend worden. In elk dorp, hoe klein ook, ontdek je dat er al plannen liggen; er zijn in het verleden al besluiten genomen en nu moeten er nieuwe besluiten genomen worden; neem je die anders dan eigenlijk voorondersteld werd, dan verliezen de besluiten uit het verleden hun betekenis. Een groot probleem is daarom op het ogenblik het doorzichtig maken van de besluitvorming in de maatschappij. Dat is ook een van de dingen die erg actueel zijn.

Ik noemde guerrilla en ik denk dat die in onze maatschappij bijzonder actueel is. De meeste socialisten zagen' vroeger de bestaande maatschappij als een maatschappij die via een revolutie vroeg of laat moest verdwijnen, en zij zagen die revolutie als betrekkelijk gewelddadig. Maar in ieder geval zagen zij de bestaande maatschappij als veel minder soepel, veel minder dynamisch dan ze in de praktijk in onze westerse samenleving is geweest. Wat we in de afgelopen 100 jaar in de praktijk gezien hebben is een kapitalistische maatschappij die veel beter in staat is geweest om de kritiek van de socialistische vijand in te kapselen en te gebruiken om zichzelf in stand te houden dan zowel door de toenmalige verdedigers als bestrijders van het kapitalisme voorzien is.

Je hebt het kunnen zien aan de sociaaldemocratie, de vakbewegingen en zelfs aan allerlei stakingsacties. De stakingsacties behoren nu tot de kapitalistische maatschappij, zijn als het ware een middel om de maatschappij in stand te houden; hetzelfde geldt voor het algemeen kiesrecht, dat indertijd gezien werd als hèt middel om het kapitalisme uit het zadel te wippen. Je hebt het gezien in de sterke politieke partijvorming; je hebt het zelfs gezien in de poging van alle socialisten om een eigen socialistische cultuur op te bouwen, die tegenover de bestaande bourgeoiscultuur stond. Na een tijdje werd de arbeiderscultuur je-van-het voor allerlei kinderen van de bourgeoisie. Dat is een proces dat zich nog steeds afspeelt, dat weer terugkomt; met gejuich worden allerlei oude vormen van de arbeiderscultuur uit de dertiger jaren ingehaald, niet alleen door de socialistische beweging zelf, ook door allerlei mensen die meer tot de bourgeoisie behoren. Je hebt het ook gezien bij de communistische partijen die een tijdlang revolutionair zijn geweest. Mijns inziens betrekkelijk kort. Ik meen dat een van de merkwaardige aspecten van de koude oorlog is geweest dat men veel te lang communistische partijen (en dat gebeurde juist en gebeurt nog bij mensen van links) het etiket revolutionair en alternatief heeft opgeplakt.

Voordat de koude oorlog begon, dus in die hele korte periode tussen '45 en '48, waren de grote communistische partijen in Frankrijk en Italië al helemaal bereid om zich in te laten kapselen in de bestaande staten en in de bestaande wetgeving. Dat in Italië vandaag de dag nog een repressieve wetgeving is die volledig afkomstig is van het fascistische tijdperk, berust op beslissingen die door de Italiaanse republiek kort na 1945 genomen zijn. Beslissingen van parlementen op voorstel van regeringen, waarin de communisten meededen met de regeringen. Hetzelfde geldt voor de enorme macht die de katholieke kerk heeft gehad en nog heeft in Italië. Die vindt zijn grondslag in het verdrag dat Mussolini indertijd met het Vaticaan heeft gesloten. Dat verdrag is door de Italiaanse republiek in 1945, opnieuw in het parlement in stemming gebracht en aangenomen met de stemmen van de communisten voor. Wat je nu, na het eind van de koude oorlog ziet, is dat de communisten weer bereid zijn zich in te laten kapselen. Men noemt het in Italië het historisch compromis, hetgeen betekent dat men de modernisatie van het kapitalisme accepteert.

Ik geloof dat hier een van de meest actuele punten van het anarchisme ligt. Het punt dat weer teruggaat op die eerste grote kritiek van Bakoenin op Marx, inhoudende dat je in onze maatschappij voortdurend modernisatie ziet waarbij nieuwe groeperingen binnen de samenleving (ook bijvoorbeeld intellectuelen!) naar voren komen, zich vaak socialistisch noemen en gebruik maken van socialistische opvattingen, maar dat het in wezen om een modernisatie en een in stand houden van het bestaande systeem gaat, waarbij nieuwe groeperingen, nieuwe klassen bezig zijn aan de macht te komen.

Voetnoten