Inhoud

Elke economie is uiteindelijk een menselijke economie

Door David Graeber


Elke economie is uiteindelijk een menselijke economie

Anders gezegd: welke materiële voorwaarden produceren het type mensen dat je het liefst als vrienden zou hebben?

In december maakte ik deel uit van een delegatie die een rehabilitatiecentrum voor gewonde strijders van de YPG/J bezocht in de stad Amude. De codirecteur van de kliniek, Agir Merdin, beschreef de medische filosofie die hij als de basis zag van de sociale orde die de PYD probeerde op te bouwen in Rojava. Die filosofie was in essentie preventief, zo vertelde hij ons. Om de verspreiding van veel ziektes te begrijpen, moetje beginnen bij sociale factoren: het is onmogelijk om ziekte te voorkomen als je geen gezonde maatschappij hebt die gebaseerd is op een visie van het menselijke leven als een onderdeel van de natuur: ‘als het hart ziek is, is het lichaam ook ziek’. De belangrijkste van die sociale factoren is volgens hem stress. Als onze steden bijvoorbeeld herbouwd zouden worden zodat ze voor 70% zouden bestaan uit groenruimte, zouden de stressniveaus dramatisch afnemen en daarmee ook de verspreiding van hartaandoeningen, diabetes en zelfs, zo beweerde hij stellig, kanker. Maar tegelijk benadrukte hij ook dat het niet enkel een kwestie was van integratie met de natuur, maar ook van sociale contacten: eenzaamheid — sociale isolatie - wordt in de moderne maatschappij bewust ingebouwd als een vorm van sociale controle.

‘Wij noemen dit ‘moderne slavernij”, ging hij verder: ‘In het verleden werd slavernij afgedwongen met het zwaard, maar in onze tijd is de situatie veel primitiever. In het verleden wisten de mensen van wie de sociale banden door hun gevangenneming en verkoop als slaven werden verbroken tenminste dat ze slaven waren. Vandaag denken ze effectief dat deze sociale isolatie vrijheid is. Maar isolatie creëert stress en stress creëert de opening waardoor ziektes binnen raken.’ Onze gezondheid en ons lichaam in die betekenis begrijpen, als onderdeel van een web van sociale relaties, vereist een radicale ommezwaai in onze visie op wat de samenleving eigenlijk is en betekent, later, terwijl hij in gedachten verzonken een sigaret rookte na het avondeten, merkte hij op: “Tenslotte spreken we altijd overproductie' alsof dat iets is dat over het maken van dingen gaat. Maar in elk sociaal systeem zijn de belangrijkste producten die geproduceerd worden altijd mensen. Zo zien wij dat. Werken gaat uiteindelijk over het produceren van mensen.“

Ik vond dit nogal verrassend, omdat ik zelf een boek had geschreven, Towards an Anthropological Theory Value[1], waarin ik precies hetzelfde argument opbouw — en ik ben er vrij zeker van dat zowat niemand in Koerdistan dat boek gelezen had. Laat ik dus enkele van de argumenten nader bekijken en uitleggen waarom ik denk dat ze nuttig kunnen zijn voor mensen die zich inzetten voor projecten die revolutionaire transformaties willen bewerkstelligen. In feite komt het argument dat ik maakte recht uit het werk van Marx. Je zou zelfs kunnen stellen dat het de essentie is van Marx’ kritiek op het kapitalisme, hoewel de meeste marxisten — met uitzondering van bepaalde feministische marxistische stromingen — dit volledig lijken te zijn vergeten. Marx merkte ooit op dat niemand in de oude wereld ooit een boek had geschreven waarin de vraag werd gesteld hoe de maatschappij te organiseren om de grootste hoeveelheid materiële rijkdom te produceren. Vandaag is dit uiteraard zowat de enige vraag die we mogen stellen als we ernstig genomen willen worden in de machtscentra van onze beschaving, maar auteurs uit de oudheid en de middeleeuwen - en in feite uit elke beschaving die voorafgaat aan onze eigentijdse beschavingen - gingen ervan uit dat de belangrijkste vraag was welke omstandigheden de beste mensen zouden produceren: de mensen die je als buren, vrienden of medeburgers zou wensen. De productie van rijkdom werd beschouwd als een ondergeschikt onderdeel van dat bredere proces: te veel rijkdom leidt tot gemakzucht en genotzucht, te weinig rijkdom betekent dat mensen te veel tijd moeten besteden aan overleven om zich te kunnen toeleggen op hun burgerplichten, enzovoorts. Antropologen hebben dit feit natuurlijk ook waargenomen. In de meeste gemeenschappen die doorheen de geschiedenis bestaan hebben, was er met zoiets als een ‘economie’.

Welke economie en voor wie?

Een van de meest schadelijke, en zelfs waanzinnige effecten van de dominantie van de economie als de belangrijkste discipline wordt duidelijk uit dit fragment:

‘Terwijl hij groenten aan het snijden was voor de camera, vertelde Cameron aan de journalist dar hij natuurlijk graag herverkozen wilde worden en de zesde grootste economie van de wereld wilde blijven regeren tot 2020, maar dat hij daarna geen derde ambtstermijn meer ambieerde.’

Zo zien degenen die Groot-Brittannië regeren dat land dus: als een economie. Deze logica bereikt haar extreemste vorm in de geesten van door de Wereldbank opgeleide economen in Afrika, die geregeld opmerken dat het een echt probleem is dat de helft van de bevolking op korte termijn zal sterven door AIDS, omdat dat een desastreus effect zal hebben op de economie. Ooit werd de economie beschouwd als een manier om de bevolking te voorzien van voeding, kleding en een onderkomen zodat iedereen kan overleven. Nu is de beste reden die iemand kan verzinnen om liet feit te betreuren dat miljoenen mensen zullen sterven het effect daarvan op de algemene productie van goederen en diensten.

'De economie' wordt verondersteld overeen te komen met het domein waarin we spreken over'waarde' — specifiek monetaire waarde, natuurlijk, maar ook de waarde van alles dat in een geldbedrag kan uitgedrukt worden. In essentie kan dit beschouwd worden als het domein waarin arbeid gericht is op het verwerven van geld. Het resultaat van deze visie is, zoals Marx als eerste aangetoond heeft, dat geld een eigenaardige dubbele rol gaat spelen. Enerzijds vertegenwoordigt geld de waarde van arbeid: het is de manier waarop de maatschappij het belang concipieert en meet van de creatieve energie waarmee we de wereld rondom ons creëren en vorm geven. Een bepaalde hoeveelheid creatieve energie heeft de waarde van een bepaalde hoeveelheid geld - een bepaald deel van de totale hoeveelheid geld die in omloop is — en dat bedrag is dan weer zo- en zoveel waard. Maar anderzijds is geld met alleen een symbool dat het belang van de acties van een persoon uitdrukt, maar is het in de praktijk ook een symbool dat precies datgene creëert wat het vertegenwoordigt: ten slotte werkje alleen om geld te krijgen. Het resultaat is een soort spiegelpaleis waarin ‘arbeid’ uiteindelijk zelf gedefinieerd wordt als datgene watje doet om geld te verkrijgen dat in essentie niet meer is dan een representatie van de waarde van die arbeid.

Welke arbeid heeft waarde?

Zoals feministische marxisten al lang stellen, heeft dit waardesysteem ook het schadelijke effect dat het bepaalt wat al dan niet beschouwd wordt als 'arbeid’. Als je geen directe contante betaling ontvangt voor het werk dat je doet, is dat in feite geen 'arbeid’ - of. in termen van politieke economie, ‘niet productief (wat betekent dat het geen meerwaarde produceert voor kapitalisten.) Een van de meer bevreemdende effecten van de heiligverklaring van de geschriften van Marx, die Bijbelse kwaliteiten toegedicht krijgen, is dat deze logica, die Marx bedoelde als een interne kritiek op de termen van de burgerlijke economie[2] als een realiteit beschouwd wordt, omdat Marx ze beschreven beeft! Dit heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de zorgarbeid van vrouwen behandeld wordt als enkel ‘reproductief’ (met alle impliciete biologische connotaties die in die term bevat zijn), terwijl het in feite natuurlijk de meest productieve arbeid is, want de maatschappij zelf is uiteindelijk niet meer dan het proces waardoor menselijke wezens elkaar creëren.

In de negentiende eeuw werd de arbeidswaardetheorie - waarin de fabrieksarbeider gezien werd als het paradigma van de waardeproducent — geïnternaliseerd door de arbeidersklasse en werd zo wereldwijd een uitermate effectief mobilisatiemiddel. Het bleef echter altijd gekenmerkt door een centrale contradictie: het feit dat leden van de arbeidersklasse tegelijkertijd trots waren op hun werk én rebelleerden tegen het concept zelf van werk. In de loop van de twintigste eeuw zijn de kapitalisten erin geslaagd om door middel van een langdurige en vastberaden ideologische aanval die oudere ethos te vervangen door de notie dat waarde in feite geproduceerd wordt in de geesten van entrepreneurs en dat arbeid in essentie een geestdodende en robotachtige activiteit is. Zo hebben ze de waarde van arbeid veranderd in een morele waarde. Arbeid wordt geprezen als iets dat nodig is om karakter op te bouwen en iedereen die met het grootste deel van haar of zijn tijd besteedt aan werk dat hij of zij met erg interessant vindt, wordt gezien als immoreel.

Deze manier om arbeid te beoordelen heeft tal van paradoxen gecreëerd, zoals ik gedocumenteerd heb in mijn artikel ‘On the Phenomenon of Bullshit Jobs'[3]. Naarmate automatisering hoe langer hoe meer vroeger noodzakelijke jobs begon te elimineren, heeft het beleid om de bevolking desondanks hoe langer hoe meer uren en hoe langer hoe intensiever te doen werken, het beleid dat groei en tewerkstelling als de oplossing voor elk probleem ziet, in feite miljoenen en miljoenen volledig nutteloze en zinloze administratieve jobs gegenereerd: een eindeloze stoet strategie vision managers, hitman resource consultants en lobbyisten, om het nog niet te hebben over volledige sectoren zoals telemarketing en bedrijfsrecht die geen enkele andere bestaansreden lijken te hebben dan mensen aan het werk te houden. Tegelijkertijd lijkt er een vrijwel volmaakte omgekeerd evenredige relatie te zijn tussen het werkelijke maatschappelijke nut van een bepaalde job en de waarde die eraan gehecht wordt: duidelijk noodzakelijke taken zoals verpleging, koken, vuilnisophaling, onderhoud van wegen, en langer hoe meer ook onderwijs, worden het slechtst betaald, terwijl de meest nutteloze of zelfs contraproductieve functies - mensen zoals managers, die onveranderlijk pochen over de eindeloze uren die ze op het werk doorbrengen, ook al doen ze er vaak helemaal niets - het rijkelijkst beloond worden.

Erger nog is het feit dat dit onder invloed van de dominante ideologie minstens op een onbewust niveau als niet meer dan juist gezien wordt. Zoals bedrijven ervan uitgaan dat ze voor een job die mensen mogelijkerwijze omwille van een andere reden dan geld zouden willen doen (creatief ontwerp, zelfs vertaling niet zouden moeten betalen - hoewel ze tegelijkertijd fortuinen uitgeven aan hele legioenen zinloze bedrijfsbureaucraten, zo worden onderwijzers of zelfs arbeiders in autofabrieken het onderwerp van populaire woede wanneer ze gezien worden als overbetaald. Het is bijna alsof mensen zouden zeggen: ‘Maar jij mag kinderen onderwijzen of auto’s maken! Dat is echt werk! En dan wil je daarbovenop ook nog eens een hoog loon, werkzekerheid en extralegale voordelen?’ Op een perverse manier wordt de wetenschap dat je werk het waard is gedaan te worden en anderen helpt gezien als iets dat het bevredigender maakt en dus afbreuk doet aan zijn waarde!

Een nieuwe arbeidswaardetheorie is nodig

We hebben duidelijk behoefte aan een volledige ommezwaai van onze zienswijze en het schijnt mij toe dat de enige manier om dat te doen is door te beginnen om de oudere versie van de arbeidswaardetheorie te vervangen door een nieuwe die net uitgaat van sociale productie en zorgwerk en dat tot het paradigma verheft voor zinvol productief werk - in de betekenis dat zelfs de productie van materiële benodigdheden waardevol is precies in de mate dat ze gezien kan worden als een uitbreiding van het principe van zorg voor anderen en de wederzijdse creatie van menselijke wezens. Zodra we daarmee beginnen, zou het duidelijk moeten worden dat. ondanks de voortdurende absurde verklaringen dat de arbeidersklasse op de een of andere manier verdwenen zou zijn met de vermindering van fabrieksarbeid, de werkende klasse altijd - zelfs in de tijd van Marx - de ‘verzorgende’ klasse geweest is, gezien ze in hoofdzaak bestaat uit verzorgers en zorgverleners, om nog maar te zwijgen over tuiniers, conciërges, bewakers en iedereen die meewerkt aan de creatie van beschermende omgevingen waarin dingen kunnen groeien en tot bloei komen. (Dit geldt vooral voor vrouwen uit de werkende klasse, maar heeft ook altijd gegolden voor een groot percentage van werkende mannen.)

Het kapitalisme is gewoon een slechte manier om het communisme te organiseren

Hoe zou een arbeidersbeweging gebaseerd op dit begrip van een menselijke economie de wereld heruitvinden? Ik ga eindigen met één manier waarop dit zou kunnen gebeuren. Wij stellen ons het 'communisme' doorgaans voor als een soort geïdealiseerde toekomstige staat, of misschien als iets dat ooit in een ver verleden bestond (‘primitief communisme’) en misschien ooit opnieuw zal bestaan. Er wordt van uit gegaan dat de basis van ‘communisme’ noodzakelijkerwijze gevormd zal worden door collectieve eigendomsovereenkomsten. Maar als je de nogal formalistische en legalistische definitie van eigendomsregelingen even terzijde laat en in plaats daarvan spreekt over vormen van toegang — als je dus terug grijpt naar het originele concept van ‘ieder naar vermogen en ieder volgens behoefte’, merk je dat het meeste werk nu al georganiseerd is volgens communistische principes. Als iemand in een werkplaats aan een leiding werkt en zegt 'geef mij de sleutel even aan', vraagt de andere persoon niet 'en wat krijg ik daarvoor terug?’ Communistische principes worden in feite voortdurend toegepast omdat dat het enige is wat echt werkt.

Daaruit volgt dat het kapitalisme zelf in een zeer reële betekenis gewoon een slechte manier is om het communisme te organiseren. Er bestaan gelijkaardige soorten communistische relaties tussen twee mensen die elkaar vertrouwen en elkaar behandelen alsof ze er altijd zullen zijn voor elkaar, zodat het tellen en in rekening brengen van input en output, van wie wat aan wie geeft, absurd wordt. En ten slotte: communisme is letterlijk de fundering van alle menselijke vriendelijkheid en sociaal gedrag, omdat je automatisch communistische principes toepast zolang de persoon in kwestie niemand is die je als vijand beschouwt. Dat geldt zelfs voor onbekenden als de nood hoog genoeg is (‘Help, ik verdrink’) of als de kostprijs laag genoeg is (‘Kan u mij de weg wijzen naar…?’‘Heeft u een vuurtje?’). In tal van maatschappelijke ordeningen gaat dat fundament van wat ik 'baseline communisme’ zou noemen zelfs, veel verder en is het onmogelijk om bijvoorbeeld een verzoek om voedsel, kleding of wat dan ook te weigeren.

Communisme in deze variant is niet het enige principe en ik denk dat het vrijwel onmogelijk is om je een maatschappij voor te stellen waarin dat het enige principe zou zijn. Er zullen altijd ook nog andere principes toegepast worden. Maar opnieuw nadenken over wat we al doen in die zin kan een startpunt vormen voor de bewustwording dat het precies dit soort met vastomlijnde wederzijdse verantwoordelijkheidszin is die de kern vormt van zorgende relaties en in die zin de met erkende fundering is van alle vormen van maatschappelijke waarde. Dat betekent ook dat we in een belangrijke betekenis al in een communistische organisatie leven. De kwestie is om een manier te ontwikkelen om deze bestaande vormen van communisme op democratische wijze te coördineren en mensen op die manier zo vrij te laten als ze kunnen zijn om de engagementen waar ze voor kiezen aan te gaan met anderen en om uiteindelijk voor zichzelf te kunnen beslissen welke vormen van waarde ze individueel of collectief willen nastreven.

Voetnoten