Gedachten over het anarchistische beginsel

Door Paul Goodman

Vertaald uit het Engels op basis van http://theanarchistlibrary.org/library/paul-goodman-reflections-on-the-anarchist-principle Alinea’s stonden niet in dit origineel, maar zijn voor de leesbaarheid aangebracht bij vertaling.


Gedachten over het anarchistische beginsel

Het anarchisme is gegrondvest op een tamelijk duidelijke grondstelling: dat waardevol gedrag slechts plaatsvindt door het vrije en rechtstreekse antwoord van individuen of vrijwillige groepsverbanden op de omstandigheden die de historische omgeving biedt. Het anarchisme beweert dat in de meeste menselijke aangelegenheden, hetzij politiek, economisch, militair, religieus, pedagogisch of cultureel, meer kwaads dan goeds voortkomt uit dwang, sturing van bovenaf, centrale autoriteit, bureaucratie, gevangenissen, dienstplicht, Staten, vooropgezette standaardisering, buitensporige planning, et cetera. Anarchisten willen intrinsiek functioneren doen toenemen en uitwendige macht doen afnemen.

Dit is een sociaal-psychologische hypothese met duidelijke politieke implicaties. Afhankelijk van variërende historische omstandigheden die uiteenlopende bedreigingen boden voor het anarchistische beginsel, hebben anarchisten hun nadruk op verschillende plekken gelegd: soms agrarisch, soms gericht op vrije steden en gericht op gilden; soms technologisch, soms anti-technologisch; soms communistisch, soms de eigendom bevestigend; soms individualistisch, soms collectief; soms sprekend over Vrijheid als een welhaast absoluut goed, soms vertrouwend op gewoontes en “de natuur”. Maar ondanks deze verschillen herkennen anarchisten elkaar vrijwel altijd, en ze beschouwen hun verschillen niet als onverenigbaar. Neem een wezenlijk modern probleem: geweld. Guerrillastrijd is een klassieke anarchistische techniek geweest; maar waar in moderne omstandigheden elk gewelddadig middel de neiging heeft centralisme en autoritarisme te versterken, daar hebben anarchisten de schoonheid ingezien van geweldloosheid.

Welnu, het anarchistische principe is in grote lijnen waar. Verre van “utopisch” te zijn, of een “glorieuze nederlaag”, heeft het zichzelf bewezen en een overwinning behaald in veel spectaculaire historische crises. In de tijd van het mercantilisme en de koninklijke patenten was de vrije markt via aandeelhoudersmaatschappijen anarchistisch. De Jeffersoniaanse Bill of Rights en de onafhankelijke rechtspraak was anarchistisch. Congregationalistische kerken waren anarchistisch. Progressieve educatie was anarchistisch. De vrije steden en corporatieve wetgeving in het feodale systeem waren anarchistisch. Vandaag de dag is de burgerrechtenbeweging de Verenigde Staten klassiek anarchistisch en decentralistisch geweest. En zo voorts, tot aan details als vrije toegang in openbare bibliotheken.

Natuurlijk leken deze zaken voor latere historici niet anarchistisch, maar in hun eigen tijd werden ze als zodanig beschouwd en vaak letterlijk zo genoemd, met de gebruikelijke verschrikkelijke dreigementen van chaos. Maar de relativiteit van het anarchistische beginsel ten opzichte van de situatie hoort tot de essentie van het anarchisme. Er kan geen geschiedenis van het anarchisme zijn in de zin van een vaststelling van een permanente stand van zaken genaamd “anarchisme”. Het is altijd een voortdurende worsteling met de volgende situatie, en een waakzaamheid om te verzekeren dat gewonnen vrijheden niet verloren gaan, en niet in hun tegendeel verkeren, zoals vrij ondernemerschap tot loonslavernij en monopoliekapitalisme is omgevormd, of de onafhankelijke rechtspraak in een monopolie van gerechtshoven, agenten advocaten is veranderd, of vrije educatie omgevormd is in Schoolsystemen.