Door Felix Carrasquer
Felix Carrasquer was een anarcho-syndicalist uit Spanje en had zijn leven gewijd aan het opzetten van libertaire onderwijsprojecten. Carrasquer werd in een dorp in Aragon geboren, waar hij al op jeugdige leeftijd meegeholpen heeft een libertaire avondschool op te zetten. Na de mislukte revolutie-poging van december 1933 werd een jacht geopend op alle deelnemers van het project. Felix vluchtte naar Barcelona, waar hij een Ateneo Libertario begon; een libertair centrum voor scholing en cultuur.
Tijdens de Spaanse Burgeroorlog en Revolutie keerde hij naar zijn geboortegebied terug en werd de onderwijzer op de School voor Militanten te Monzon. Over zijn ervaringen met het libertair onderwijs heeft hij een aantal boeken geschreven. Franco strafte hem voor zijn libertaire gedachten met de doodstraf, welke omgezet werd in 25 jaar gevangenisstraf. Omdat Felix Carrasquer blind is en dus niet kon lezen om de tijd te doden was dit een zeer zware tijd voor hem. Hij zou na 12 jaar vrijkomen en naar Frankrijk verhuizen.
In het onderstaand artikel schetst Carrasquer de achtergronden van en de ontwikkelingen rond de libertaire opvoeding voor en tijdens de burgeroorlog.
Tijdens de Spaanse Burgeroorlog en Revolutie keerde hij naar zijn geboortegebied terug en werd de onderwijzer op de School voor Militanten te Monzon. Over zijn ervaringen met het libertair onderwijs heeft hij een aantal boeken geschreven. Franco strafte hem voor zijn libertaire gedachten met de doodstraf, welke omgezet werd in 25 jaar gevangenisstraf. Omdat Felix Carrasquer blind is en dus niet kon lezen om de tijd te doden was dit een zeer zware tijd voor hem. Hij zou na 12 jaar vrijkomen en naar Frankrijk verhuizen.
In het onderstaand artikel schetst Carrasquer de achtergronden van en de ontwikkelingen rond de libertaire opvoeding voor en tijdens de burgeroorlog.
De eerste anarchist die de staat verwierp met onweerlegbare argumenten was William Godwin. Hij stond echter tegenover de mensen die van mening waren dat sociale verandering langs de weg van de revolutionaire daad zou lopen. Sindsdien zijn er bijna twee eeuwen van vooruitgang in de psychologie verstreken. In de huidige psychologie meent men dat geen enkele wezenlijke verandering in de maatschappij doorgevoerd kan worden zonder eerst de mentaliteit te veranderen van de vrouwen en mannen die er deel van uitmaken. Met betrekking tot de opvoedingsmethode van Godwin moeten we constateren dat hij in veel opzichten op de methoden van de meest vooruitstrevende hervormers van de twintigste eeuw vooruitliep. Godwin vond namelijk dat aan reder mens alleen die zaken onderwezen zouden moeten worden die hij wenst te leren en die hij op de een of andere manier nuttig acht.
In aansluiting op zijn opvoedkundig ideaal begon Godwin in 1783 een school voor kinderen en opgroeiende jeugd, waar iedere autoriteit buitengesloten was. Het onderwijs was gebaseerd op het vrije initiatief van de leerlingen en richtte zich op het ontwikkelen van hun kritische capaciteiten. Dit gebeurde in nauwe samenwerking en vrije discussie tussen leerlingen en onderwijzers. 'Het essentiële van een verstandige opvoeding' schreef Godwin in zijn boek 'De onderzoeker', 'is leren denken, discussiëren en problemen te stellen. (…) Het kind moet in omstandigheden geplaatst worden die het hem mogelijk maken om zijn capaciteiten te ontdekken en ontwikkelen.' Degenen die het eens zijn met deze pedagogische opvatting zullen zich afvragen hoe het komt dat het project dat Godwin voorstelt, een samenleving zonder staat, zo weinig invloed heeft gehad. Het antwoord ligt voor de hand. Bijna niemand ín deze wereld heeft een werkelijke opvoeding genoten. Daardoor handhaven de meeste mensen zich onder het juk van de onwetendheid en van de sleur, en kunnen ze zich niet ontdoen van de last van het verleden, dat mensen zowel conditioneert als beheerst.
Ook Charles Fourier, Pierre-Joseph Proudhon en Rober Owen hebben een grote nadruk gelegd op de opvoeding als een onmisbaar element voor het veranderen van de maatschappij. Over hen zullen we het hier echter niet hebben. We zullen ons bezighouden, zij het zeer beknopt, met die voorlopers van het libertaire onderwijs wier theoretisch werk gekoppeld is aan een praktische uitvoering van de ideeën.
Onder hen neemt Paul Robin, een vriend en bewonderaar van Bakoenin, een vooraanstaande plaats in. Hij droeg de vernieuwing van het onderwijs een warm hart toe en is hierdoor in hachelijke situaties terechtgekomen. Enkel omdat hij vrijheid centraal stelde in de instituten en scholen waar hij als onderwijzer werkte moest hij talrijke moeilijkheden doorstaan, zoals herhaaldelijke ontslagen, gevangenisstraf, laster, vervolgingen, honger en verbanning.
Paul Robin was een van de oprichters van de AIT en presenteerde in 1868 een plan voor 'integrale opvoeding', dat goed ontvangen werd op het congres dat de AIT in dit jaar hield. Als voorvechter van de emancipatie van de vrouw en als voorstander van gemengd onderwijs op alle niveaus, bracht hij zijn belangrijkste project tot leven in het weeshuis van Cenpuis. Hier werkten de meisjes en de jongens op het land - Cenpuis beschikte over vijftien hectare grond - en in de verschillende bedrijfjes die waren opgezet met het doel de praktijk te combineren met de theorie, door het bestuderen van de verschijnselen die zich bij het werken voordeden. 'Geen hersenen zonder handen, geen handen zonder hersenen.' was een van zijn leuzen. Aan het gewone studiepakket voegde hij nieuwe vakken toe: astronomie, stenografie en Esperanto, de taal die het mensen over de hele wereld mogelijk maakt om met elkaar te communiceren. De religie verving hij door wetenschap. Zijn opvoedkundig denken was antiautoritair en gericht op internationaal pacifisme. Robin paste een gelijkwaardige en integrale opvoedingsmethode toe: dat wil zeggen dat hij evenveel aandacht schonk aan de ontwikkeling van het lichaam, van de kennis en van de moraal van de leerlingen.
Ook Sebastian Fauré toonde met zijn boerderij c.q. school 'La Colmena' (De Bijenkorf), die door leerlingen en onderwijzers gezamenlijk werd bestuurd, de voordelen van zo'n vrijwillige samenwerking.
Het was echter het Comité voor Anarchistisch Onderwijs dat in 1898 een duidelijk concept opstelde van hetgeen libertair onderwijs inhield. Dit comité bestond uit Eliseé Reclus, Louise Michel, J. Ardouin, Carlos Malato, Leo Tolstoi, Peter Kropotkin, Jean Grave en anderen die streden tegen het autoritaire onderwijs en iedere andere vorm van dogmatisme. In hun concept werd onder meer gesteld: '…onderwijs dat hef criterium vrijheid zo ruim mogelijk wil toepassen op de opvoeding, moet drie formaliteiten laten vallen, te weten:
Naast deze en andere aanbevelingen deed het genoemde comité een duidelijk en gedetailleerd voorstel voor een onderwijsvorm die integraal, rationeel, gemengd en libertair zou zijn.
Het is waar dat A.I. Cervera, een aanhanger van Fourier, in 1850 in Madrid al een school voor arbeiders oprichtte, die binnen korte tijd ongeveer zeshonderd leerlingen telde, het is ook waar dat, ongeveer te zelfder tijd, in Barcelona een Ateneo voor arbeiders werd opgericht dat geïnspireerd was op Proudhon; en dat op plaatsen waar de AIT een kern van militante leden bezat, culturele groepen ontstonden.
Het is echter Francisco Ferrer Guardia geweest die, beïnvloed door de aanbevelingen van het Comité voor Anarchistisch Onderwijs en vooral door het werk van Robin, de werkelijke gangmaker werd voor een libertaire opvoeding. Hij richtte in 1901 een school op die hij 'Escuela Moderna' noemde, de Moderne School.
Deze dappere daad van Ferrer vloeide voort uit zijn pedagogische overtuiging en zijn liefde voor kinderen, en liet duidelijk zien hoe waardevol hij was. Alleen al het streven naar vrij onderwijs in het klerikale en reactionaire Spanje was in die tijd levensgevaarlijk. Naast een integrale, gemengde en libertaire opvoeding was Francisco Ferrer bovendien begonnen met een uitgeverij die meer dan dertig - vaak verboden - boeken liet verschijnen.
De opvoedingsmethode van Ferrer won zoveel aanzien dat binnen twee jaar tijd in Spanje veertig scholen werden opgericht die daarop waren gebaseerd. Dit bewijst hoe open men in Spanje stond voor de libertaire ideeën.
De regering kon een succes van de 'Escuela Moderna' niet langer tolereren en vond in de 'Tragische Week' in Barcelona een motief om op 13 oktober 1909 Ferrer te vermoorden. Na de verraderlijke moord op Ferrer vond er een opleving plaats van zijn opvoedkundige methode zowel als van de rationalistische onderwijsmethode. Het initiatief werd genomen in Andalusië door Sanchez Rosas. Dit onderwijs verbreidde zich door heel Spanje, vooral met behulp van de CNT. Het kreeg grote omvang en verwierf in veel gebieden faam. De CNT bleef trouw aan de principes van Ferrer, die de rede voorrang gaf boven religieuze trouw en boven politieke onderdanigheid; Ze gaf aan haar scholen de benaming 'rationalistisch'. Hoewel de ruimte ontbreekt om er uitgebreid op in te gaan wil ik toch een idee geven van de omvang van deze culturele beweging.
Door de wisselvalligheid van de repressie, die het gevolg was van frequente politieke gedaanteverwisselingen, werden de syndicaten van de CNT - en met hen de scholen - honderden malen gesloten. Maar net als de Fénix herrezen zij en begonnen ze iedere keer weer opnieuw te functioneren, vooral in Catalonië, Valencia, Aragon, Galicie en Asturië.
In de periode van de tweede republiek functioneerden meer dan tweehonderd rationalistische scholen op het hele schiereiland. Het feit dat de arbeiders van een arm land, in een tijd dat de werkloosheid ongeveer net zo groot was als nu, in staat waren om vol enthousiasme dit aantal scholen open te houden is een unieke gebeurtenis in de geschiedenis. Deze scholen kregen namelijk geen hulp of ondersteuning in de vorm van geld, van wie dan ook.
Het culturele werk van de CNT beperkte zich niet tot het stimuleren van de rationalistische scholen. Sinds het begin van de eeuw functioneerden al de Ateneos; ten tijde van de republiek waren er meer dan duizend. In deze Ateneos werd basisonderwijs gegeven en werden ook cursussen opgezet met wetenschappelijke thema's, zoals bijvoorbeeld de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Bij alle thema's stond dezelfde vraag centraal: hoe kunnen we deze onrechtvaardige maatschappij waar mensen ontberingen lijden vervangen door een andere, waarin meer vrijheid en solidariteit bestaat?
Dit collectieve verlangen naar vrijheid en naar cultuur vindt in mei 1936 een hoogtepunt op het congres van de CNT in Zaragoza. Hier kwam men overeen dat de opvoeding in de toekomst vrij moest zijn voor mannen en vrouwen gezamenlijk, dat het initiatief van de leerlingen gerespecteerd diende te worden en dat solidariteit een belangrijke rol moest spelen.
Pas vanuit deze achtergronden en vanuit een besef van de bereidheid van de CNT-mensen om te vechten voor een maatschappij waarin gelijkheid heerst, kunnen we begrijpen dat, toen de fascisten in opstand kwamen, de arbeiders ze met kracht de pas afsneden en dat ze binnen afzienbare tijd geweldige dingen tot stand wisten te brengen die de hele wereld versteld deden staan.
In de eerste momenten van de fascistische opstand rustte het grootste gewicht van de strijd om de vrijheid op de schouders van de CNT. Zij stelde zich de taak om zo snel mogelijk de industrie en de belangrijkste openbare diensten weer op gang te brengen. Zoals bijvoorbeeld de sociale en medische hulp, de bevoorrading, het transport en het onderwijs.
Omdat de CNT het standpunt had ingenomen dat ze wilde samenwerken met alle antifascistische partijen, moest zij ook op het gebied van onderwijs tot een soort van compromis met hen zien te komen. In feite was het niet moeilijk om tot overeenstemming te komen over de oprichting van de Escuelas Modernas, omdat de zucht naar vrijheid bij allen op deze eerste revolutionaire ogenblikken zeer groot was. In Catalonië was bijvoorbeeld de Raad van de 'Escuela Nueva Unificada', de Verenigde Nieuwe School - deze Raad was een nationaal orgaan waarvan ook de CNT deel uitmaakte - behoorlijk ontvankelijk voor de ideeën van Ferrer. Dit mede onder invloed van de president van de Raad, J. Puig Elias, die een vurig aanhanger was van de Escuela Moderna.
Iets dergelijks gebeurde met het onderwijs in heel het republikeinse gebied. Ondanks het bestaan van een ministerie van onderwijs met een klassieke structuur waren de CNT-mensen en degenen die zich inzetten voor het onderwijs in staat dit haar opgelegd karakter te doen verliezen en er een frisse en vrije wind doorheen te laten waaien.
Als we spreken over de culturele impuls van de eerste momenten in de overgangsfase, moeten we ook wijzen op het werk van de Ateneos en van de Juventudes Libertarias, de Libertaire Jongeren. De Ateneos namen zodanig toe in aantal dat er in de republikeinse zone bijna niemand was die er geen deel van uitmaakte. De Libertaire Jongeren ontwikkelden het grootste deel van hun culturele activiteiten binnen de Ateneos, maar ze behielden ook hun eigen organisatie en culturele activiteiten. Ze organiseerden voordrachten, conferenties, cursussen, theatervoorstellingen enzovoort. Alleen al in Barcelona bestonden vijfentwintig Ateneos, verdeeld over verschillende wijken, wat voor de Juventudes Libertarias geen beletsel vormde om ook op een centrale plaats in Barcelona een Instituut voor Vrij Onderwijs op te richten. Hier kwamen dagelijks zo'n vijfhonderd jongeren van beide seksen naar toe om zich cultureel te verrijken.
In deze reconstructie van de gebeurtenissen in het verleden mogen we niet vergeten de vereniging van Mujeres Libres te noemen, de Libertaire Vrouwen. Want ondanks het feit dat ze pas drie maanden tevoren waren opgericht en dat ze door tijdgebrek niet in staat zijn geweest hun gelederen uit te breiden, functioneerden ze door hun aandacht voor de Spaanse vrouw als de katalysator van de vrouwenemancipatie. Vanaf 19 juli zagen de vrouwen in de republikeinse zone als bij ingeving dat op de een of andere manier de ketenen van het verleden gebroken waren.
De oorlog eiste dat de vrouwen de plaatsen opvulden die door strijders aan het front leeg achtergelaten waren. De vrouwen waren zich bewust van hun verantwoordelijkheid en werkten mee, zowel in de syndicaten als in de collectieven en op andere terreinen in het openbare leven. Bijna zonder dat ze zich ervan bewust waren, gingen zíj zich de gelijken van mannen voelen wat betreft rechten en plichten, en begonnen ze stilzwijgend de status van gelijkheid op te eisen.
Mujeres Libres, alleen of in samenwerking met de Juventudes Libertarias, organiseerden werkplaatsen en opleidingen in een tijd dat daaraan veel behoefte was en ze openden informatiecentra op vele plaatsen in Spanje. Maar de veranderingen die door deze emancipatorische activiteiten een aanvang namen kon den niet worden doorgezet. Dankzij veertig jaar franquismo zijn de vrouwen weer teruggeworpen op de regels uit het verleden. Desalniettemin moeten we vaststellen dat de meest vergaande revolutie in onze geschiedenis de emancipatie van de vrouwen is geweest, in het pogen om te ontsnappen uit de onderdrukking die het product is van deze ontwrichte samenleving heeft deze zich sneller en radicaler ontwikkeld dan ieder ander revolutionair streven.
Laten we terugkeren naar de rationalistische scholen. In het voorjaar van 1936 bestonden er tweehonderd in heel Spanje, in het voorjaar van 1937 waren het er ongeveer vijfhonderd. Zij werden bijna allemaal onderhouden door de collectieven, die een voorbeeld waren van economische gelijkheid en van menselijke solidariteit. Deze collectieven waren een stimulerende kracht voor de culturele activiteiten en nieuwe initiatieven. Het enige dat de oprichting Van een groter aantal scholen in de weg stond was het gebrek aan onderwijzers en compagneros die op pedagogisch gebied voldoende waren voorbereid op het ontwikkelen van een libertaire opvoeding. Ferrer had dit gebrek al onderkend en een ontwerp gemaakt voor een opleidingsschool voor de Escuela Moderna.
Op het Congres voor Cultuur dat de CNT op 8 en 9 oktober 1936 in Barcelona hield, werd dit probleem besproken. Men was het erover eens dat de rationalistische scholen zich onafhankelijk van de staat zouden moeten voortzetten en dat er zo spoedig mogelijk een opleidingsschool opgericht moest worden die gestoeld was op libertaire ideeën. Jammer genoeg konden veel projecten niet in praktijk worden gebracht door de eisen die de oorlog stelde en door de voortdurende klopjacht op de CNT, die veel van haar krachten vergde. De CNT was min of meer openlijk het doelwit geworden van de communistische partij, die door het Kremlin geleid werd.
Ondanks alles zijn we toch in staat geweest, misschien enigszins voorbarig, om een aantal Escuelas de Militantes, scholen voor militanten, op te zetten. Een bevond zich in Barcelona en was ondergebracht in een huis van de CNT-FAI. Hier werden lessen in literatuur en journalistiek gegeven en er was een cursus 'spreken in het openbaar'. Een andere school bevond zich in Monzon, een dorp in Aragon, waar de opgroeiende jeugd van beide seksen zich oriënteerde en voorbereidde op de nieuwe maatschappij. De derde school stond in Paterna de Levante.
Maar het tekort aan leerkrachten die goed voorbereid waren op het geven van libertair onderwijs bleef de collectivisten in Aragon verontrusten. Uit deze bezorgdheid groeide het idee om een opleidingsschool te beginnen. In juni 1937 werd een voorstel overgelegd aan het Regionale Comité van Aragon van de CNT en aan het comité van de collectieven. De essentie van dit project is in twee woorden samen te vatten: zelfbestuur en coöperatie. Door middel van zelfbestuur leren de jongeren zich vrij en verantwoordelijk te ontwikkelen. De ontplooiing van hun initiatief en creativiteit kan zo het beste resultaat opleveren.
Door middel van samenwerking in alle activiteiten op de school leren ze met anderen om te gaan op basis van gelijkheid en vriendschap en leren ze elkaar wederzijds te respecteren. De taak van de onderwijzer is in dit opzicht dat hij de leerlingen leert wennen aan de sfeer van vertrouwen die noodzakelijk is voor deze vorm van scholing. De onderwijzer dient in de eerste plaats te leren dat hij afstand móet doen van zijn autoriteit en zich tot een werkelijke compagnero van de leerlingen moet ontwikkelen.
Op de vijftigste verjaardag van een revolutionaire beweging die de toepassing van dergelijke ideeën mogelijk heeft gemaakt, rest mij niets meer dan te zeggen dat ik het diep betreur dat er op dit moment geen CNT bestaat die solidair en creatief is zoals vroeger.
We blijven echter hopen dat mensen zullen beseffen dat er tegenover de kapitalistische uitbuiting en het totalitarisme van de marxistische staten maar één werkelijk alternatief bestaat: het libertaire project.