Door Colin Ward
Tekst van een lezing, getiteld 'The experience of Anarchy', gehouden op het door De As georganiseerde symposium over de anarchistische pers op 30 januari 1993 in Amsterdam.
Er is mij gezegd dat De AS is gemodelleerd naar het Engelse tijdschrift Anarchy dat ik heb geredigeerd van I 961 tot 1970, en men heeft mij gevraagd te spréken over de invloed van Anarchy zowel binnen als buiten de anarchistische beweging. Dit is een nogal uitdagende vraag, en ik ben er van overtuigd dat het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis de geschikte plaats is om deze vraag te stellen. Ik weet dat dit instituut een grote collectie anarchistische tijdschriften herbergt, welks drukkers en uitgevers ervan overtuigd waren dat het gedrukte woord de beste manier was om mensen te beïnvloeden.
De laatste keer dat ik het instituut bezocht, en u mag mij mijn verwaarlozing verwijten, was in 1951, toen een vriendin die bij velen bekend stond als tante Annie - mevrouw Annie Adama van Scheltema - mij een kostbare collectie toonde van pamfletten uit de Engelse Revolutie van rond de jaren 1640, met inbegrip van die van Gerard Winstanley. Ik was verbluft door de loutere schoonheid van het drukwerk, die van zetsel of matrijzen afkomstig uit Holland moeten zijn geweest (aangezien het zelfs van een eerder tijdstip was dan het werk van William Caslon). Eén van die 17de eeuwse pamfletschrijvers had een triomfantelijke slogan: “Met zesentwintig loden soldaten, zal ik de wereld veroveren”.
Dit was het geloof van anarchistische propagandisten. Zij hadden vertrouwen in de macht van het gedrukte woord. Wanneer wij het hebben over het bestaan van een anarchistische beweging een eeuw geleden in een van de steden van de wereld, is dat we bedoelen dat één individu had besloten om een anarchistisch blad uit te gaan geven. Vaak was het een drukker, of iemand die toegang had tot een drukmachine. Proudhon, bijvoorbeeld was in 1828 in dienst genomen door de firma Gauthier te Besanfon als leerlingdrukker en corrector, en veel later schreef hij hoe “ik nog steeds met genoegen terugdenk aan de grote dag dat mijn zethaak voor mij het symbool en instrument van mijn vrijheid werd”. En in 1879 begon Kropotkin, samen met Herzig en Dumartheray, het tijdschrift Le Révolté. Hij vond dat hij zelf alles moest schrijven, maar ook moest leren 'zetten', en wanneer zijn collega’s bezwaren hadden tegen wat hij had geschreven, “pakte hij heel eenvoudig zijn zethaak, en bracht hij een nieuwe passage aan”.
De uitvinding van zetmachines maakte het handzetsel verouderd, met uitzondering van de 'koppen’, maar in de 20ste eeuw was het machinenetwerk een ander vak voor anarchistische propagandisten. U zult wellicht bekend zijn met de legendes van de Latijns-Amerikaanse anarchisten die de ene helft van het jaar in dit goed betaalde vak in de hoofdsteden doorbrachten, het drukwerk makend voor anarchistische publicaties onder de neuzen van hun kapitalistische werkgevers, en die de rest van het jaar doorbrachten met het verspreiden van anarchistische propaganda temidden van los campesinos en los indios. De technische revolutie in het drukwerk maakte deze vaardigheden overbodig, maar bracht weer nieuwe vaardigheden en nieuwe mogelijkheden met zich mee. Hoewel ik de afgelopen maand tussen allerlei anarchistisch propagandamateriaal dat ik uit Rusland ontving, een brochure aantrof met de titel Anarchisten kennen geen grenzen, en bemerkte dat deze met de hand gezet was en met de hand gedrukt van losse letters.
Anarchistische propagandisten hebben een lange liefdesaffaire gehad met het gedrukte woord. Zij hebben een eveneens lange geschiedenis van het gesproken woord in de open lucht, met als equivalent in de moderne tijd het gebruik van radio, film, tv, video, alsmede van hen die pleiten voor computernetwerken. Vorig jaar ontmoette ik een groep Spaanse filmmakers, leden van de CNT, die de helft van het jaar bezig waren met werk in de televisie-industrie, teneinde de rest van de tijd alternatieve films te maken over Los Heterodoxos, in de hoop hierdoor een plaats voor deze films te vinden als kant en klare programma's voor televisiestations. In Baltimore in de Verenigde Staten is er een al jarenlang bestaand netwerk met de naam 'The Great Atlantic Conspiracy', dat honderden van afgeronde radioprogramma's van een half uur produceert over anarchistische onderwerpen, aangezien vroeger of later sommige van de duizenden radiostations in de Verenigde Staten deze zullen gebruiken, en de boodschap zullen verspreiden. En de hele afgelopen eeuw van anarchistische propaganda zijn er bladen geweest, van Le Père Peinard in 1889 tot aan Class War in 1989, welks 'beschaafde' redacteuren geloofden dat straattaal en schunnige cartoons het publiek kunnen overhalen dat niet door serieuze argumenten valt te overtuigen. Aangezien niemand van ons een werkelijk doorslaggevend succes kan claimen, zouden wij allemaal blij moeten zijn met andere benaderingen van de taak het anarchistische idee te verspreiden. Tegelijkertijd zullen wij allen toe moeten geven dat we het beste werken met het medium waarin we ons het meeste thuis voelen. Wij zijn allen schepsels van onze eigen generatie. Ikzelf was als kind gefascineerd door drukwerk, en raakte pas later geïnteresseerd in het schrijven. Ik kan een zethaak gebruiken, maar niet een computer. Ik heb ontdekt dat ik voor het eerst schreef in de anarchistische pers in december 1943. Aangezien dat een halve eeuw geleden was, ben ik geneigd te denken dat een van de problemen van anarchistische journalistiek het feit is dat wij propagandisten zo 'zeldzaam' zijn, dat wij een te groot gedeelte van ons leven ermee bezig zijn, en te weinig tijd nemen om te reflecteren over de externe veranderingen in de wereld van opinies, waarop gereageerd zou dienen te worden, en over de effectiviteit van de benadering die wij kiezen.
MYTHEN
Het maandblad Anarchy was het resultaat van een anarchist die ophield met nadenken. Ik heb de oorsprong ervan uitgelegd in de inleiding van het bij Freedom Press verschenen boek A Decade of Anarchy. Ik werd in 1947 uitgenodigd om toe te treden tot de redactie van Freedom, en “aan het einde van de jaren vijftig bepleitte ik om, in plaats van onze energie te gebruiken om een weekblad te maken (met gebrek aan tijd om het tijdschrift zowel effectief te propageren als om onszelf de kans te geven stil te staan en na te denken) wij een maandblad moesten produceren, in wat in die dagen een A4 formaat werd genoemd … Aan het einde van de jaren vijftig schreef ik verschillende artikelen in Freedom waarin ik de redenen uiteenzette waarom ik dacht dat een verandering ons in staat zou stellen meer omvattende en duidelijker uitspraken te doen over anarchistische houdingen tegenover sociale gebeurtenissen in de hedendaagse wereld” … en ik voerde het argument aan dat “het ook zou leiden tot een grotere duurzaamheid en een groter propagandistisch effect”. Ik legde er de nadruk op dat “als wij ooit de overgang willen bereiken van een sekte naar een sociale beweging” wij een verjongde Freedom nodig hadden, en dat “omdat wij er niet in waren geslaagd om anarchistische alternatieven te formuleren voor zowel de meest prozaïsche als de meest belangrijke levensgebieden, juist de mensen die onze activiteiten zouden kunnen verlevendigen, er niet toe gebracht kunnen worden om ons serieus te nemen”.
Ik dacht, en ik denk nog altijd, dat dit de belangrijke onderwerpen voor anarchistische propagandisten zijn. Mijn collega’s in de Freedom Press groep antwoordden met de gebruikelijke, roekeloze anarchistische openhartigheid. Zij zeiden: 'Laat hen die alleen een weekblad willen uitgeven dat doen, en laat hen die een maandblad willen produceren dat eveneens doen'. Zij besloten dat in de eerste week van de maand het maandblad in plaats van het weekblad zou moeten verschijnen, en dat het niet het A4 formaat zou moeten hebben, zoals ik had voorgesteld, maar een A5 formaat, net als De AS heeft. Toen ik op zoek ging naar een titel, koos ik voor Autonomy (wat de naam was van het eerste anarchistische tijdschrift ooit gepubliceerd in Engeland), met als ondertitel, 'een tijdschrift van anarchistische ideeën'. Maar er werd druk op mij uitgeoefend om de titel te veranderen in Anarchy.
Ik was er niet in geslaagd mijn collega's te bewegen de functie en het nut van een anarchistisch tijdschrift voor de jaren zestig te bespreken, en ik was opeens bezig met de productie van een heel ander tijdschrift dan het maandblad Freedom dat ik voor ogen had gehad, maar, toen de beslissing eenmaal door de groep genomen was, had ik een absolute autonomie over wat er in Anarchy gepubliceerd zou worden. Ik vermeld al deze langdradige interne geschiedenissen omdat ik, met enig genoegen, verhalen heb vernomen over het blad Anarchy die niet overeenkomen met de werkelijkheid. Men heeft mij bijvoorbeeld verteld, dat het tijdschrift door mij werd uitgegeven onder grote tegenwerking vanuit de hoek van Freedom. Feitelijk was de uitgave van het blad natuurlijk alleen maar mogelijk omdat Freedom Press alle productiekosten betaalde. De basis van de oplage was de abonnementenlijst van Freedom, en het maandelijkse werk van frankeren en versturen, dan wel het afhandelen van bestellingen en abonnementen, werd verricht door andere leden van de groep van Freedom Press.
Mijn functie was die van het redigeren en het benaderen van mogelijke medewerkers, om hen over te halen om (zonder vergoeding) artikelen te vervaardigen, en wanneer zij er niet in slaagden om het materiaal op tijd te leveren, zelf - onder een pseudoniem - de stukken die zij hadden moeten maken, te schrijven. Dit is een situatie waar de redacteuren van De AS zeer vertrouwd mee zullen zijn. Het plakwerk voor de drukker werd door mijzelf gedaan, omringd door kinderen met de lijmpot, terwijl ergens anders de grafisch kunstenaar Rufus Segar de informatie aan het verwerken was, die hij van mij had verzameld om de omslagen te maken die Anarchy beroemd hebben gemaakt.
Dit leidt mij naar een andere correctie van de mythologie. Het heeft mij altijd plezier gedaan als Anarchy werd beschreven, zowel toentertijd in de pers als later in de herinneringen van andere mensen, “als de authentieke stem van de generatie van de jaren zestig”. Ik was hier natuurlijk verheugd over, en het is juist dat veel van de auteurs van Anarchy veel jonger waren dan de meeste schrijvers in de anarchistische pers, zowel nu als toen. De jaren zestig waren een periode die grote uitbreiding te zien gaf van de hogere opleidingen in Engeland, net als in de andere Europese landen, en ik was er op uit om lezers en schrijvers onder studenten te vinden. Maar zelf was ik eigenlijk helemaal geen jaren zestig figuur. Ik was 37 toen Anarchy begon en 46 toen ik mijn laatste nummer uitgaf. Ik verliet in 1939 de middelbare school en bracht vijf jaren in het leger door in de periode van de Tweede Wereldoorlog. Ik had niet in de verste verte deel aan de cultuur van de jaren zestig en stond bijzonder vijandig tegenover het marxisme en maoïsme dat door de academici van mijn generatie over de jongeren werd uitgestort. Tegelijkertijd was ik eigenlijk al te oud om een weerspiegeling te zijn van de muziekcultuur, of de drugscultuur van die generatie. Ik ben onherstelbaar een anarchistische propagandist oude stijl, die op zoek is naar een nieuw publiek. Overigens is er nog een andere mythe over Anarchy die ik moet corrigeren. Toen ik begon, hoopte ik een oplage van vierduizend exemplaren te kunnen bereiken. Deze bescheiden doelstelling, gezien het grote Engelse taalgebied in Amerika, Canada, Australië enzovoort, en het feit dat, of de Engelsen het nu verdienen of niet, hun taal een wereldtaal is, was overdreven optimistisch. Op het moment dat wij de honderdste editie van Anarchy bereikten, moest ik berichten dat “van de rond vierentwintig nummers die volledig uitverkocht raakten, er 2800 waren verkocht. Van alle andere nummers waren er minder verkocht”. Dit is een enigszins ontnuchterende gedachte. Vergelijk dit met de problemen die de redacteuren van De AS het hoofd moeten bieden, met een veel kleiner potentieel aan lezers. Maar er is nog een geheel ander aspect dan het punt van de taal.
Wanneer ik, zonder dat ik in staat ben om het blad te lezen, kijk naar het materiaal dat wordt gebruikt, dan ontdek ik dat veel van het materiaal is vertaald uit andere talen, waarbij belangrijke artikelen uit de anarchistische pers uit het buitenland voor het eerst in het Nederlands worden gepresenteerd. Dit is een onderdeel van redactionele arbeid, dat bij Engelsen niet voorkomt Het is een aspect van een Brits kenmerk dat voortkomt uit een taalkundig imperialistische arrogantie, die wordt gedeeld door Engelse anarchisten. Een van de weinige gebeurtenissen waarvoor ik feitelijk een vertaler zocht was het nummer van Anarchy van augustus 1966 over de Provobeweging, hier in Amsterdam. Deze overwegingen leiden tot een interessante gedachte. Omdat jullie gedwongen zijn om vertalingen te zien als een normaal en onmisbaar onderdeel van het uitgeven van een tijdschrift, bestaat er geen twijfel over dat De AS een meer cosmopolitische, wereldwijde blik heeft dan Anarchy, dat werd gepubliceerd in een wereldtaal, ooit had. Ik denk dat hetzelfde geldt voor een tijdschrift als Volontè uit Milaan.
Ik heb nu genoeg gezegd om de postume reputatie van Anarchy meer in de juiste proportie te brengen. Tot vandaag zijn er mensen die, hoewel zij niets met de anarchistische beweging te maken hadden, schrijven 'hoe goed' het tijdschrift was. Misschien ben ik een slachtoffer van mijn eigen propaganda, maar ik begin zelf bijna de mythes over Anarchy te geloven. Maar natuurlijk had ik ook een hele lijst van verwachtingen en wensen, uitgesproken of niet, voor de stijl en inhoud van een anarchistisch tijdschrift in de jaren zestig.
Een van de vele tragedies van de anarchistische journalistiek is, dat we omdat we met zo weinigen zijn, niet alleen onze pogingen niet door kunnen zetten, door ervoor te zorgen dat ons materiaal inderdaad de mensen bereikt voor wie het nuttig zou kunnen zijn, maar dat wij ook nooit de tijd nemen om in te schatten, wat er zou gebeuren wanneer wij een andere activiteit zouden verrichten, of zij nuttig en effectief is. Namen de mensen die wij probeerden te beïnvloeden onze propaganda serieus? Of zagen zij ons als onschadelijke idealisten die niet begrijpen hoe menselijke gemeenschappen functioneren en die waren blijven steken in een niet bij onze moderne tijd passend naïef revolutionair denken uit de late 19de eeuw.
Ik zag Anarchy als een poging om te bereiken dat het anarchisme serieus genomen zou worden, door te aanvaarden dat het anarchisme behoort tot de hoofdstroom van moderne sociale idee- en, en door de grote buitenwereld toe te spreken, in plaats van de kleinere kring van overtuigde anarchisten. Dit betekende dat de moeite werd genomen om zich te bewegen buiten de gebruikelijke cirkel van schrijvers voor de anarchistische pers, daarbij accepterend dat hun meningen wellicht niet in alle gevallen 'ideologisch correct’ waren, hoewel de algemene teneur van hun bijdragen sympathiek was. Dit was naar mijn idee de beleidslijn die was gevolgd door enkele van de grote anarchistische tijdschriften uit het verleden - bijvoorbeeld Le Révolté in Frankrijk en Remsta Blanca in Spanje. Ik denk ook eigenlijk dat het hetzelfde beleid is van hedendaagse tijdschriften als Volontè en De As. Het betekent het gebruiken van een tijdschrift als een soort van anarchistische 'etalage’, waarin voor de wereld de kwaliteit en de verscheidenheid van de goederen ten toon wordt gesteld die de anarchistische benadering te bieden heeft
Mijn eigen benadering van het anarchisme is om het te beschouwen als een organisatietheorie, en ik ben het eens met de opmerking van Paul Goodman dat “Een vrije maatschappij niet de vervanging kan zijn van de oude orde door een 'nieuwe orde’; het is de uitbreiding van sferen van vrij handelen totdat zij het grootste gedeelte uitmaken van het sociale leven”. Dit was de benadering van Anarchy, en ook van het boek Anarchy in Action dat ik schreef naar aanleiding van de ervaring met het uitgeven van het blad. Uiteindelijk worden natuurlijk alle redacteuren beperkt door de grenzen van hun eigen kennis en door die van de mensen die zij kunnen overhalen om een bijdrage te leveren. Maar er waren zeker bepaalde gebieden waar Anarchy indrukwekkend was en goed geïnformeerd. Hieronder vielen bijvoorbeeld beschouwingen over libertaire experimenten in de opvoeding, propaganda voor zelfbestuur door bewoners als eerste principe van huisvesting, arbeiderszelfbestuur in de industrie. En in de wereld van misdaad en afwijkend gedrag had zij een aantal bijdragen van de groep van academici die toen bekend stonden als 'de nieuwe sociologen van de deviantie’. Op deze specifieke terreinen verkreeg het tijdschrift een zekere reputatie.
Wanneer u nu zou stellen dat dit soort onderwerpen, hoe interessant ook, een verenging van de breedte en omvang van de anarchistische propaganda in het verleden inhouden, dan zou u natuurlijk gelijk hebben. Aan de andere kant geloof ik dat het zinvol is om onze propaganda te richten op dat publiek dat het meest geschikt is om te luisteren. Het feit dat ik de initiatiefnemer was van deze verscheidenheid aan anarchistische toepassingen, veroordeelde mij tot het toespreken van meer dan honderd bijeenkomsten van 'specialisten' in de twintig jaar nadat ik was opgehouden een anarchistische uitgever te zijn, waarbij ik een benadering aanbood waarvan zij nog nooit eerder gehoord hadden.
Ik zou mij absoluut niet willen verontschuldigen voor de toon van het blad Anarchy, die door veel mensen als academisch werd beschouwd. Dat waren overduidelijk mensen die zelden een academisch tijdschrift hadden gezien, anders zouden zij nooit een dergelijke klacht hebben geuit Ik ben het volkomen eens met Tom Keell, een van de vroegere redacteuren van Freedom Press, die in de jaren twintig eens het volgende verklaarde: “Onze propaganda is ongetwijfeld voor serieuze mensen die in hun meest serieuze stemmingen verkeren. Wanneer men het blad alleen maar doorbladert en even inkijkt, zoals een gewone dagelijkse krant, dan wordt er niets bereikt”.
Hoe dan ook, wanneer ik in de jaren negentig in plaats van in de jaren zestig een anarchistische uitgever zou zijn, zou ik mij bezighouden met een anarchistische interpretatie van een hele reeks van onderwerpen die dertig jaar geleden helemaal niet op de agenda stonden. Het eerste onderwerp is de ineenstorting van het Sovjet rijk, een gebeurtenis die door heel weinig mensen werd voorspeld, en zeker niet door Ruslandkenners. Een tweede onderwerp is de wereldwijde afwijzing van staatssocialisme, niet ten gunste van het libertaire socialisme, maar voor de meest botte verdediging van de vrije markteconomie. Een volgend onderwerp is de scheiding tussen Noord en Zuid en de crisis van overconsumptie bij de rijke bevolkingen. Dan is er ook de wederopstanding van het nationalisme, een andere bedreiging voor de beschaving die men niet van te voren heeft zien aankomen. Een onderwerp dat samenhangt met het vorige is de groei van religieus fundamentalisme, of het nu christelijk, joods, islamitisch of hindoestaans is. Onze ideologische voorvaders, of zij nu socialistisch of anarchistisch waren, hebben altijd aangenomen dat fundamentalisme eenvoudigweg af zou sterven. Het gevolg hiervan is dat wij tegenwoordig geen idee hebben hoe wij met dit probleem moeten omgaan. Moeten wij deze herlevende religies gaan bestrijden, waardoor we het risico lopen voeding te geven aan hun vermogen om verdeeldheid te zaaien? Of moeten wij anarchisten, hoewel wij vijandig staan tegenover de staat als institutie, het concept van de seculiere staat verdedigen tegen die georganiseerde minderheden die de staat voor hun eigen doeleinden trachten te gebruiken? Dit is wellicht voor u en mij geen belangrijk punt, maar het is wel een onderwerp in de Verenigde Staten bij het verdedigen van de seculiere staat tegenover herboren christenen, of voor anarchisten in Israël die de seculiere staat verdedigen tegen ultra orthodox jodendom, of voor Egyptische anarchisten die de instituties van de seculiere staat verdedigen tegen islamitisch fundamentalisme, of in India het verdedigen van de seculiere staat tegen hindoestaans fundamentalisme. Dit zijn ideologische problemen die in de 21ste eeuw nog veel ingewikkelder gaan worden.
En direct in verband met al de vorige dilemma’s is er het probleem van de massale migraties van bevolkingen. Eeuwenlang hebben onze Europese voorvaders de landen van andere volkeren gekoloniseerd, hebben zij de plaatselijke bevolkingen vermoord en tot slaaf gemaakt en hebben zij hen het meest productieve land afgenomen. Nu is het tij gekeerd, en hebben de regeringen in Europa en in de Verenigde Staten allerlei barrières opgelegd om verdere migratie vanuit de arme wereld naar de rijke wereld te voorkomen, met actieve steun van hun eigen bevolkingen die er over klagen dat deze barrières niet ondoorlaatbaar genoeg zijn. Wij willen een boodschap brengen van menselijke bevrijding, maar vinden het pad verduisterd door uitingen van rassenhaat.
Een van de problemen van anarchistische propaganda is dat zij zelden verder komt dan hoofdstuk één, alsof de geschiedenis van ideeën niet verder gaat dan het automatische en simpele socialistische optimisme van het einde van de vorige eeuw, en alsof de verschrikkelijke lessen van de 20ste eeuw nooit hebben bestaan. Er zijn uiteraard uitzonderingen, enkele komen van mensen die hier vandaag aanwezig zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan het symposium over 'Recht en Anarchisme' dat werd georganiseerd door Thom Holterman en Henc van Maarseveen. Op de een of andere manier heb ik dit symposium nooit besproken gezien in de Engelstalige anarchistische pers.
Ik wil de redactie van De AS en van verschillende andere anarchistische tijdschriften feliciteren met hun pogingen om de anarchistische propaganda van de 19de eeuw over te brengen naar de 21ste eeuw.