Door Cathy Levine
Deze tekst is een reactie op de tekst De tirannie van structuurloosheid (1971) van Jo Freeman (Joreen) welke verscheen in het blad Second Wave. De teksten waren onderdeel van een discussie binnen de vrouwenbeweging in de Verenigde Staten over de te vervolgen weg en effectieve en wenselijke organisatievormen.
Een artikel genaamd De tirannie van structuurloosheid dat binnen de vrouwenbeweging veel aandacht heeft gekregen (in bijv. MS, Second Wave, etc.), stelt dat de trend van “leiderloze”, “structuurloze” groepen als de voornaamste – dan wel niet enige – organisatievorm van de beweging, een doodlopende weg is. Hoewel het met goede bedoelingen geschreven is en met goed vertrouwen ontvangen ter bevordering van de beweging, is het artikel destructief door de vertekenende en kwaadsprekende aard waarop het spreekt over een geschikte, bewuste strategie voor het opbouwen van een revolutionaire beweging. Het is hoog tijd dat we de richting waarin deze stromingen wijzen, erkennen als een echt politiek alternatief voor hiërarchische organisatie, in plaats van deze in de kiem te smoren.
Er zijn (minstens) twee verschillende modellen om een beweging op te bouwen. Daarvan erkent Joreen er slechts één: een massaorganisatie met een sterke, gecentraliseerde controle, zoals een partij. Het andere model, dat massale steun enkel als voorwaarde ziet voor een genadeklap, is gebaseerd op kleine groepen die stoelen op vrijwillige associatie.
Een grote groep functioneert als een optelsom van haar onderdelen – elk lid functioneert als een eenheid, een tandwiel binnen een grote organisatie. Het individu raakt vervreemd door de omvang, wordt betekenisloos in de strijd tegen het obstakel dat de omvang van de groep vormt – het is een bijvoorbeeld moeilijker om een punt onder de aandacht te brengen.
Kleine groepen daarentegen vermenigvuldigen de kracht van ieder lid. Door in kleine getalen collectief samen te werken, benut de kleine groep de verschillende bijdragen van ieder lid het volst. Het voedt en ontwikkelt de individuele inbreng, in plaats van deze te verspillen aan het recht-van-de-sterkste/slimste/meest gevatte geest van de grote organisatie.
Joreen associeert de opkomst van kleine groepen met de bewustmakingsfase van de vrouwenbeweging, maar concludeert dat vrouwen, nu de focus van het veranderen van het individuele bewustzijn verschuift naar het opbouwen van een revolutionaire massabeweging, zouden moeten beginnen met het opbouwen van een grote organisatie. Het klopt inderdaad (en al voor enige tijd) dat veel vrouwen na een tijd onderdeel van een bewustmakingsgroep te zijn geweest, de noodzaak voelen hun politieke activiteiten uit te breiden voorbij het doel van de groep, en zich geen raad weten hoe daarmee te beginnen. Maar is even waar dat andere takken van Links zich evengoed geen raad weten hoe kapitalistisch, imperialistisch, quasi-fascistisch Amerika te verslaan.
Maar Joreen definieert niet wat zij met de vrouwenbeweging bedoelt; een essentiële voorwaarde voor een discussie over strategie of richting. De feministische beweging in volledige zin – dat wil zeggen, als een beweging om het Patriarchaat te verslaan – is een revolutionaire en een socialistische beweging, wat het onder de paraplu van Links plaatst. Een centraal probleem voor de vrouwen die een strategie voor de vrouwenbeweging bepalen, is hoe ons te verhouden tot mannelijk Links; we willen hun Modus Operandi niet de onze maken, omdat we in hen een voortzetting van de patriarchale, en uiteindelijk, kapitalistische waarden zien.
Hoewel we ons onze uiterste best doen om onszelf van mannelijk Links los te maken en te onderscheiden, hebben we desondanks door hen onze energie verbruikt. Mannen neigen ernaar zich te organiseren zoals zij neuken – grote haast en dan dat “wham, slam, bedankt ma’am”, en dat was het dan. Vrouwen zouden de beweging moeten bouwen zoals wij vrijen – gradueel, met duurzame betrokkenheid, onbeperkt uithoudingsvermogen – en uiteraard, met meerdere hoogtepunten. In plaats van nu gedemotiveerd en geïsoleerd te raken, zouden we in onze kleine groepen moeten zijn – discussiëren, plannen, creëren en in oproer. We moeten het altijd moeilijk maken voor het patriarchaat en we moeten vrouwen altijd ondersteunen – we zouden altijd actief moeten deelnemen aan feministische activiteiten en deze ook organiseren, want we zijn er allen bij gebaat; in de afwezigheid van feministische bedrijvigheid grijpen vrouwen naar kalmeringspillen, worden zij gek en plegen zelfmoord.
Het andere uiterste van inactiviteit – wat een plaag lijkt te zijn bij politiek actieve mensen – is overbetrokkenheid, wat in de late jaren ‘60 tot een generatie van radicalen met een burn-out leidde. Een feministische vriendin merkte eens op dat ‘bij de vrouwenbeweging zitten’ voor haar betekende om ongeveer 25% van haar tijd mee te doen aan groepsactiviteiten en 75% van haar tijd zichzelf te ontwikkelen. Dit is een werkelijk, serieuze tijdsverderling voor vrouwen ‘van de beweging’ om over na te denken. De mannelijke beweging leerde ons dat Mensen ‘van de beweging’ zich 24 uur per dag zouden moeten toewijden aan het Doel, wat overeenkomt met de socialisering van vrouwen richting zelfopoffering. Wat de oorsprong ook moge zijn van onze zelfloosheid, we hebben de neiging ons in organisatorische activiteiten te storten en onze persoonlijke ontwikkeling te verwaarlozen totdat we op een dag het idee hebben niet te weten waar we mee bezig zijn of voor wie dat goed is en haten onszelf net zo erg als vóór de beweging. (Mannelijke overbetrokkenheid, duidelijk niet gerelateerd aan enige seks-gebonden eigenschap van zelfopoffering, riekt sterk naar het protestantse/joodse arbeids-/prestatie-ethos en, ondubbelzinniger, naar de rationele, koele, emotieloze façade waarmee Machismo de gevoelens van mannen onderdrukt).
Deze voor mensen van de sociale beweging voortdurende Valkuilen – die uiteindelijk een bodemloze put voor de beweging zijn – worden door Joreen verklaard als onderdeel van de ‘Tirannie der Structuurloosheid’, wat met het perspectief op een natie van quasi-automaten, worstelend om enige individualiteit te behouden tegenover een post-technologische, militair-industriële bulldozer, werkelijk een grap is.
Wat we echt niet nodig hebben, zijn meer structuur en regels met makkelijke antwoorden en voorgestructureerde alternatieven die ons geen ruimte overlaten om ons leven op een eigen manier in te vullen. Wat vrouwelijk Links en andere takken nog méér bedreigt, is de “tirannie der tirannie”, die verhinderd heeft dat wij ons als individuen tot elkaar verhouden, of dat we organisatievormen creëren die individualiteit niet vernietigen in ruil voor voorgeschreven rollen, of dat wij ons bevrijden van de kapitalistische structuur.
In tegenstelling tot Joreens aanname is de bewustmakingsfase van de beweging dan dus nog niet voorbij. Bewustmaking is een vitaal proces dat door moet gaan bij hen die betrokken zijn bij sociale verandering, toewerkend naar en door middel van de revolutionaire bevrijding. Ons bewustzijn verhogen – dat wil zeggen, elkaar helpen om ons los te maken van aloude ketenen – is de voornaamste manier waarop vrouwen hun persoonlijke woede in constructieve energie zullen omzetten en zich bij de strijd zullen voegen. Bewustmaking is echter een vage term – op dit moment een leeg begrip – en moet verder worden gedefinieerd. Een kwetsende televisiereclame kan het bewustzijn van een vrouw verhogen terwijl ze alleen in haar huis is en de shirts van haar echtgenoot strijkt; het kan haar herinneren aan dat wat ze eigenlijk al weet, namelijk dat ze gevangen is, dat haar leven betekenisloos, saai etc. is – maar het zal haar waarschijnlijk niet aanmoedigen om de was te laten liggen en een huishoudstaking te organiseren. Bewustmaking als strategie voor revolutie betekent simpelweg vrouwen te helpen hun persoonlijke ontevredenheid om te zetten in klassebewustzijn en maakt de groep organiserende vrouwen toegankelijk te maken voor alle vrouwen.
Door te suggereren dat de volgende stap na bewustmakingsgroepen het bouwen van een beweging is, impliceert Joreen niet alleen een valse dichotomie tussen beide, maar ze ziet ook een belangrijk element van de feministische revolutie over het hoofd, namelijk het bouwen aan een vrouwencultuur. Er zal uiteindelijk een enorme kracht van vrouwen (en een aantal mannen) nodig zijn om de macht van de staat omver te werpen, maar een massabeweging op zichzelf maakt nog geen revolutie. Als we hopen dat we, zodra we het kapitalisme omverwerpen en het internationaal socialisme opbouwen, een samenleving creëren die vrij is van mannelijke heerschappij. Dan kunnen we daar beter nu aan beginnen, aangezien sommige van onze beste antikapitalistische vrienden het ons zeer moeilijk zullen maken. We moeten een zichtbare vrouwencultuur opbouwen, waarin vrouwen zichzelf los van patriarchale standaarden kunnen definiëren en uiten en de behoeftes van vrouwen vervuld worden waar het patriarchaat faalde.
Cultuur is een essentieel deel van een revolutionaire beweging – en eveneens één van de grootste instrumenten van de contra-revolutie. We moeten heel voorzichtig zijn bij het benadrukken dat de cultuur waarover we het hebben revolutionair is en ons er constant hard voor maken om te zorgen dat deze stand houdt tegenover de vadercultuur.
De cultuur van een onderdrukte of gekoloniseerde klasse of kaste is niet per definitie revolutionair. Amerika omvat – zowel in de betekenis van “bevatten” als van het voorkomen van de verspreiding ervan – vele “subculturen” die, hoewel zij zichzelf definiëren als anders dan de vadercultuur, de status quo niet bedreigen. In feite zijn zij onderdeel van de “pluralistische” blije-grote-familie samenleving - etnische culturen, de “tegencultuur”. Ze worden erkend, goedgekeurd, overgenomen en beroofd door de grote cultuur: co-optatie.
De vrouwencultuur wordt momenteel sterk bedreigd door een revolutionair nieuwe halsband, door MS Magazine[1], Diary of a Mad Housewife[2]. De Nieuwe Vrouwen[3], oftewel middenklasse en universitair geschoold, kan haar stukje van de Amerikaanse taart hebben. Klinkt verrukkelijk, maar de revolutie dan? We moeten onze positie constant evalueren om er zeker van te zijn dat we niet worden ingesloten door Uncle Sam’s eeuwige open armen.
De vraag van de vrouwencultuur, gekleineerd door een arrogant en blind mannelijke Links, is niet per se een revisionistisch.[4] De polarisatie tussen mannelijke en vrouwelijke rollen, zoals deze worden bepaald en gecontroleerd door de mannelijke maatschappij, heeft vrouwen niet alleen onderworpen. Het heeft alle mannen, ongeacht klasse of ras [sic.], ook superieur doen voelen ten opzichte van vrouwen. Dit gevoel van superioriteit, welke een antikapitalistische mentaliteit juist tegenwerkt, is het levensbloed van het systeem. Het doel van feministische revolutie is dat wij vrouwen onze totale menselijkheid realiseren, wat betekent dat de masculiene en feminiene rollen die zowel mannen als vrouwen tot halve mensen maken worden vernietigd. Het creëren van een vrouwencultuur is het middel waarmee we onze verloren menselijkheid zullen herstellen.
Die vraag van onze verloren menselijkheid werpt een kwestie op die de vulgaire Marxisten van alle denkrichtingen al meer dan een halve eeuw hebben verwaarloosd in hun analyse – de psychoseksuele elementen in de karakterstructuur van ieder individu. Een structuur die als een persoonlijke politieman fungeert binnen elk lid van de maatschappij. Wilhelm Reich begon – op een beperkte, heteroseksuele, mannelijk-bevooroordeelde manier – met het beschrijven van het karakterpantser in ieder mens, dat hen tot goede fascisten maakt, of in onze maatschappij gewoon tot brave burgers. Vrouwen ervaren dit fenomeen elke dag in de vorm van de onderdrukking van gevoelens. Dit is bijzonder duidelijk te zien bij onze mannelijke vrienden, die het zo moeilijk vinden hun gevoelens te uiten of deze eerlijk ‘bloot te leggen’. Deze psychische verlamming, waarbij de kapitalistische psychologie ons dwingt te geloven dat het de problemen van individuen betreffen, is een massale sociale ziekte die helpt de geavanceerde kapitalistische maatschappij in stand te houden.
De psychische verlamming van haar onderdanen zorgt ervoor dat haar onderdanen naar het werk gaan, in oorlogen meevechten, diens vrouwen onderdrukken, niet-witte mensen en alle non-conformisten die kwetsbaar zijn voor onderdrukking onderdrukken. In onze post-technologische maatschappij, waarover iedereen denkt dat het de meest geavanceerde cultuur is, is de psychologische verlamming ook het meest geavanceerd – er is meer shit die de psyche voor haar kiezen krijgt. Wat moeten we met Jonathan Livingston Seaquil en de politiek van “Jij bent oké, ik ben oké”, om nog niet beginnen over post-neo-Freudianen en psychochirurgen? Voor de zoveelste keer; laat het duidelijk zijn dat we, tenzij we onze innerlijke psychische ketens onderzoeken als we externe politieke structuren bestuderen (en de relatie tussen die twee), er niet in zullen slagen een kracht op te bouwen om onze vijand uit te dagen - sterker nog, als we dat niet doen we zullen niet eens weten wie onze vijand is. Links heeft uren en hele boekwerken gespendeerd aan de poging de regerende klasse te definiëren; de regerende klasse heeft representatieve smerissen in het hoofd van ieder lid van de samenleving – zodoende de logica achter wat men paranoia noemt. De tirannie der tirannie is een diep ingewortelde vijand.
De kleine groep is daar waar de psychologische strijd en politieke betrokkenheid elkaar kruisen. Dit is waarom de kwestie van strategie en tactiek en organisatiemethoden op dit moment zo cruciaal zijn. Links probeert al tientallen jaren voldoende mensen op de straat te krijgen, om een deukje in het systeem te kunnen krijgen. Zoals I.F. Stone[5] opmerkte, kun je geen revolutie maken wanneer vier-vijfde van de bevolking gelukkig is. Noch moeten we wachten totdat iedereen er klaar voor is radicaal te worden. Hoewel we aan de ene kant constant alternatieven voor het kapitalisme zouden moeten aandragen door middel van voedselcoöperaties, acties tegen grote bedrijven en daden van persoonlijke rebellie, zouden we ook moeten vechten tegen de kapitalistische psychische structuren en de waarden en leefpatronen die daarvan zijn afgeleid. Structuren, voorzitters, leiders, retoriek – wanneer een vergadering van een Linkse groep qua stijl niet te onderscheiden is van een sessie van de senaat van de VS, moeten we daar niet om lachen maar de structuur achter de stijl opnieuw beoordelen en herkennen als een afgevaardigde van de vijand.
De oorsprong van de voorkeur voor de kleine groep binnen de vrouwenbeweging – en met ‘kleine groep’ refereer ik aan politieke collectieven – was, zoals Joreen uitlegt, een reactie op de overgestructureerde, hiërarchische organisatie van de maatschappij in het algemeen en mannelijke Linkse groepen in het bijzonder. Maar wat mensen zich niet realiseren, is dat we op de bureaucratie reageren omdat die ons de controle ontneemt, net zoals de rest van de samenleving; en in plaats van de dwaasheid van onze manieren in te zien door terug te keren tot het gestructureerde gareel, zouden wij die rebelleren tegen de bureaucratie, een alternatief moeten creëren voor bureaucratische organisatie. De reden dat we een beweging bouwen op een fundament van kleine collectieven, is omdat dat we een revolutionaire cultuur willen creëren die consistent is met onze visie voor de nieuwe samenleving; het is meer dan een reactie; de kleine groep is een oplossing.
Omdat de vrouwenbeweging de voorkeur neigt te geven aan kleine groepen, en omdat het de vrouwenbeweging op het moment aan richting ontbreekt, trekken sommige mensen de conclusie dat kleine groepen de oorzaak zijn van het gebrek aan richting. Ze wuiven met de dooddoener ‘structuur’ als oplossing voor deze strategische patstelling alsof structuur ons theoretisch inzicht of verlichting voor onze persoonlijke zorgen zou geven. Het geeft ons wellicht een structuur waarbinnen we meer vrouwen zouden kunnen ‘organiseren’, of in kwijt zouden kunnen, maar met de afwezigheid van politieke strategie creëren we mogelijk een Kafkaëske satire waarbij de rechtszaak is vervangen door een vergadering.
Het gebrek aan politieke energie dat ons de afgelopen jaren heeft dwarsgezeten – minder in de vrouwenbeweging dan bij mannelijke Links overigens – is waarschijnlijk direct gerelateerd aan de persoonlijke shitgevoelens die ieder van ons tiranniseren. Tenzij we deze gevoelens direct confronteren en ze met dezelfde serieusheid aangaan als de bombardementen op Hanoi,[6] zal de uit het eerstgenoemde voorgekomen verlamming ons hinderen effectief te kunnen reageren op het laatste.
In plaats van op te roepen tot het vervangen van kleine groepen door gestructureerde, grotere groepen, moeten we elkaar aanmoedigen om gewend te raken aan kleine, ongestructureerde groepen die de waarde van het individu erkennen en waarderen. Vriendschappen bieden, meer dan welke soort therapie dan ook, onmiddellijk verlichting bij persoonlijke shitgevoelens – de revolutie zou moeten worden opgebouwd aan de hand van het model van vriendschappen.
Het alomtegenwoordige probleem dat Joreen aankaart – dat van elites – wordt niet opgelost door het vormen van structuren. In tegenstelling tot de veronderstelling dat een gebrek aan openlijke structuur leidt tot verraderlijke, onzichtbare structuren gebaseerd op elitisme, gaat de afwezigheid van structuur binnen kleine groepen gebaseerd op wederzijds vertrouwen elitarisme op het meest basale niveau tegen – het niveau van persoonlijke dynamieken waarbij het individu onzekerheid in agressief gedrag omzet en de persoon domineert voor wie onzekerheid stilte betekend. De kleine, persoonlijk betrokken groep leert eerst om deze stilistische verschillen te herkennen en daarna om die te waarderen en daarmee te werken; in plaats van verschillen in persoonlijke stijl ófwel te proberen te negeren ófwel uit te schakelen, leert de kleine groep deze te waarderen en te gebruiken en zodoende de persoonlijke kracht van ieder individu te versterken. Als we weten dat ieder van ons in een maatschappij gesocialiseerd is waarbinnen individuele concurrentie de manier van leven is, vernietigen we persoonlijke-stijl-als-macht niet, tenzij we constant onze onderlinge verschillen erkennen en leren verschillen in persoonlijke stijl naast elkaar te laten bestaan. Voor zover wij niet de vijand zijn, maar de slachtoffers, moeten we elkaar voeden en niet kapot maken. De destructieve elementen zullen geleidelijk afnemen naar gelang we sterker worden. Maar in de tussentijd moeten we waken voor situaties waarbij persoonlijke stijl met macht wordt beloond.
Bijeenkomsten belonen de meest agressieve, retorische, charismatische, meest gearticuleerde (bijna altijd mannelijk). Kijkend naar hoeveel verschillende afgeleide er van het begrip ‘anarchisme’ worden gebruikt, zijn er eigenlijk maar heel weinig mensen binnen Links die het anarchisme werkelijk serieus onderzocht hebben. Voor mensen die vol van zichzelf zijn vanwege hun cynisme over sociale taboes, is het duidelijk hoe dit vooroordeel tegenover het anarchisme ons in de tang heeft.
Anarchisme is, net als masturbatie, iets waar we angst voor hebben leren hebben; irrationeel en niet ter discussie gesteld, als we er geen angst voor zouden hebben, zouden we het kunnen uitproberen, zouden we het kunnen leren en prettig kunnen vinden. Voor iedereen die zich ooit heeft afgevraagd of masturbatie meer voordelen zou kunnen bieden dan de waanzin, is het onderzoeken van het anarchisme ten sterkste aan te raden – helemaal terug tot de tijd van Marx, toen Bakoenin zijn meest radicale tegenstander was… het radicaalst, omdat hij Marx een dialectische stap voor was doordat hij erop te vertrouwde dat de capaciteiten van het individu de mensheid zouden redden.
Waarom heeft Links het anarchisme genegeerd? Het zou kunnen zijn omdat de anarchisten nooit een revolutionaire overwinning hebben behaald. Marxisme heeft gewonnen, maar het kapitalisme net zo goed. Wat bewijst dit? Wat suggereert het anders dan dat de verliezer misschien op dit moment aan onze zijde staat? De Russische anarchisten hebben zich altijd fel verzet tegen de revisionistische tirannie onder de Bolsjewieken die nieuw Links tegenover hun oud-Linkse ouders in de jaren 60 met een overmoedige koelheid bespotte. De oude generatie Amerikaanse Linksen was inderdaad kortzichtig toen zij niet zagen dat het kapitalisme in Rusland zich herstelde; maar de tunnelvisie waarmee wij de weg vrij hebben gemaakt voor Marxistisch-Leninistische dogma’s is ook niets om trots op te zijn.
Vrouwen hebben zich, natuurlijk, eerder dan de meeste mannen bevrijdt uit deze tunnel. Want wij bevonden ons in het donker. We werden geleid door de blinde mannen van nieuw Links en braken met hen. Huisvrouw voor de revolutie of prostitué voor het proletariaat – interessant hoe onze wijziging zichzelf hersteld. Overal in het land kwamen onafhankelijke groepen vrouwen op die zonder de structuur, leiders en andere factotums van mannelijk links functioneerden. Ze creëerden onafhankelijk en gelijktijdig organisaties vergelijkbaar met die van de anarchisten op totaal andere plekken en van decennia daarvoor. Ook geen toeval.
De stijl, de moed van Emma Goldman, is ook door veel vrouwen die zich niet als anarchist identificeren gevierd … want Emma had zo’n gelijk. Maar weinig vrouwen hebben mannen zo lang zoveel angst aangejaagd als Emma Goldman. Het lijkt me dan ook logisch dat we Emma bestuderen, niet om elke gedachte van haar over te nemen, maar om de haar bron van kracht en de liefde voor het leven de ontdekken. Het is niet toevallig dat de anarchistische Rode Terreur genaamd Emma ook een voorvechter en beoefenaar van de vrije liefde was: ze verbrak meer kapitalistische ketens dan enig van haar marxistische tijdgenoten.