Door Libertarian Socialist Organisation, Libertarian Workers For A Self-Managed Society, Monash Anarchist Society en Adelaide Libertarian Socialists
You can't blow up a social relationship - the anarchist case against terrorism verscheen in diens oorspronkelijke vorm in 1979 en was een gezamenlijk product van een aantal anarchistische en libertair-socialistische groepen uit Australië. In 1981 is er door Anarchist Communist Federation of North America een herdruk gemaakt welke door Black Cat Press werd uitgegeven.
Deze vertaling is geheel herzien aan de hand van het origineel. Ook zijn er enige voetnoten toegevoegd om context te scheppen bij een reeks historische verwijzingen. Het voorwoord, dat de situatie eind jaren 70 in Australië behandeld, is vanwege de het gebrek aan actuele relevantie weggelaten. De tekst is in opgemaakte vorm als brochure in onze klassieke reeks te downloaden.
Het terrorisme behoort uiteraard niet alleen toe aan kleine groepen in Italië en Duitsland. De meest wrede en meedogenloze vertegenwoordiger van het terrorisme, zowel nu als in de hele geschiedenis, is de heersende klasse. Lees de geschiedenis er maar op na. Bedenk daarbij ook nog even dat over de hele wereld onze humane heersers het nucleaire wapenarsenaal hebben om iedereen op aarde vierentwintig maal te doden (Ruth Legar Sivard in Bulletin of Atomic Scientists, april 1975). We moeten stellen dat het staatsterrorisme sterker, dominanter en veel destructiever is dan het voorhoede-terrorisme. De vraag hoe uitgedaagd een staat zich voelt, bepaalt de mate waarin zij gebruik maakt van terreur; het is geen kwestie van constituties of democratische principes. Als ze bedreigt wordt door een serieuze, georganiseerde revolutionaire beweging, zullen de westerse democratieën het volledige programma van afschrikwekkende methoden tentoonspreiden. Het veelvuldige gebruik van marteling door Frankrijk in Algerije, marteling door Engeland in Aden en Noord-Ierland, moorden en samenzweringen door politie en leger in Italië zijn slechts enkele voorbeelden van hun bereidheid om in verschillende situaties nietsontziende methoden toe te passen. Deze bereidheid tot geweld vloeit voort uit de werkelijke aard van de staat zoals deze uitgedrukt werd door de Franse anarchist Pierre-Joseph Proudhon in 1851:
“Geregeerd worden betekent dat je wordt bewaakt, geïnspecteerd, bespioneerd, geleid, betekent dat er wetten voor je gemaakt worden en dat je zedenpreken te horen krijgt, dat je wordt gereguleerd, opgesloten, geïndoctrineerd, gecontroleerd, belast, gewogen, gecensureerd en verordonneerd wordt door mensen die daartoe noch het recht, noch de kennis en noch de deugd bezitten.
Geregeerd worden betekent bij ieder optreden, bij iedere handeling, op elk moment genoteerd worden, geregistreerd, gecontroleerd, aangeslagen, gestempeld, op waarde geschat en gepatenteerd worden, betekent vergunningen nodig hebben, onder gezag staan, gemachtigd moeten zijn, berispt, belemmerd, heropgevoed en gearresteerd worden.
Het betekent, onder het voorwendsel van het algemeen belang, op waarde geschat worden, gedisciplineerd, gebrandschat, uitgebuit, gemonopoliseerd, afgeperst, uitgezogen, belazerd en beroofd worden om vervolgens bij het geringste verzet, bij de allereerste klacht te worden onderdrukt, gestraft, beschimpt, gekweld, vervolgd, getiranniseerd, geslagen, ontwapend, gewurgd, gevangen gezet, neergeschoten, beoordeeld, veroordeeld, gedeporteerd, gevild, verkocht, verraden en tenslotte te worden bespot, geridiculiseerd, beledigd en onteerd. Dat is de regering, dat is de rechtvaardigheid, dat is de moraal.”
In Zuid-Amerika zijn door de staat gesponsorde en gedekte doodseskaders en het systematisch gebruik maken van marteling regelmatig terugkerende zaken. Tijdens de ‘witte terreur’ in Guatemala stierven er jaarlijks duizenden mensen (2000 tot 6000 was de schatting voor de jaren 1967-1968). De militaire dictaturen die Brazilië sinds de coup van 1964 geregeerd hebben, stonden bekend om beruchte doodseskaders die hun basis in de politie vonden. De Verenigde Staten brachten leden van deze eskaders naar Uruguay om de politie te trainen in het martelen van stadsguerrillero’s. De Verenigde Staten hebben een grote bemoeienis met de ontwikkeling van martelpraktijken in deze regio. De volledige mobilisatie van het Chileense regime voor terreur en doodslag is waarschijnlijk het ergste voorbeeld sinds de oorlog. Uiteraard is het staatsterrorisme niet alleen voorbehouden aan corporatistische kapitalistische landen. Het is ook een integraal onderdeel van staatskapitalistische landen als de Sovjet-Unie.
Door politie en politici over de hele wereld wordt het woord ‘terrorisme’ willekeurig gebruikt, met de intentie om vijandigheid te veroorzaken ten opzichte van elk fenomeen van verzet of van de bereidheid om zich gewapend te verzetten tegen hun eigen terroristische daden.
Terrorisme kenmerkt zich door het systematisch gebruik van geweld tegen mensen voor politieke doeleinden. Moorden, sluipschutters, ontvoeringen, kapingen en het nemen van gijzelaars uit het publiek, aanslagen die bedoeld zijn om te doden, te verminken of de bevolking schrik aan te jagen zijn methoden die in het bijzonder worden gebruikt bij niet-statelijk terrorisme. Binnen deze categorie kan nog een onderscheid gemaakt worden tussen aanvallen die gericht zijn op de bevolking of die op personen in machtsposities, zonder hiermee een goedkeuring voor een van de twee uit te willen spreken. Aanvallen die duidelijk gericht zijn op onschuldigen zijn erger dan aanvallen gericht op mensen die schuld hebben aan een of andere misdaad.
In het algemeen is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen terrorisme en wat intimidatie genoemd zou kunnen worden. De staat is constant verstrikt in pogingen om te voorkomen dat politieke meningen uitgedrukt worden door te dreigen met laster, afmatting of vernietiging. Veel activiteiten van de staat vallen onder de noemer intimidatie. Sommige figuren van de Australische linkerzijde hebben ook verschillende pogingen tot intimidatie ondernomen tegen andere linkse mensen. We moeten ook een zorgvuldig onderscheid maken tussen terrorisme en het beschadigen van eigendom. Hoewel het duidelijk is dat intimiderende activiteiten en het beschadigen van eigendom vaak niet zo ernstig zijn als terrorisme, moeten we wel in de gaten houden dat de bereidheid tot deze activiteiten gemakkelijk tot ergere consequenties kan leiden. Hiermee willen we niet zeggen dat revolutionairen een eerbiedige houding moeten tonen voor privé-eigendom, maar veeleer dat we moeten zien dat er een groot verschil bestaat tussen het vernielen van een nucleaire bouwplaats door een massabezetting en het opblazen hiervan door enkele individuen.
Zo graag als de heersende klasse de voorkeur geeft aan het woord ‘terrorist’, geven de terroristen de voorkeur aan de omschrijving ‘stadsguerrillero’ omdat hen dat een bedrieglijk romantisch luchtje geeft. Toch geloven we dat er een verschil bestaat tussen terroristen en revolutionairen die de ideologie en praktijk van het guerrilla-isme aannemen, wat betekent dat zij de gewapende strijd bevorderen als de revolutionaire strategie. Met name in de oorlog op het platteland kunnen zij gebruik maken van niet-terroristische gewapende acties. Dit betekent meestal gewapende conflicten met leger of politie. Niettemin leidt deze methode, vanwege de omstandigheden van de stadsguerrilla, automatisch naar terrorisme, zoals verderop nog bediscussieerd zal worden.
In Zuid-Amerika was de groei van de stadsguerrilla voornamelijk een gevolg van het falen van de plattelandsstrategie, iets wat aan het einde van de jaren 60 duidelijk werd. De plattelandsstrategie was gebaseerd op onbeduidende theoretische conclusies die getrokken waren uit een geïdealiseerde voorstelling van zaken over wat er in de Cubaanse revolutie gebeurd was. Toch was de strategie van de stadguerrilla in essentie niet verschillend van die van de plattelandsguerilla. Beide waren gebaseerd op het voorhoedeconcept van de gewapende groep wiens specifieke militaire confrontaties met de onderdrukkende machten van het heersende regime voor de kleine motor zouden zorgen (de bekende ‘foco’), die de grote motor van de politieke revolutie zou moeten aanzwengelen. In deze strategie is een succesvol militair optreden de propaganda.
De Uruguayaanse Beweging voor Nationale Bevrijding (de Tupamaros)[1], van de stadsguerrilleros het meest succesvol, legt deze strategie als volgt uit: “De idee van revolutionaire actie op zichzelf, de werkelijke daad om de wapens op te nemen, zich voorbereiden op en deelnemen aan acties die gericht zijn tegen het fundament van de bourgeoiswetten, dat creëert revolutionair bewustzijn, organisatie en revolutionaire voorwaarden”. Wat een waandenkbeelden! Wat een simplistische redenatie! De totale vernietiging van de stadsguerrilleros in Venezuela in 1962-1963, die steun hadden van het platteland en zelfs van de Communistische Partij, had men moeten hebben gewaarschuwd dat deze strategie foutief was.
Het zijn nogal gebroken gedachtes om de essentie van de revolutie op te vatten als illegaliteit of als gewapende confrontatie met de onderdrukkingsapparaten van de staat. Dit versluiert compleet de essentie van onze kritiek op de bestaande maatschappij. Deze bestaat niet simpelweg uit een afschuw van het staatsgeweld, maar gaat over de hiërarchische relaties tussen mensen, over competitie in plaats van coöperatie. De ‘werkelijke daad om de wapens op te nemen’ mag dan een uitdaging voor de wet zijn, het zegt niets over waarvoor wordt gevochten. De essentie van revolutie is niet de gewapende confrontatie met de staat, maar de aard van de beweging die haar steunt. Dit zal afhangen van het soort van verhoudingen en ideeën in de groepen, buurtraden, arbeidersraden e.d. die tijdens het sociale conflict ontstaan.
De taak voor revolutionairen is niet om de wapens op te nemen, maar om deel te nemen in het lange, moeilijke werk om een bewustzijn over deze maatschappij te creëren. We moeten een beweging opbouwen die de vele problemen waar mensen tegenaan lopen verbindt met de behoefte aan revolutionaire verandering, een beweging die alle pseudo-oplossingen aanvalt – zowel individueel als sociaal – die in deze maatschappij aangeboden worden en en die de door autoritair links aangedragen oplossingen demystificeert. In plaats van deze schijnoplossingen willen we voor de mensen die bereid zijn om dat op te pakken het belang van zelfactiviteit en zelforganisatie benadrukken. We moeten ideeën presenteren over een socialisme dat gebaseerd is op gelijkheid en vrijheid.
Zowel in alle kapitalistische landen als in de Derde Wereld[2] hebben guerrillabewegingen niets anders dan een ontzettende ideeën-armoede tentoongespreid. Dat de staat repressief is en dat ze bevochten kan worden is slechts een heel klein deel van de revolutionaire ideeën maar het vormt bijna de gehele inhoud van wat de guerrilla’s aan het volk proberen mee te delen. Het is gebaseerd op de veronderstelling dat je over het maken van de revolutie niet hoeft na te denken. Alles wat nodig is, is de mensen ervan te overtuigen dat ze de staat kunnen verslaan. Niets is minder waar. Als mensen niet keer op keer geconfronteerd willen worden met het oude patroon van de revolutie die een nieuwe groep van onderdrukkers aan de macht brengt, dan zullen ze zich moeten realiseren dat de verantwoordelijkheid voor een nieuwe maatschappij bij henzelf ligt. Zij zullen moeten nadenken over hoe deze nieuwe maatschappij zo georganiseerd kan worden dat ze democratisch blijft.
Omdat het van hen afhangt zullen zij moeten nadenken over hun houding en dit omvat ook de houding in hun persoonlijke leven.
Er wordt vaak beweerd dat zulke eisen belachelijk zijn tegen het licht van de directe basisbehoeften in de Derde Wereld. Maar in feite wordt zelforganisatie op basis van coöperatieve gedachten steeds meer een onderdeel van de strijd in de Derde Wereld. De economistische argumenten met betrekking tot de strijd in de Derde Wereld schijnen te zijn gekoppeld aan het idee dat vooruitgang volgens industrialisatie naar Westers model de oplossing is, maar decentralisatie is in feite de sleutel. Dit maakt ook persoonlijke verandering waar wij aan denken eenvoudiger.
Een paar pamfletten verspreid over de plaats waar de actie plaatsvond, is ongeveer alles wat sommige groepen aan ideeën te bieden hebben. De communiqués van de RAF stegen nooit uit boven het politieke niveau van slogans als ‘Onteigen Springer’, ‘Vecht tegen de klassenjustitie’, ‘Vecht tegen alle uitbuiters en vijanden van het volk’, ‘Overwinning aan de Vietcong’. Hun pamflet Het concept van de stadsguerrilla (1971) is een overdracht van dezelfde strategie als hierboven al genoemd, nu met betrekking tot het westers kapitalisme. Hetzelfde geldt voor de Amerikaanse Weathermen (later Weather Underground), de Britse Angry Brigade, het Japanse Rode Leger, Symbionese Liberation Army (SLA) etc. Deze groepen spreiden doorgaans een vleiend derde-wereldisme ten toon waarin acties binnen de imperialistische machten als steun werden gezien voor de ‘werkelijke revolutie’ in de Derde Wereld. De Weather Underground Organization (WUO) veredelde dit in haar hele ideologie en strategie. Zij ontkende de taak om revolutionaire ideeën te verspreiden over de meerderheid van de bevolking in eigen land. In plaats hiervan moest de VS immobiel gemaakt worden terwijl de overwinnende Derde Wereld-revolutionairen de revolutie van buiten brachten. De WUO’ers zouden later orthodoxe marxistenleninisten worden.
[Michael] Baumann, auteur van het […] boek Hoe het allemaal begon (1975) was lid van de Beweging van de 2de Juni; hij openbaart dezelfde manier van denken, hoewel zij zichzelf ‘anarchisten’ noemden, in tegenstelling tot de marxistisch-leninistische RAF.
“Die hele geschiedenis heeft te maken met de imperialisme-theorie die zegt, dat de strijd niet meer in de eerste plaats vanuit de metropolen gevoerd wordt, niet meer alleen de zaak van de arbeidersklasse is, maar dat het binnen de metropolen vooral de avant-garde is, die haar solidariteit met de Derde Wereld tot uitdrukking brengt. Omdat zij zich in het hoofd van het monster bevindt, kan zij daar de grootste schade teweegbrengen – ook al staan de massa’s in de Europese metropolen niet aan de kant van de revolutie omdat de arbeidersklasse bij ons geprivilegieerd is en deelneemt aan de uitbuiting van de Derde Wereld. De enige mogelijkheid voor hen die hier de avant-garde vormen, die hier aan de strijd deelnemen, is om de infrastructuur van het imperialisme te verpletteren en het apparaat onklaar en kapot te maken.”[3]
Het zal moeilijk zijn om een strategie te vinden die minder anarchistisch, minder libertair is. Een derdehandse Lenin over de arbeidersaristocratie, voorhoedes, een diepgaande elitaire millenarische visie op een totale vernietiging etc., sluit alles uit, behalve een dictatoriaal resultaat.
Baumann beschreef hoe na Vietnam het hun lijn werd dat “Mensen in Palestina actief zouden moeten worden”[4] en de verschillende Duitse en Japanse terroristen hebben zeker meegedaan aan Palestijnse acties. Maar dit toont alleen maar duidelijker aan dat ze ver verwijderd zijn van de werkelijke strijd in hun eigen land. Het toont ook geen enkel grondig concept van internationalisme, omdat ze volledig over de hoofden heen handelden, van de mensen waarvan verondersteld werd dat zij ze vertegenwoordigden. Zij waren tevreden samen te werken met groepen die zelf voornamelijk optraden als ‘terroristische pressiegroepen’ die pogingen deden om concessies los te krijgen van de verschillende heersende klassen. Een voorbeeld, de vorming van de Zwarte September was een resultaat van de nederlaag van de Palestijnen door het optreden van de Jordaanse troepen in 1970 en van het falen van de verschillende groepen om met succes mensen te mobiliseren – in plaats daarvan keerden zij zich tot de internationale publiciteit. Nu de PLO zichzelf met succes heeft georganiseerd als een wettige vertegenwoordiger, een soort staatsapparaat onder de Palestijnen, wordt het terrorisme gebruikt als een instrument van de staatspolitiek. Het is de weg waarlangs de PLO kan dreigen om de hele situatie in het Midden-Oosten te laten exploderen.
Over het geheel gezien komen terreur tegen het publiek en terrorisme als enige strategie het meest voor in strijd die ontstaat rond groepen die cultureel of nationaal onderdrukt worden. Als toevluchtsoord voor conservatieve, autoritaire of voorhoede-ideeën maskeert het nationalisme deze als ‘progressief’. Terrorisme botst ook niet met zulke ideeën. Als het slechts de bedoeling is om een nieuwe groep aan de macht te brengen die van de bevolking niets anders vraagt dan dat ze van dezelfde cultuur of nationaliteit zijn, zal iedere methode die werkt voldoende zijn. Hoe meer men wenst om bestaande verhoudingen te veranderen door een bewust, zelf handelende bevolking die aan de basis van een beweging staat en deze controleert, hoe contraproductiever en tegenstrijdiger het terrorisme zal zijn vanwege het elitaire en manipulatieve wat eraan inherent is.
Zoals de heersende klassen al langer weten, kunnen met nationalistische ideeën mensen van een andere nationaliteit (of religie) gedehumaniseerd voorgesteld worden als vijand, wat immorele acties tegen hen rechtvaardigt en het idee van werkelijke eenheid uitsluit. In Zuid Amerika steunen groepen meestal op de veroordelingen van tirannen en het VS-imperialisme. Nu is het moeilijk om de rol van het VS-imperialisme in die regio te overschatten, maar als de vijand in dit soort simpele bewoordingen wordt omschreven en het doel nationale bevrijding is, dan zijn werkelijk bevrijdende ideeën uitgesloten.
Zoals al eerder gezegd, is het credo van de guerrillero, dat succesvol militair optreden de propaganda is. Geboren uit een reactie op de zichzelf belachelijk makende Communistische Partijen in Zuid-Amerika die zich opstelden tegen iedere vorm van actie die buiten hun controle lag, is het guerrilla-isme een actie-filosofie. Een irrationeel geloof in actie en in de zuiverheid van het geweld wat qua ideeënrijkdom weinig voorstelt en dat slechts programmatisch verklaringen opbraakt die roepen om meer actie van hetzelfde soort.
Het is nog erger. Het guerrilla-isme reproduceert de oude val van een passieve bevolking waar vóór gevochten wordt; een plaatsvervangende strijd waarbij de guerrilla groep voor hen lijdt. Terwijl de sympathieke massa’s toekijken hoe dit drama zich voor hun ogen afspeelt, gaat de tijd voorbij en hiermee de kans om hun eigen antwoord op de sociale crisis te ontwikkelen. Onderhand is het drama een tragedie geworden. De guerrillero’s liggen dood op het toneel en het publiek der massa’s vindt zichzelf omringd door prikkeldraad. En, terwijl ze vonden dat ze eraan toe waren om zelf de plaats op het toneel in te nemen, vinden ze een rij tanks tegenover zich die hen de weg verspert en gaan ze zachtjes uit elkaar om weer in de passiviteit te vervallen. De enkele individuen die volharden in hun protest en het publiek oproepen om het toneel te bestormen worden er tussenuit gepikt en afgevoerd naar een concentratiekamp. Het guerrilla-isme past volledig in de traditie van voorhoedestrategieën voor een revolutie. Terwijl het in het algemeen leidt tot meer repressie kan het, als de strategie zou slagen, niets anders produceren dan een autoritair links regime, simpelweg omdat de bevolking zelf nooit betrokken is geweest bij het opbouwen van een democratische beweging.
Het Chinese en het Cubaanse succes (en de Indochinese en Afrikaanse strijd uit die tijd) waren de grote modellen die de verschillende plattelands- en stadsguerrillero’s en terroristen geïnspireerd hebben. Maar bij het kijken naar deze voorbeelden maakten hun imitatoren weinig realistische aanpassingen aan de algemene omstandigheden in hun eigen land.
In het bijzonder maakten ze geen analyse van het verband tussen het soort van regering dat door deze strijd boven kwam drijven en de gebruikte methoden. Uiteraard zijn voor het merendeel van deze groepen de autoritaire regeringen die in China en Cuba gevormd zijn uiterst bewonderenswaardig. Voor libertairen en anarchisten echter niet. Die gewapende groepen in Spanje en elders die zichzelf anarchistisch of libertair noemen ontleenden veel van hun specifieke rechtvaardigingen aan de Spaanse revolutie, de oorlog en de stadsguerrilla die daar zelfs doorging tot na de Tweede Wereldoorlog. Voor onze argumentatie is de Spaanse burgeroorlog exemplarisch omdat de slogan ‘eerst de oorlog winnen’ gebruikt werd tegen de politiek om de revolutie te stoppen en deze terug te dringen onder de door stalinisten gedomineerde maar welwillende republikeinse regeringen. In feite was het enthousiasme en de vastbeslotenheid van de bevolking die de coup van Franco in 1936 als eerste terug sloegen, gebaseerd op het feit dat zij tegelijkertijd de fabrieken en het boerenland overnam en onder collectieve controle bracht met behulp van coöperatieve middelen.
De nederlaag in de oorlog volgde noodzakelijkerwijs op de nederlaag in de revolutie. Verder werd het volksleger gereorganiseerd tot een ordinair leger en het oorspronkelijke egalitarisme werd eruit gestampt onder typisch militaristische discipline en hiërarchie.
De libertaire guerrillero’s van na de oorlog waren zich hiervan bewust, maar zij analyseerden het experiment niet voldoende. Zij zagen de absolute prioriteit van politiek over dat van de gewapende strijd niet. Zij zagen het voorhoedekarakter van een gewapende groep die het initiatief neemt niet in. Zij zagen niet dat het, voor welke gewapende strijd noodzakelijk dan ook, noodzakelijk is dat je georganiseerd bent vanuit een bestaande democratische beweging en dat je onder controle van deze beweging blijft.
Een libertaire beweging in Spanje, de Iberische Bevrijdingsbeweging (IBB) baseerde zich op de theorie van het guerrilla-isme (hoewel ze wel betrokken was bij politieke activiteiten). Ze voerde een aantal bankovervallen uit en tijdens arrestaties werd een politieman gedood. Het gevolg was dat een lid van de IBB in 1974 stierf aan de wurgpaal.[5] De reden dat de IBB hier genoemd wordt, is dat deze zich heeft opgeheven na de door de politie toegebrachte algehele nederlaag en de realisatie dat men de verkeerde strategie had gekozen. “Het heeft geen enkele zin om over politiek-militaire organisaties te praten en zulke organisaties zijn niets anders dan politieke zwendel” (Opheffingscongres, 1973). In plaats hiervan werd besloten te gaan werken aan een verdieping van de anarchistisch-communistische perspectieven van de sociale beweging. Zeker een les om van te leren.
Een democratie kan alleen tot stand komen als er een meerderheidsregering gevormd wordt. De strategie van de guerrilla om een sociale crisis te produceren waaruit een revolutie ontstaat, hangt af van een in elkaar zakken van de wil bij de heersende klasse, of de meerderheid dit nu wil of niet. Wat je ook van de guerrilla-strategen leest, telkens ontpoppen hun teksten zich als een filosofie der ongeduld. Terwijl een in elkaar zakken van de wil bij de heersende klasse zeker een belangrijk onderdeel is van iedere revolutie zal, als er geen massabeweging bestaat met democratische structuren die het land kan ‘besturen’, een elite de macht nemen. Het idee dat een guerrillaoorlog of terrorisme een fascistische reactie zal produceren die dan de bevolking zou radicaliseren, ligt altijd op de loer en wordt soms ook onverschrokken geponeerd. De Provisionals (IRA) volgden deze strategie overduidelijk. Groepen als de RAF en de Beweging van de 2de Juni vermengden dit met hun derde wereldisme, met name toen de Derde Wereld zich stabiliseerde in dictaturen en staatskapitalisme en de instorting van het Westen een naderbij komend vooruitzicht leek.
Over het staatsapparaat zegt ‘Bommi’ Baumann: “We wisten dat waar het ook maar geraakt zou worden het zijn fascistische gezicht weer zou laten zien”. Hoe verschrikkelijk sommige aspecten van de West-Duitse staat ook zijn, ze is niet fascistisch. Een beter begrip van de situatie zou duidelijk maken dat het niets meer is dan nog een voorbeeld van het feit dat dictatoriale methoden in een kapitalistische parlementaire democratie altijd tot het arsenaal van de sociale controle behoren (en ook zullen blijven). Zulke methoden zullen in een tijd van sociale crisis ten overvloede gebruikt worden. Belangrijker is echter het inzicht dat deze guerrillero’s absoluut niet in staat zijn om op een sociaalpsychologische manier te begrijpen dat onderdrukking in stand gehouden wordt door instemming en dat geweld pas in tweede instantie een rol speelt.
Over het algemeen kan men zien dat deze groepen op geen enkele manier belemmerd worden door enig bewustzijn over hoe belangrijke gebeurtenissen het denken van links over een hele reeks van onderwerpen veranderd hebben (of juist hoe ze libertaire ideeën die onderdrukt waren door de dominantie van het marxisme bevestigd hebben). Een interpretatie van bijvoorbeeld Frankrijk 1968 of Hongarije 1956 lijkt volledig aan hen voorbij te zijn gegaan.
In maart 1972 verklaarden de Tupamaros dat zij in Uruguay “een onmiskenbare staat van revolutionaire oorlog” wilden creëren “die de politiek tussen de guerrillero’s en het regiem zou moeten polariseren”. Er zijn zelfs suggesties dat ze, in het geloof dat dit de bevolking zou dwingen om in actie te komen, het idee bediscussieerd hebben om acties uit te voeren die Brazilië zouden dwingen tot een invasie.
De RAF stelde het op de volgende manier:
“We rekenen niet op een spontane antifascistische mobilisatie als resultaat van terreur en fascisme zelf. En we weten dat ons werk zelfs meer voorwendsels voor repressie oplevert omdat we communisten zijn - en of communisten zich zullen organiseren en strijden, of terreur en repressie alleen angst en berusting zullen voortbrenger, of dat het verzet, klasse-haat en solidariteit zal opleveren … hangt af van het antwoord op de repressie. Of communisten zo stom zullen zijn or zo’n behandeling te tolereren … hangt van dit antwoord af.”
Wat in dit citaat volledig duidelijk wordt is de absolute arrogantie van deze groepen: “Zeker hopen we op een radicaal antwoord op de staatsrepressie die we over jullie hoofden brengen, maar als dat niet gebeurt, nou, dan bewijst dat alleen maar hoe stom jullie allemaal zijn”. Zoals alle guerrillero’s negeren ze de werkelijke omstandigheden door te eisen dat ieder ander op wonderbaarlijke wijze hun ‘verhoogde’ bewustzijn bereikt, terwijl, zoals we al hebben laten zien, hun ideeën kunstmatig en zonder waarde zijn en slechts een strijdkreet voor een bloedbad vormen.
De reden voor het opduiken van deze afzichtelijke strategie komt door de beperkingen van de stadsguerrilla. Omdat ze voor hun bestaan afhankelijk zijn van de gewapende actie, kunnen guerrillero’s hun strijd slechts ontwikkelen door hun gevechten te laten escaleren. Als ze dit niet doen zullen ze worden vergeten. Dynamiek is alles. De guerrillero’s op het platteland kunnen dit doen door een actieterrein te vormen en dit uit te breiden – de bevrijde gebieden. Zij kunnen naargelang de situatie kiezen of ze een conflict aangaan met een legerformatie of niet. Stadsguerrillero’s hebben geen eigen territorium; als ze zouden proberen een buurt of gebouw bezet te houden, krijgen ze te maken met de gehele gewapende macht van een stad. Bij ieder gevecht is de omvang van de legertroepen onduidelijk omdat ze in enkele minuten kunnen arriveren.
Stadsguerrilla moet terrorisme worden om zich te kunnen ontwikkelen. Er is geen andere weg om de strijd te escaleren. Verder kan de strijd zich niet onbeperkt uitstrekken zonder ineen te schrompelen. Dit is een beroep doen op de strategie van de polarisatie en militarisering van de maatschappij. Het is de uiterste manipulatie – een opzettelijke poging om ellende te scheppen onder de bevolking voor de doeleinden van de guerrillero’s die er vanuit gaan dat zij het ‘t beste weten en dat de bevolking er op de lange duur wel beter van wordt. Uiteraard is het enige waar deze strategie doorgaans in eindigt een verscherping van de repressie.
De Tuparraros plaatsten zich in 1968 op de voorgrond. In 1967 was de democratische regering begonnen om de eerste belangrijke economische crisis sinds de oorlog af te wentelen door de arbeidende klasse aan te vallen en een repressievere wetgeving in te stellen. Ze kwamen dus op tijdens een gunstige sociale situatie. Ze hadden zich gedurende de jaren 60 voorbereid. Ze waren altijd efficiënt en hadden een goede planning. Ze hadden verbindingen met vakbonden en andere legale bewegingen die niet alleen stabiel bleven, maar groeiden. Ze hadden elan, verbeelding en menselijkheid. Maar in 1971, het jaar van de verkiezingen, werd het gebrek van hun strategie duidelijk en waren zelfs zij besluiteloos. Hoe konden ze nog een stap verder gaan zonder steun te verliezen. Ze waren afhankelijk van een tijdelijke steun die geïmponeerd was door hun schijnbare onoverwinnelijkheid en hun beperkte gebruik van geweld. Onvermijdelijk zou aangetoond worden dat ze te verslaan waren, onvermijdelijk zou er een hoop bloed vloeien. Dan zou ook getoond worden dat ze geen massa-basis hadden.
Na de verkiezingen kreeg het leger de vrije hand en al gauw werden er iedere dag 40 Tupamaros berecht. Ze waren verslagen voordat in 1973 de militaire regering aan de macht kwam. Juist omdat ze zo goed waren binnen de beperkingen van de stadsguerrilla, leverden ze het bewijs dat deze theorie fundamenteel verkeerd is. Het was vrij duidelijk dat de heersende klasse van Uruguay zou gaan reageren op de economische crisis door over te hellen naar de dictatuur. Als de energie die door de Tupamaros werd aangewend, gestoken was in het verspreiden van ideeën die de mensen zouden aanmoedigen zichzelf te organiseren, dan zou het verzet uitgebreider en grondiger zijn geweest en meer kans op succes hebben gehad.
Een ander onderdeel van de dwaasheid van het guerrilla-isme is dat het erop lijkt dat ze de media als hun propagandistische bureau zien. Volgens Baumann:
“zei de RAF dat de revolutie niet door politieke arbeid tot stand wordt gebracht, maar door krantenkoppen, door hun optreden in de pers, die steeds berichten doorgaf van “Hier in Duitsland strijden guerrilla’s.” Deze overwaardering van de media slaat noodlottig terug. Niet alleen moeten ze het dat apparaat volledig imiteren, politiek gezien hadden ze in feite alleen nog maar met de politie te maken, terwijl ze aan de andere kant zich rechtvaardigen door op de media te wijzen. Dan hangt alles in de lucht en ben je volledig ontworteld, zelfs bij de mensen waarmee je nog in contact staat.”[6]
Dit is helemaal absurd als we kijken naar de rol van de meest populaire nieuwsbronnen in het stimuleren en in stand houden van de meest irrationele elementen in de reacties van mensen op politiek geweld. Weloverwogen proberen ze politieke onderwerpen te verduisteren door weglatingen en door buiten hun boekje te gaan. Laten we het Midden-Oosten als voorbeeld nemen. Hoeveel mensen herinneren zich dat 106 passagiers plus bemanning van een burgervliegtuig gedood werden toen ze boven de Sinaï door een Israëlisch straalvliegtuig werden neergeschoten? Hoeveel mensen weten dat Israëlische bommen 46 kinderen doodden in een dorp in de Nijl-delta? Hoeveel mensen weten er dat er door Israël van 1969 tot 1972 1500 mensen zijn gedood en 3000 napalm bestookt in Palestijnse vluchtelingenkampen en dorpen?
In november 1977 werden bij een raketaanval door Palestijnse guerrillero’s in Israël drie mensen gedood. Als vergelding bombardeerden Israëlische vliegtuigen negen dorpen en drie vluchtelingenkampen waarvan ze claimden dat het vluchthavens voor terroristen waren. Verondersteld werd dat meer dan honderd mensen hierbij de dood vonden. Een reporter van The Guardian (20-11-1977) bezocht een dorp en een kamp om daar tot de ontdekking te komen dat het geen guerrillaposten waren. De Israëli’s maakten ook gebruik van zogenaamde ‘uitgestelde’ bombardementen zodat mensen gedood werden terwijl ze naar overlevenden zochten. Niettemin zijn het de terroristische acties van de Palestijnen die de mensen met afschuw vervullen, omdat dat de daden waren waar uitgebreid over gerapporteerd is.
Weldra zal het doden van burgers door Israëli’s bij hun invasie in Libanon vergeten zijn. Maar je kunt er zeker van zijn dat het doden van burgers door terreureskaders van de PLO nog lang herinnerd zal worden. In feite berusten de hypocrisie en het cynisme van de Israëlische planning op dit geheugenverlies.
De media proberen de politiek verder te verduisteren door van incidenten spektakels te maken. Dit past natuurlijk goed bij het apolitieke karakter van de guerrilla-strategie waarin verondersteld wordt dat hun strijd een steeds grotere omvang aanneemt om maar een antwoord van de heersende klasse op te roepen.
Het werkelijke effect onder de bevolking is niettemin dat mensen bevestigd worden in hun idee dat politiek een ver van hen verwijderd koninkrijk is waar passief naar gekeken moet worden – meestal als langdradige routine, maar af en toe als spektakel. Zelfs al ‘steunden’ mensen de guerrillero’s, dan heeft dat nog nauwelijks betekenis in termen van hun eigen betrokkenheid in politiek. Integendeel, het resultaat is doorgaans dat er gezorgd wordt voor een georganiseerde basis van venijnige denkbeelden die de heersers voor hun eigen doeleinden kunnen gebruiken.
De hypocrisie van de media wordt geïllustreerd door hun neiging om de betekenis van politiek geweld hoog op te spelen in vergelijking met hun falen om enige beweging te veroorzaken als het gaat om industriële ongelukken en ziekten. Auto-ongelukken werden wel behandeld, zelfs op een sensationele manier, maar met een soort primitief fatalisme terwijl ze in feite een serieus sociaal en politiek probleem zijn. Veel mensen sterven hieraan, nog veel meer worden verminkt. Wie kan dat schelen?
Dat bestaan van mediamanipulatie mag niettemin haar oorsprong in de werkelijkheid niet verhullen. Linkse mensen zijn nogal geneigd om de woede van mensen af te doen als ‘reactionair’. Maar het doden van schoolkinderen, het plaatsen van bommen in metrostations of het neermaaien van mensen op een vliegveld kan je niet van je afzetten, wat de context ook mag zijn. De manier waarop mensen reageren is over het algemeen een oprechte morele woede. Dit wordt gemanipuleerd tot een soort ‘law and order’ hysterie die het mogelijk maakt dat nieuwe wetgeving wordt doorgevoerd en dat links vernietigd wordt. Het is typisch voor het elitisme van veel passieve linksen die een gebrek aan principiële ideeën hebben dat ze zich vleiend aan een zaak elders in de wereld wijden, uitgevoerd door iemand anders, om met verachting te kunnen reageren op de reacties van mensen op werkelijke gewelddaden.
Er is zonder twijfel veel bewijs voor de stelling dat er onder terroristen en guerrilla’s een tendens bestaat om de dood en het geweld te verheerlijken. Jebril, een van de leiders van het Palestijnse Afwijzingsfront, zond zijn troepen weg met de opdracht niet terug te keren (te sterven dus) en werd als volgt geciteerd: “We houden evenveel van de dood als van het leven en er is geen kracht op aarde die ons ervan kan weerhouden om Palestina weer te herstellen …” waarmee hij zichzelf in dezelfde categorie plaatst als de Spaanse Falangisten (fascisten) die schreeuwden “Lang leve de dood!”. We moeten toegeven dat deze trend van liefde voor de dood bij verschillende terroristen duidelijk aanwezig is. De leider van de WUO, Dohrn, gaf een publiekelijk en duidelijk wellustig dwepende steunbetuiging aan het adres van de moordenaars van een element van het “anti-culturele fascisme” die de VS verdeeld zag in een ‘Amerika van de zwijnen contra het land van Woodstock’.
Een gedeelte van de tegencultuur maakte een cultus van [Charles] Manson.[7] Baumann zegt dat zij toentertijd dachten dat Manson zo gek nog niet was. Eigenlijk vonden ze hem wel grappig.
Wat echter voorkomen moet worden, is de tendens het terrorisme te verklaren vanuit de beweerde dwaasheid van de acteurs, omdat de daden ontstaan in specifieke situaties van onderdrukking en provocatie.
In West-Duitsland waren er specifieke incidenten zoals het buitengewoon wrede politieoptreden dat leidde tot de dood van een demonstrant[8], de poging tot moord op een studentenleider[9], de omkoopbaarheid van de Springer-pers, de introductie van de Berufsverbote door de sociaaldemocraat Brandt in 1972, de algemene poging om alle buitenparlementaire bewegingen de kop in te drukken, waarvan het verbod slechts de meest bekende is. Al deze dingen zorgden voor de achtergrond van het politiek geweld.
De nazi-geschiedenis werd herbeleefd door het feit dat ex-nazi’s, oorlogsmisdadigers en nazi’s nog steeds actief waren binnen rechtse politieke groepen en allemaal plaatsen in de rechterlijke macht, de bureaucratie of het zakenleven bezetten (een opportunistische politiek van de geallieerden die betrouwbare law and order mensen wilden in het politieke vacuüm van na de Tweede Wereldoorlog). Omdat dit in Italië ook het geval was, kan het geen toeval zijn dat deze twee landen de meest prominente gebieden voor het terrorisme in Europa zijn.
Dit is allemaal geen excuus voor het terrorisme, maar dit soort overwegingen zijn een onderdeel van een algemene verklaring. Je concentreren op de veronderstelde dwaasheid van de guerrillero’s of terroristen is een poging om een rechtvaardiging te leveren voor een moorddadige houding naar hen en voor het invoeren van een algehele repressie.
Veel van deze mensen raken, zoals het boek van Baumann laat zien, vooral door de omstandigheden en de contacten die ze hebben betrokken bij terrorisme. Ze raken verward in een omgeving van zelfverheerlijking en isolatie van de rest van de wereld. Zelfs hun verhoudingen met sympathisanten zijn nogal eenzijdig in plaats van verbredend. Deze onwerkelijke situatie produceert kenmerken van dwaasheid, zodanig dat een escalerende serie daden gezien wordt als gerechtvaardigd en rationeel. En iedere poging door de media, politie en politici om een karikatuur van hen te maken als duivelse, bloeddorstige monsters dient slechts als excuus voor hun eigen barbaarsheid en corruptie. (Zie bijv. het boek of de film Heinrich Böll, De verloren eer van Katharina Blum, 1974)
Erich Fromm schreef:
“We kunnen getuige zijn van het fenomeen bij de zonen en dochters van de beter gesitueerden in de VS en West-Duitsland, die hun leven in een overvloedig thuis als vervelend en betekenisloos ervaren. Maar meer nog dan dat vinden zij de ongevoeligheid van de wereld ten opzichte van de armen en het afstevenen op een kernoorlog omwille van een individueel egocentrisme onverdraaglijk. Zodoende verlaten zij de huiselijke omgeving op zoek naar een nieuwe levensstijl. Ze blijven echter teleurgesteld omdat geen enkele constructieve poging een kans schijnt te hebben. Velen onder hen waren oorspronkelijk de meest idealistische en gevoelige van de jongere generatie; maar op dit punt worden zij door een gebrek aan traditie, rijpheid, ervaring en politieke wijsheid wanhopig, overschatten op een narcistische wijze hun capaciteiten en mogelijkheden en proberen zij door het gebruik van geweld het onmogelijke te bereiken. Zij vormen zogenaamde revolutionaire groepen en verwachten de wereld te redden door terreurdaden en vernietiging, terwijl ze niet zien dat zij alleen maar een bijdrage leveren aan een algehele tendens naar geweld en onmenselijkheid. Zij hebben hun mogelijkheden om lief te hebben verloren en hebben deze vervangen door hun wens van zelfopoffering (zelfopoffering is regelmatig de oplossing voor individuen die een vurige wens bezitten om lief te hebben en die in de opoffering van hun eigen leven een liefdesexperiment van de hoogste graad zien). Maar deze zelfopofferende jonge mensen verschillen behoorlijk van de zogenaamde ‘liefhebbende martelaren’ die willen leven omdat ze van het leven houden en die de dood slechts accepteren als ze gedwongen worden om te sterven om zichzelf niet te verraden. Onze hedendaagse zelfopofferende jongeren zijn de beschuldigden, maar zijn ook de beschuldigers door te tonen dat in ons sociale systeem enkele van de beste jonge mensen zo geïsoleerd en hopeloos worden dat niets anders dan destructie en fanatisme overblijven als uitweg uit hun wanhoop.”[10]
Baumann laat zien dat hij zijn les alleen geleerd heeft door wrange ervaringen (hoewel hij nog steeds over het hoofd ziet dat er een traditie van menselijke waarden is die zelfs de ’machine’ overleefd heeft en dat deze traditie zich telkens weer laat gelden, bijvoorbeeld in de episoden van massale revolutionaire activiteit zoals de Spaanse Revolutie in 1936, de Hongaarse Revolutie in 1956 en de Franse Revolutie in 1468).
“Dat je voor het terrorisme kiest, dat is al psychisch voorgeprogrammeerd. Nu zie ik bij mezelf, het was gewoon angst voor de liefde, in jezelf, een vlucht naar het absolute geweld. Als ik de dimensie liefde voor mezelf eerder had begrepen, dan had ik het niet gedaan…
Tot nu toe werd aangenomen dat de revolutionaire praktijk en de liefde niet hand in hand gaan. Ik zie het niet, tot nu toe zie ik het nog niet. Anders was ik misschien doorgegaan. Maar ik zag het zo… Je maakt een keuze en je scheidt ermee uit, je gooit je pistool weg en zegt: oké - afgelopen.
Voor mij ging het er de hele tijd om menselijke waarden te laten ontstaan die in de kapitalistische maatschappij niet meer aanwezig zijn, in heel Europa en de westerse culturen niet meer bestaan, die door de machines zijn weggevaagd. Daar gaat het nu om, dat weer opnieuw te ontdekken, te ontplooien en naar buiten te brengen. In dit opzicht draag jij die vlam, word jij ook een steunpilaar van een nieuwe maatschappij, als die mogelijk is. Dat kun je zó veel beter doen dan wanneer je het met bommen forceert. Daardoor ontstaan tenslotte precies dezelfde rigide haatfiguren, die weer alleen maar de macht in handen houden. Stalin was eigenlijk zo'n figuur als wij, hij heeft het gehaald, één van de weinigen, die het gehaald hebben, maar toen werd het wel heavy.
In het geval van Schmücker[11] kan je zien toch hoe erg dat is - ze schoten hem dood (Ulrich Schmücker was een voormalig lid van de Beweging van de 2de Juni die in 1974 werd vermoord nadat hij informatie over de groep had doorgespeeld). Hij was een kleine ongevaarlijke student. Ze hebben hem gewoon in zo’n situatie gemanoeuvreerd. Ze hebben niet nagedacht, of hij zover was en het aan kon. Zo veel kon hij ook niet vertellen, maar ze hebben hem neergeknald. Dat is een echte executie, anders kan je het beslist niet zien. Het herinnert sterk aan Charles Manson, die moord op Schmücker. 't Is echt moord, dat moet je begrijpen. Mij hebben ze er ook al mee bedreigd, maar ik lach erom. Maar zo’n kleine jongen als Schmücker, die nemen ze te grazen en knallen hem neer.”[12]
De essentie van de libertaire revolutionaire strategie is juist dat er een onafscheidelijk verband bestaat tussen de gebruikte middelen en het doel dat men nastreeft. Hoewel er een verband mag zijn tussen de verrotte autoritaire doeleinden van nationalisten en marxisten-leninisten en de verrotte terroristische middelen is het zonder twijfel duidelijk dat libertaire doelen terroristische middelen niet toestaan. In feite is de meerderheid van de marxistisch-leninistische groepen gekant tegen terrorisme, ofschoon, zoals Lenin stelt in De linkse stroming, een kinderziekte van het communisme (1920) “Het was uiteraard alleen op gronden van opportunisme dat we het individuele terrorisme verwierpen”. Leninisten zijn de voorstanders bij uitstek van voorhoede-denken. Zij zijn ook voorstanders van het terrorisme door de staat zo lang als zij deze controleren.
Libertairen kijken naar de geschiedenis en naar de heersende klassen in de wereld en concluderen dat een libertaire beweging geconfronteerd zal worden met staatsgeweld en dat als antwoord hierop gewapende strijd nodig zal zijn. Het is vrij duidelijk dat politieke activiteit in sommige omstandigheden niet eens kan beginnen zonder dat onmiddellijk de wapens worden opgenomen. Ook zal het onder bepaalde omstandigheden, zoals in maatschappijen met een brede basis van boeren, nodig zijn om op het platteland gewapende bases op te richten. Maar het zou hier niet de bedoeling moeten zijn om ‘modelgevechten' met de militairen aan te gaan, maar om de politieke infrastructuur te beschermen om het zo mogelijk te maken dat de verspreiding van ideeën door kan blijven gaan. Dit kan wel betekenen dat er enige guerrilla tactiek gebruikt wordt, maar het kan niet de strategie van het guerrilla-isme inhouden. Het kan eveneens niet de vorming van een afgescheiden, hiërarchische, militaire organisatie betekenen, daar dit niet alleen anti-libertair is, maar ook kwetsbaar en inefficiënt. De Tupamaros waren, als marxisten-leninisten, hiërarchisch georganiseerd. Een van de factoren in hun nederlaag was het verraad van Amodio Perez, een verbindingschef uit de organisatie. Oftewel een geïnstitutionaliseerde leider op het tweede niveau die zoveel wist dat hij de politie in zijn eentje op het spoor kon zetten van grote delen van de beweging.
In zijn boek maakt Baumann vrij duidelijk dat de gevangenneming van leden van de groep vaak het gevolg van verraad door sympathisanten was. Dit was niet het resultaat van een hiërarchische structuur, want deze bestond niet in de groep waar hij deel van uitmaakte. Hoewel de politie wel martelmethoden gebruikte bij sommige sympathisanten was dit niet de belangrijkste factor. Het volgde min of meer uit het leven in de illegaliteit zelf:
“Drie illegalen zaten in een woning en twee of drie legalen zouden voor hen zorgen.[13] […] Je hebt enkel contact met andere mensen alsof zij objecten zijn. Als je iemand ontmoet kan je alleen zeggen, ‘luister ouwe, je moet me dit of dat bezorgen’, ‘huur me een plek waar ik kan wonen, hier of daar, en we ontmoeten elkaar over drie dagen op die hoek van de straat.’ Je doet mee of je laat het, klip en klaar. Uiteindelijk gaat dit aan je vreten - je wordt zoals het systeem waartegen je vecht.”[14]
Evenals:
“Door je illegale positie kun je het contact met de mensen aan de basis niet in stand houden. Je neemt geen deel meer aan de directe ontwikkelingen binnen de scene. Het levendige proces dat zich daar afspeelt, daar ben je met meer in geïntegreerd. Ineens ben je een randfiguur, omdat je nergens meer bij kunt zijn.”[15]
In plaats daarvan wordt de groep steeds geslotener, hoe groter de druk van buiten is, hoe meer je bij elkaar gaat zitten; hoe meer er misgaat, hoe groter de druk naar binnen toe; ergens moet je een evenwicht tot stand brengen.
Het is duidelijk dat deze aspecten van zo’n leven voor libertairen niet productief zijn. Over het geheel genomen lijkt het er meer op dat zulke organisaties voor bepaalde mensen alleen nog maar een overlevingsfunctie kunnen hebben onder dreiging van moord door de staat. Op een bepaald moment waren de Tupamaros in staat om de systematische martelingen te stoppen door degenen die martelden te bedreigen, maar toen de staat het offensief hervatte, werden ook de martelingen weer hervat. Om executies en martelingen te voorkomen kan gewapende activiteit gerechtvaardigd worden, maar haar anti-politieke kenmerken moeten zorgvuldig worden afgewogen.
Gewapende strijd betekent dat mensen gedood worden en je kunt niet aan het feit ontkomen dat geweld het humane bedreigt. Libertairen kunnen hopen hun humanisme in stand te houden door te verzekeren dat gewapende strijd voornamelijk een uitbreiding is van een politieke beweging, waarvan de hoofdactiviteiten het verspreiden van ideeën en het opbouwen van een alternatieve organisatie zijn. De repressieve krachten (leger en politie) en de heersers zelf zouden van zulke pogingen niet uitgesloten moeten worden. Eigenlijk zou er veel aandacht besteed moeten worden om hen door middel van politiek te verdelen, om zo de noodzaak van geweld te minimaliseren. In deze situatie zou iedereen een keuze hebben. Libertairen verspreiden de hoop naar de mensen dat ze kunnen veranderen. Wij verspreiden naar de mensen ons vertrouwen dat een zelfbestuurde maatschappij voor alle mensen bevredigender zal zijn. Dit omsluit dus ook onze heersers, hoewel we wel de beperkingen moeten herkennen die geschapen worden door de karakters die mensen in de loop van hun leven geschapen hebben, met name zij die gewend zijn om macht uit te oefenen.
Kleine groepen die opereren buiten de controle van een massabeweging en vaak in afwezigheid van een of andere vorm van massaal verzet, die de ‘klassenjustitie’ op zich nemen in naam van groepen die helemaal niet vertegenwoordigd worden, maar wier belangen het betreft bij de acties die op dit soort beslissingen gebaseerd zijn, zijn niets anders dan gevaarlijk. De SLA doodde een schoolhoofd nadat een buurtcoalitie er niet in geslaagd was om de invoering van draconische disciplinaire maatregelen in de school tegen te houden. Dit falen reflecteerde het politieke bewustzijn van deze gemeenschap en was precies het tegenovergestelde van een uitnodiging aan de SLA om een pion van de Commissie van Onderwijs te doden. “De SLA erkent geen enkele autoriteit behalve haar eigen wil die zich identificeert met de wil van de bevolking op ongeveer dezelfde wijze als dat veel psychopathische moordenaars claimen door God geïnstrueerd te zijn. Zij hebben een weerloos individu gedood wiens schuld niet eens is bewezen, maar vooral een fantasie van zijn executeurs is.”
Dit commentaar van het blad Ramparts is van toepassing op veel gelijkwaardige gebeurtenissen.
Als in deze gevallen schuld al aangewend kan worden ter rechtvaardiging, wat dan te zeggen van acties tegen het publiek op grote schaal (zoals bomaanslagen zonder onderscheid, het nemen van gijzelaars of het kapen van vliegtuigen)? Over het algemeen zullen terroristen hun strategieën zoals hierboven beschreven proberen te rechtvaardigen. De verwachte resultaten van deze strategie veronderstellen de rechtvaardigheid van gebruikte methoden. Er is genoeg gezegd over deze strategieën. Het moet echter nog eens benadrukt worden dat dwaze middelen, in plaats van dat zij door verafgelegen doeleinden worden gerechtvaardigd, voornamelijk een garantie leveren voor het feit dat de bereikte resultaat afschuwelijk zal zijn.
Je kunt maatschappelijke verhoudingen niet opblazen. De totale ineenstorting van deze maatschappij levert geen enkele garantie voor wat ervoor in de plaats komt. Behalve als een meerderheid van de bevolking de ideeën en de organisatie heeft die voldoende zijn voor de schepping van een alternatieve maatschappij, zullen we zien dat de oude wereld zichzelf zal aanpassen, omdat dat is waar mensen gewend aan zijn, waar ze in geloofden en wat niet ter discussie stond in hun eigen persoonlijkheden.
We moeten ons teweer stellen tegen voorstanders van terrorisme en de guerrilla omdat hun acties autoritair zijn en een voorhoedekarakter hebben, omdat hun ideeën, voor zover ze deugdelijk zijn, verkeerd zijn en niet gerelateerd zijn aan het resultaat van hun acties (in het bijzonder wanneer ze zich libertair of anarchistisch noemen), omdat hun daden niet gerechtvaardigd kunnen worden en tenslotte omdat hun acties óf repressie produceren met daar niets voor in de plaats óf een autoritair regime opleveren.
Aan hen die politiek geweld overwegen zeggen we, kijk eerst eens naar jezelf. Is destructiviteit een uitdrukking van angst voor liefde? Er zijn politieke tradities en politieke mogelijkheden die je nog moet onderzoeken.
Aan de maatschappij die de voorwaarden voor armoede, passiviteit, egoïsme, oppervlakkigheid en destructiviteit produceert waarin het antwoord van het politiek geweld kan groeien, laten we een waarschuwing uitgaan. Deze voorwaarden moeten omvergeworpen worden. Zoals een Franse socialist in 1848 zei: “Als je niet de wens hebt om je met anderen verbonden te voelen dan zeg ik je dat je de beschaving blootstelt aan het gevaar om ten onder te gaan in een vreselijke doodsstrijd.”