Politiek is een harde en meedogenloze strijd om de macht. Wanneer er een beweging is gevormd van honderdduizenden mensen die zich voor een ander maatschappelijk stelsel inzetten, dan hebben die leiders in die beweging aan politiek te doen. Zonder parlementarisme, zonder staatssocialisme te willen, is ook de strijd voor staatlóós socialisme…politiek. En wel strijd om de macht. Heeft zich eenmaal die beweging gevormd, zijn de mensen de straat opgegaan, en zeggen de leiders dan dat zij op grond van anarchistische stokpaardjes depositie als politicus, als diplomaat afwijzen, dan betekent dit: de positie overlaten aan de vijand. Dus als de mensen de bedrijven beheren, het maatschappelijk leven tot op grote hoogte zelf inrichten en je sluit een compromis met hen, die die staat kon tolereren, dan moet je de belangrijkste machtspositie voor jezelf reserveren. Waarom? Opdat de staat niet kan worden aangewend tégen de libertairen; opdat de syndicalisten juist de staat ondergeschikt maken aan zichzelf, en hem alleen als administratief apparaat, als technisch hulpmiddel, naast zich dulden.
Wie de AS #74 gelezen heeft, weet dat ik met het voorgaande het slot van het betoog van Anton Constandse heb samengevat. Dit betoog stamt uit 1937 en handelt over de situatie in Spanje tijdens de burgeroorlog. Constandse heeft het over anarchistische stokpaardjes. Daarmee doelt hij op de opvatting dat anarchisten 'niet aan politiek doen' en dat anarchisten niet alleen tegen de staat zijn, maar 'tegen alle macht'.
Constandse wilde zich niet door die stokpaardjes van de wijs laten brengen. Zeker, uit zijn Grondslagen van het anarchisme (1938) blijkt dat hij de anarchistische beweging verliet, juist omdat deze naar zijn mening het machtsvraagstuk niet adequaat wenste aan te pakken. Dat betekende niet dat hij het anarchistisch denken voor gezien hield. Overigens, de gedachte van de staat als administratief apparaat, als technisch (bestuurlijk) hulpmiddel is al bij Proudhon en Bakoenin te vinden. Hetzelfde geldt, en dat in sterke mate bij Bakoenin, voor het bezetten van machtsposities.
In mijn recent verschenen boek Recht en Politieke organisatie ben ik daar uitvoerig op in gegaan. Het wordt met andere woorden eens tijd dat op een minder absolute wijze over het machtsvraagstuk wordt nagedacht in anarchistische kring. Het brengt met zich mee dat ook de relevantie van het anarchisme in deze tijd overdacht moet worden. Het centrale uitgangspunt voor een vruchtbare gedachtengang, d.z.w. een gedachtengang die niet door orthodoxie op slot zit, zal moeten zijn dat er geen 'zuiver' anarchisme bestaat, behalve in het denken.
Het gaat echter vooral om de toepassing van anarchistische beginselen in de werkelijkheid van het sociale leven. Het doel van anarchisme is de krachten te stimuleren, die de maatschappij in een libertaire richting stuwen. Alleen van dat standpunt uit bezien - zo vertaal ik Sam Dolgoffs The relevance of anarchism to modern society - kan men heden ten dage van de relevantie van anarchisme spreken. Het opmerkelijke is dat ook Dolgoff daarbij steunt op iemand die de Spaanse burgeroorlog van nabij heeft meegemaakt, te weten D.A. de Santillan (de anarcho-syndicalist die minister van economische zaken was in Catalonië tijdens de eerste periode van de burgeroorlog).
De Santillán herinnert eraan dat de ekonomiese revolutie niet te verwezenlijken is op een uitsluitend lokale basis, maar dat daarvoor noodzakelijkerwijze een ruimere schaal gekozen moest worden. Dit betekent dat er een opzet gemaakt moet worden die de lokale, regionale, nationale en internationale mvo's verbindt. Libertaire organisatie en federalisme gaan daarbij hand in hand. Wie zo denkt zal dan ook stellen dat een maatschappij zonder orde onbereikbaar is.
Een anarchist die dit tot zich door laat dringen (en dat is precies wat Dolgoff beoogt te bereiken) zal de opvatting huldigen dat de organisatie van die orde niet het exclusieve monopolie van de staat is. Maar hij zal evenmin schromen om te erkennen dat het federalisme ook een vorm van orde is. Dat is dan, naar Dolgoffs mening, de orde die de vrijheid en onafhankelijkheid garandeert van individuen en associaties, die vrij en vrijwillig de federaties constitueren. (Dolgoffs artikel verscheen oorspronkelijk in het Amerikaanse tijdschrift Libertarian Analysis en is herdrukt in de bundel Contemporary Anarchism, geredigeerd door Terry M. Perlin en in 1979 verschenen bij Transaction Books, New Brunswick, New Jersey).
Het punt dat nu nodig overdacht meet worden is: wie of wat garandeert hoe? Want het is wel leuk om te zeggen dat er gegarandeerd wordt, maar hoe zal dat geëffectueerd worden als er daadwerkelijk hulp -die op papier wordt aangeboden - wordt ingeroepen: van wie?, aan welk adres? Als anarchisten dáár geen antwoord kunnen geven, dan schermen zij met loze garanties. Willen die garanties niet loos zijn, dan zal er gereageerd moeten kunnen worden vanuit zekere machtsposities, waarvan weer niet vergeten moet zijn ze te bezetten. Zo zijn we weer terug bij de uitgangsstelling van Constandse. Anarchisten komen er dus niet onderuit om over politiek, macht en organisatievorm na te denken. Wie alleen zegt, 'ik verwerp alle politiek en macht', die verzaakt; die worde zalig in zijn eigen esoterische kringetje. We zitten vervolgens met de vraag: hoe pakken we de introductie van de discussie aan? Het lijkt nuttig dit te doen naar aanleiding van wat antropologen over samenlevingen zonder staat zeggen (zie P. Clastres elders in dit nummer). Ook de organisatie op piratenschepen in de 17e eeuw (zie H. Treinen elders in dit nummer) kan aanknopingspunten bieden.
Laten we denken vanuit een situatie waarin opgelegde, intern niet-controleerbare machtsverhoudingen worden afgewezen, evenals alle instanties die gehoorzaamheid kunnen afdwingen. Stel dat we deze situatie omschrijven als 'afwezigheid van macht'. Wijst letterlijk iedereen dit af'? Zijn er geen spelbrekers? En als er nu eens wel spelbrekers zijn, hoe effectueren we de garanties waarvan zo-even sprake was, als alle instanties die deze zouden moeten kunnen verlenen opgeheven zijn? Het is natuurlijk mogelijk te volharden met: maar we organiseren alles geheel anders. Dat is waar Clastres op wijst. Er kan óók gezegd worden dat het vacuüm, dat de afwijzing van macht doet ontstaan, opgevuld wordt met radicaal-democratische spelregels:
Willen deze spelregels hun effect hebben dan moet er een organisatie zijn opgezet, hoe gering en hoe beperkt van opzet ook. Tenzij beweerd wordt dat zo'n organisatorische situatie bestaat als er maar geen staat is. Daar ben ik in de westerse situatie niet al te optimistisch over. Eén ding lijkt me wel vanzelfsprekend, het gaat hier om kleine groepen mensen die een betrekkelijk eenvoudig en geïsoleerd leven leiden. Deze voorwaarden komen we zowel bij Clastres als bij Treinen tegen. Overigens wil dit alles nog niet zeggen dat er geen 'leiding' zal bestaan. Alleen is de leiding voor zijn machtsbasis aangewezen op zijn prestatievermogen (een bepaalde functie goed vervullen), en de algemene erkenning daarvan. Dit blijkt soortgelijk, of we nu kijken naar een indianenstam (Clastres), een kaperschip (Treinen), of… een modern bedrijf (zoals ik in Recht en Politieke organisatie naar voren bracht). In al die situaties is dan sprake van 'functioneel gezag'.
Dit alles, dus de opvulling van het vacuüm met betrekking tot het afwijzen van macht, het funktioneel gezag en ook de overeenstemming daarover is relevant voor anarchisme. Het maakt het anarchisme relevant voor kleine groepen. De vraag is en blijft: kunnen deze zaken een neutralisering van heers- en machtsverhoudingen opleveren binnen grotere groepen mensen (denk aan bevolkingen van vele miljoenen mensen). Het antwoord op die vraag zal noodzakelijk hypothetisch zijn. Wèl is duidelijk dat vanuit kleine groepen, lokale gemeenschappen, gewerkt moet worden, die langs de weg van het federalisme tot grotere gehelen geschakeld kunnen worden.
De ervaring op de kaperschepen is nog om een andere reden interessant. Anarchisten heten regelgeving te verwerpen. Dat is onzin. Het blijkt dat er zelfs op kaperschepen regelmechanismen tot stand worden gebracht. Regelmechanismen, die regels bevatten om een balans te bewerkstelligen in een situatie die gekenmerkt wordt door afwezigheid van heerschappij, en die tevens de noodzaak doet gevoelen van het opzetten van een doelgerichte organisatie om snel en efficiënt te kunnen optreden, zonder tijdrovende discussies.
Zou dat uitsluitend voor het handelen op kaperschepen gelden? Omdat dit niet aannemelijk is (er bestaan immers al ontelbare doelorganisaties) zijn er verschillende regelmechanismen te ontwikkelen, die zich in hun onderscheid richten naar de verschillen per doelgerichte organisatie. Langs die weg is het mogelijk om allerhande 'eigen' rechtsorden te laten ontstaan (en ze ontstaan ook, leren rechtssociologen en antropologen), die ieder bij hun eigen rechtsgenoten een 'eigen' legitimiteit hebben te verwerven. Daarmee zitten we midden in een pluralistische maatschappij, die bestaat uit relatief autonome gemeenschappen, geordend naar hun eigen recht. Macht en recht zijn dus wel op elkaar betrokken, maar ze kunnen ook in een geheel andere verhouding tot elkaar staan dan sinds Max Stirner nogal eens wordt aangenomen.