Door Voline
Wij zijn veroordeeld ver te zijn verwijderd van de gebeurtenissen. Het is voor ons op het moment niet mogelijk in daar terug te keren – naar Rusland, naar de mensen in opstand, naar onze broeders, onze kameraden. We zijn gescheiden van ons thuisland door land en zee, door aarde en oceaan. We zijn van haar losgerukt door oorlog. Vanuit de omgekochte, bedriegelijke kranten hier, vernemen we enkel armzalige fragmenten van de waarheid. In de tussentijd zijn we veroordeeld tot inactie. Wij zijn geen levend onderdeel van de gebeurtenissen. We zijn niet eens ooggetuigen. We zijn alleen verre, verre waarnemers. We kunnen niet oordelen, beslissen, beroepen. We kunnen er nauwelijks maar aan durven denken.
Maar er is één ding dat we kunnen doen. We hebben het recht te zeggen – we moeten het zelfs zeggen – dat wat er tot noch toe heeft plaatsgevonden in Rusland, nog geen revolutie is. Rodzianko is de ‘leider’ van deze ‘revolutie’. De Duma is het centrum. Het leger is de baas. The Lvovs en Miliukovs zijn de managers en bestuurders. Eigendom blijft ongemoeid, oorlog heilig.
En wat is dit ‘gezang en gedans’ naar het volk – de gemartelden, de verhongerenden, de stervende mensen, de landarbeiders, de werkers? De landarbeider heeft het land nodig – al het land. De arbeiders hebben de mijnen, fabrieken, winkels en machines nodig – alle middelen tot productie. Het volk heeft vrede nodig. Het volk heeft brood, woonruimte en kleding nodig. De mensen hebben vrijheid nodig – volledige vrijheid om te handelen.
Zullen zij deze noodzakelijkheden bemachtigen van de Roziankos, de Lvovs, de Miliukovs, of van welke regering of autoriteit ook? Nooit. Ze moeten alles zelf nemen. Zullen zij het nemen? Zullen de gebeurtenissen zich blijven verbreden en verdiepen? Zal dit een waar gemeenschappelijk doel worden? Hier is de volledige vraag. Als de zaken blijven zoals ze er nu voor staan, dat wil zeggen bij de overwinning van de ‘Russische Partij’ en het etablissement van een ‘regering in de vorm van constitutionele monarchie’, met ministers van de Kadet-Partij, dan kun je deze episode noemen wat je wilt – een ‘statelijke omwenteling’, een ‘Kadet-omwenteling’, een ‘patriottische omwenteling’ of simpelweg een ‘omwenteling’ – alleen geen revolutie. Zo’n ‘revolutie’ brengt het volk, de landarbeiders en werkers, nog geen gebroken kopeke.
Maar als de gebeurtenissen niet blijven steken bij slechts een ‘constitutie’; als ze de populaire massa’s weten op te zwepen en voor eens en altijd de Nikolai Nikolaeviches, Roziankos, Miliukovs, Lvovs, en alle ‘leiders’, tsaren en heersers overboord gooien; als de mensen hun lot in eigen hand nemen en overal ‘vrije steden’ en ‘vrije dorpen’ uitroepen, de landarbeiders- en arbeidersbonden organiseren, en beginnen het land en de middelen van productie te nemen, transport en communicatie als een gemeenschappelijk goed; als de mensen zelf het vraagstuk van oorlog en vrede beantwoorden – dan, en alleen dan, mogen we spreken van een revolutie. Alleen dan zal het zware doek opgeheven worden dat nu de toekomstige bestemming van Rusland bedekt, van de andere landen, en van de oorlog zelf.
Is er een kans dat de gebeurtenissen niet in een doodlopende straat blijven steken, maar zich richten op het brede pad van de revolutie? Ja, die is er. En we zullen hier op een ander moment iets over zeggen. In de tussentijd zullen we wachten, hopen, geloven. Op het moment kunnen we niet handelen, kiezen, beroepen. We zijn geen deelnemers aan de ontwikkelingen. We kunnen alleen denken, ons zorgen maken, verlangen. En ons verlangen is duidelijk: Neer met de regering! Lang leve de revolutie!