Door Anarchistische Groep Amsterdam
Het kapitalisme wordt meestal voorgesteld als een 'natuurlijk' systeem. Gevormd zoals bergen en continenten, door krachten waar de mens maar weinig controle over heeft. Als een economisch systeem dat uit de menselijke natuur voortkomt. Maar in werkelijkheid hebben natuurkrachten er maar weinig mee te maken en is dit systeem vooral het gevolg van intens en massaal geweld op wereldschaal.
Kapitalisme is een economisch systeem gebaseerd op drie dingen: loonarbeid (werken voor loon), privé eigendom van de productiemiddelen (dingen zoals fabrieken, machines, landbouwgrond en kantoren) en productie voor handel en winst.
Een paar mensen bezitten productiemiddelen (kapitaal) maar de meesten van ons niet. Om te over- leven verkopen we ons vermogen om te werken in ruil voor loon. De mensen die kapitaal bezitten noemen we de kapitalistische klasse de andere groep noemen we de werkende klasse. (In Marxistisch jargon: de 'bourgeoisie' en het 'proletariaat'.)
Kapitalisme werkt eigenlijk heel simpel: Geld wordt geïnvesteerd om zo méér geld op te leveren. Als een bedrijf bijvoorbeeld haar winst gebruikt om meer mensen in dienst te nemen of een nieuw filiaal opent om op die manier meer winst binnen te halen, dan functioneert geld als kapitaal. Als kapitaal (of de economie) groeit, wordt dit 'kapitaalaccumulatie' of 'kapitaalvorming' genoemd. Dit is de drijvende kracht achter de economie. Als je de kosten omlaag kunt brengen maak je meer winst. De kosten omlaag brengen betekent uiteindelijk vrijwel altijd: anderen voor de kosten van de kapitaalaccumulatie laten op draaien. Als bedrijven bijvoorbeeld kosten kunnen besparen door te bezuinigen op milieumaatregelen of door werknemers minder loon te betalen, dan zullen ze dat (moeten) doen. Catastrofale klimaatsverandering of wijdverspreide armoede zijn dus signalen dat dit systeem normaal functioneert.
Om met geld meer geld te verdienen moeten er meer en meer dingen geruild kunnen worden voor geld. Langzaam maar zeker wordt alles, van muziek tot DNA (door middel van auteursrecht en patenten) tot CO2 emissies, maar bovenal: onze mogelijkheid om te werken, omgezet in koop- waar. Dingen die geruild kunnen worden voor geld. En hier, bij het omzetten van onze creatieve en productieve vermogens in koopwaar, zit het geheim van kapitaalaccumulatie. Geld levert niet uit zichzelf meer geld op. Dat doet het alleen door ons dagelijks werk. In een wereld waar water, voedsel, kleding, woning, alles handelswaar is, hebben we allemaal iets nodig om te verkopen om aan het geld komen voor de dingen die we nodig hebben. Voor ons, de mensen die niks te verkopen hebben behalve ons vermogen om te werken, betekent dit dat we dat vermogen moeten verkopen aan hen die de fabrieken, kantoren en landbouwgronden bezitten. Maar de dingen die we produceren zijn niet van ons, de dingen die wij maken of leveren zijn van onze baas.
We produceren veel meer (voedsel, kleding, woningen, enzovoorts) dan we nodig hebben. Het loon dat we daarvoor krijgen is ruwweg gelijk aan de kosten van de producten die we nodig hebben om ons in leven te houden en weer naar ons werk te laten gaan. (Daarom verschilt ons banksaldo aan het einde van elke maand nauwelijks met dat van de vorige maand.)
Het verschil tussen het ons uitbetaalde loon en de waarde die we creëren met ons werk is hoe winst wordt gemaakt, of kapitaal wordt geaccumuleerd.
Dit verschil tussen het uitbetaalde loon en de door ons gecreëerde waarde noemen we ‘meerwaarde’. Het onttrekken van deze meerwaarde door werkgevers is de reden dat we kunnen zeggen dat het kapitalisme een systeem is dat gebaseerd is op uitbuiting, de uitbuiting van de werkende klasse.
Dit proces is in essentie hoe alle loonarbeid werkt. Niet alleen werkers in privé-bedrijven maar ook in de publieke sector zien hun loon en arbeidsomstandigheden voortdurend aangevallen, opdat men over de hele economie de kosten kan drukken en de winsten kan maximaliseren.
De accumulatie van kapitaal is ook afhankelijk van onbetaalde arbeid zoals bijvoorbeeld huishoudelijk werk of zorg. Bij het produceren en opvoeden van kinderen (de volgende generatie werkers) en bij het voorzien in de fysieke, emotionele en seksuele behoeften van de huidige beroepsbevolking worden de arbeidsverhoudingen vaak gereproduceerd. Deze onbetaalde arbeid wordt overwegend door vrouwen gedaan. Het dienen van mannen en kinderen en het verlenen van zorg dient uiteindelijk het kapitaal. Door bijvoorbeeld het krijgen en opvoeden van kinderen en het huishoudelijk werk de ‘natuurlijke rol van de vrouw’ te noemen, in plaats van werk, profiteert het kapitaal van gratis arbeid. Met het loon dat de echtgenoot betaald wordt, krijgt het kapitaal twee werkers voor de prijs van één. Door zorg en huishoudelijk werk niet te belonen, maakt het kapitaal dat werk onzichtbaar en verdeeld het de werkende klasse in betaalde en onbetaalde werkers, ten koste van beide.
Al zijn ze ‘onze bazen’, werkgevers hebben net zo min controle over het kapitalisme als wijzelf. Kapitaal heeft z’n eigen logica. Daarom spreken we over kapitaal alsof het z’n eigen wil bezit. Om winst te maken en kapitaal te accumuleren moet onze baas concurreren met de bedrijven van andere bazen. Ze kunnen de marktkrachten niet negeren omdat ze dan hun rivalen de ruimte laten hen weg te concurreren. Als ze niet gehoorzamen aan de markt draaien ze verlies, gaan ze failliet of worden ze opgekocht, het komt er in ieder geval op neer dat ze dan niet langer onze baas kunnen blijven.
Zowel bazen als werkers raken vervreemd door dit proces, maar beiden op een verschillende manier. Terwijl wij vervreemding ervaren doordat we steeds gecontroleerd worden door onze baas, ervaart onze baas vervreemding doordat zij gecontroleerd wordt door onpersoonlijke marktkrach- ten en door competitie met andere bazen. Daarom zijn zowel bazen als politici machteloos tegenover de krachten van de markt. Beiden moeten handelen naar de wens van de markt of ze worden buitenspel gezet. (Niet dat zij iets te klagen hebben overigens, zij komen niets tekort!) Zij kunnen dus nooit onze belangen behartigen omdat elke concessie die zij ons doen de nationale of internationale concurrentie helpt.
Als bijvoorbeeld een autofabrikant een nieuwe technologie ontwikkelt en daarmee de productiviteit verdubbelt, kan zij de helft van de werkers in de autofabriek ontslaan. Zij kan haar winsten opschroeven en de auto’s goedkoper aanbieden dan de concurrentie.
Een bedrijf dat het beste voor heeft met haar werknemers en daarom niet dezelfde maatregelen neemt, zal uiteindelijk uit de markt geconcurreerd worden door concurrenten die minder moeite hebben hun werknemers te ontslaan. Vroeger of later zal het dus ook de nieuwe technologie moeten aanschaffen en werknemers moeten ontslaan om concurrerend te blijven.
Maar als bedrijven de volledige vrijheid zouden krijgen om te doen wat ze willen dan zouden er al snel monopolies ontstaan die concurrentie volkomen onmogelijk zouden maken. Die monopolies zouden het systeem binnen de kortste keren tot stilstand brengen. Daarom grijpt de staat regelmatig in om de lange termijnbelangen van het kapitaal veilig te stellen.
De belangrijkste rol van de staat in de kapitalistische samenleving is het in stand houden van het kapitalistische systeem en te helpen bij de accumulatie van kapitaal.
Daarom gebruikt de staat repressieve wetten en geweld tegen de werkende klasse als we opkomen voor onze belangen tegenover het kapitaal. Bijvoorbeeld door het parlement anti-stakings-wetten te laten aannemen of door politie of soldaten te sturen om stakingen te breken en demonstraties te beëindigen.
Het ideaaltype staat voor het kapitalisme was tot voor kort de liberaal democratische staat. Maar om kapitaalaccumulatie te garanderen worden op verschillende momenten verschillende systemen gebruikt. Staatskapitalisme in de Sovjet Unie en het fascisme in Italië en Duitsland van voor de Tweede Wereldoorlog, zijn voorbeelden van modellen van kapitalisme die indertijd nodig waren voor de autoriteiten om de grote en sterke arbeidersbeweging in die landen te coöpteren en vernietigen. Omdat die bewegingen het voortbestaan van het kapitalisme zelf bedreigden.
Maar de staat doet meer dan alleen repressieve maatregelen nemen en geweld uitoefenen als werkers besluiten terug te vechten tegen de bazen. Als stakingen of blokkades uit de hand dreigen te lopen neemt de staat door middel van het leger de productie en distributie tijdelijk over en zorgt ze ervoor dat de ‘normale gang van zaken’ niet teveel verstoord wordt. Leger en politie runnen dan de fabrieken en zorgen ervoor dat de treinen rijden. Het handhaven van deze ‘orde’ is dus de taak van de staat. Daarom bestaan er milieuwetten en wetten die de rechten van werkers beschermen. Gewoonlijk is de kracht en de handhaving van deze wetten onderhevig aan de machtsbalans tussen werknemers en werkgevers op dat moment. In Frankrijk bijvoorbeeld, waar werkers goed georganiseerd en militant zijn, is er een werkweek van 35 uur. In Groot-Brittannië, waar werkers minder militant zijn, is er een werkweek van 48 uur. In de VS, waar werkers nog minder tot staken geneigd zijn is er helemaal geen vaste werkweek.
Het kapitalisme wordt meestal voorgesteld als een ‘natuurlijk’ systeem. Gevormd zoals bergen en continenten, door krachten waar de mens maar weinig controle over heeft. Als een economisch systeem dat uit de menselijke natuur voortkomt. Maar in werkelijkheid hebben natuurkrachten er maar weinig mee te maken en is dit systeem vooral het gevolg van intens en massaal geweld op wereldschaal.
In ‘ontwikkelde’ landen werden eerst de ge- meenschappelijke gronden onteigend (de zgn. enclosure- beweging) en de voorheen zelfvoorzienende boeren naar de steden gedreven om er te werken in fabrieken. Elke tegenstand werd hardhandig de kop ingedrukt. Mensen die zich verzetten tegen de opgedrongen loonarbeid werden beschuldigd van landloperij en gevangengezet, gemarteld, gedeporteerd of geëxecuteerd.
In Engeland waar het moderne kapitalisme ontstaan is, werden in de vroege periode van de enclosure-beweging, zo al tienduizenden mensen vermoord op beschuldiging van landloperij.
Hierna werd het kapitalisme door westerse mogendheden over de wereld verspreid door middel van invasie en verovering. Complete beschavingen werden vernietigd en gemeenschappen van hun land gedreven om mensen in loonarbeid te dwingen. De weinige landen die verovering konden weerstaan, zoals Japan, waren de landen die het kapitalisme overnamen. Overal waar het kapitalisme zich ontwikkelde verzetten boeren en werkers zich hevig, maar werden ze uiteindelijk overmeesterd door massaal terreur en geweld.
Het kapitalisme komt niet als vanzelf uit de menselijke natuurlijk voort. Het werd verspreid door het georganiseerd geweld van de elite. Het concept van het in privé-eigendom hebben van het land en de productiemiddelen lijkt nu misschien de natuurlijke orde der dingen, maar we moeten nooit vergeten dat dit een door de mens bedacht concept is dat ons door verovering werd opgedrongen.
Evengoed is het bestaan van een klasse mensen die niets anders te verkopen heeft dan haar vermogen om te werken ook niet altijd het geval geweest. Gemeenschappelijke gronden werden met geweld afgenomen en de enorme groep mensen die daardoor ontheemd en landloos raakte, werd gedwongen te werken in loondienst onder dreiging van honger en geweld. Terwijl het kapitaal zich uitbreidde, creëerde het over de hele wereld een werkende klasse waar de meeste mensen in terecht kwamen. Het kapitalistische klasse buit de werkende klasse vooral uit, maar zij is er ook van afhankelijk. Zoals Karl Marx schreef: “De bourgeoisie produceert bovenal de gravers van haar eigen graf.”
Kapitalisme als dominant economisch systeem bestaat iets meer dan 200 jaar. Dat is niet meer dan een fractie van de half miljoen jaar die de mensheid bestaat. Het zou dus naïef zijn om te denken dat het voor altijd zal blijven bestaan.
Het systeem is volkomen afhankelijk van de uitbuiting van ons werk. Het kan dus alleen maar bestaan zo lang wij het dulden.
Er zijn verschillende manieren om over klasse te praten. Vaak wordt er aan klasse gerefereerd in de zin van sociologische en culturele labels. Bijvoorbeeld: middenklassers houden van arthouse films, de werkende klasse houdt van voetbal, de bovenklasse houdt van Bentley’s en dure wijnen, enzovoort.
Maar een andere manier om over klasse te praten, is gebaseerd op iemands economische positie. Dit is essentieel is om te kunnen begrijpen hoe het kapitalistische systeem werkt en hoe we het kunnen veranderen. We willen benadrukken dat deze onderverdeling niet bedoeld is om mensen op te delen en in hokjes te stoppen, om hen hun individualiteit te ontnemen, maar om de krachten die onze wereld vormgeven te kunnen begrijpen. Om te kunnen begrijpen waarom bazen en politici steeds doen zoals ze doen, en wat wij kunnen doen om onze positie en omstandigheden te verbeteren.
Zoals gezegd: het economische systeem dat op dit moment de wereld domineert heet kapitalisme. Kapitalisme is in essentie een systeem gebaseerd op de expansie van kapitaal. Met goederen en geld worden meer goederen en meer geld gecreëerd.
Dit gebeurt niet door tovenarij, dit gebeurt door menselijke arbeid. Van wat we produceren krijgen we maar een fractie uitbetaald. Het verschil tussen de waarde die we produceren en de waarde die we krijgen uitbetaald heet dus ‘meerwaarde’. Deze meerwaarde wordt door onze bazen gehouden als winst en ofwel geïnvesteerd om nog meer geld te kunnen genereren, danwel besteed aan een zwembad, een bontjas, een auto, of wat dan ook.
Voor dit systeem is het noodzakelijk dat er mensen zijn die niets bezitten waarmee ze geld kunnen genereren. Die mensen moeten hun vermogen om te kunnen werken gaan verkopen om zo toch aan de essentiële bestaansmiddelen te kunnen komen. Dit is de werkende klasse.
Dus aan het ene kant heb je de klasse die niets ander te verkopen heeft dan haar vermogen om te werken. Aan de ander kant heb je mensen die kapitaal bezitten en werkers inhuren om hun kapitaal te kunnen uitbreiden. Praktisch alle individuen in de samenleving vallen ergens tussen deze polen. Maar van een politiek standpunt bezien is niet zozeer de positie van een bepaald individu in de maatschappij interessant, maar stand van de relatie tussen de klassen.
De werkende klasse, het ‘proletariaat’, is dus de klasse die gedwongen wordt te werken voor loon of, als we geen werk kunnen vinden of te oud of te ziek zijn om te kunnen werken, een uitkering moeten aanvragen om te kunnen overleven. Wij verkopen onze tijd en energie aan de bazen, zij profiteren ervan.
Ons werk is de basis van deze maatschappij. De zwakke plek van dit systeem is dat deze maatschappij alleen kan bestaan door het werk dat wij doen, terwijl die maatschappij ons tegelijkertijd uitknijpt om winst te maximaliseren.
Op het werk zijn onze tijd en activiteiten niet van onszelf. We zijn gehoorzaam aan wekkers, prikklokken en managers, deadlines en targets. Zelfs als we een deel van het werk leuk vinden, ervaren we het als vervreemd van ons, als iets waarover we weinig controle hebben. Dit geldt zowel voor het werk zelf, als voor de werktijden, de pauzes, het salaris, de vakanties, etc. Omdat het werk ons wordt opgedrongen, gaan we ons er tegen verzetten.
Werkgevers en bazen willen dat we zoveel mogelijk werken tegen zo min mogelijk loon. Wij daarentegen, willen niet overwerkt raken, we willen meer vakantie, we willen in staat zijn om van het leven te genieten, we willen minder werken en meer geld.
Deze tegenstelling is de spil van het kapitalisme. Tussen de twee kanten wordt er geduwd en getrokken. Werkgevers verlagen het loon en verhogen het werktempo. Maar wij verzetten ons, onopvallend en individueel: door het rustig aan te doen, door een moment te nemen om met collega’s te praten, door ons ziek te melden, door iets vroeger te vertrekken. Of openlijk en collectief: door te staken, langzaam-aan-acties, bezettingen enzovoort.
Dit is de klassenstrijd. Het conflict tussen mensen als wij, die moeten werken voor loon, en werkgevers en overheden die ook wel de kapitalistische klasse of de ‘bourgeoisie’ worden genoemd. Door ons te verzetten tegen de werklast zeggen we dat onze levens belangrijker zijn dan de winst van de baas. Dit is een aanval op de essentie van het kapitalisme waarin winst de belangrijkste reden is om wat dan ook te doen. Dit wijst namelijk naar de mogelijkheid om dingen om een andere reden te doen dan voor winst, naar een wereld waarin er geen klasse of privé-eigendom van productiemiddelen bestaan. Wij als werkende klasse verzetten ons tegen het bestaan van onze klasse. Wij zijn de werkende klasse die strijden tegen werk en klasse.
De klassenstrijd vindt niet alleen plaats op de werkplek. Het klassenconflict speelt in heel veel aspecten van ons leven.
Betaalbaar wonen bijvoorbeeld, is iets dat alle werkende mensen aangaat. Maar betaalbaar voor ons, betekent: niet winstgevend, voor hen. In een kapitalistische economie is het logischer om luxe appartementen te bouwen terwijl tienduizenden mensen dakloos zijn, dan om voor ons betaalbare woningen te bouwen. De strijd om sociale huur te behouden of het kraken en in gebruik nemen van leegstaande panden, zijn deel van de klassenstrijd. De strijd voor toegankelijke gezondheidszorg is net zo goed deel van de klassenstrijd. Bedrijven en overheden proberen hun kosten te verminderen door in de budgetten voor gezondheidszorg te snijden en de werkende klasse te laten opdraaien voor de kosten. Maar wij willen de beste gezondheidszorg tegen zo laag mogelijke kosten.
Terwijl de economische belangen van de kapitalisten direct tegenstrijdig zijn aan die van de werkers is er een minderheid van de werkende klasse aan te wijzen die het beter heeft dan de anderen en die soms zelfs enige mate van macht heeft over de rest. Als we het over geschiedenis en sociale veranderingen hebben kan het nuttig zijn om naar dit deel van het proletariaat te refereren als de ‘middenklasse’ om zo het gedrag van de verschillende groepen te verklaren, ondanks het feit dat dit niet een aparte economische klasse is.
De klassenstrijd wordt vaak ontregeld door de uitbreiding of creatie van een middenklasse. In Groot- Brittannië, tijdens de grote sociale strijd van de jaren tachtig onder Margaret Thatcher, en in Nederland onder de opeenvolgende Paarse kabinetten in de jaren negen- tig, werden sociale woningen goedkoop verkocht en werd huiseigenaarschap gepromoot, wetende dat werkers minder geneigd zijn tot staken als ze een hypotheeklast hebben. Om er zo voor te zorgen dat sommige werkers het individueel beter kregen in plaats van alle werkers gemeenschappelijk. In Toen in Zuid Afrika apartheid omver geworpen werd, hielp de creatie van een zwarte middenklasse om daar de arbeidersstrijd te bezweren. Er werd een beperkte sociale mobiliteit toegestaan waarmee sommige zwarte werkers een belang in het systeem kregen, maar waardoor de positie van de meerderheid van de werkers nog steeds niet veel verschilt van die onder apartheid.
Bazen proberen op allerlei manieren de werkende klasse zowel materieel en psychologisch te verdelen. Bijvoorbeeld door onderscheid te maken in salarissen en professionele status en op basis van ras, nationaliteit en gender.
Voor de duidelijkheid is het goed om nog eens te zeggen dat we deze klasse definitie gebruiken om zo de sociale krachten te kunnen begrijpen die aan het werk zijn in deze maatschappij, niet om individuen te labelen of om te voorspellen hoe verschillende mensen zullen reageren in een bepaalde situaties.
Als we het hebben over klasse in politieke zin dan hebben we het er dus niet over hoe iemand gekleed gaat, of hij of zij bekakt of plat praat. Dan hebben we het over het fundamentele conflict dat het kapitalisme definieert. Wij die werken voor ons bestaan of zij die profiteren van het werk dat wij doen. Door samen te vechten voor onze belangen en behoeftes tegen de dictatuur van markt en kapitaal, leggen we de basis voor een nieuwe maatschappij, een maatschappij waarin geproduceerd wordt naar behoefte in plaats van voor winst.