Door Peter Kropotkin
In een taal en stijl, typisch voor het anarchistisch denken op het einde van vorige eeuw, doet Peter Kropotkin in deze brochure een warme oproep tot de studenten.
Eens afgestudeerd plaatst de praktijk hen voor de onverbiddelijke keuze: ofwel vervoegen zij de rangen van de bourgeoisie, ofwel scharen zij zich aan de kant van do arbeiders om samen met hen – volgens Kropotkins eigen woorden – “een algehele omkering in de huidige stand van zaken“ tot stand te brengen.
Hoewel er sindsdien een begin van democratisering van het onderwijs is bijgekomen die aan het probleem een nieuwe dimensie heeft toegevoegd, blijft de basistegenstelling - verburgerlijking of verzet - onverminderd bestaan. Het is vooral na het beëindigen van hun studie dat studenten de slogan: “arbeiders, studenten: een front” zullen kunnen en moeten bewijzen. Een anarchistische oproep uit 1880 aan de studenten om de kant van de arbeiders te kiezen!
In deze tekst spreekt Kropotkin over “socialisten”; lees hier anarchisten. In de tijd dat Kropotkin actief was, werkten anarchisten, socialisten en communisten samen onder één vlag. Pas na de scheuring binnen de Eerste Internationale en de wending die Russische Revolutie nam, werd de scheiding tussen libertairen (anarchisten) en staatsgezinden scherper. Kropotkin heeft zich altijd ingezet voor een vrije toekomst en zich in het libertaire kamp bevonden.
Het opstel “Een oproep aan de jeugd” door Peter Kropotkin verscheen op het einde van vorige eeuw in het anarchistische orgaan “La Révolté”. De volksdrukkerij Wolvega bracht de tekst enkele jaren later als brochure in het Nederlands uit. Bij de modernisering zijn in de tekst van de brochure de nodige aanpassingen gemaakt om deze weer dichter bij het origineel te brengen.
Het is de jeugd waartoe ik vandaag wil spreken. Laat de ouderen - ik bedoel natuurlijk die oud van geest en hart - dit pamflet terzijde leggen en hun ogen niet vermoeien met wat hun niets zal zeggen.
Ik veronderstel dat jij omstreeks achttien á twintig jaar oud zijt, dat jij jouw leerjaren of jouw studies hebt volbracht en op het punt staat het leven in te treden.
Ik neem aan dat jouw geest vrij is van bijgeloof dat je leraren je hebben proberen op te dringen; dat je de duivel niet vreest, en dat je niet naar het gebulder van priesters of politici gaat om te luisteren. Belangrijker, dat je niet een van de modegekken bent - treurige producten van een maatschappij in verval - die met hun apengezichten en mooie kleren flaneren langs het park, en wie zelfs op hun jonge leeftijd al enkel een onverzadigbaar verlangen hebben aan vermaak, tegen elke prijs… Ik neem integendeel aan, dat je een warm hart hebt en daarom spreek ik tot jou.
Ik weet dat de eerste vraag, die je die bij je op komt is: ‘Wat zal ik worden?’ Dit vraagt je jezelf vaak afgevraagd. Wanneer hij jong is, begrijpt hij dat men na jaren van studeren op een vak of wetenschap – let wel, op koste van de maatschappij – men dit niet gedaan heeft om de geleerde kennis en vaardigheden als instrumenten te gebruiken voor het plunderen voor zijn eigen gewin, en hij moet wel erg laag en aangetast zijn heeft hij nooit gedroomd zijn kennis in te zetten om te helpen bij de bevrijding van degenen die nu kruipen in de ellende en in onwetendheid. Jij bent iemand die zo’n inzicht heeft gehad, is het niet? Wel dan, laten we kijken wat je moet doen om je dromen werkelijkheid te maken.
Ik weet niet in welke rang je bent geboren. Misschien heb je geluk en heb je door rijkdom je aandacht kunnen richten op een studie in de wetenschap; ga je een doctor worden, een advocaat, een man van de letteren, of een onderzoeker; de wereld ligt voor je open; je betreed het leven met enorme kennis, met een geoefende geest. Of, je bent misschien een eenvoudige handwerker wiens kennis van de wetenschap beperkt is door dat wat je op school hebt geleerd; maar jij hebt het voordeel dat je vanuit eerste hand weet wat een leven van harde arbeid is – het lot van de arbeider van onze tijd.
Ik stop op even mocht het eerste het geval zijn, om later bij de tweede terug te keren; ik ga er even van uit dat je wetenschappelijk onderwijs hebt genoten. Laten we even aannemen dat je… doctor wilt worden. Morgen komt er een man in eenvoudige kleding langs om naar een zieke vrouw te komen kijken. Hij leid je naar één van die steegjes waar de overburen elkaar bijna de hand kunnen schudden over de hoofden van de voorbijgangers; je stapt een vuile atmosfeer binnen bij het flikkeren van het licht van een kleine zwakke lamp; je klimt twee, die vier, vijf vuile trappen op, en in een donkere, koude kamer vindt je een zieke vrouw. Ze ligt op een pallet met wat vuile doeken. Bleke, kinderen rillen in hun dunne kleding en staren je aan met hun grote ogen. De echtgenoot heeft zijn hele leven twaalf tot dertien uur per dag gewerkt, wat er ook gebeurde; nu zit hij al drie maanden zonder werk. Zonder werk zitten komt vaker voor in zijn vak; het gebeurd elk jaar van tijd tot tijd. Maar eerder was het zo dat zijn vrouw, als hij zonder werk zat, nog als schoonmaakster kon werken – misschien wel om jou shirts te wassen – voor een loon van 15 cent per dag; nu ligt ze al twee maanden ziek op bed, en de ellende blikt op het gezin neer in alle afzichtelijkheid.
Wat schrijf jij de zieke vrouw voor doctor? Jij die hebt gezien dat haar ziekte bloedarmoede is, behoefte aan goed eten, gebrek aan frisse lucht? Zeg, elke dag een goede biefstuk? Een beetje beweging buiten de stad? Een droge, goed geventileerde slaapkamer? Wat een ironie! Als ze dit had kunnen betalen, was dit al lang gebeurd zonder dat men jou advies had afgewacht.
Als je een goed hart hebt, een eerlijk gezicht, zal de familie je veel zeggen. Ze zullen je vertellen dat de vrouw aan de andere kant van de scheidingswand, die hoest dat je hart huilt, als strijkster werkt; dat een verdieping lager alle kinderen griep hebben; dat de wasvrouw die beneden woont de lente niet zal halen; en dat het in het huis hiernaast nog altijd slechter is.
Wat zal je zeggen tegen deze zieke mensen? Raad je hen een riant dieet aan? Frisse lucht? Minder hard werk? Je zou willen dat je het zou kunnen, maar je durft niet en gaat met een gebroken hart naar buiten, een vloek ligt je op je lippen. De volgende dag, als jij nog denkt aan de bewoners van dat krot, zal jouw collega je vertellen dat hij per rijtuig is ontboden bij de eigenares van een rijk paleis, een dame, uitgeput door slapeloze nachten, die haar leven wijdt aan kleding, gala’s en gekibbel met haar echtgenoot. Jouw collega schreef een minder abnormale levenswijze voor, minder opwekkend voedsel, wandelingen in de frisse lucht, kalmte van geest en een beetje gymnastiek in haar slaapkamer om de behoefte tot productief werk enigszins goed te maken.
De ene vrouw sterft, omdat zij haar gehele leven voedsel, slaap en rust moest ontberen, de andere kwijnt weg, omdat zij nooit de arbeid heeft gekend. Als jij een van die trieste figuren bent, die die zich aan alles aanpassen, die zich bij het aanblik van de meest verwerpelijke zaken troosten door een schouderophalen, een lichte zucht en een glas sherry, dan zal je langzaam maar zeker gewend raken aan deze contrasten. De aard van het beest zal je inspanningen waarderen, je zult jezelf uiteindelijk tot de rijen van de genots-zoekers voegen, opdat jij nooit onder de ellendigen gevonden zult worden. Maar als jij een mens bent, als elk gevoel in vertaald wordt in actie van de wil; als het beest in je, niet alle verstand heeft uitgeblust, dan zal jij tot jezelf zeggen: “Nee, het is onrecht, zo kan het niet langer. Het is niet genoeg ziekten te genezen; we moeten ze voorkomen. Een beetje beter leven en intellectuele ontwikkeling zou de helft van de patiënten en de helft van de kwalen van onze lijst schrappen. Gooi geneeskunde voor de honden. Frisse lucht, een goed dieet, minder slopende arbeid – dat is hoe we moeten beginnen. Zonder dat, is heel onze beroep als arts niets dan huichelarij en bedrog.”
Op die dat dag zal jij het Socialisme begrijpen. Je zal de behoefte voelen om het nog beter te begrijpen, en als onbaatzuchtigheid geen ledig woord voor je is, als jij de strenge inductieve methode van de natuurwetenschap toepast bij jouw studie van het sociale vraagstuk, dan zal jij je bij ons aansluiten en, evenals wij, werken aan de Sociale Revolutie.
Maar wellicht zal je zeggen: “Weg met de praktijk; gelijk de sterrenkundige, gelijk de scheikundige, willen wij ons wijden aan de zuivere wetenschap: die werpt altijd vruchten af, ook al is het dan ook slechts voor toekomstige generaties.” Laat ons eerst proberen te begrijpen wat je zoekt in je toewijding aan de wetenschap. Zou het alleen zijn het genot - ongetwijfeld enorm - dat het naspeuren van de geheimen van de natuur en de oefening van onze verstandelijke vermogens oplevert? In dat geval moet ik je vragen, waarin de geleerde, die uit zucht naar genot de wetenschap beoefent, verschilt van de dronkaard, die ook alleen genot zoekt en dat vindt in de drank! Zeker, de geleerde heeft een betere bron van genot gekozen, omdat zijn genot levendiger, inniger en duurzamer is, maar dat is alles! Zowel de een als de ander hebben uiteindelijk één en hetzelfde zelfzuchtige doel: persoonlijk genot.
Maar nee, jij hebt geen behoefte dit zelfzuchtig leven te leiden. Door de beoefening van de wetenschap wens je te werken voor het menselijk geslacht. Dit is het ideaal, dat jou bij je onderzoek zal leiden.
Wat een beminnelijke illusie! Wie van ons heeft dat ideaal niet een ook een tijd gekoesterd, toen hij zich voor het eerst aan de wetenschap wijdde? Maar, als jij werkelijk droomt aan de mensheid, als je in jou studie zoekt naar het goede voor de mens, dan zal zich een vreselijke tegenstelling zich aan je opdringen; want, al heb je nog zo weinig kritisch inzicht, je zult al heel spoedig bemerken, dat in de huidige maatschappelijke orde wetenschap slechts een luxeartikel is, dat dient om het leven van enkelen te veraangenamen, maar dat absoluut onbereikbaar blijft voor het gros van de mensen.
Meer dan een eeuw is voorbij sinds de wetenschap een solide aanname deed over de oorsprong van het universum. Maar hoe veel mensen zijn daarmee bekend of zijn bezield met de wetenschappelijke geest der kritiek? Op zijn hoogst een paar duizend, die zich verliezen te midden van honderden miljoenen, behept met vooroordelen en bijgeloof waardig voor woestelingen, altijd klaarstaand om als speelpoppen te dienen voor godsdienstige bedriegers!
Of laat ons – om een stap verder te gaan – een blik werpen op wat de wetenschap heeft gedaan voor de fysische en morele gezondheidsleer. Zij vertelt ons wat we moeten doen om ons lichaam en onze opeengehoopte bevolking gezond te houden. Maar ligt het onmetelijke werk, in deze twee regels opgesloten, niet als het ware versteend in onze boeken? We weten dat dit zo is. En waarom? Omdat wetenschap heden ten dage het voorrecht is van een handjevol geprivilegieerde personen. Omdat sociale ongelijkheid, die de maatschappij in twee klassen verdeelt – de loonslaven en de kapitalistische graaiers - alle levensregels voor een gezond bestaan voor negen tiende van de mensheid tot bittere ironie maken.
Ik zou meer voorbeelden kunnen aanhalen maar zal het hier even bij laten. Ga Faust’s geschiedenis maar eens na, waar de vuile vensters nauwelijks licht laten vallen op de boeken; kijk om je heen, en bij elke schrede zal je nieuw bewijs vinden dat deze aanname ondersteunt.
De zaak is nu niet nog méér wetenschappelijke waarheden en ontdekkingen te verzamelen. Wat boven alles nodig is, is dat de reeds veroverde waarheden verspreid worden, ze onderdeel te maken van ons dagelijks leven, ze tot gemeengoed maken. We moeten dingen zo orderenen dat iedereen, zodat de gehele mensheid de mogelijkheid heeft om die waarheden te begrijpen en toepassen; we moeten wetenschap niet langer een luxeartikel laten zijn maar de grondslag van ieders leven. Dat is wat rechtvaardigheid eist.
Ik ga verder: ik zeg dat het belang van de wetenschap zelf in dezelfde richting wijst. De wetenschap maakt alleen vorderingen als een nieuwe waarheid een bodem vindt die bereid is die in zich op te nemen. De theorie van de mechanische oorsprong van warmte in de laatste eeuw, verklaard in bijna dezelfde termen als Hirn en Claudius, bleef tachtig jaar begraven in academische geschriften, totdat de kennis van de natuurkunde genoeg verspreid was om een publiek te vormen, dat geschikt was om haar in zich op te nemen. Er waren drie generaties nodig voordat de theorie van Erasmus Darwin over de variatie van soorten positief werd ontvangen door zijn kleinzoon en werd geaccepteerd door academische filosofen, en zelfs toen niet zonder druk vanuit de publieke opinie. De geleerde is, net als de dichter en de kunstenaar, altijd het product van de maatschappij waarin hij leeft en leert. Wanneer jij doordrongen bent van deze denkbeelden, dan zal je begrijpen dat boven alles een algehele omkering in de tegenwoordige stand van zaken nodig is, die de geleerde verzadigt met wetenschap en bijna het gehele menselijk geslacht veroordeelt om te blijven in toestanden van 5 of 10 eeuwen terug – dat is, om maar zo te zeggen, tot slaven en machines, onbekwaam tot het opnemen van wetenschap. En op de dag waarop jij doordrongen zult zijn van dit grootse, humane en diep wetenschappelijke denkbeeld, op die dag zal jij jouw smaak voor abstracte wetenschap verliezen. Dan zal jij je aan het werk zetten om de middelen te vinden om deze ommekeer teweeg te brengen en als jij dat onderzoek instelt met dezelfde onpartijdigheid die jouw wetenschappelijk streven leidde, dan zal je noodzakelijk de zaak van het socialisme omhelzen; dan zal je breken met het sofisme en je bij ons aansluiten; dan zal je niet meer werken om die toch reeds verzadigde kleine groep nog meer genot te verschaffen, maar jouw verstand en ijver geheel wijden ten dienste van de verdrukte massa.
En weest verzekerd, dat het bewustzijn jouw plicht te hebben gedaan en overeenstemming te hebben gebracht tussen jouw gevoel en jouw daden, dat je dan krachten in jouw binnenste zult voelen ontwaken, waarvan je nooit ook maar had durven dromen . Wanneer dan die verandering – en die is, in tegenstelling tot jouw leraren, in alle gevallen niet ver weg - als dan die verandering, waaraan jij hebt meegewerkt, zal komen, dan zal de wetenschap nieuwe krachten putten uit het collectief wetenschappelijk werk, uit de machtige hulp van onmetelijke legioenen arbeiders, die hun krachten ter beschikking komen stellen, zal de wetenschap een vlucht nemen in vergelijking met de hedendaagse langzame vorderingen louter oefeningen zullen lijken van beginnelingen.
Dan zal je van de wetenschap genieten; dat genot zal een plezier zijn voor allen!
Jij, die in rechten studeert, je voorbereidt op het kantoor, het is mogelijk dat ook jij je illusies hebt gemaakt voor de toekomst. Ik wil aannemen dat jij behoort tot de edelsten van mensen, dat jij behoort tot hen die weten wat altruïsme is. Elk van jullie denkt wellicht: “Ik wil mij zonder ophouden, zonder genade kanten tegen alle onrecht! Ik wil met mijn volle vermogen werken voor de zegepraal van de wet – de uitdrukking van het hoogste recht – welke loopbaan kan nobeler zijn?” Zo treedt jij vol vertrouwen in je zelf en jouw roeping het leven in.
Goed: laten we ons dan de gerechtelijke jaarboeken openslaan, en kijken wat de feiten je vertellen.
Hier hebben we een rijke grondeigenaar; hij eist de ontruiming van een boeren pachter die zijn pacht niet heeft betaald. Uit het wettelijk oogpunt is geen aarzeling mogelijk; omdat de boer niet kan betalen moet hij er uit. Maar als wij de feiten nagaan dan ontwaren wij dit: de landeigenaar heeft zijn inkomen steeds verspild aan prettig genot; de boer steeds heeft elke dag de hele dag hard gewerkt. De landeigenaar heeft niets gedaan om zijn land te verbeteren, toch is in vijftig jaar tijd de waarde verdrievoudigd, dankzij de aanleg van een spoorlijn, door de aanleg van nieuwe wegen, door het draineren van een nabijgelegen moeras, door het in cultuur brengen van braakliggend gebied. Maar de boer, die veel heeft bijgedragen aan deze verhoogde waarde, is geruïneerd; hij is in handen van woekeraars gevallen, en, met schulden overladen kan hij de landheer niet meer betalen. De wet - altijd in het belang van de landheer - is duidelijk: de landheer staat in zijn recht. Maar jij - in wie de fictie van de wet het gevoel van recht nog niet heeft gedood - wat zal jij doen? Zal jij eisen, overeenkomstig de wet, dat de pachter op straat wordt geworpen? Of zal jij eisen dat de landheer alle vermeerdering van waarde door de arbeid van de boer zal moeten vergoeden? Dit is wat de rechtvaardigheid eist. Wiens zijde kies jij? Van de wet tegen het recht of van het recht tegen de wet?
En als het werkvolk het werk staakt zonder de voorgeschreven “voorafgaande kennisgeving” aan de werkgever, aan wiens zijde zal jij je scharen? Aan de zijde van de wet - dat is aan de zijde van de werkgever, die schandelijk misbruik maakt van deze crisis, of tegen de wet, maar vóór de arbeiders, die slechts van vijftig cent tot twee gulden per dag verdienden en hun vrouwen en kinderen zagen sterven van ellende? Zal jij de fictie van de “vrije overeenkomst” verdedigen, de theorie van de bindende van contracten? Of zult jij het recht hooghouden, dat je zegt dat een contract tussen iemand, die welgevoed is, en iemand, die zijn arbeidskrachten moet verkopen voor zijn naakte bestaan - een contract tussen de sterke en de zwakke - geen vrijwillig, rechtsgeldig contract is?
Nog een geval. Een man gaat een slagerij voorbij, neemt een stuk vlees en loopt weg. Gevat en ondervraagd blijkt dat hij een arm werkman is zonder werk, dat hij en zijn gezin in geen vier dagen hebben gegeten. Het volk smeekt de slager om de man ongemoeid te laten, maar de slager eist de “zegepraal van het recht”! Hij laat hem vervolgen en de arme man wordt tot zes maanden gevangenis veroordeeld. Aldus wil het Themis in haar blindheid! En jouw geweten? Komt dat niet in opstand tegen wet en maatschappij, als het ziet dat elke dag dergelijke vonnissen worden geveld? Of zal jij de toepassing van de wet eisen tegen die andere man, die, mishandeld, door iedereen verstoten van kindsbeen af, opgroeide zonder één woord van liefde te horen, en eindigde met zijn buurman te vermoorden om van hem een gulden te stelen? Zult jij de doodstraf - of, wat erger is, twintig jaar gevangenschap - eisen, wetende dat hij meer ziek is dan misdadig, dat niet hij, maar de maatschappij schuldig is aan misdaad?
Zal je eisen dat die wevers in de kerker worden geworpen, die in een ogenblik van wanhoop en verbittering de fabriek in brand staken; dat die man naar de galeien wordt gezonden, die vuurde op een gekroonde moordenaar; dat die opstandelingen worden gefusilleerd, die op de barricaden de vlag van de toekomst hadden geplant? Nee - duizendmaal nee!
Indien jij redeneert in plaats van repeteert wat je werd onderwezen; indien je de wet ontleedt en de sluier van fictie wegrukt die haar oorsprong verbergt - welke het recht van de sterkste is - en haar wezen – hetwelk de wijding van de onderdrukkers is - dan zult jij met een verheven minachting voor haar worden vervuld. Dan zal je voelen dat in dienst blijven van de geschreven wet, gelijk is jezelf elke dag in tegenspraak en transactie met de wet van jouw geweten te brengen. En aangezien deze strijd niet kan voortduren, zal jij; óf jouw geweten tot zwijgen brengen en een schelm worden; óf jij zult breken met alle tradities, en met ons samenwerken aan de afschaffing van alle onrecht in staat en maatschappij. Maar dan ben je socialist, dan ben je revolutionair!
En jij, jeugdig ingenieur, die gedroomd heeft van de toepassing van de wetenschap op de industrie om de toestand van de arbeiders te verbeteren, welk een droeve ontgoocheling, wat een smart wacht u! Jij geeft jouw jeugdige energie, jouw vernuft ten beste om een plan uit te werken van een spoorweg, die langs de rand van de afgrond en door bergen van graniet twee landen zal verenigen, door de natuur gescheiden. Maar eindelijk aan het werk, zal je in die sombere tunnel legioenen van arbeiders zien vallen door ziekte en ontbering; anderen zal je zien terugkeren naar huis met nauwelijks enige penningen in de zak en de kiem van de tering in de longen. Je zult menselijke lijken, door schraapzucht vermoord, jouw weg zien afwerken, mijl voor mijl, en als die weg dan eindelijk is voltooid, dan zal je die gebruikt zien als heerbaan voor het kanon van de geweldenaar!
Jij hebt jouw jeugd gewijd aan een ontdekking om het productieproces te vereenvoudigen en, na onafgebroken streven, na tal van slapeloze nachten, kunt jij eindelijk zeggen: “Eureka! ik heb het gevonden.” Jij past jouw ontdekking toe, en het succes overtreft jouw stoutste verwachtingen… tienduizend, twintigduizend arbeiders worden op straat geworpen!
Zij die aan het werk blijven - meestal kinderen - worden onderdeel van de machine! Drie, vier, tien eigenaars worden rijk en “ledigen de schuimende beker”! Is het dit, waarvan jij hebt gedroomd?
In het kort, indien jij de vorderingen van de nieuwe industrie bestudeert, zal je zien; dat de naaister niets, absoluut niets heeft gewonnen door de uitvinding van de naaimachine; dat de arbeider in de tunnel van de St.Gothard sterft aan tering, ondanks de uitvinding van de diamantboor; dat de metselaar en timmerman, evenals vroeger, zonder werk zijn. Als jij de sociale vraagstukken behandelt met dezelfde onafhankelijkheid van geest die je bij jouw technische vraagstukken leidde, dan zal je noodzakelijk tot de conclusie komen, dat onder het stelsel van privaat-eigendom en lonen, elke nieuwe ontdekking, verre van het welzijn van de arbeiders te verhogen, integendeel hun slavernij zwaarder maakt, het werk meer verdierlijkend, werkstakingen talrijker, de crises heviger maakt, en dat degene, die reeds alle voordelen geniet, de enige is die daarbij profiteert.
Wat zult jij dan doen, als jij tot deze slotsom bent gekomen? Zal jij jouw geweten in slaap wiegen door allerlei sofismen? Dan zal er een dag komen waarop jij afscheid zult nemen van de eerlijke dromen van jouw jeugd en je zult alles aangrijpen wat slechts kan strekken om uw eigen genot te vermeerderen. Dan zal jij je aansluiten bij de bende uitzuigers. Maar indien je hart hebt, dan zal je zeggen: “Nee, het is nu niet de tijd om uitvindingen te doen; laat ons eerst werken aan de hervorming van de maatschappij, aan de afschaffing van individueel eigendom, opdat elke nieuwe ontdekking op het gebied van de industrie ten goede zal komen aan geheel de mensheid. Dan zullen deze arbeiders - nu blote machines - denkende mensen worden, die bij de arbeid van hun handen, hun geestkracht door studie geleid, toepassen on de industrie, en dan zal de technische vooruitgang een vlucht nemen zo hoog, dat in weinige jaren meer verwezenlijkt wordt dan wij nu kunnen dromen.” Maar dan ben je socialist, dan ben je revolutionair.
En indien je onderwijzer bent - niet een die zijn roeping een vervelend vak vindt, maar een die te midden van zijn jonge volkje genoegen schopt in hun bezielde blik, hun gelukkige glimlach en die in deze kleine kopjes de humanitaire ideeën tracht op te wekken, waarmee hij dweepte toen hij jonger was: wat zullen wij tot je zeggen? Dikwijls zie ik je bedroefd, en ik weet waarom jij de wenkbrauwen fronst; jouw meest geliefde leerling - ver in het latijn is hij wel niet, maar hij heeft een goed hart - reciteerde zoeven met zulk een gloed de legende van Wilhelm Teil. Zijn ogen schoten vlammen, en zijn hand scheen te grijpen naar de dolk om alle tirannen te doden. Met wat een vuur herhaalde hij de hartstochtelijke woorden van Schiller: “Beef niet voor de slaaf, die zijn ketenen verbreekt. Voor de vrije mens zult gij niet beven!”
Maar thuis gekomen wordt hij door zijn moeder, zijn vader, zijn oom, door allen streng beknot over zijn gebrek aan eerbied jegens de dominee of de veldwachter. Langer dan een uur zeurden ze hem over de waarde van “voorzichtigheid”, over de deugd van “eerbied voor de gestelde machten”, over de plicht van “onderwerping” en zij brachten het eindelijk zo ver, dat hij Schiller terzijde heeft gelegd om “De kunst om in de wereld vooruit te komen” te lezen.
En toen, gisteren heb jij pas vernomen, dat het met jouw beste leerlingen slecht is afgelopen. De ene droomt alleen van niets anders dan dat hij agent wilt worden; de ander steelt, samen met zijn baas, de magere lonen van de arbeiders! En jij denkt na over de treurige tegenstelling jouw idealen en het leven hoe het is. Je overpeinst het allemaal. Maar ik voorzie dat binnen twee jaar van teleurstelling op teleurstelling, jij jouw lievelingsschrijvers terzijde zult leggen en tenslotte vindt dat Tell, nu ja, een goed man was, maar toch vrijwel een gek; dat poëzie een eersteklas ding is voor bij de haard, vooral als men de wet-van-drie de gehele dag heeft onderwezen. Maar poëten zijn altijd met hun hoofd in de wolken en hun verzen hebben niets te doen met het leven van vandaag, noch met het volgende bezoek van de schoolinspectie…
Of dit, óf jouw jeugddromen zullen de overtuiging worden van jouw mannelijke leeftijd. Jij wenst uitgebreide, humanitaire inrichtingen voor allen, in en buiten de school; en ziende dat dit onmogelijk is in de tegenwoordige stand van zaken, zal je de grondslag van de huidige maatschappij zelf aanvallen. Dan, ontslagen door de Minister of het schooltoezicht, zal je de school verlaten en tot ons komen - tot ons om oudere maar minder ontwikkelde mensen dan jij te vertellen hoe verleidelijk kennis is, en hoe de maatschappij behoort te zijn en zal zijn. Jij zult met de socialisten werken aan de algehele omkering van de tegenwoordige toestand. Jij zal werken aan de zegepraal van vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Dan ben je socialist, dan ben je revolutionair.
En tot slot, jij, jeugdige kunstenaar, beeldhouwer, schilder, dichter, musicus - heb jij niet bemerkt dat het heilige vuur dat enige van jouw voorgangers bezielde, is uitgeblust in jou en de uwen, dat kunst nu gemeenplaats is, dat de middelmatigheid regeert?
En hoe zou het anders kunnen? De vreugde de oude wereld te hebben teruggevonden, weer te kunnen putten uit de bronnen van de natuur die het aanzijn gaf aan de meesterstukken van de Renaissance, bestaat niet voor de hedendaagse kunst; de revolutionaire idee heeft haar tot nog toe niet bezield, en geen idee hebbende, meent zij er een gevonden te hebben in het realisme. Zo spant zij zich heden ten dage in om de dauwdruppel op het blad van een plant in kleuren weer te geven, om het achterste van een koe na te bootsen, en om heel nauwkeurig in dicht en ondicht een stinkende moddersloot of het boudoir van een verkwistende vrouw te beschrijven! Maar als dit zo is, wat dan te doen? Zo vraag je. Als jouw heilig vuur niet meer is dan een walmende pit, ga dan voort te doen zoals jij gedaan hebt, en jouw kunst zal heel spoedig afdalen tot het vak van décorateur van de pronkkamer van een of andere kruidenier, van schrijvers van tekstboekjes voor derderangs operettes of van spoortjes voor de kerstdagen. De meeste van jullie gaan al hals over kop die weg op naar beneden.
Maar indien de humaniteit waarlijk weerklank vindt in jouw hart, indien je, als waarachtig dichter oor hebt voor de hartslag van het levens, dan kun je niet koel en afzijdig blijven te midden van die zee van lijden die om je woedt, te midden van dat volk dat sterft van honger, van die hopen lijken in de mijnen, van die stapels verminkte lijken aan de voet der barricade, van die bannelingen op weg om begraven te worden in de sneeuw van Siberië of om te sterven aan de koortsen van de tropen. Dan kun je niet afzijdig blijven bij het aanblik van die wanhopige strijd die wordt gevochten, tussen de stervenskreten van de overwonnenen en van de orgies van de overwinnaars, van de worsteling van heldenmoed tegen lafhartigheid, van nobele vastberadenheid oog in oog met de verachtelijke laagheid. Je zult je scharen aan de zijde van de onderdrukten want jij weet dat het mooie, het sublieme – de geest van het leven zelf - aan de zijde is van zij die strijden voor licht, de mensheid, voor rechtvaardigheid!
Je houdt me eindelijke tegen.
“Hoe de duivel!” zegt je. “Maar als abstracte wetenschap een luxe is, en de geneeskunde een bedrog; als de wet onrecht is; technische uitvindingen middel tot uitbuiting; als de school in tegenspaak is met wijsheid van de ‘praktische man’, en moet worden overwonnen; en de kunst zonder revolutionaire idee enkel kan zinken, wat blijft er dan voor mij over om te doen?” Ik zal het je zeggen.
Een zware en onmetelijk taak; een werk waarbij jouw daden in volmaakte overeenstemming zullen zijn met jouw geweten, een onderneming die de nobelste en krachtigste naturen zal aanwakkeren.
Welk werk? Ik zal het je nu vertellen.
De ontleding die wij gemaakt hebben leidt hiertoe: Dat men óf het op een akkoordje moet gooien met zijn geweten en ten slotte zegt: “Laat de mensheid ondergaan, als ik maar al het “genot en voordeel” heb dat het volk dom genoeg is om mij af te staan”, óf dat men zich moet aansluiten bij de socialisten, om met hen te arbeiden aan de algehele hervorming der maatschappij. Niet tegenstaande de gevolgen van een bourgeois-opvoeding, de mening van belanghebbende partijen, en de sofisten van de samenleving, moet elk denkend wezen logisch komen tot deze slotsom, als hij zijn redenering maar grondt op hetgeen er om hem heen voorvalt. Deze conclusie waarop men dan komt, de vraag “Wat te doen?”, is natuurlijk op z’n plek.
Het antwoord is gemakkelijk.
Verlaat de omgeving waarin je geplaatst bent, waar het gewoon is over het volk te spreken als dat het beesten zijn; kom tot dat volk, en het zal je zelf antwoord geven.
Je zult zien dat overal, in Frankrijk, Duitsland, in Italië, in de Verenigde Staten, overal waar een bevoorrechte en een verdrukte klasse bestaat, aan een enorme taak wordt gewerkt, waarvan het doel is voor eeuwig de slavernij te breken die wordt opgelegd door feodaal kapitalisme, en de fundamenten te leggen voor een samenleving op basis van rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid. Het is niet langer genoeg voor de man van het volk van vandaag de dag om zijn beklag te doen in hartverscheurende klaagzangen, gezongen als de horigen deden in de 11de eeuw, en zoals de Slavische boer dit nog steeds doet; hij werkt met zijn lotgenoten voor zijn bevrijding met de wetenschap van wat hij weet, met wil en bewustzijn tegen elk obstakel.
Zijn geest is voortdurend bezig met het raadsel wat er gedaan moet worden, opdat het leven, in plaats van een vloek voor drie-vierde van het menselijk geslacht, een genot wordt voor allen. Hij neemt de moeilijkste sociologische vraagstukken ter hand en tracht ze op te lossen met zijn verstand, zijn opmerkingsgave en zijn ruwe beproevingen. Om met anderen - ellendig als hemzelf zelf - van gedachten te wisselen, tracht hij groepen te vormen, te organiseren. Hij vormt genootschappen, met moeite staande gehouden door geringe contributies; hij tracht zich verstaanbaar te maken buiten de grenzen; en beter dan de meest welbespraakte filantropie bereidt hij de dag voor, waarop de oorlog tussen de volkeren onmogelijk zal worden. Om te weten wat zijn broeders doen, om een nauwere band met hen te hebben, om zijn ideeën te ontwikkelen en verspreiden, onderhoudt hij (maar tegen weke prijs van ontberingen, met wat een onvermoeibare krachtinspanning!) de arbeiderspers. Eindelijk, als het laatste uur gekomen is, staat hij op, en, de straten en de barricaden rood gekleurd met zijn bloed, gaat hij voort om de vrijheden die de rijken en machtigen naderhand als nieuwe wapenen weten te corrumperen en tegen hen weten te keren.
Wat een onafgebroken krachtinspanning! Wat een onophoudelijke strijd! Hoe dikwijls moest men niet opnieuw beginnen; Soms om de gaten te vullen, leeg geworden door terugtreding – het resultaat van vermoeidheid, corruptie en vervolging; soms om de gelederen te herstellen gedund door kanon en mitrailleur, door koelbloedige moord! Op andere momenten om terug te keren tot de studie, bruut afgebroken door het geweld.
De kranten van deze beweging worden opgesteld door mensen die de brokstukken van hun onderwijs van de maatschappij, als het ware hebben moeten stelen, door zich slaap en voedsel te ontzeggen; ze worden staande gehouden door de centen, bespaard op de allernoodzakelijkste levensbehoeften; en dit alles onder de gestadige vrees zijn gezin tot vreselijke ellende te zien worden toegebracht, als de baas bemerkt dat “zijn arbeider, zijn slaaf, besmet is door het socialisme.”
Dit is hetgeen jij zult zien, als jij je onder het volk begeeft.
En hoe vaak heeft de zwoegende arbeiders, tijdens deze eindeloze strijd, terwijl hij voortstrompelde onder het gewicht van zijn last, niet vergeefs gevraagd: “waar blijven toch die jonge lieden, die wij hebben gevoed en gekleed gedurende hun studietijd, voor wie wij, buigend onder de last en met lege magen, die gebouwen hebben gesticht, die academies, die musea; voor wie wij met vuile gezichten die mooie boeken hebben gedrukt, die wij niet eens kunnen lezen?
“Waar blijven die professoren, die, naar men zegt, alle menselijke wetenschap verstaan, en voor wie de mensheid niet eens zoveel waard is als een zeldzame rups? Waar blijven die mannen, die redevoeringen houden over vrijheid en die nooit onze vrijheid verdedigen en deze wordt elke dag met de voeten getreden?”
“Waar blijven zij, die schrijvers en dichters, die schilders en beeldhouwers? Waar, in één woord, is die hele bende hypocrieten die van het volk spreken met tranen in de ogen, maar die nooit tot ons komen om ons te helpen met ons inspannend werk?” Waar zijn zij toch, inderdaad?
Wel, enkelen genieten in lafhartige onverschilligheid; anderen, en deze vormen de meerderheid, verachten het “grauw”, en zijn gereed het te vermoorden, zodra het aan één van hun voorrechten durft komen!
Nu en dan komt de een of ander tot het volk over, dromend van trom en barricade, om nieuwe indrukken op te doen; maar zij verlaten de goede zaak, zodra zij bemerken dat de weg naar de barricade lang, de arbeid zwaar, en de lauwerkransen waarop zij hadden gehoopt, doorvlochten zijn doornen. Over het algemeen zijn zij ambitieuze eerzuchtigen die, na het mislukken van hun eerste pogingen, op deze wijze proberen het volk te vleien. Maar zij zijn later de eersten zijn die zich tegen het volk keren wanneer het de beginselen in de praktijk wil toepassen die zij zelf hebben gepropageerd; wellicht zelfs bereid om de artillerie en Gatlings op het volk te richten, als het zich beweegt voor dat zij, de hoofdmannen, het signaal hebben gegeven.
Voeg bij dat alles hoon, hooghartige verachting, en lafhartige laster van de grootste meerderheid, en je weet wat mensen tegenwoordig kunnen verwachten van de boven- en middenklasse-jeugd wat betreft de hulp in het streven naar sociale evolutie.
Maar dan vraag je: “Wat zullen we doen?” Als alles nog te doen is? Als gehele legers jonge mensen de kracht van hun jeugdige energie, de volle kracht van hun intelligentie en hun talent zouden inzetten om het volk te helpen bij de enorme opgave waarvoor zij zich voor hebben gesteld! Wat zullen we doen? Luister.
Jullie minnaars van de zuivere wetenschap, als je doordrongen bent van de beginselen van het Socialisme, als jij ware betekenis van de revolutie die op de deur klopt begrijpt, zie je dan niet in dat alle wetenschap opnieuw moet worden opgebouwd op de nieuwe grondslagen om hen in balans te brengen met de nieuwe waarden; dat is jou taak om te volbrengen in dit onderdeel van is een revolutie die veel grote is dan elke tak van de wetenschap tijdens de 18de eeuw? Begrijpt jij niet dat de geschiedenis – vandaag de dag een “oude wijven” sprookje over de grootheid van vorsten, geweldige staatslieden en parlementen – die geschiedenis zelf moet opnieuw worden geschreven vanuit het standpunt van het volk, vanuit de beleving van het werk dat gedaan is door de massa’s in de lange evolutie van de mensheid? Dat sociale economie – wat vandaag niets meer is dan de verheerlijking van kapitalistische roofzucht - geheel moet worden omgewerkt in diens fundamentele theorie en talloze toepassingen? Dat de antropologie, sociologie, ethiek, opnieuw moeten worden uitgevonden, en dat zelfs de natuurkundige wetenschappen, uit een nieuw oogpunt bezien, een ingrijpende wijziging moeten ondergaan, zowel wat betreft de opvatting als wel de verklaring van natuurlijke verschijnselen?
Goed dan, aan het werkt! Stelt jouw capaciteiten in dienst van deze goede zaak. Help ons bovenal met jouw gezonde logica vooroordelen bestrijden, en help, doormiddel van jou synthese, de grondslag te leggen tot een betere organisatie. Maar, nog belangrijker, leer ons de toepassing van echt wetenschappelijk denken en spreken in onze dagelijkse argumentatie en toon ons, zoals jou voorgangers deden, hoe men zelfs het leven bereid is te geven voor de triomf van de waarheid.
Jullie, doctoren, die het socialisme via de bittere praktijk hebben leren kennen, verzuim niet ons vandaag, morgen, elke dag, en bij elke gelegenheid te zeggen, dat het menselijk geslacht zal ontaarden als het in de tegenwoordige staat van leven en werken blijft, dat jouw geneesmiddelen machteloos zijn tegen ziekten, als negenennegentig procent van ons geslacht wegkwijnt in een toestand, lijnrecht in strijd met de vereisten van de wetenschap; dat deze toestanden de oorzaak zijn van ziektes, en dat die oorzaken moeten worden weggenomen.
Kom dan, zet met vaste hand het ontleedmes in deze maatschappij in staat van ontbinding. Zeg ons wat de eisen voor rationeel bestaan zijn en zouden kunnen zijn. En zeg ons, als een waar chirurg, dat wij niet moeten aarzelen om een rot lid af te zetten als deze het gehele lichaam zou kunnen vergiftigen.
Jullie, die aan de toepassing van de wetenschap op de nijverheid hebben gewerkt, kom toch, en vertel ons vrijuit: wat is het resultaat geweest van jullie arbeid? Overtuig hen die niet moedig genoeg zijn om de toekomst tegemoet te treden, dat de reeds verkregen kennis zwanger gaat van nieuwe uitvindingen; wat de industrie zou kunnen doen onder betere omstandigheden, wat de mens met gemak kan produceren als deze altijd een houding zou hebben om zijn eigen productie te verbeteren.
Jullie, dichters, schilders, beeldhouwers, musici, als jullie ware roeping begrijpen en het belang de kunst zelf, kom met ons. Stelt je pen, jouw stift, jouw penseel, jouw ideeën in dienst van de revolutie. Tover voor ons, met jouw levendige stijl, jouw of jou indrukwekkende afbeeldingen de heroïsche strijd van het volk tegen hun onderdrukkers - bezielt de jeugd met het revolutionaire vuur dat de geest van onze voorouders aanjoeg; vertel vrouwen hoe schoon de roeping van haar man is, die zijn leven geeft voor het hoge doel van sociale emancipatie! Toont aan het volk hoe afschuwelijk hun eigenlijke leven is, en leert ons de hand te leggen aan de wortel van die ellende zelf; vertel ons hoe een rationele leven geweest zou zijn, als het niet bij elke stap de dwaasheid en domheid van huidige maatschappelijke orde tegen zou komen.
In het kort, allen die in bezit zijn van kennis, talent, capaciteit, industrie, als je een sprankje van sympathie in je aard hebt, kom dan, jij en je vrienden, kom en stel je capaciteiten in dienst van diegene die daar het meest nood aan hebben. En denk er aan, dat als jullie komen, je niet als meesters komt, maar als kameraden in de strijd; dat je niet komt om te regeren, maar om zelf kracht te vinden voor jezelf in een nieuw leven dat je opzweept voor de overwinning van de toekomst. Kom niet zozeer om te beleren, maar om de wensen van het volk te leren kennen, om die te voelen en te formuleren, en werk dan zonder ophouden en gestaag, met al de vurige kracht van jouw jeugd, om die wensen in het heden te realiseren. Weet, dat dan, en dan alleen, een volkomen rationeel bestaan zult leiden. Jij zult zien dat al jouw pogingen overvloedig vruchten zullen dragen, en dat het gevoel van de overeenstemming tussen jouw geweten en jouw daden je kracht zullen geven waarvan jij het bestaan zelfs niet had vermoed.
De nooit ophoudende strijd voor waarheid, gerechtigheid en gelijkwaardigheid voor het volk, van wie je hun eerbied zal verdienen- wat voor een nobelere carrière kan de jeugd aller landen verlangen?
Het heeft me lang geduurd je aan te tonen dat, tegenover het dilemma dat het leven jou stelt, je gedwongen zult zijn - als moedig en oprecht – je aan te sluiten bij de socialisten, en zij aan zij met hen te werken aan de sociale revolutie. Deze waarheid is toch zo eenvoudig! Maar als men spreekt met hen die onder de invloed staan van hun bourgeois-omgeving, hoeveel sofismen moeten dan bestreden worden, hoeveel vooroordelen overwonnen, hoeveel belangen aan de kant te schuiven! Tegen jullie, de jeugd van het volk, kan ik kort zijn. De druk van de omstandigheden spoort je aan socialist te worden, hoe weinig jij durf je ook moge hebben om te redeneren en handelen.
Om boven het volk uit te stijgen, en jezelf niet toe te wijden om de overwinning van het socialisme voort te brengen, is de miskenning van wat er werkelijk op het spel staat, om het doel en de ware historische opdracht op te geven.
Herinner jij je nog, toen je nog slechts een kind was, dat je ‘s winters op straat speelde? Hoe de koude door jouw dunnen kleren drong, en de modder door jouw kapotte schoenen. Zelfs toen jij de stevige en rijk geklede kinderen in de verte voorbij zag komen, op jou neerkijkend met een blik van minachting, wist jij heel goed dat die brutale rekels, gekleed in pak, met je en jouw makkers niet gelijk stonden in intelligentie, verstand en energie. Maar later, toen je werd gedwongen om jezelf in een vuile fabriek op te sluiten van vijf of zes uur in de morgen, om twaalf uur achtereen dicht bij een draaiende machine, en - zelf machine - dag aan dag, jaar op jaar, haar onverbiddelijke bewegingen moet nagaan, terwijl de anderen rustig gingen studeren in prachtige scholen en universiteiten. Nu zijn diezelfde kinderen, minder intelligent, maar beter onderwezen dan jij, jouw meesters geworden, en genieten van alle genot van het levens en voordelen van de beschaving; en jij? - wat blijft er voor jou over?
Jij gaat naar jouw kleine, donker en vochtige woning, waar vijf of zes menselijke wezens op elkaar gepakt zijn; waar jouw moeder, levensmoe, oud door het zorgen eerder dan door de jaren, je droog brood en aardappelen bied als enige eten, weg gespoeld met een zwarte vloeistof, ironisch thee genoemd; en om je gedachte op iets anders te zetten heb je steeds dezelfde vraag: hoe moet ik morgen de bakker betalen, en de huisbaas de dag erna?
Wat! Zou jij hetzelfde ellendige bestaan voortslepen, dat jouw vader en moeder dertig jaar lang hebben getorst? Zou jij een geheel leven zwoegen, om voor anderen al de genoegen van welstand, kennis en kunst te verschaffen, en voor je zelf niets dan voortdurende bezorgdheid te behouden of je een stuk brood kunt bemachtigen? Zal jij jezelf verslijten met harde arbeid en hiervoor enkel problemen, als niet ellende en moeilijke tijden terug ontvangen? Is dit wat jij verwacht van het leven? Misschien zal je het opgeven; geen mogelijke uitweg zien uit jouw lijden. Misschien zeg je jezelf: “hele generaties hebben hetzelfde lot ondergaan, en ik, die dit ook niet veranderen kan, moet er mij ook aan onderwerpen. Laat ons dan maar werken, en proberen zo goed te leven als wij kunnen.”
Welnu, dan zal het leven je pijnlijk ander inzichten geven.
Eens zal een crisis komen. Een crisis die niet meer zo’n voorbijgaand fenomeen is, maar een die een gehele industrie zal vernietigen, die duizenden arbeiders tot ellende zal brengen, en gehele gezinnen zal verwoesten. In het gezicht van die ramp zal jij worstelen als de anderen. Je zult jouw vrouw, jouw kind, jouw vriend tot gebrek zien vervallen, hen voor jouw ogen zien vervagen. Want uit gebrek aan voedsel en medische verzorging zullen ze veroordeeld zijn tot de brancard van de armen. Intussen rolt het leven van de rijken voort in de straten van de grote stad die schittert in het zonlicht – gewetenloos en onverschillig over de wanhopige kreten van zij die sterven.
Dan zal jij beseffen hoe stuitend deze maatschappij is! Je zult denken over de oorzaak van de crisis, doordenken tot de diepste gronden van deze gruwel, dat duizenden levens opoffert aan de hebzucht van een handjevol nutteloze luiaards; dan zal je begrijpen dat de socialisten gelijk hebben als ze zeggen dat de bestaande samenleving kan, dat het moet worden hervormd in top tot teen.
Om van de algemene crisis terug te gaan naar jou persoonlijke situatie: op een dag, als jou baas met een nieuwe loonsverlaging nog een paar extra centen uit je probeert te persen om zijn fortuin verder te vergroten, zal je protesteren, maar hij zal onbeschaamd antwoorden: “Ga heen en eet gras als jij niet wilt werken voor de prijs die ik je bied.” Dan zal je beseffen dat hij je niet alleen probeert te scheren als een schaap, maar dat hij je in geheel als een inferieur wezen beschouwt; dat hij, niet tevreden jou in zijn greep te hebben doormiddel van het loonsysteem, hij het er op aanlegt je in alles te maken tot slaaf. Dan zal jij óf voor hem knielen en alle menswaardigheid en menselijk gevoel opgeven en eindigen in elke mogelijke vorm van menselijk lijden; óf, het bloed zal je naar het hoofd stijgen, jij zult met afschuw gruwen van het hellend vlak waar je van af glijd, en hem fel terug antwoorden. Dan, op straat geworpen, zal je begrijpen dat de socialisten gelijk hadden toen zij zeiden: “Revolteer! Staat op tegen deze economische slavernij!” Dan zal jij jouw plaats komen innemen onder de socialisten om met hen te werken aan de complete vernietiging van alle slavernij – economisch, sociaal en politiek.
Op een dag zal je ook het verhaal charmante jonge vrouw, wiens vlugge tred, open blik, en frivole gesprekken je zo liefdevol bewonderde. Na jarenlang geworsteld te hebben tegen de ellende, heeft ze haar dorp verlaten voor de grote stad. Zij wist dat de strijd om het bestaan ook daar hard zou zijn, maar ze hoopte dat in ieder geval haar brood eerlijk zou kunnen verdienen. Nou, nu weet je wat haar lot is geweest. Het hof gemaakt door de zoon van een of andere kapitalist, liet ze zich inpakken door zijn mooie woorden. Ze geeft zich over met al de hartstocht van de jeugd, om uiteindelijk verlaten te worden met een kind in haar armen. Altijd moedig, heeft zij de strijd nooit opgegeven; maar toch is ze bezweken in de ongelijke worsteling tegen kou en honger, en is aan ziekte bezweken in een van de ziekenhuizen, niemand weet welke…
Wat zal jij doen? Wederom liggen er twee wegen voor je open. Óf je zult de pijnlijke herinnering trachten uit te wissen met een dom excuus: “Ze was niet de eerste en zal ook de laatste niet zijn,” zal je zeggen. Wellicht zal je op een avond in een publieke ruimte, met andere beesten als jezelf, haar nagedachtenis nog besmetten met smerige verhalen; Of, in tegendeel, je herinneringen aan het verleden zullen jouw hart treffen; je zult de laaghartige verleider opsporen en hem om hem in zijn gezicht te confronteren; je zult reflecteren op de oorzaken van de gebeurtenissen die dagelijks voorgevallen, en jij zult begrijpen dat ze nooit zullen ophouden zolang de maatschappij is verdeeld in twee kampen – de ellendelingen in het ene, en in het andere luiaards, genotzoekers met fraaie woorden en dierlijke lusten. Je zult begrijpen dat het hoog tijd wordt om die kloof te overbruggen, en jij zult je haasten om onder de socialisten te scharen. En jij, vrouw van het volk, heeft dit jou koud en onbewogen gelaten? Terwijl jij het mooie kopje streelt van het kind dat in je armen nestelt, denkt jij er dan nooit aan wat voor lot het kind te wachten staat, als de staat van zaken niet verandert? Denkt jij er nooit aan wat voor de toekomst heeft weggelegd voor jouw jongere zuster, voor jouw eigen kinderen? Moeten jouw zonen wegkwijnen, zoals jouw vader is weggekwijnd, denkend aan niets dan hoe aan een stuk brood te komen en zonder enig ander genot dan de kroeg? Wil jij jouw man, jouw jongens voor altijd overgeleverd zien aan de ongenade van de eerste de beste die kapitaal heeft geërfd van zijn vader om hen uit te buiten? Ben je bang dat zij altijd zullen blijven slaven van meester, simpelweg als mest om de akkers van de rijke bezitter vruchtbaar te maken?
Nee, nooit – duizendmaal nee! Ik weet dat het bloed in je kookte toen je hoorde dat jullie echtgenoten, nadat zij in staking gingen, vol vuur en vastberadenheid, ten slotte toch met de pet in de hand de voorwaarden hebben moeten aannemen zoals die door de opgeblazen bezitters in hooghartig werden gedicteerd! Ik weet dat jij de Spaanse vrouwen bewondert, die bij een opstand van het volk, in de voorste linie van de opstandelingen, hun borst ontblootten voor de bajonetten van de soldaten. Ik weet dat jij met eerbied de naam van die vrouw noemde, wie een kogel in de borst van die schurk van een officier joeg, die een gevangen socialist durfde te beledigden in zijn cel. En ik weet zeker dat jouw hart sneller klopt als jij leest hoe de vrouwen van het volk in Parijs zich onder een regen van lood verzamelden om “hun mannen” aan te moedigen tot heldendaden.
Jullie allen, eerlijke jonge lieden, mannen en vrouwen, landarbeiders, werkers, handwerklieden en soldaten; jullie zullen begrijpen wat jullie rechten zijn en jullie zullen tot ons komen. Je komt tot jouw broeders om te werken in voorbereiding van de Revolutie, welke met een veeg elk overblijfsel van slavernij vernietigd, de ketenen verbreekt, breekt met de oude versleten tradities en voor heel de mensheid een nieuwe weidse blik van een vreugdevol bestaan zal openen, de ware vrijheid zal vestigen, ware gelijkheid, hartelijk broederschap in de menselijke maatschappij: werk met allen, werk voor allen – het volle genot van de vruchten van hun arbeid, de complete ontwikkeling van al hun vermogens; een rationeel, menselijk en gelukkig leven.
Laat je door niemand vertellen dat we – hoewel een kleine groep – te zwak zijn om dat prachtige doel wat we nastreven te zullen bereiken.
Kijk om je heen en zie hoe veel van ons onder dit onrecht lijden.
Wij landarbeiders, die werken voor anderen, die op een strootje bijten terwijl hun meesters het tarwe eten, wij alleen tellen miljoenen!
Wij arbeiders, die zijde en fluweel maken om zelf in vodden te gaan, ook wij zijn een enorme schare; en als het gegons van de machine ons een ogenblik rust gunt, overspoelen wij de straten en pleinen in een springtij.
Wij soldaten, die worden gedreven door het woord van het commando, of door klappen, wie de kogels ontvangen waarvoor de officieren onderscheidingen en pensioenen ontvangen. Ook wij, arme zielen die tot noch toe niet beter wisten dan op onze broeders te schieten, terwijl we enkel rechtsomkeer zouden moeten maken tegenover die gedecoreerde personen die zo goed zijn om ons te commanderen, om hen te zien verbleken van vrees!
Wij - allen die lijden, allen die dagelijks worden gehoond - wij zijn een oneindige menigte die niemand kan tellen, wij zijn een oceaan die al het andere kan omarmen en verslinden.
Als wij maar de wil hebben om dat te doen, dan zullen wij recht doen: op dat moment zal het gedaan zijn met de tirannen op aarde.