Het staatsprincipe

Door Michael Bakoenin


Het staatsprincipe

In de grond van de zaak is de verovering niet alleen de oorsprong maar ook het hoogste doel van alle staten, groote of kleine, machtige of zwakke, despotische of liberale, monarchistische, aristocratische, democratische en zelfs socialistische, indien het ideaal van de duitsche socialisten, een groote communistische staat ooit verwerkelijkt wordt.

Dat verovering het uitgangspunt was van alle oude en moderne staten kan niemand in twijfel trekken, daar iedere bladzijde van de wereldgeschiedenis het voldoende bewijst. Niemand zal ook bestrijden, dat het min of meer erkende doel van de tegenwoordige groote mogendheden de verovering is.

Maar de minder groote en vooral de kleinere staten, zal men zeggen, denken slechts aan hun verdediging en het zou belachelijk zijn hen als veroveringszuchtig te beschouwen.

Het mag zoo belachelijk zijn als men wil, het is desalniettemin hun droom, zooals het de droom is van de kleinste belachelijke bezitter zich ten koste van zijn buurman uit t: breiden, zich te vergrooten tot iedere prijs en altijd te veroveren is een onvermijdelijke aan iedere staat immanente tendens, welke ook zijn zwakte of zijn sterkte is, omdat het een natuurlijke noodzakelijkheid voor hem is. Wat is de staat anders dan de organisatie van de macht; maar in de natuur van iedere macht ligt het geen hoogere en geen gelijke te kunnen dulden — daar de macht geen ander doel heeft dan de beheersching en de beheersching slechts werkelijkheid wordt, wanneer alles wat haar hindert onderworpen is; geen macht duldt een andere, behalve wanneer zij daartoe gedwongen is, d.w.z. wanneer zij zich onmachtig voelt haar te vernietigen, ze ten val te brengen. Het bloote feit van het bestaan van een gelijke macht is de ontkenning van haar principe en een voortdurende bedreiging van haar bestaan, want ze is een manifestatie en een bewijs van haar onmacht. Dientengevolge bestaat tusschen alle naast elkaar bestaande staten voortdurende oorlog en hun vrede is slechts een wapenstilstand.

Het Ligt in de natuur van de staat dat hij zich zoowel voor zichzelf als voor al zijn onderdanen tot absoluut doel stelt: Zijn welstand, zijn grootheid, zijn macht te dienen is de hoogste deugd van het patriottisme. De staat erkent geen andere; alles wat hem dient is goed, alles wat tegen zijn belang indruischt, wordt voor misdadig verklaard — dat is de staatsmoraal.

Daarom had de politieke moraal niet alleen nooit iets te maken met de menschelijke moraal, maar was haar absoluut tegenovergesteld. Deze tegenstelling is een onvermijdelijk gevolg van zijn beginsel: de staat die slechts een deel is, maakt zich met geweld tot het geheel; hij loochent het recht van alles wat, daar het niet de staat zelf is, zich buiten de staat bevindt en wanneer hij dit recht zonder gevaar voor zichzelf schenden kan zoo schendt hij het. — De staat is de ontkenning van de menschheid.

BAKOENIN.