AAN HET NEDERLANDSE VOLK
Voor wie nadenkt, zijn de tijden, welke wij doorleven, vol van benauwenis.
En angstig vraagt zich de ernstige mens thans gedurig af wat de toekomst, misschien zelfs reeds de naaste toekomst, brengen zal.
Letten wij op de tekenen der tijden, dan begrijpen we dat er mensen zijn, gevangen nog in de oude meningen en dogma’s, die zeggen dat de ondergang der wereld nabij is en dat nadert de grote dag des gerichts. Want daar zijn oorlogen en geruchten van oorlogen.
En desondanks zijn er duizenden en tienduizenden, die, aan alle levensernst vreemd, onbekommerd voortleven en doen alsof er geen gevaren dreigen en zij laten zich opnieuw in slaap sussen door hen, die vóór alles er belang bij hebben, dat de grote volksmassa niet ontwaakt tot bewust leven, maar blijft wat ze tot dusver is geweest: een gedweeë, volgzame kudde, die zich zonder verzet laat scheren en slachten.
Het is bijwijlen om wanhopig te worden, wanneer wij denken aan de geest van lauwheid, laksheid en onverschilligheid ten opzichte van de ernstigste vragen bij het volk, vooral als wij daarnaast zien de geweldige belangstelling, het buitengewone enthousiasme voor al wat maar sensationeel is. Motor-, rijwiel-, voetbal-, bokswedstrijden, feesten en vermakelijkheden, gewaagde vertoningen trekken duizenden, ja, tienduizenden tot zich…. maar wanneer de mensen worden opgeroepen om te protesteren tegen onrecht, om te luisteren naar hen, die menen een weg te kunnen aanwijzen om te ontkomen aan de dreigende gevaren, dan zijn er de tientallen, en, als ‘t heel mooi is, de honderdtallen!
Een gevoel van afkeer komt in ons op van die laffe volksmassa, welke zich elke dag opnieuw laat trappen en honen, uitbuiten en uitmergelen en nochtans er niet aan denkt om, door één machtig besef van solidariteit gedragen, zich op te maken om het slavenjuk te verbreken en de ellende van zich te weren. Want die massa is vóór alles laf. Zij heeft geen fierheid, geen lijdesdurf. En zij is dom! Daarom laat zij zich steeds opnieuw misleiden door politieke eerzuchtelingen en avonturiers, door bedriegelijke geestelijke leiders.
En toch kùnnen wij niet ophouden ons telkens weder tot het volk te richten om het te waarschuwen tegen het naderend gevaar en wij zullen het blijven doen.
Wij, dat zijn de anti-militairisten, dat zijn de jeugdige durvers, die liever in de gevangenis gaan dan dat zij zich tot soldaat laten misvormen…. wij, dat zijn de Groenendaals en hunne geestverwanten. Wij hebben gewaarschuwd al vele jaren lang en wij doen het nóg.
Volk van Nederland, open toch uw ogen en zie het dreigende gevaar van de naderende oorlog. En gij, arbeiders in ‘t bijzonder, blijft niet langer blind en denkt na? Die oorlog komt zèker, wanneer gij u daartegen niet verzet, wanneer gij hem niet onmogelijk maakt! Want die oorlog kan niet voorbereid, noch gevoerd worden zonder uw hulp en medewerking! De mens vergeet over het algemeen heel vlug en zelfs diepe indrukken verflauwen spoedig en laten ternauwernood een merk in de ziel na. Maar ge zijt toch nog niet vergeten wat er in u is omgegaan, toen gij gedurende de oorlogsjaren dag in dag uit in de bladen laast wat er voorviel op de slagvelden van Europa. Toen…. toen hebt ge niet alleen gehuiverd bij de gedachte aan het lijden uwer medemensen, maar ge hebt tevens in u voelen opkomen iets van de begeerte om, naar de mate uwer krachten, mede te werken aan de bestrijding van oorlog en militairisme, opdat een herhaling van zulk een vreselijk gebeuren niet meer mogelijk zou wezen.
En ge zijt immers evenmin vergeten de rampzalige gevolgen van de oorlog, - de economische ineenstorting der maatschappij, de honger, de ziekten, de degeneratie, de verwildering - en wederom leefde er in uw hart iets op en gij hebt in gedachten gestaan naast onze dienstweigeraars met uw volle sympathie. En toch… toch zijt ge weer ingedommeld… toch zijn de mooie, zuiver-menselijke gevoelens in u verflauwd en de lust om u te verzetten tegen het militairisme en alles waardoor dit verdoemelijk stelsel wordt geschraagd, is verstoven. Gij behandelt de dienstweigeraars als vergetenen, gij ijvert niet met onweerstaanbaar élan tegen de behandeling hun en in ‘t bijzonder Herman Groenendaal aangedaan! Gij past u aan bij de ellende en gij bekommert u slechts om de vraag, hoe ge u zo goed mogelijk er door zult slaan, wellicht zelfs hoe gij van die ellende zult profiteren door er winst uit te beuken. En waar gij vroeger nog wel eens wildet luisteren naar ons woord… daar wordt gij daarvoor langzamerhand onverschillig,
En gij laat u voor de zoveelste maal bedriegen door mooie Hardingse frasen.
Wij waarschuwen u! Wanneer gij in deze houding blijft volharden, dan, weest er van verzekerd, zult gij te eniger tijd op een vreselijke wijze uit uwe rust worden opgeschrikt… dan zult gij verrast worden, zoals de wereld in 1914 werd verrast door het uitbreken van de oorlog. Maar dan zullen wij tot u zeggen: Gij zijt gewaarschuwd - ge hebt niet geluisterd - welnu, aanvaardt thans wat over u komt. Dan zullen wij tot u zeggen: ge zijt te laf en te lauw geweest om te strijden tegen het militairisme…. wordt nu de slachtoffers van het militairisme. Gij hebt niet durven lijden voor het welzijn der mensheid – welnu, thans kunt gij lijden voor het welzijn der kapitalisten. Gij, moeders, gij hebt uwen zonen niet geleerd te leven voor het ideaal des vredes – staat die zonen nu af, opdat zij sterven voor de brandkasten der wereldregerende schurken.
Dan zullen wij tot u zeggen: Gij zelf, o arbeiders, gij zelf hebt de kanonnen gemaakt en de - mitrailleurs, gij zelf hebt uw krachten gegeven voor een Judaspenning aan de bereiding van ammunitie, var gifgassen gij zelf hebt de onderzeeër gebouwd en de kruisers en de torpedojagers…. welnu, plukt thans de vruchten van uw werk…. gebruikt nu, als gehoorzame knechten uwer meesters, wat door uw kracht is tot stand gekomen. Het is toch voor ‘t gebruik gemaakt, is ‘t niet? Welnu, gebruikt het thans. Aanvaardt nu de gevolgen van uw eigen gebrek aan idealisme, van uw eigen onaandoenlijkheid. Durft te maaien, wat gij zelf gezaaid hebt! En de bourgeoisie, welke in de ure der benauwenis altijd humanitaire bevliegingen krijgt en pacifistische aanvechtingen, zullen we toeroepen: nooit hebt ge iets gevoeld voor de strijd tegen het militairisme; integendeel, gij hebt het militairisme als steunsel van uw roofstelsel altoos verdedigd, recht tegen de door u gehuichelde moraal in – wordt nu door uw eigen militairisme vernietigd en als ge in uwe ellende troost nodig hebt, welnu, zoek die troost bij de brandkast, welke gij gevuld hebt ten koste van de uitgebuite werkers, want die brandkast is altijd uw God geweest, de enige, dien gij ooit hebt vereerd en gediend.
Misschien zijn er nog, die zich zelf misleiden door de gedachte, dat, evenals de oorlog van 1914, ook de komende oorlog aan ons land voorbij zal gaan. Hun hoop zal, ijdel blijken. In de naderende oorlog zal ook Nederland van de partij zijn. Dat staat onomstotelijk vast. Daaraan twijfelt niemand meer, die iets begrijpt van de tegenwoordige internationale verhoudingen. Het is overbodig hier verder over uit te wijden. Ik heb slechts het woord “petroleum” te noemen, en dan weet ieder, dat daarmede de oorlogsoorzaak is aangeduid ook voor Nederland.
En dat de heersers zich er volkomen van bewust zijn, dat de oorlog komt, komen moèt als gevolg van de strijd om de petroleum, blijkt wel zonneklaar uit alles wat gedaan wordt om zich er materieel en geestelijk op voor te bereiden. Materieel door de geweldige toerustingen, vooral wat betreft de marine, ondanks alle ontwapeningsleuzen; geestelijk door de beïnvloeding van de volksgeest, door de versterking van het nationalisme, door de bevordering van de cultuur van het heroïsme langs de weg van lichamelijke oefening, sport en wedstrijd.
Wanneer wij letten op wat in ons eigen land geschiedt, letten op ons vlootprogram, dan behoeven we hier geen woord meer aan toe te voegen.
Gij zijt gewaarschuwd, volk van Nederland.
Gij zult u niet meer kunnen verschuilen achter uwe onwetendheid wanneer de nieuwe oorlog, mede tengevolge van uwe lamlendigheid, losbreekt en als een verscheurend beest zijn slachtoffers zal maken.
En weet, dat die slachtoffers velen zullen zijn, want de wetenschap gaat vooruit! Knappe kerels met heldere koppen, die zich hebben verkocht aan de Staat, d.i. aan de bourgeoisie, bepeinzen nu reeds dag aan dag hoe zij de moord- en verdelgingswerktuigen zullen verbeteren.
De komende oorlog zal vreselijk zijn, ook waar hij voor een groot deel op zee zal worden gevoerd… hij zal in afschuwelijker, geraffineerde gemeenheid al zijn voorgangers overtreffen.
Maar gij zijt gewaarschuwd, volk van Nederland.
Wanneer die oorlog als een gesel over de mensheid zal komen, wanneer die mensheid in vertwijfeling zal neerliggen, wanneer ook gij, volk van Nederland, in wanhoop zult neerzitten bij de graven uwer kinderen, bij uw verwoeste akkers en vernielde steden, wanneer de honger zal knagen in uwe ingewanden, dan zullen wij u nog eens toeroepen:
GIJ ZIJT GEWAARSCHUWD!