Dit interview werd in 2005 voorafgaand aan een informatiebijeenkomt met Laudelino Iglesias Martinez opgenomen. Martinez zat in Spanje 23 jaar gevangen, waaronder ook onder het F.I.E.S.gevangenisregim. Na zijn vrijlating zette hij zich actief in voor de afschaffing hiervan.
Wat volgt is een gesprek met twee moeders van twee andere gevangenen die tevens vastzaten onder het F.I.E.S. regime. Een ervan, Xosé Tarrío, is in januari op jammerlijke wijze gestorven door het Spaanse gevangenissysteem. Zijn moeder, Pastora, is hier. Naast haar zit Julia, de moeder van Gabriel Pombo Da Silva, die op dit moment terecht staat in Aachen (Duitsland). We vragen hen hoe zij beiden als moeders denken en wat zij als personen van de behandeling vinden die hun zonen in de gevangenis ondergaan. We willen weten hoe zij de gevangenis zien, de Spaanse gevangenis specifiek maar in de grond alle gevangenissen van de wereld.
De eerste vraag is wat zij als moeders voelen bij het feit dat hun zonen achter tralies zitten en welke de moeilijkheden waren die al die jaren met zich mee gebracht hebben. Dit in de overtuiging dat het het beste is een open interview te houden, waarin beiden zeggen wat ze erbij voelen.
Als jullie er klaar voor zijn: wat betekent voor jullie de gevangenis?
Pastora: Ik zal beginnen met de gevangenis. De gevangenis lost geen enkel probleem op, ik bedoel, de gevangenis resocialiseert niemand en is nooit een oplossing. Ik zal als voorbeeld het geval van mijn zoon hernemen, dat ken ik het best. Mijn zoon hebben ze toen hij 17 jaar was in de gevangenis gestopt. Hij is vastgezet om twee en een half jaar uit te zitten. Hij heeft [buiten] geen moord begaan - allesbehalve. Hij is in de gevangenis terechtgekomen wegens kleine diefstallen, die niet voor zijn levensonderhoud dienden – aangezien we, hoewel we arm waren, ons plan trokken met een beetje meer of minder - maar om wat drugs te gebruiken. Deze twee en een half jaar zijn omgezet in zeventien jaar, zeventien jaar, waarvan ze hem er twaalf in FIES-condities vasthielden. Buiten de gevangenis heeft hij niemand vermoord, maar binnen heeft hij een medegevangene gedood uit zelfverdediging. Dit betekent dat de gevangenis niet is opgericht om wie dan ook te resocialiseren; het enige waar ze toe dient is verwoesting. Ze ontneemt degene die binnen is en degenen die buiten zijn elke zin in het leven. De gevangenis leidt enkel tot geestelijke en lichamelijke verwoesting. Ze maakt de gevangene en zijn familie uitgeput en kapot.
Over Xosé bij voorbeeld vragen veel mensen waarom hij zeventien jaar in de gevangenis heeft doorgebracht, terwijl hij toch enkel twee en een half jaar moest uitzitten. Mijn zoon, en ik zeg dat niet omdat het mijn zoon is, was altijd een keurige persoon, zuiver van hart, hoewel velen dat niet willen geloven; hij was altijd iemand die de folter en de afranselingen die zij moesten ondergaan, kenbaar gemaakt heeft. Hij heeft mij, zijn moeder, verteld hoe ze de gevangenen rustig houden, hoe ze ervoor zorgen dat ze het niet op hun zenuwen kregen: ze staken ze vol drugs, ze gaven hen pillen. Een gedrogeerde persoon wordt niet onrustig, klaagt niet, doet helemaal niets. Hij was echter iemand die na verloop van tijd veel verbanden zag en weigerde pillen te nemen. Hij weigerde ook de samenwerking; dat wil zeggen dat hij zich verzette tegen hetgeen ze met hem voor hadden omdat hij zag dat dit niet goed was. Die zaken staan er binnen slechter voor dan buiten op straat, zou men kunnen zeggen. En doordat hij dit alles aanklaagde begon er een nachtmerrie voor hem. Zij stopten hem in eenzame opsluiting wegens het opeisen van zijn rechten en die van alle gevangenen. Ze hebben hem gefolterd, ze hebben hem in elkaar geslagen, ze hebben hem aan zijn bed vastgeketend… Zij hebben hem zoveel vernederingen en pesterijen aangedaan… Kan jij je twaalf jaren voorstellen? Kan jij je voorstellen dat ze jou of een van je naasten twaalf jaar vasthouden, in zijn beste jaren, op de leeftijd van zeventien jaar? Ik geloof dat wanneer iemand drugs neemt en ze hem van je wegnemen als hij zeventien jaar is, dat er psychologen zouden moeten zijn, ik bedoel gespecialiseerde centra, waarin men bekijkt hoe waarom die jongen drugs neemt, waarom hij steelt. Vanuit het standpunt van moeder en van de persoon die ik ben, meen ik dat er gespecialiseerde centra zouden moeten zijn, met vriendelijk en hulpvaardig personeel waar men normaal mee kan praten, niet de gevangenis! Én waarom deze twaalf jaren isolatie… Hoe kunnen ze een persoon twaalf jaar opgesloten houden, dood alleen, want hij heeft me verteld dat ze hem tijdens het luchten niet éénmaal met andere gevangenen lieten praten.
Kunt u ons verklaren hoe de FIES-omstandigheden zijn, waar ook Gabriel aan onderworpen was – ook hij is FIES-gevangene?
Julia: Ja.
Pastora: Wel, ik vertel over mijn zoon, maar zijn situatie is gelijk aan die van Gabriel, en vandaag zit ik hier met de moeder van Gabriel, die een hele goede vriend van mijn zoon was. Ook hij is een jongen die vroeg begonnen is – ze mochten elkaar zeer en mijn zoon heeft me verteld dat Gabriel een goede jongen met een goed hart is en wat ik van hem weet bevestigt dit: hij is een goed mens. Op een dag sprak ik met zijn moeder via de telefoon en ze zegt me dat ze hem presenteren als terrorist… (lacht, wendt zich tot Julia:) sorry maar ik lachte omdat zij de terroristen zijn.
Julia: precies.
Pastora: Dat is wat ze zijn, en wij en onze zonen worden door deze mensen gecontroleerd, maar wie controleert hen? In de gevangenis wordt gefolterd en afgeranseld en de cipiers doen alles met de gevangenen wat ze willen. Ik weet dat het de waarheid is aangezien ik lid ben van het collectief ‘Nais en Lotta’ [Strijdende Moeders] en we hebben veel klachten van jonge mensen ontvangen…We zijn in bezit van vele door gevangenen ondertekende documenten die klaarheid brengen over wat daar zoal met hen gedaan wordt. De gevangenis is niet goed. Ik denk dat zij die in de gevangenis werken slechter zijn dan diegene die als misdadigers gelden, veel, veel slechter.
Mijn zoon hielden ze daar dus gevangen en ik heb altijd geloofd dat ze me hem niet meer levend terug zouden geven, dat mijn zoon de gevangenis pas als dode zou verlaten, en zo is het gebeurd. Na 17 jaar, waarvan hij er overigens anderhalf jaar uitzat zonder veroordeeld te zijn en zonder gevangenisverlof of zoiets te genieten, laten ze hem vrij. Ik herinner me nog dat toen ik erheen reed om mijn zoon af te halen, hij tot me zei: “Rij voorzichtig met de auto, mama, want de huizen schommelen en wankelen van de ene kant naar de andere.”
Mijn zoon kwam in de woning van zijn moeder en zag het grote bed… ik zeg dit, omdat ik onder de indruk was van hoe hij zich voelde en zei:” Aah, eindelijk een groot bed voor me.” Hij wikkelde de deken strak om zijn lichaam, en ik geloofde dat hij het in de gevangenis precies zo deed. Hij wikkelde het deken rond zijn lichaam, heel strak, alsof hij het koud had, hij maakte geen gebruik van de volle breedte van het bed… Hij stond ‘s nachts vaak op, omdat hij niet kon slapen. Als hij sliep, sliep hij met één oog open en één gesloten. Dit betekent dat hij in de gevangenis steeds op zijn hoede was voor iets wat er kon gebeuren, hetgeen vaak genoeg ook het geval was…
Julia: Vanwege de isolatie…
Pastora: Jazeker. En nauwelijks probeerde hij te lopen of hij struikelde al, ik bedoel, tijdens die drie maanden, die mijn zoon buiten de gevangenis doorbracht, kon hij niet van zijn vrijheid genieten, ze hadden hem lichamelijk en geestelijk kapot gemaakt.
Jouw zoon was al een tijd ziek…
Pastora: Mijn zoon was ziek.
En die ziekte liep hij op in de gevangenis.
Pastora: Ja, en wat ik ook zeggen wou…(ondertussen streelt ze de foto van haar zoon). De zieken zouden in het ziekenhuis moeten zijn, niet in de gevangenis. Mij kunnen ze niet wijsmaken dat er gerechtigheid bestaat, want voor de armen bestaat er geen gerechtigheid, voor de armen was er nog nooit gerechtigheid. Want in de gevangenis ziet men enkel armen en de gevangenis is voor de armen gemaakt. En als dat niet zo is dan mogen alle rechters van de wereld me vertellen in welke gevangenis er zich een rijke bevindt.
Julia: Er zijn er wel, maar die komen eruit.
Pastora: Er zijn er geen, ze geraken er niet eens in, ze komen niet in de situatie in de gevangenis te moeten slapen en leven. De grote drughandelaars die zich aan het lijden van zo vele families verrijken, die zo vele kinderen en kleinkinderen ombrengen, die zich grote huizen bouwen, die een fortuin voor hun familie bij elkaar harken… Zij betalen een borgsom en staan alweer op de straat. En jouw zoon (wendt zich naar Julia) en de mijne roken een kleine dosis en vliegen de bajes in. En daarenboven zijn er in de gevangenis veel meer drugs dan erbuiten.
Julia: ja, dat klopt.
Pastora: Ik breng ze hem niet, de familieleden smokkelen niets naar binnen. In de gevangenis zelf worden drugs verhandeld.
Julia: Ja, ja.
Pastora: De beambten zelf, die mensen die daar werken. En verder niemand, want toen ik naar binnen ging om mijn zoon te bezoeken, hebben ze me van top tot teen doorzocht. En erger nog in Jaén, toen hij in Jaén opgesloten zat, ging ik er met mijn 2 dochters heen… Het was verboden de mensen naakt te zetten, toen ik mijn zoon echter ging bezoeken, moest ik toekijken hoe ze mijn dochter uitkleedden, indien niet, mochten we hem niet zien. Natuurlijk! We moesten het toelaten want we hadden vliegtickets vanuit Zwitserland gekocht, en tenslotte ging het er ons om, mijn zoon te zien, want daarom waren we erheen gereisd. Maar het is vernederend voor een moeder te zien hoe ze haar dochters betasten en hoe ze… het is beledigend. Het is beledigend, en dan die behandeling, waaraan zij ons als familie onderworpen… Ik spreek al lang niet meer van wat ze hem allemaal aandeden, en ons… Iedere keer stuurden ze de gevangenen in nog verder afgelegen gevangenissen.
Julia: Ja…
Pastora: We zijn een geëmigreerde familie, net zoals de familie van de moeder van Gabriel. Om te eten moet de hele dag gewerkt worden, zo als ik dat heb gedaan, zo als mijn dochters het nu nog doen. En nu werk ik niet meer omdat ik door al dat werken een ziekte opdeed die niet toelaat dat ik verder werk. En hoe vaak hebben wij de banken om krediet moeten smeken om te kunnen reizen en om onze kinderen te kunnen bezoeken, want ze sturen ze straks hiernaartoe, dan weer daar naartoe, ze sturen ze in de verste uithoeken. Wij…, wij konden er tenminste nog heen reizen, om ze te zien, maar die moeders die geen cent hebben…
Julia: … geen cent, om hen te kunnen bezoeken…
Pastora: … om een taxi te kunnen betalen, een treinticket…
Of u krijgt geen vrijaf…
Pastora: Dat bedoel ik, velen krijgen het niet voor elkaar. Ik ken een moeder van een andere gevangene die zich dat niet veroorloven kan…
Julia: Je reist 2000 kilometer en ze laten je hem enkel ontmoeten met een glazen scheidingswand tussen ons in.
Pastora: Hoe vaak, tot voor 5 of 6 jaren, mocht ik slechts 20 minuten binnen, na een jaar zonder bezoek slechts 20 minuten en vanachter vensterglas.
Het ergste aan alles is, dat mijn zoon na 17 jaar op de leeftijd van 36 jaar aan de gevangenis stierf, niet aan zijn ziekte, hij stierf aan de gevangenis… Zij hebben hem omgebracht, zij waren het! Want als zieke had hij niet aan de FIES-omstandigheden mogen onderworpen worden, en voor hetgeen hij gedaan hadt zelfs niet in de gevangenis mogen zijn.
Ooit sprak ik met een directeur en men vertelde me, dat mijn zoon een woordvoerder was in de gevangenis.
Een woordvoerder?
Pastora: Een woordvoerder voor zijn kameraden. Dat wat Tarrío zei in de gevangenis, vond daadwerkelijk plaats. Het was omdat hij eisen stelde… Tarrío nam aan 2 opstanden deel, de reden waarvoor ze hem als algemeen gevaarlijk geklasseerd hadden, en bij de opstand in Tenerifa [Canarische Eilanden] werden gijzelaars genomen (Julia zet de foto van Xosé, die Pastora voordien gestreeld heeft, voor de camera), om met Cristina Almeida te spreken, dat is een politica, om verbetering van de detentieomstandigheden te eisen voor hem en zijn medegevangenen. Omdat ze geen boeken in de bibliotheek hadden. In Valladolid nam hij deel aan een andere opstand, maar hij ranselde niemand af, doodde niemand, hij liet iedereen vrij. Waarom betitelen zij hem dan gevaarlijk? Wegens de eis voor sportfaciliteiten en boeken?
Het opeisen van zijn rechten?
Pastora: Precies, wegens het opeisen van zijn rechten, zoals hij het me vertelde: “Mama, als ik iets gedaan heb moet ik daarvoor boeten. Maar zij hebben het recht niet ons dit aan te doen.” Hij zei: “Ze hebben me opgesloten wegens diefstal, omdat ik een armetierige diefstal beging, maar wie veroordeeld hèn, omdat ze mij mijn hele leven ontnemen?”
Julia: ja.
Pastora: …omdat ze hem het leven en de lust hiertoe ontnomen hebben. Het was afgrijselijk, en kort daarna geven ze hem mij terug… dood. (De foto tonend:) Dit is mijn zoon Xosé Tarrío, een goede zoon en een nog betere mens en ze hebben me hem dood opgestuurd, ze hebben me hem gestuurd, dood als een pier, toen hij, al halfdood door de gevangenis, door een beroerte werd getroffen… Ik wil dat de hele wereld deze foto ziet (houdt de foto voor de camera). Toen hij door de beroerte getroffen werd kon hij arm noch been bewegen, de vrouwelijke dokter zei me, dat de beroerte zich kon herhalen aangezien hij een zeer zwakke plek had [in zijn hersenen]… (streelt de foto).
Echter, alvorens ze zeiden dat het om een beroerte ging, spraken ze van een griep…
Pastora: Nee, in de gevangenis zie je, … Ik sla al dingen over, ik voel me slecht bij al deze herinneringen. Het ging zo: als ik er naar toe reed om mijn zoon te bezoeken, zag ik dat het slecht met hem gaat, van tijd tot tijd was hij dunner en hij zag er slechter uit. Eens tijdens het eten zei ik hem iets… Hij hield zijn arm vast met zijn andere hand en ik vroeg “Wat heb je aan je arm?” en hij zei: ”Ik weet niet wat het is, ik voel die arm nauwelijks.” Ik dacht dat het een beetje reuma was en zei dat tegen hem en we schonken er niet veel aandacht aan. Een maand later – ik reed er één keer in de maand naartoe, hij wou zijn moeder niet gescheiden door een glaswand op bezoek krijgen, zo reed ik alleen naar de vis à vis-bezoeken, vis à vis betekent zoals jullie weten in dezelfde kamer zijn – daar zag ik hem opnieuw zijn arm vasthouden en ik vroeg: “Xosé, wat heb je aan je arm? Je moet naar de dokter, ga ernaar toe, zodat ze je onderzoeken.” De arm zag er afgestorven uit, naar beneden hangend en ik zag, dat het speeksel hem uit de mond liep en dat zijn mond scheef was, ik vroeg hem: “Gaat het wel goed met je, merk je dat er speeksel uit je mond loopt?” Hij stond op en liep naar het venster en ik zag dat hij wankelde, ik zei: “Xosé, het gaat niet goed met jou.” En hij: “Ik weet niet wat er met me gebeurt.” Ik zei hem dat hij snel naar de dokter moest gaan en zich moest laten onderzoeken, want het kon iets ergs zijn. Hij ging ernaartoe en zei later dat ze griep bij hem hadden gediagnosticeerd en een aspirine hadden voorgeschreven, zoals ze dat met alle gevangenen in de bak doen, want de gevangenen kunnen hen niet schelen. Toen ik daar de volgende keer naartoe ging, er waren drie maanden voorbij, zag ik dat mijn zoon zijn arm moest vasthouden. Ik vroeg hem ernaar en hij zei: “Ik voel hem niet, mama.” En natuurlijk trok ik erop uit en smeekte dat ze zijn arm zouden onderzoeken en vroeg of ze niet opgemerkt hadden dat hij bij het lopen één been achter zich aan trok. Ze zeiden me niets, antwoordden me niet, en ik zei: “Xosé, ga naar de dokter!” Hij ging nog één keer naar de dokteres, hij heeft het me verteld, hij ging naar de ziekenboeg, hetgeen het enige is wat zij daar hebben, en ze gaven hem een aspirine. Er verstreken nog eens drie maanden en in plaats van een aspirine was het nu – in juni, ongeveer op 28 juni belde hij me op en zei: “Mama!” en zijn stem klonk vreemd en ik zei: “Cheché, wat scheelt er, wat scheelt er?” en hij zei “Mama, ik weet niet, ik voel met niet zo goed,” ik vroeg hem wat hij had en dat zijn stem zo vreemd was en hij zei: “Kijk, ik kom net uit het ziekenhuis” – “Wat scheelt er? Gaat het slecht met je? Wat heb je?” – “Ze hebben me gezegd dat het een trombose is.” En ik vroeg: “en wat doe je nu, waar ben je, waarom ben je dan in de gevangenis, waarom laten ze je niet in het ziekenhuis?” – “Ik heb me vrijwillig gezond gemeld omdat ik je telefoonnummer vergeten was. Ik wou je opbellen.” Mijn zoon, hoe moest het met hem gaan, dat hij het telefoonnummer van zijn moeder vergeten was. Ik zei hem, dat hij onmiddellijk naar het ziekenhuis terug moest gaan, zijn moeder zou daar zijn, hij moest zich haasten. Dus ging hij nog een keer in het ziekenhuis en zijn moeder was daar, hij was daar, ik zag hoe ze hem in een rolstoel rondduwden, ik wou erheen gaan om hem te zien, maar de politie verbood mij logischerwijze de toegang. Ze verboden me om hem te zien omdat hij zich nog altijd in de spoedopname bevond. Ze zeiden me dat ik hem kon zien zodra hij de spoedopname zou verlaten, zodra ze hem een kamer zouden toewijzen. Hij kwam naar buiten, ik ging ernaartoe om hem te zien, ik mocht niet, ik zei: “Maar ik ben toch zijn moeder, ik heb het recht hem te zien en bovendien ben ik aangemeld.” De politieagent zegt: “Ja.” Deze politieagent! Hij liet me niet door en zei: “Ik heb hier uw aanmelding.” Hij noemde mijn naam, die van mijn kinderen Emilia, Oscar, en die van zijn stiefbroers. En ik zei hem: “Ziet u, ik weet niet of in uw familie het woord stiefbroer bestaat, in de mijne niet, in de mijne zijn allen broers en zussen, hebt u dus een weinig respect voor de mijne.” Hij antwoordde me, dat het woord in het Spaans woordenboek bestaat, en ik zei hem, nou ja, ik wou hem iets zeggen, maar ik deed het niet, want ik wou hem uitschelden. Ik zei: “Nou ja.” Ik mocht hem niet zien, hij hield me het aanmeldingsformulier voor de neus en zei me, dat hij geen zin had mij door te laten. Ik zei hem: “U hebt mij daar een verklaring over af te geven, waarom u mij mijn zoon niet laat zien,” en hij zei, omdat hij geen zin had. Ik vroeg zijn dienstnummer, hij zei me, met absoluut leedvermaak, dat indien ik hem zou willen aanklagen, ik moest verwijzen naar degene die dienst had vanaf acht uur. Mijn zoon, die nu doorkreeg dat ik daar was en zij me niet doorlieten, begon te roepen: “Open, laat mijn moeder door, laat haar binnen.” Ik zei hem dat hij rustig moest blijven, ze zouden me wel doorlaten. Ik ging weg. De volgende dag probeerde ik het nog eens, deze meneer was weer ter plaatse en hij verbood me de toegang…
Dezelfde beambte?
Pastora: Dezelfde beambte. En ik weet niet waarom, want het gedrag van mijn zoon en het mijne was steeds correct geweest. Maar keer op keer was het neen. Tot ik om acht uur ’s avonds terugkwam, dan ging ik wandelen, weende, ging verder. Mijn zoon opgewonden, ik smeekte hem zich te kalmeren, omdat deze opwinding hem schade toebracht, “Blijf rustig, jouw moeder komt er nog wel door,” toen ik thuiskwam greep ik de telefoon en vroeg mensen om hulp, maar waarom toch moet ik eerst mensen om hulp vragen, terwijl ik toch rechten heb en mijn zoon ook. Terwijl hij in het ziekenhuis toch één zieke meer is en geen gevangene, een eenvoudige zieke. En als moeder mag ik hem de drie of vier uur die het hospitaal voorziet, zien, en dat alles heeft het ziekenhuis “Juan Canalejo” bevestigd. Toen ik er de volgende dag naartoe ging, neen, het was nog dezelfde dag, zei ik tot de politieagent: “Meneer, wilt u zien hoe ik ernaartoe ga, om mijn zoon te zien.” – hij: “Dat wil ik nog wel eens zien!” – ik: “U zult het zien!” Ik telefoneer bepaalde mensen, waarvan het mij niet bevalt om hulp te moeten smeken, want er zijn bepaalde rechten, en deze rechten zijn het die zouden moeten gelden, en niet dat je bepaalde mensen kent, dat bevalt me niet. Maar natuurlijk wou ik mijn zoon zien. Dus bellen ze me op en vertellen me dat ik mijn zoon kan zien, men heeft namelijk met de meerdere gesproken. Ik ging erheen om mijn zoon te zien en hij had geen andere mogelijkheid dan me door te laten. Ik ging er dus naartoe om mijn zoon te zien en merkte vervolgens niet dat hij geboeid was. Ze gaven me tien minuten en tien minuten was ik bij hem. Ik gaf hem een kus en nam afscheid tot de volgende keer. Toen ik er de volgende keer naartoe ging, ik weet niet een of twee dagen later, trof ik daar alweer deze meneer, en als ik binnen ging en mijn zoon zag, met een verlamde hand, met slechts één handboei, en in plaats van hem aan het hoofdeinde van het bed te boeien hadden ze hem aan de lattenbodem vastgegespt. Stel je voor, hij kon zich niet eens omdraaien, hij kon helemaal niets doen. Als ik die arm bovendien helemaal rood aangelopen zie zonder bloeddoorstroming, want de boei was heel vast dichtgedrukt, al helemaal gezwollen, en ik daar, ik zei hem… en deze meneer, iedere keer toen ik kwam, wond hij zich op… Mijn zoon lag in een kamer met twee bedden. Hij lag in één ervan, de andere was leeg. Toen hij daar dus binnen was, bleven andere politieagenten op de gang. Toen ik binnenkwam, stelde deze politieagent zich daar, aan het hoofdeinde van het lege bed, om te provoceren. Hij deed het om te provoceren, om het gehele gesprek mee te beluisteren – wanneer je je zoon in de gevangenis bezoekt is dat niet zo. En ik zei tot hem: “Ziet u, als ik mijn zoon zo zie gebeurt er iets met mij…” Ik zei: “Hoort u, ik spreek niet als moeder tot u, maar als persoon, als ik u vraag stel: bent u vader?” En hij zei: “Ja, ik heb drie kinderen, maar die zijn niet zoals de uwe.”
Dat heeft hij gezegd?
Pastora: Ja, precies zo. Ik zei: “Hoort u, ik heb vijf kinderen en op alle vijf ben ik buitengewoon trots. Weet u waarom? Omdat mijn kinderen de liefde hebben leren kennen. Ik heb mijn kinderen de liefde getoond, ze hebben de liefde leren kennen en hebben gevoelens. Maar het spijt me verschrikkelijk voor u, want u hebt noch de liefde leren kennen, noch heeft u gevoelens, en het spijt me ook voor uw kinderen. Ik kies mijn woorden voorzichtig: met een ouder zoals u weet ik niet wat van deze kinderen moet worden,” waarop hij woedend de kamer verlaat, terugkomt met een notaboekje vol met aantekeningen, hij zet zich daar weer neer en zegt tot mijn zoon: “Kunt u lezen en schrijven?” Natuurlijk is dat een provocatie, en Tarrío zegt tot hem: “Beter dan jij, onnozelaar! Want ik kan je het artikel uit de Spaanse wetgeving benoemen, artikel zo en zo, bladzijde zo en zo (ik kan het mij nu niet herinneren) waarin staat dat een gevangene niet onder deze omstandigheden mag worden vastgehouden, waaronder jullie me vasthouden,” en de ander zegt: “Er bestaat geen artikel dat zegt dat ik dit niet mag.” De totale provocatie dus.
Julia: Wat een klootzak!
Pastora: Maar goed, zo ging het verder met deze meneer, telkens wanneer ik ernaartoe ging: tien minuten. Die twee anderen bepaalden met mij de tijdsstippen. Toen hij er aankwam met de andere shift zei hij tot zijn collega’s: “Is die daar nog steeds?” Ik hoorde dat hij zei: “Jullie weten toch al, slechts tien minuten en geen minuut langer.” Waarop zijn collega’s bang werden, want hij had er de leiding… En ze hielden hem vastgeboeid in Juan Canalejo, gedurende zeer lange tijd, tot op een gegeven moment anderen kwamen, ik wil niet zeggen dat ze beter waren, ze hebben gewoon hun dienst volgens voorschriften volbracht. Deze andere politieagenten deden hun dienst volgens de voorschriften.
Vanuit het ziekenhuis ondernam niemand iets terwijl dit alles gebeurde?
Pastora: Van het ziekenhuis niemand. Wat ze met mijn zoon hebben gedaan, ik probeer het te verwerken. Het is een horrorfilm. Ik heb het hem niet gezegd omdat ik het vermeed, maar ik kwam daar wenend buiten en er zijn getuigen, ik lieg niet. Ik heb vier mensen die me na staan, die me daar naartoe begeleid hebben en die getuige zijn van al hetgeen ik daar heb beleefd. Ik heb daar schade aan overgehouden, het is de schuld van die meneer. En ik wil vertellen, het is eigenaardig… Want bovendien begonnen ze hem voortdurend te verleggen van de vierde naar de zesde verdieping… Ik vraag die dokters en hij was niemand’s patiënt. Tarrío was niemand’s patiënt: “Neen, bij mij hoort hij niet, want hij is alleen maar hier omdat op dit moment op de negende verdieping geen plaats is.” De volgende dag is hij op de zesde verdieping. Daar hetzelfde: “Bij mij hoort hij niet, hij behoort bij de dokteres die op vakantie is.” Anderhalve maand lang werd Tarrío niet onderzocht. Ze moesten een echografie doen, want één had gezegd dat het een trombose was en de andere had een beroerte gediagnosticeerd. Een andere zei dat het de gevolgen waren van een oude verwonding. Mijn zoon heeft me zelfs verteld dat ze hem met een ijzer op het hoofd hadden geslagen toen hij in Santoña was. De cipier had hem met een stuk ijzer op het hoofd geslagen, sinds Dueso heeft hij zware hoofdpijn. Hoe het ook zij, het is een zwaarwegende zaak, maar die echografie wordt niet uitgevoerd. De hersens sturen het gehele lichaam, bij een beroerte moeten de onderzoeken snel gebeuren. Niemand voerde die onderzoeken uit, tot die vrouwelijke dokter, Dr. Castro, van vakantie terugkwam, of ik weet niet waarvandaan. Voordien waren er vijf dokters aan geweest en ieder zei iets anders. Ze kwam en hetgeen ze met mijn zoon deed, was hem medicatie voorschrijven. Ze had wel medelijden met hem. Ik heb haar ook gezegd dat ze mij rekenschap verschuldigd was. Ze gaf hem Trankimazin, voor de beroerte, Trankimazin voor de nacht en een injectie voor de doorbloeding en klaar. Wanneer je bij voorbeeld een dwarslaesie hebt, sturen ze je naar de rehabilitatie. Het was zijn moeder die hem dat moest geven, want ze hebben niemand gestuurd, terwijl ik toch de gehele tijd geëist heb dat er iemand zou komen, omdat hij niet kon lopen, dat er een arts naar hem zou komen. De dokteres heeft me gezegd dat we van ziekenhuis moesten veranderen. Maar naar dat andere ziekenhuis kon ze hem niet sturen, want een zoon behoort niet tot zijn moeder, maar hij behoorde tot de gevangenis. Ik zei hen: “Ziet u niet dat hij zo niet in de gevangenis kan zijn?” Ze verklaart hem gezond en ik zei haar: “Mijn zoon is niet gezond, het kan van dag tot dag slechter gaan met mijn zoon. En toen hij in het ziekenhuis aankwam, was hij al invalide, maar hij kon zijn vingers nog bewegen, maar hier door die handboeien de hele tijd houdt hij op zich überhaupt te bewegen, niets meer, zijn been niet, überhaupt niets.” Hij is gedurende zijn tijd in het ziekenhuis meermaals ingestort. Eenmaal in het ziekenhuis vond ik hem helemaal zwart en hij zei me dat het was omdat hij in de douche was gevallen. “Helpen ze je niet?” – “Neen mama, ik schopte zelfs tegen de deur, omdat ik niet kon opstaan, want in de douche was alles nat en glibberig en ik viel weer neer.”
En deze meneer, nog altijd dezelfde beambte, kwam tot bij de deur toen hij die stampen hoorde…” Waarom schop je tegen de deur?” vroeg hij. – Tarrío antwoordde: ”Omdat ik gevallen ben, ik kan niet opstaan.” En de andere zegt: “Het kan mij niet schelen of je kan opstaan of niet, dat is jouw probleem.” Hij sluit de deur tot Tarrío zich slepend kan oprichten. Ik bedoel maar, deze meneer doet zoiets en nou ja, nog veel andere dingen. Een andere keer kwamen mijn kinderen om mijn zoon te zien en hij fouilleert hen midden op de gang. Gewoon omdat hij de broer van Xosé Tarrío is, fouilleert hij Oscar en vraagt naar zijn strafblad, of hij voorbestraft is. Dat is echt verschrikkelijk. Zo ging dat elke dag, veel woede stapelde zich op, het gevoel van onmacht. Later waren we ervan ontdaan dat die vrouwelijke dokter hem gezond verklaarde. Ik smeekte haar dat niet te doen. Ik zei haar dat wanneer zij het zou verbieden mijn zoon niet terug naar de gevangenis hoefde te gaan. Dat hij dan in het ziekenhuis zou kunnen blijven. Zij antwoordde daarop dat hij weer terug kun naar de bajes. Het was een zware beroerte en bovendien had ze zich in de diagnose vergist, gaf hem niet de juiste medicatie, gaf hem helemaal niks toen hij en ik er toch om smeekten. En zij stuurt hem terug naar de gevangenis en geeft hem een papier, waarin staat dat hij ter rehabilitatie naar het sanatorium van Osa zou moeten. En ik zeg haar: “Ziet u niet dat de gevangenis hem niet daar naartoe zal sturen?” En zij zegt: “Dat is mijn probleem niet.”
Ik had met de dokters gesproken, met allen die hem gezien hebben – hoe kon een dokter die voor de genezing getekend heeft, toelaten hetgeen ze met hem, een zieke, onder deze omstandigheden uithaalden, en ze hebben me geantwoord… Ik heb slechts één enigszins menselijke arts ontmoet. Ze hebben me geantwoord dat ik me ertoe moest beperken naar de diagnose te vragen. Ze zeiden me dat dit het enige was dat ze me konden vertellen, tot meer waren ze niet bevoegd. Vele dingen zijn gebeurd – toen mijn zoon voor de tweede keer in het ziekenhuis kwam en deze beambte hem provoceerde, het was toen hij vroeg of hij kon lezen en schrijven, de commentaren over de kinderen, dan vroeg mijn zoon hem gezond te verklaren, want respectloosheid tegenover zijn moeder kon hij niet dulden, hij zei: “Pas op dat je goed met mijn moeder omgaat, want in het geval dat ik een dezer dagen opsta, zien wij ons van aangezicht tot aangezicht terug.” En de beambte provoceerde hem verder. Mij smeet hij buiten, zonder commentaar. Hij smeet me buiten omdat hij er zin in had, en mijn zoon zei: “Ik wil gezond verklaard worden, ik hou het met deze man niet uit.” Hij had pijn in zijn hoofd en toen hij dat ziekenhuis verliet, ging het slechter met hem. Hetgeen duidelijk is, is dat hij die gezondheidsverklaringen zelf verlangd heeft, in werkelijkheid ging het heel slecht met hem, hij vroeg die gezondheidsverklaring omwille van die meneer, die hem al in de spoedopname had gezegd dat hij, als het aan hem lag, hem met handen en voeten aan het bed zou vastboeien en hem een nekschot zou geven.
Dat heeft hij gezegd?
Pastora: “Jaja, dat heeft hij mijn zoon gezegd. In afwezigheid van zijn collega’s. Toen praatte hij op alle verpleegsters in dat ze geen aandacht aan zijn moeder moesten schenken. Dit heb ik van verpleegsters gehoord en van de echtgenoot van een vriendin van mij, die in het ziekenhuis lag. Hij las het boek van mijn zoon en als de verpleegster dat zag zei ze: “O, Xosé Tarrío, we hadden een patiënt op onze afdeling met dezelfde naam. Heeft die een boek geschreven?” En hij zei: “Ja, en ik ben met de moeder bevriend.” De verpleegster zei: “Maar die man is zeer gevaarlijk!” – Mijn vriend: “Nee toch, wat zou die gevaarlijk zijn, hij is een goede jongen!” – “Wat vertelt u me daar, de officier van dienst heeft ons toch gezegd, dat hij een gevaarlijke moordenaar was…” – Al het mogelijke heeft hij aan de zusters verteld. De verpleegster merkte op dat alles haar al eigenaardig voortkwam, want hij was een zo goed opgevoed mens.
Ze brachten hem dus terug in de gevangenis, ik had die dokteres gevraagd om hoe laat, opdat ik afscheid van hem zou kunnen nemen. Men beloofde me tot twee uur ’s namiddags te wachten, opdat ik tijd voor hem zou hebben. Ik ging er om twaalf uur naartoe, want ik ken dat al, en ze hadden hem al weggebracht. Ik: “Hoezo hebben jullie mijn zoon al weggebracht? Hadden jullie niet beloofd op me te wachten?” En men zei me: “Ja, dat wel, maar de officier van dienst heeft bevolen dat uit…
Julia: … Uit veiligheidsoverwegingen…
Pastora: … uit veiligheidsoverwegingen de overplaatsing om 11 uur plaats moest vinden. De aanwezige patiënten hebben me verteld dat mijn zoon daar één maand heeft doorgebracht, ik werd door patiënten in het ziekenhuis, die zijn boek hadden gekocht, aangesproken. Vele patiënten hebben dat gedaan… Hij vroeg om een rolstoel, omdat hij niet meer kon gaan… Een collega van deze officier bracht de rolstoel, de officier beval dat de rolstoel opnieuw weg moest… Ze vernielden al de boeken van mijn zoon, die hij in een tas bij zich had, met de handen op de rug gebonden lieten ze hem door het ziekenhuis lopen, met de volle tasboeken in één hand, want de andere functioneerde niet meer, mijn zoon viel iedere paar meter, net als Jezus Christus en stond op, viel, en stond op – en geen helpende hand. Ik heb gevraagd hoe men zoiets kon toelaten en men zei me: “Niet mijn probleem.” Dat is hetgeen ze met mijn zoon hebben gedaan. Ze hebben hem in de gevangenis gestopt en ik heb samen met Guillermo Presas, de advocaat van mijn zoon, alles geprobeerd, en twee weken later hebben we hem uit de gevangenis gekregen. Het was zeer slecht met hem gesteld! Hij belde me vanuit de ziekenboeg op en zei me: “Mama, haal me hier uit, ik sterf, je gelooft niet hoe ze ons hier op de ziekenboeg behandelen.” Het was de eerste keer dat hij daarheen gestuurd werd. Hij zei: “Mama, mijn aan AIDS lijdende medegevangenen, met de luiers op hun enkels, moeten elkaar wassen, niemand helpt ons bij het douchen, ze vallen bij het douchen neer. Het is verschrikkelijk, mama, haal me hieruit want ik sterf.” En ik besefte dat mijn zoon al een zware depressie had, bovenop alles waar hij al aan leed. En toen ik hem uit de gevangenis ging afhalen, legden ze een zak met zijn natte was bovenop hem in de rolstoel en duwden hem gaan, ze lieten hem buiten om te sterven, hij was zijn stem al kwijt, kon niet meer…
Hij kon niet meer spreken, is het niet?
Pastora: Hij kon niet meer spreken. Hij deelde me in gebarentaal mee: “Mama, ik wil schrijven,” maar hij kon niet schrijven, hij kon niets meer, hij kreeg het niet meer voor elkaar. Het was verschrikkelijk, tot hij in coma viel, en nog altijd niet tevreden, stuurde dit ziekenhuis hem naar een ander, naar Veinte Lago, een ander ziekenhuis, naar een andere dokteres, die geen idee had van zijn ziekte, hij lag toen al in coma… Die stuurde hem terug naar Juan Canalejo. Kortom, wat ze met Tarrío hebben gedaan vindt geen godsgenade. Als een stuk schroot hebben zij hem daar behandeld, van Veinte Lago naar Juan Canalejo, alhoewel we Osa aangevraagd hadden. Toen hij uit de gevangenis kwam, smeekte ik hem naar revalidatie te sturen en zei hem: “Wees onbezorgd, je wordt weer gezond,” want dat wou hij. Het bleek dat in Osa geen plaats was en wij een maand moesten wachten. Hij kon geen maand wachten, hij kon niet wachten. We betaalden voor hem een revalidatie, mijn dochters stuurden het geld, en een privé-kliniek, zijn broers en zussen betaalden, want ik kon niet, wij betaalden alles, maar de ziekte was al vergevorderd. De dag van zijn toegestane revalidatie kwam eraan, de 13e september, ze onderzochten hem om hem mee te nemen, ze zegden af want hij was voor een onderzoek niet meer aanspreekbaar, hij kon niet meer. Ze stuurden hem naar Veinte Lago, en vandaar, waar de vrouwelijk dokter geen idee had van zijn ziekte, terug naar Juan Canaelejo waar ze ons tenslotte aanboden hem te verdoven.
Waardoor hij in vrede zou sterven?
Pastora: En wij wouden dat niet, aangezien ik geloofde dat mijn zoon dit te boven zou komen. Nog altijd voel ik dat ik de dood van mijn zoon niet aanvaard heb. Ik was de enige die geloofde dat mijn zoon niet zou sterven en de artsen zeiden me dat hij zou sterven. Totdat zijn zus en ikzelf begonnen te huilen omdat ze zich niet over hem ontfermden en ze hem dan naar de intensive care brachten, waar hij dan bleef, ervoor al was hij in coma, ze voerden een tracheotomie[1] bij hem uit. Ik geloofde nog altijd dat mijn zoon zou leven, men wees mij een psychiater aan, van wie ik niets wou weten. Die psychiater moest mij op de dood van mijn zoon voorbereiden maar ik liet dat niet toe, ik zei haar: “Het leven is mijn zoon nog iets verschuldigd,” en ik geloof dat nog altijd.
Dat is hetgeen ze met Tarrío gedaan hebben, ze hebben hem gedood. Tarrío stierf aan zijn ziekte, op het einde toch, maar… Tarrío stierf aan de gevangenis. Dus nee, en nogmaals: nee, Tarrío hoorde niet in de gevangenis en met hem vele andere jonge mensen evenmin. Ze hebben dat met hem gedaan, eenvoudigweg omdat hij een boek geschreven heeft en het systeem aangevallen heeft en omdat hij alles aangeklaagd heeft wat ze hem aangedaan hebben.
En nu valt het me als moeder zwaar over mijn zoon te spreken. Ik moet het doen, begrijp je? En ze hebben niet mijn zoon omgebracht, ze hebben mijn familie gedood, mij en mijn zoon, aangezien ik altijd een positieve persoon geweest ben, die in het goede geloofde, nu geloof ik helemaal niets meer, ik geloof niets om hetgeen ik gezien en beleefd heb, om hetgeen ze met mijn zoon gedaan hebben, mensen die zich als het gerecht beschouwen, die justitie vertegenwoordigen, zijn niet rechtvaardig, aangezien er voor de armen geen gerechttgheid bestaat.
De gevangenis is enkel voor de armen gecreëerd en in de realiteit zitten in de gevangenis enkel armen en niet eenmaal, wanneer je ziek bent… het ging hem zeer slecht en bij mij thuis dook de geheime politie op, die tot op dat moment niet gekomen was. Nooit in mijn leven had de politie aan mijn deur gestaan. Ze komen binnen en ik vraag hen: “Wie bent u?” – “De politie” – “Wat wilt u?” Hij zegt: “Is Tarrío thuis?” – “Wat in ’s hemelsnaam willen jullie nu nog van mijn zoon? Is het jullie niet duidelijk hoe het met hem gaat, wat u hem aangedaan heeft?” Daar zegt de een tegen de anderen: “Laat ons gaan,” en ik zeg: “Laat u mijn zoon met rust, als jullie een of ander probleem hebben, wendt u tot zijn advocaat maar niet tot mijn zoon,” en ze gingen door de deur weg. Ik liet hun mijn zoon niet zien.
En deze meneer, die iedereen gezegd heeft dat ze zijn moeder geen aandacht moesten schenken aangezien ze toch alleen maar fabeltjes zou vertellen… mijn zoon is nu dood.
Dat is Xosé Tarrío González. Mijn zoon is dood en voor hij in coma viel was hij wanhopig. Hij was er zeer slecht aan toe en hij zei me: “Mama, ik heb dit boek geschreven om de FIES en alles wat ze met ons doen publiek te maken,” en ik geloofde dat het boek een grotere invloed zou hebben dan het uiteindelijk gehad heeft. Dat de mensen zouden zien wat er allemaal gebeurt, en dat het in de handen van een…
Julia: … een hogere macht, een…
Pastora: en dat maatregelen zouden genomen worden. Ik zag echter dat alles bij hetzelfde bleef… hierdoor was ik erg ontgoocheld. Ik bedankte de mensen in mijn omgeving, de mensen die hij heeft leren kennen waren zeer goede mensen, en voor deze mensen was het waard geweest, deze strijd gevoerd te hebben… maar ik had geloofd dat de invloed groter zou zijn.
Tarrío, zoals veel andere gevangenen, is niet gestraft voor iets zwaars, maar voor het feit dat hij arm geboren is, en dat is de droevige waarheid. En zoals hij veel andere jonge mensen van zijn leeftijd, om een stommiteit, begrijp je… Daarenboven treft het altijd de zwaksten.
Julia: Door een jeugdzonde verliezen ze heel hun leven.
Pastora: FIES, FIES. Ik zou een dochter, een kleindochter van hen, of nog het best direct de rechter en allen die de FIES gecreëerd hebben daar binnen achter de tralies willen zien, en ik spreek niet over twaalf jaar, drie jaar volstaat. Ik zou willen dat ze allemaal de bak indraaien en ervaren wat de eenzaamheid uitricht en wat FIES betekent, in dezelfde omstandigheden natuurlijk die ze de gevangenen aandoen. Ik zou willen dat ze dat uitproberen, ik zou enkel een paar van hen daar binnen willen zien, een keer zien, wat ze daarbinnen over FIES denken.
Maar dat zal niet gebeuren…
Pastora: … aangezien FIES, zoals die forensische psycholoog zegt, die aan het proces van Tarrío heeft deelgenomen, die de procureur en de rechter verklaard heeft welke enorme schade FIES aanricht in de menselijke geest, dat ze de geest volledig uitschakelt, hoe verschrikkelijk het is. FIES wekt benauwdheid op, angst en geestelijk verval. Dat alles heeft hij verklaard, en ze hebben hem totaal geen aandacht geschonken. De procureur haalde deze meneer bij zich en zei hem: “Bent u Doctor in de psychologie?” – “Neen, maar ik ben forensisch psycholoog, ik heb mijn titel en ik heb de menselijke geest bestudeerd, en ik kan er zelfs thuis niet over spreken.”
Dit is hetgeen ik je wou vertellen, de gevangenis is geen oplossing. Ik eis gerechtigheid. Gerechtigheid! Ik wil dit alles publiek maken. Ik weet ook al dat ik niet zal winnen.
Julia: Gerechtigheid voor die legale moord, nietwaar?
Pastora: Ik weet dat ik niet zal winnen, maar als moeder, bovenal de moeder van Xosé Tarrío, ik voel me een vrij persoon met de plicht dit alles openbaar te maken. Eerst als moeder en dan als persoon. Want ik wil niet dat ze hetgeen ze met mijn zoon gedaan hebben, ook met andere kinderen doen. En men is mij er rekenschap voor verschuldigd, wat ze met mijn zoon gedaan hebben en met mijn familie, want dit alles hebben mijn andere kinderen en ik mee moeten maken. Het was verschrikkelijk dit te beleven. Het was verschrikkelijk.
En je bent naar Aachen gekomen om Gabriel te ondersteunen.
Pastora: Ja! En iedere persoon die mij nodig heeft. Wanneer wij, de armen, elkaar niet onderling ondersteunen, weet ik niet wat er ons rest, ik wil de waarheid uitschreeuwen, waar dan ook. Zolang ik leef zal ik de waarheid uitschreeuwen. De waarheid, ik kom niet met leugens voor de dag, en ik heb niet de bedoeling met leugens iets te bereiken. Ik eis gerechtigheid, echte gerechtigheid, voor de ene zowel als voor de andere, en ik eis dat ze zich niet langer op het kind afreageren…
Het kind van deze dame bij voorbeeld, ik ken zijn leven, mijn zoon heeft over hem verteld, ik weet dat hij nooit een terrorist is geweest, dat hij integendeel een jongen met een hart groot als een huis is, dat hij voor zijn rechten vecht, zoals mijn zoon dat deed. Wat dat geleuter over terrorisme dan ook? De terroristen zijn zijzelf, die zich verschuilend achter de wet alles doen wat ze willen, en het volk weet dat niet. Het volk weet dat niet en het ergste is dat wij met ons geld eraan meehelpen dat dit alles bestaat, dat gevangenissen gebouwd worden. Dat dit geen oplossing is en FIES ook niet, want FIES… - Toen de directeur van de gevangenis van Teixeiro een voordracht gaf, zijn eerste voordracht, de arme man… Ik zeg de arme man, want de moeder van Tarrío was bij de voordracht aanwezig en hij vertelde dat de gevangenissen van Coruña en van gans Spanje voorbeeldig zijn, dat er werkplaatsen zijn, zwembaden, kortom, dat het regelrechte vijfsterrenhotels zijn.
Julia: Een zwemkom zonder water…
Pastora: Het enige water dat ze hadden was van de regen.
Enkel voor de foto…
Julia: Geen werkplaatsen, zoiets was er niet.
Pastora: En toen deze meneer zijn voordracht hield, vroeg ik het woord en ik zei: “Om te beginnen wil ik me voorstellen, maar ik zal hier geen persoonlijke zaak van maken, ik kom als vertegenwoordigster van het collectief “Nais en Loita”, en in die hoedanigheid zal ik spreken. U, meneer Carmelo, stelt ons de Spaanse gevangenissen als vijfsterrenhotels voor, en op de eerste plaats die van Teixeiro. In werkelijkheid zijn ze verre van vijfsterrenhotels. U zegt dat er werkplaatsen zijn, werkplaatsen die niet geopend zijn, zwemkommen zonder een druppel water…”Zo heb ik het hem gezegd: “Degene die daar zwemt bent u misschien zelf, want geen van de gevangenen heeft me zoiets verteld.”
Julia: Mijn zoon was daar…
Pastora: Ik zei hem: “Legt u ons toch uit dat in de Spaanse gevangenissen FIES bestaat.” Natuurlijk, het was een voordracht, Iñaki Rivera[2] en iedereen was aanwezig, studenten. Ik zei: “U vraagt zich af wat FIES is? FIES, uitzonderingsmaatregel voor gevangenen in een speciaal regime, de gevangenis binnen de gevangenis, is door de Spaanse grondwet verboden, maar toch heeft men haar gecreëerd, en ze hebben FIES gecreëerd zonder dat het volk, de maatschappij, het weet. Wie zijn de criminelen, degenen die binnen zitten of degenen die zoiets in het geheim doen?” Zo begon ik, ik begon te vertellen dat in de Spaanse gevangenissen, en vooral in die waar hij directeur van was, gefolterd wordt, dat de gevangenen tot op de huid uitgekleed worden, dat ze met handen en voeten aan het bed vastgeketend worden, dat ze zo hun behoefte moeten doen en dat 13, 14 dagen lang. Natuurlijk nam men mij de microfoon weg.
Men nam hem weg?
Pastora: Natuurlijk, ze kwamen snel aangelopen en namen mijn microfoon weg. Ik zei hen: “Het kan me niet schelen of jullie die microfoon wegnemen, godzijdank heb ik een luide stem, men zal me evengoed horen, en ze hoorden me. U gooit me niet buiten!” En natuurlijk, de studenten… Een studente zei dat ze rechten studeerde maar dat ze van dat alles niets wist.
Natuurlijk, want FIES komt in de wet niet voor.
Pastora: De mensen weten het niet, de mensen hebben er geen idee van wat FIES is en dat er gefolterd wordt en dat dit alles illegaal is. En ik zei: “Ja, al datgene bestaat, en dat zegt je niet de moeder van één gevangene, want we hebben brieven van veel gevangenen die ondertekend zijn en die jullie kunnen bekijken.”
En veel doden.
Pastora: En veel doden, natuurlijk.
Jouw zoon is de laatste van een lange lijst…
Pastora: Natuurlijk, ik spreek over mijn zoon, ik ben hier, maar mijn zoon zullen ze me niet teruggeven en hetgeen ik doe maakt mijn pijn nog dieper, de pijn is sterk, ik kom niet tot rust…
Julia: Ik heb altijd angst dat mij hetzelfde overkomt.
Pastora: Ik kom niet tot rust, want als ik ga slapen zie ik altijd mijn zoon voor mij. Het enige wat ik nu van mijn zoon kan zien. Wanneer ik mijn ogen sluit, zie ik hem niet gelukkig, ik zie hem niet zoals zijn broers en zussen, ik zie hem opgesloten, heel de tijd door lijdend, en geboeid, ziek en geboeid, en ik zie die meneer hem pesten, hem heel de tijd door pesten… Het is verschrikkelijk, ik ben volledig getraumatiseerd… een trauma. Ik ben in een horrorfilm terechtgekomen en ik ben er nog niet uitgeraakt.
[Julia en Pastora omhelzen elkaar]
Nu ben ik hier om de moeder van Gabriel Pombo da Silva te ondersteunen, nu, want ik kom vanuit Zwitserland, waar ik mijn kinderen bezocht heb en ik weet dat zij ook een moeder is die vecht, en als moeder moet het zeer slecht met haar gaan, zeer slecht.
En ik kom om over de FIES te spreken, over hetgeen in de gevangenissen gebeurt, want de gevangenis is geen oplossing voor de problemen. Ik wil haar en alle moeders ondersteunen.
Mijn zoon is gestorven, maar ik ben hier en zolang ik nog kan en nog in leven ben zal ik verder aanklagen, toespraken en voordrachten houden voor zover het in mijn mogelijkheden ligt. Ik weet dat mijn zoon dat graag zou hebben. Ik heb hem gezegd: “Je sterft…” Hij stierf in mijn armen, gewassen en geschoren, door mij, want zijn moeder lieten ze in het sanatorium van Osa bij hem, in een bed naast hem. Met betrekking tot het sanatorium van Osa wil ik zeggen dat Eva López, de verantwoordelijke dokter, een uitstekende persoon is, ze kwam elke dag en keek naar hem met veel tederheid. Mij hebben ze ook heel goed behandeld, ze waren zo vriendelijk het bed voor mij te plaatsen, zo kon ik mijn zoon wassen, scheren, douchen zo goed ik kon, want ik wist dat hij het graag zou hebben dat zijn moeder het deed, dus deed ik het, en het zou hem plezier doen dat ik deze strijd voortzet en de anderen help.
Voor hij stierf zei hij me: “Weet je, mama…” – ik was geëmigreerd om mijn andere kinderen vooruit te helpen en hij was achtergebleven en had mij uit zijn vroege kindertijd in zijn herinnering, en zei: “Weet je, mama, ik kende die sterke kant van jou niet.” Ik zei hem: “Je heb je moeder nog niet leren kennen, je weet nog niet hoe ver zij kan gaan.” Zulke grapjes maakten wij.
En hier ben ik, maar de strijd… Hier zijn zijn moeder en zijn broers en zussen achtergebleven, om verder te strijden en om de anderen zo goed mogelijk te helpen. [Ze kust de foto van haar zoon, Julia pakt haar arm beet en Pastora wendt zich tot haar]: Veel kracht voor jou! Hetgeen ik vraag is dat wanneer iemand deze video ziet, dat de mensen het zullen begrijpen en dit alles publiek zullen maken, want mijn zoon is er aan onderdoor gegaan, en de zoon van deze vrouw is nu aan de beurt, jammer genoeg, en hij is heel sterk maar de gevangenissen zijn heel erg groot, het zijn niet enkel onze zonen, er zijn daar heel veel zonen, veel zonen van veel moeders. En deze moeders, deze broers en zussen, ooms en tantes, zij moeten op straat komen en aanklagen, en de mensen buiten ook. Vandaag is het voor ons, morgen is het voor hen.
We zouden solidair moeten zijn en als arme mensen moeten we in de eerste plaats de arme mensen helpen, want ik zie dat de rijken erg weinig geëngageerd zijn, ik beweer niet dat er geen zijn, maar dat is hetgeen ons rest. En je komt er snel in terecht! In de gevangenis kan iedereen belanden, tot de onschuldigen toe. En dat was het…
[Tegen Julia]: En wil jij iets over jouw zoon zeggen?
Julia: Nee. Ik ben enkel bang dat ik alles moet doormaken wat deze vrouw heeft doorgemaakt. Alles wat ik weet is dat ik zo vaak vele duizenden kilometers gereisd heb om daar dan aan te komen en dan 20 minuten voor een glazen wand te zitten. Meestel om via zo’n telefoonhoorn te spreken, waardoor men helemaal niets hoort, daarvoor heb ik ook 2000 of 2500 kilometer heen en 2000 kilometer terug gereisd, voor niets. Meermaals hebben ze me niet eens binnengelaten – van dat soort dingen.
Gabriel zit al 20 jaar in de gevangenis?
Julia: Ja, toen hij 17 was kwam hij erin terecht, hij was voor vijf jaar veroordeeld en tijdens deze 5 jaar in Teruel kon ik hem niet eenmaal omarmen, alles enkel door een glazen wand. Hij schreef me brieven: “Mama, wanneer ik op een dag dood opduik, dan zal ik het niet geweest zijn die mezelf om het leven heeft gebracht.” Je kan je dus de mishandelingen voorstellen waaronder ze leden, hij wou daarover niet spreken, hij heeft niets gezegd. Hij was altijd erg bang voor hetgeen voor zou vallen en altijd denk ik daaraan, dat ik als moeder eigenlijk nooit heb kunnen genieten van mijn zoon, want hij was nog een kind van 17 jaar… en de mishandelingen… Het is niet zo dat wij akkoord waren met de misdaden en alles, maar mishandelingen, neen! Er is geen reden hen te mishandelen. Ze zitten hun straf voor de begane misdrijven uit of wat dan ook en klaar. Er is geen reden hen in elkaar te slaan, hen te mishandelen.
Of te doden…
Julia: Of te doden, dat nog minder – niemand heeft het recht iemand van het leven te beroven, dus…
Pastora: En de misdaad? Wat voor een misdaad?
Julia: Dommigheden, niets dan kinderlijke dommigheden, die beter in een jeugdinstelling behandeld zouden kunnen worden…
Pastora: Dat is ook geen oplossing.
Julia: Ook dat is geen oplossing. Er zijn daar psychologen, men zou ze kunnen heropvoeden, men zou ze bij voorbeeld een vakkunnen leren, hetgeen ze niet doen. Er is veel dat ze zouden kunnen doen maar dat ze niet doen. En in Spanje worden nieuwe gevangenissen gebouwd, waarvoor? Waarom bouwen ze geen plaatsen waar ze jonge mensen iets kunnen bijbrengen, ze stoppen een massa jonge mensen in de gevangenis, waartoe? De gevangenis leert toch niemand iets.
Pastora: In de gevangenis stoppen ze een ieder die dwars ligt, dat is duidelijk.
Om het te verstoppen?
Pastora: Ja natuurlijk, alles wat stoort steken ze daar binnen. Zo was het al altijd.
Julia: Alle moeders, niet enkel ikzelf, kunnen al jaren niet slapen, omdat we kinderen hebben die daarbinnen gevangen zijn. Wat hier en nu gebeurt was een paniekreactie, want ze hadden valse papieren.
Je bedoelt de arrestatie van Gabriel, José, Bart en Begoña?
Julia: Ze construeren hier in Aachen een theaterstuk, waarna het eruitziet alsof ze een massa mensen gedood hebben.
Wat denk je over de manier waarop ze je zoon naar het gerecht transporteren?
Julia: Nu ja, in Spanje zijn het mishandelingen, hier is het eerder psychologisch. Mijn zoon verschijnt in zijn onderbroek voor het gerecht, omdat ze hem vastbinden, z’n hoofd bedekken, waardoor hij niets kan zien. Hij protesteert tegen de omstandigheden waarin hij voor het gerecht voorgeleid wordt. Vandaag heb ik de auto’s gezien, men kon geloven dat er een president voorgereden werd. De gehele straat afgezet opdat men niet… Ik heb hem niet gezien. Zij sluiten het volledige verkeer af opdat twee auto’s met gevangenen kunnen voorrijden, waar heeft men dat al gezien? Eén ervan in zijn onderbroek, waar heeft men iets vergelijkbaars gezien? Ik kan het in elk geval niet aanzien, ik word er slecht van…Ik doe het zo, ik hou alles voor mezelf, weet je? En deze vrouw heeft veel doorgemaakt, want…
Pastora: Neen, ik heb min of meer hetzelfde meegemaakt hetgeen jij meemaakt, want de geschiedenis van jouw zoon is dezelfde. Vaders die het hebben laten afweten, moeders, die moesten gaan werken om het brood te verdienen. Het ergste is dat in plaats van de vaders de zonen in de gevangenis zitten en dat is het meest triestige aan de geschiedenis. Want een vader zou men moeten dwingen om voor zijn zoon op te komen, begrijp je dat?
Julia: Precies, dat is het. Dat is de geschiedenis, we moesten uit ons land vertrekken opdat het onze kinderen aan niets zou ontbreken.
Pastora: En folter in Spanje. Het gaat ook over psychologische folter. FIES is verschrikkelijk. Psychologisch? Het gaat om meer dan alleen de FIES… De mensen moeten weten dat FIES bestaat en wat FIES is. Ze doen het heimelijk, zonder wettelijke toelating. FIES moet verdwijnen.
Julia: Ja, ze kijken de goede dingen nooit af. Ze hebben het van de Duitsers afgekeken, ik bedoel, de slechte dingen nemen ze over, de goede dingen niet. Als ze al alles willen imiteren, zouden ze toch de goede dingen uit Duitsland moeten nemen. De Spanjaarden hebben het overgenomen en zo staat het er nu voor.
Pastora: Het zijn achterbakse mensen met verdraaide karakters. Dat wij deze mensen verkozen hebben is het meest triestige in het leven.
Julia: Ja, je zegt ergens: ik ga niet meer stemmen, want dan doen ze mijn zoon nog meer aan. Dat is hetgeen je denkt: neen, ik ga niet stemmen.
Pastora: Ik geef hen de schuld, ik geef de media de schuld…
Julia: … Hen ook.
Pastora: Ze helpen niet, het enige wat ze doen, is alles nog veel erger maken. In plaats van enkele vrienden, die de betroffen persoon kennen, op hun woord te geloven, geloven ze hen op hun woord… Wat ik hen probeer te vertellen: geloof ook mij niet, vraagt u het toch aan de mensen die hem goed kennen en die hij kent, vraag het toch aan zijn vrienden.
Julia: Ja, ik zie dat Gabriel een gouden hart heeft, hij is een zeer tedere jongen, hij bekommert zich veel om de familie, om de mensen, om zijn vrienden, dus… Ik weet niet wat ik zou zeggen.
Pastora: Mijn zoon leed veel, hij zei: “Waarom hebben enkelen alles en anderen niets?” Maar het ging hem niet om zichzelf, hij heeft me veel verteld en jullie kunnen het in zijn boek nalezen, hetgeen hij veel met me besproken heeft, het waren de gesprekken die wij hadden, wanneer ik bij hem bezoek ging en hij zei: “Mama, merk je dat ze ons hier gewoon opsluiten en zichzelf als de goeden voordoen, terwijl zij toch de wapens uitvinden om te doden, terwijl zij de moordenaars zijn? Als zij het toelaten dat kinderen van honger sterven en niets investeren…” Mijn zoon leed onder al deze dingen. Ik heb het tijdens onze gesprekken gehoord, we hebben het miljoenen keren besproken. Mijn zoon leed veel onder deze dingen, dat is niet normaal. En die anderen doen zich als de goeden voor. Hij klaagde dus aan wat zij allemaal met hem deden en waarom. Gewoon omdat ze arm waren, waren ze gestraft, ik ben dat gaan inzien. En toen mijn zoon in het ziekenhuis lag, ging ik naar de rechter, zodat men mij de toegang zou verzekeren, en men zei me dat de rechter in vakantie was en ik zei: “Maar er moet toch een vervanger zijn?” en men zei me: “Neen, er is alleen die voor minderjarigen en hij is niet bevoegd.” Heb je ooit gehoord dat er geen rechter voor volwassenen voorhanden is? Je voelt je machteloos want je hebt geen verdomde cent om je een…
Julia: … een goede advocaat te kunnen permitteren… Een goede advocaat die de dingen in beweging kan krijgen.
Pastora: Begrijp je? Ze werden ervoor bestraft arm te zijn en hun familie ook, de familie evenzeer, want wanneer je je kinderen wil bezoeken moet je veel verdragen. Als je een plastic zak mee naar binnen wil nemen, breng je die plastic zak mee, en die voldoet niet, want het moet een tas met ritssluiting zijn. Je koopt je een tas met ritssluiting nadat je de taxi hebt betaald, gaat met die tas met ritssluiting er de volgende keer naartoe en de tas met ritssluiting voldoet niet meer, ze willen een plastic zak. Zo ging het jaren lang. Ze hebben mijn zoon naar Tenerife gebracht, naar Salamanca, naar alle hoeken van Spanje. Ik herinner me, eens ging ik hem bezoeken in Villanubla, neen, Villanubla niet. Het heet anders, ik kan me niet…
Villabona?
Pastora: Villabona. Deze gevangenis heeft een diepe indruk op me nagelaten. Een vader, wenend in de cafetaria. We spraken hem aan, de dame die in de cafetaria bediende vroeg hem wat er scheelde. Hij zei: “Wat zou er schelen. Ik ben zeeman, heb vijf kinderen, ben twee dagen aan land, verdien 600 euro, heb 180 aan de taxi uitgegeven om mijn zoon een paar turnschoenen en een hemd te brengen. Ze hebben me noch mijn zoon laten zien, noch hebben ze het pakket aangenomen.” En deze vader weende. De dame zei hem: “O man, wat hebben ze u aangedaan? Geef hier, laat ten minste dat pakket hier, er komen twee cipiers langs hier, eens zien of ik het hen geven kan en of zij het naar binnen kunnen brengen.”
Dat heb ik ook beleefd: ze spelen zelfs met de gevoelens van de families, met de gevoelens van de families. Wat mijn zoon betreft, ik wil duidelijk stellen dat hij aan de gevangenis gestorven is en dat zij hem hebben omgebracht. Voor mij zijn ze allen schuldig [kust de foto van Xosé]. Sorry, Julia, ik heb je onderbroken. Julia: Maakt niets uit… ik kan niets meer zeggen, het gaat niet goed met mij.
Ik weet niet hoe ik dit interview moet beëindigen. Ik geloof dat het tijd is om te stoppen. Want wij drie staan op het punt te wenen. Ik geloof dat het beter is dat we stoppen.