Max Nettlau 70 jaar

Door Rudolf Rocker


Max Nettlau 70 jaar

Max Nettlau, de geschiedschrijver van de ideeënwereld van het anarchisme en een der meest vooraanstaande beschrijvers van de socialistische beweging in het algemeen, wie de gehele internationale wereld van het vrijheidlievende socialisme onvergankelijke dank verschuldigd is, viert in deze weken zijn 70ste geboortedag. Het valt mij moeilijk een ook maar enigermate volledig beeld te geven van de betekenis van Nettlau, te minder, daar de gebeurtenissen in Duitsland mij beroofd hebben van alle aantekeningen, correspondentie en andere documenten, zodat ik hier slechts in het kort uit mijn herinneringen kan putten.

Max Nettlau werd op 30 April 1865 te Wenen als zoon uit Duitse ouders geboren. Uit zijn eerste jeugd en van de onmiddellijke oorzaken, die hem naar de socialistische beweging brachten, is mij weinig bekend; ik weet slechts, dat hij reeds als jong student in de letteren gegrepen werd door de beweging, die destijds in Oostenrijk en vooral in Wenen machtig opbloeide. Het was in de tijd, toen de partij der radicalen in de industriegebieden van Bohemen en in alle belangrijke steden van het land volkomen de overhand kreeg en de richting van de gematigde socialisten of sociaaldemocraten geheel op de achtergrond werd gedrongen.

Na het royeren van Wilhelm Hasselmann en Johan Most uit de Duitse sociaaldemocratische partij na het congres van Wijden in 1880, sloot de grote meerderheid van de socialistische arbeiders in Oostenrijk zich aan bij Most, wiens blad, de „Vrijheid”, destijds in groten getale over de Oostenrijkse grens werd gesmokkeld en over het land werd verspreid. De radicale partij beschikte over een groot aantal bekwame en moedige propagandisten en had de Weense „Zukunft” tot een goed geleid centraal orgaan gemaakt. De schandelijke vervolgingen van de regering, die honderden radicalen gevangenzette en in het bijzonder de geheime verspreiding der „Freiheit” met barbaarse straffen bedreigde, droeg er slechts toe bij, het weerstandsvermogen van de partij te versterken en haar steeds verder naar links te drijven.

Het beroemde en beruchte Merstallinger-proces, dat de regering in de gelegenheid moest stellen met de radicale partij op beslissende wijze af te rekenen, liep uit op een volkomen nederlaag voor de rijksjustitie. Jozef Peukert, de toenmalige redacteur van de „Zukunft”, verdedigde de beweging voor de rechtbank op bekwame wijze en het resultaat van de maatregelen van de regering was slechts, dat de radicalen in aanzien toenamen en niet alleen uit de rijen der arbeiders, maar ook uit de kringen der jonge intellectuelen nieuwe aanhangers toestroomden. In die jaren werd Nettlau voor de beweging gewonnen, die hij in het bijzonder door zijn historische studies sindsdien zulke onschatbare diensten heeft bewezen. Johann Most vond in Nettlau een voortreffelijk medewerker voor zijn blad, waaraan hij evenwel slechts anoniem kon medewerken. Zijn eerste artikel in de „Freiheit” over „Joseph Déjacque, een voorloper van het communistisch anarchisme” verscheen in 1890. Van toen af leverde Nettlau een gehele serie waardevolle bijdragen voor het blad, die de lezers vooral met de historische ontwikkeling van de beweging op de hoogte brachten. Genoemd zij hier in het bijzonder de studie „Zur Geschichte des Anarchismus” (1890), die spoedig daarop verscheen als afzonderlijke brochure onder de titel „Die historische Entwicklung des Anarchismus”, en die vaak aan Most werd toegeschreven. Ook de eerste proeven van zijn levensbeschrijving van Bakoenin verschenen in de „Freiheit” (Zur Biographie Bakunins, 1891). Van zijn verdere opstellen noem ik nog zijn „Beschouwingen over de Duitse sociaaldemocratie”, waarin hij de gehele latere ontwikkeling van de partij voorspelde.

Het was vooral het artikel „Zur Geschichte des Anarchismus”, dat een diepe indruk maakte op de ijverige aanhangers van de jonge anarchistische beweging in Duitsland. Tot die tijd beperkte de gehele anarchistische literatuur in de Duitse taal zich tot enkele brochures van Kropotkin, „Gott und der Staat van Bakoenin, de strijdschriften van Johann Most en enkele andere. Grotere werken bestonden er in het geheel niet en wij jongeren hadden destijds geen vermoeden van het bestaan van de werken der oudere literatuur, zoals Stirners „Einziger”, de geschriften van Moses Hess, Karl Grün, Wilhelm Marr, noch van het bestaan van de talrijke vertalingen van de werken van Proudhon uit de 50er en 60er jaren.

Om die reden was de studie van Nettlau voor velen van ons als een openbaring. Nettlau zelf is thans over die eerste arbeid slecht te spreken. Dat dit werk niet volmaakt kon zijn, in het bijzonder niet volmaakt in de betekenis van Nettlau, spreekt vanzelf; dat verandert echter niets aan het feit, dat zij voor zo velen van ons en voor mijzelf een leidraad geworden is, die ons de stoot gaf ons bezig te houden met het bestuderen van de historische ontwikkeling van de beweging en haar ideeën. In deze betekenis heeft zij meer bijgedragen tot de geestelijke bevruchting van enkelen, dan Nettlau zelf kon vermoeden. Gedurende vele jaren werd Nettlau in beslag genomen door de voorbereiding en de bewerking van zijn monumentale levensbeschrijving van Bakoenin, zijn levenstaak, die voor hem nog steeds niet afgesloten is. Slechts weinigen hebben er een vermoeden van, welk een reusachtig materiaal hier verzameld en verwerkt is. Er was wel niemand uit de wijdvertakte kring om Bakoenin, die Nettlau niet had opgezocht en ondervraagd. Tot dit doel ondernam hij reizen, verzamelde oude correspondentie en een massa nooit gepubliceerde manuscripten, die door hem aan de vergetelheid werden ontrukt. Zo schiep hij voor zichzelf de grondslag, waarop de beschrijving van dit geweldige leven eerst mogelijk kon worden. Hier werden bronnen geopend, die geen ernstig onderzoeker thans zonder meer kan voorbijgaan; inderdaad berust alles, wat sindsdien over Bakoenin, zijn kring en de geschiedenis der eerste Internationale is geschreven, min of meer op het materiaal, dat eerst door de onder-zoekingen van Nettlau aan het licht werd gebracht, en dat hij met zo ongekende toewijding wist te schiften, te ordenen en te gebruiken.

Helaas was er tot nog toe geen gelegenheid het breed-opgezette werk in druk te laten verschijnen. Slechts vijftig exemplaren werden geruime tijd geleden door Nettlau zelf gehectografeerd en kwamen in het bezit van enkele in de beweging zeer op de voorgrond tredende kameraden en in de grote bibliotheken van Londen, Parijs, Berlijn, Wenen, New-York enz. Een Spaanse uitgave, die enkele jaren geleden in Buenos Aires werd voorbereid, moest tengevolge van de onderdrukking van onze beweging helaas worden afgebroken. Er steekt iets tragisch in, dat Nettlau de vreugde niet mocht beleven, zijn voornaamste werk in druk voor zich te zien.

Nog betreurenswaardiger is het, dat de beweging tot dusver niet in staat was, in dit opzicht helpend in te grijpen; het dient gezegd, dat er ook onder ons niet veel zijn, die over voldoende historische zin beschikken om het reusachtige werk van Max Nettlau naar waarde te schatten. Het is altijd mijn droom geweest, dat onze uitgeverij in Berlijn, die een gehele reeks voortreffelijke werken van Nettlau heeft uitgegeven, vroeg of laat zou kunnen overgaan tot de uitgave van de grote levensbeschrijving van Bakoenin; helaas vernietigden de overwinning van het moderne barbarendom in Duitsland en de grondige vernieling van onze uitgeverij alle toekomstplannen.

Op aandrang van Elisée Reclus stelde Nettlau in 1896 zijn „Bibliographie de l’Anarchie” samen, die in 1897 te Brussel verschenen is, een werk van ongeveer 300 bladzijden, dat een opsomming bevat van alle tot dusver verschenen anarchistische publicaties — kranten, boeken, brochures enz. —, voor zover dat maar mogelijk was. In de gehele beweging was er niemand dan Max Nettlau, die deze taak op zich kon nemen; op hem alleen kon, door zijn uitgebreide talenkennis en zijn veelomvattende historische studiën, de taak rusten een dergelijk werk te volbrengen.

Elisée Reclus, die een voorwoord schreef bij het werk van Nettlau, zei daarin, dat hij zelf nooit geweten had, hoe rijk wij zijn en dat hij zich verbaasd had over de massa van het verzamelde materiaal, hoewel de schrijver geenszins aanspraak maakte op volledigheid. Inderdaad was dit werk voor ieder, die zich ernstig bezighield met de geschiedenis en de ideeën van de libertaire beweging, een onuitputtelijke bron, en vele van ons werd het daardoor eerst mogelijk gemaakt, dieper door te dringen in deze wetenschap.

Toen na de wereldoorlog de anarcho-syndicalistische beweging in Duitsland opbloeide, richtten wij een uitgeverij op, die een gehele reeks van belangrijke werken en een rijke literatuur van brochures in de loop der jaren uitgaf. Ik wendde mij destijds tot Nettlau met het verzoek, voor de uitgevers een beknopt werk over de geschiedenis van het anarchisme te schrijven. Met vreugde begon hij hieraan, maar onder de vlijtige handen van de onderzoeker ontstond een groot aantal van uiterst belangrijke werken, die voor de internationale literatuur van het anarchisme een geweldige verrijking betekenden op een gebied, waarop zij tot dusver bijzonder arm was geweest, namelijk in de optekening van haar eigen geschiedenis. De syndicalistische uitgeverij gaf vijf van deze werken uit en heeft zich daardoor verdienstelijk gemaakt voor de gehele beweging. In „Vorfrühling der Anarchie” behandelt Nettlau de ontwikkeling van de vrijheidlievende ideeënstromingen van de oudste tijden tot het optreden van Proudhon. Het boek „Der Anarchismus von Proudhon bis Kropotkin” brengt een rijk materiaal over de libertaire bewegingen en ideeën ten tijde van Proudhon in de verschillende landen en maakt uitvoerig melding van de geschiedenis der eerste Internationale en de machtige invloed van Bakoenin en zijn vrienden, tot het opkomen van het communistisch anarchisme, dat in Kropotkin zijn belangrijkste vertegenwoordiger vond.

Het deel „Anarchisten und Sozialrevolutionäre” bevat de ontwikkeling van de beweging tot 1890. Het brengt veel nieuw materiaal over de illegale werkzaamheid in de afzonderlijke landen in de tijd van de reactie na de Parijse commune en de revolutionaire gebeurtenissen in Spanje en Italië.

Deze drie delen zouden nog door meerdere worden gevolgd, die reeds in manuscript bestonden en de geschiedenis van de beweging tot de tegenwoordige tijd behandelen. Helaas werd door de gewelddadige ondergang van onze uitgeverij in Berlijn aan alle verdere plannen een einde gemaakt. Verder publiceerde de uitgeverij nog de beide monografieën „Errico Malatesta — het leven van een anarchist ’ en „Elisée Reclus”, die een rijke aanvulling betekenen voor het materiaal, dat reeds in de drie eerste delen werd bijeengebracht. In het Spaans verschenen de werken „Documentos Ineditos sobre La Inter-national” (Onuitgegeven documenten over de Internationale) en „Bakunin y la Alianza en Espana” (Bakoenin en de Alliantie in Spanje), en in het Italiaans het belangrijke boek „Bakoenin en de Internationale in Italië in de jaren 1864 —1872”, waarvoor Malatesta een uitgebreid voorwoord schreef. Al deze werken bijeen bevatten ware schatten voor de geschiedenis der beweging en getuigen van de veelomvattende kennis van de samensteller en van de onvermoeibare arbeid, die hij al die jaren heeft verricht. Behalve deze grotere werken heeft Nettlau nog een groot aantal kleinere geschriften gepubliceerd, die in verschillende talen zijn verschenen en talrijke bijdragen in de organen van het libertaire socialisme in alle landen. Er zal wel geen enkel anarchistisch tijdschrift ter wereld zijn, dat nooit een bijdrage van Max Nettlau heeft gebracht of uit een ander tijdschrift heeft overgenomen.

Bovendien onderhoudt Nettlau een uitgebreide correspondentie met kameraden in alle landen, en zijn brieven zijn altijd opwekkend en ademen dikwijls een fijne humor, die men in zijn geschriften niet aantreft. Als mens is onze kameraad een prachtige persoonlijkheid met een diepgewortelde zin voor onafhankelijkheid en vrijheid in denken en doen, die niet de geringste dwang verdraagt. Allen, die zo gelukkig waren met hem in nader contact te komen, hebben hem leren liefhebben en hoogachten. Maar deze man, die zijn gehele leven heeft gewijd aan een groot ideaal en die de zaak der vrijheid en der sociale gerechtigheid zulke onschatbare diensten heeft bewezen, leeft onder meer dan bescheiden omstandigheden en heeft vooral na de oorlog een voortdurende strijd te voeren met de noden van het dagelijks leven. Ik weet, dat onze vriend niet gaarne ziet, dat men in het openbaar over deze dingen spreekt; maar ik beschouw het als mijn plicht daarop bij deze gelegenheid te wijzen. De beweging in alle landen heeft grote verplichtingen aan deze man, die zich met onvermoeibare vlijt en zeldzame begaafdheid wijdde aan een taak, die de taak van ons allen is.

Wij zijn allen zijn schuldenaars, en het is niet meer dan billijk, dat wij ons daarvan juist bij deze gelegenheid rekenschap geven. Wij wensen onze vriend alle goeds en vooral, dat zijn onschatbare kracht nog langen tijd behouden moge blijven voor de zaak der vrijheid en der menselijkheid.

RUDOLF ROCKER.