Inhoud

Van Lenin tot Stalin

Door Victor Serge


Van Lenin tot Stalin

Inleiding

Van Lenin tot Stalin is de geschiedenis van de Russische Revolutie en van de ontwikkeling der Sovjet-Unie tot de huidige tijd in zeer kort bestek en op eenvoudige wijze beschreven. Zij verscheen als bijzonder nummer van het Franse tijdschrift Crapouillot. De schrijver is niet de eerste de beste. De uitgevers van het tijdschrift wezen er op dat hij niet een Ruslandreiziger is, die kortere of langere tijd in de Sovjet-Unie vertoefde, doch dat hij Rus van geboorte is en achttien jaren doorbracht in de Sovjetstaat.

Victor Serge (Victor Lvovitsj Kibaltsjitsj) werd 30 december 1890 in Brussel geboren en is de zoon van een Russische emigrant. Hij bracht zijn jeugd in België en Engeland door. Op 15-jarige leeftijd was hij leerling-fotograaf in Brussel, later fotograaf-tekenaar-kantoorbediende-typograaf, na het beroep geleerd te hebben in anarchistische drukkerijen, journalist-vertaler. Op 15-jarige leeftijd sloot hij zich aan bij de Jonge Wachten van Elsene, daarna bij een revolutionaire groep te Brussel. Hij verbleef enige tijd in het Noorden van Frankrijk en ontwikkelde daarna revolutionaire activiteit in Parijs. Hij was redacteur van het blad Anarchie in 1910, gearresteerd in een periode van illegaliteit, gesommeerd de namen van kameraden bekend te maken — waarvan verschillenden zich zullen doden en anderen op de guillotine zullen sterven — werd tot vijf jaren opsluiting veroordeeld. Weer vrij in het jaar 1917, wordt hij typograaf in Barcelona, lid van de CNT, is betrokken bij het eerste revolutionaire pogen van juli 1917. Hij vertrekt daarna naar Rusland, werd in Parijs gearresteerd en in een concentratiekamp van minister Clemenceau opgesloten. In januari 1919 uitgewisseld voor een officier van de Franse militaire missie, die in Rusland was aangehouden. Hij wordt lid van de Russische communistische partij, is medewerker van Zinovjev bij het uitvoerende bestuur van de Komintern gedurende de burgeroorlog. Hij maakt deel uit van een speciaal bataljon, is medewerker van de generale staf der verdediging, wordt belast met de geheime politiearchieven. Op de eerste congressen van de Komintern is hij aanwezig. Hij wordt redacteur van de Franse uitgave van de Communistische Internationale. Hij houdt zich vervolgens in Duitsland en Oostenrijk op, heeft oppositionele neigingen sedert 1923, keert in 1925 naar Moskou terug, levert literaire arbeid en strijdt mee in de partij. Hij is verbannen en gevangen in 1928. In 1933 overgebracht naar Orenburg. Vervolgens uitgewezen uit de Sovjet-Unie en zonder bepaalde motieven vervallen verklaard van zijn Russische nationaliteit. Zijn literaire werk bestaat uit vertalingen van Lenin, Trotski, Zinovjev; van de roman Cement, van Gladkov. Hij schrijft Het jaar 1 van de Russische Revolutie en verschillende kortere schetsen: De klassenstrijd in de Chinese revolutie, Achter de coulissen van de Ochrana (politieke politie uit de tsarentijd), Literatuur en Revolutie. Van hem zijn nog de romans De mensen in de gevangenis, Geboorte van onze kracht en De veroverde stad. Bij zijn vertrek uit de Sovjet-Unie hield de Russische censuur verschillende manuscripten van zijn hand vast. Onlangs vertaalde hij De verraden revolutie van Trotski in het Frans.

Wij maken gaarne gebruik van de geboden gelegenheid om de korte historische samenvatting van de Russische Revolutie in deze vorm te doen verschijnen, waarvan de actualiteit verhoogd wordt door de omstandigheid dat zij ons een juist inzicht geeft in de terugloop van de Russische Revolutie onder Stalin en meteen verklaart de funeste rol, die Moskou in de internationale arbeidersbeweging van de laatste jaren vervult.

Uitgeverij De Vlam

Maart 1917 of de revolutie zonder hoofd

De gehele eerste fase van de Russische Revolutie schijnt mij thans beheerst te zijn geweest door de grote eerlijkheid van Lenin en zijn staf. Dat deed ons naar hem toe gaan van alle horizonten en van alle landen. In het begin van 1917 spraken wij in Spanje over de Russische Revolutie met de strijders, die reeds van plan waren zich van Barcelona meester te maken en daar een nieuwe Commune te stichten, waarvan wij op een julidag het program aanplakten. Salvador Segui, een der oprichters van de CNT, van wie ik een zo goed mogelijk gelijkend portret getekend heb in mijn roman De geboorte van onze kracht (en die twee jaren later vermoord moest omkomen), ondervroeg mij over het bolsjewisme, dat zowel de grootste onrust van de wereld als haar grootste hoop werd. Wij waren geenszins marxisten, doch reeds onderscheidden wij in de misvormde echo’s, die ons eindelijk bereikten, van het woord van Lenin, een in haar geheel ontzaggelijke rechtschapenheid.

“Het bolsjewisme,” zei ik, “is de overeenstemming van het woord en de daden. De gehele verdienste van Lenin is het willen verwezenlijken van zijn program. De grond aan de boeren, de fabrieken aan de arbeidersklasse, de macht aan hen, die werken. Men heeft het dikwijls gezegd, maar men heeft er nooit ernstig aan gedacht van de theorie naar de werkelijkheid over te gaan. Lenin schijnt op weg…”

“De socialisten,” wierp Segui ongelovig en spottend tegen, “passen hun program toe? Dat is nog nooit gebeurd…”

Ik wees hem op hetgeen er in Rusland gebeurde. Alle onwetendheid en onbewustheid van de pers der beide werelden was nodig om zich voor te stellen, dat de Russische Revolutie zich kon stabiliseren op de halve democratische maatregelen, terwijl een ontzaggelijke ellende, gepaard gaande met een enorme onderdrukking voor het Russische volk alle fundamentele problemen opwierp: de grond, de vrede, de macht. Een onverbiddelijke logica dreef duizenden mensen tot de daad; doch zij hadden een duidelijk besef van de middelen en de doeleinden nodig. Zouden zij dat bij zichzelf vinden? Dat was het probleem. De massa’s vinden niet altijd op de beslissende uren lieden, die in staat zijn haar belangen, haar streven, de in haar sluimerende macht, zonder zwakheid uit te drukken. De ontwikkelde klassen, d.w.z. de bezittende, hebben genoeg vertegenwoordigende mensen, genoeg nauwgezette gidsen en goede knechten, terwijl zij trouwens niet aarzelen, zo nodig, ze uit het plebs te halen… De arme klassen zijn arm aan mensen en dat is een van de meest tragische factoren van haar lot. Men ziet de Commune van Parijs in 1871 door onbekwaamheid heen en weer geslingerd worden, weifelend en verdeeld, terwijl het enige hoofd, dat misschien in staat had kunnen zijn helder te zien voor de bondgenoten — Blanqui — nadacht in de kerkers van het fort van de Taureau. Indien de arbeidersklasse van Duitsland in 1932 beschikt had over het scherpe inzicht van een Rosa Luxemburg en de revolutionaire hartstocht van een Karl Liebknecht, hadden wij haar dan zonder strijd zien capituleren voor het opkomende nazisme, na zoveel sociaaldemocratisch terugkrabbelen en armzalige communistische manoeuvres?

Er zijn uren, waarop het volk slechts een man en enige mannen nodig heeft. Let wel, ik zeg één en enige, want hij zal niets zijn, indien hij niet geholpen wordt door een handelende staf, die vertrouwen in hem heeft en in haar, waarin hij vertrouwen heeft, wat men de partij noemt: een partij, een begrip, een wil en de geschiedenis zal gemaakt worden [1]. Maar indien de maatschappij die elementen van kristallisatie niet heeft, zal er niets gemaakt worden, de hervorming zal mislukken, men zal in sloppen modderen, men zal tevergeefs veel bloed vergieten. In geheel Europa mislukten de revoluties van 1848. Dichter bij ons doken kortstondige mystieke voorstellingen op — om een enigszins hol modewoord te gebruiken — de mystiek van het plan hier, de mystiek van de leider en de machtsgreep daar. Het plan blijft plan, de leider laat zijn gevoelens de vrije loop, de machtsgreep werkt zich uit in cafétumult.

De Russische Revolutie is in haar begin zowel groots door haar innerlijke noodzakelijkheid als jammerlijk door haar eerste uitingen. Dezelfde dag dat de textielarbeiders van Petrograd in staking waren, die binnen een week uitliep op de val van het absolutisme, ontried het bolsjewistische comité van een deel van de hoofdstad de staking. Aan de vooravond van de dag, dat de troep tot de opstand zal overgaan — en zo stort het keizerrijk in — vragen zich dezelfde strijders ongerust af of zij de hervatting van het werk zullen aanbevelen? De revolutionairen van alle partijen, die hun gehele leven de revolutie hebben voorbereid, geven er zich geen rekenschap van, dat zij er is, begonnen, overwinnend. Overrompeld handelen zij in het gedrang volgens de ingevingen van het uur. Reeds is er geen keizerrijk meer, geen ministerie, geen tsaar. De minister van Binnenlandse Zaken, een zeventigjarige met bevende kaken, heeft in een gang van het Tauridenpaleis een socialist in de arm genomen, die hij meent te kennen.

“En wat wenst gij mijnheer?” “Ik ben het, Protopopov, ik verzoek u mij te doen arresteren.”

Reeds is de bourgeoisie zelf, die weinig talrijk in Rusland is en door haar staat ver verwijderd van het gros der natie, niets meer in politieke zin. Indien op dat moment, in februari (oude Russische jaartelling; volgens de Westerse kalender is het maart) in de eerste raad van arbeiders en soldaten, in de eerste Sovjet, die in een chaos geconstitueerd wordt in de zijzalen van de Doema, een Lenin, een Trotski, een heldere geest was geweest, begiftigd met de buitengewone vermetelheid, die in grote omwentelingen nodig is om de dingen te zien, zoals zij zijn en uit dat verbazingwekkende beeld de consequenties te trekken, die het oplegt, kon Rusland de economie van een revolutie maken. Alles begon bij de macht der Sovjets. Er was daar geen andere. Honderdvijftigduizend gewapende mensen, het gehele garnizoen en meer dan een half miljoen arbeiders luisterden naar geen andere stem dan die van hun raad van afgevaardigden… Alleen zij vonden daar als woordvoerders slechts socialisten van de drie invloedrijke partijen, de revolutionairsocialistische (eerder radicaal feitelijk), de mensjewistisch sociaaldemocratische, de bolsjewistisch sociaaldemocratische, allen even gematigd, dat wil zeggen angstvallig en onbekwaam de gebeurtenis geestelijk te beheersen.

De onderhandelingen, die zich rondom de macht afspelen, zwemen naar spot, ondanks de grootsheid van het moment. Al deze socialisten hebben slechts één zorg: afstand doen. De scherpzinnigste politicus van de liberale bourgeoisie, M. Milioukov beweert 2 uur ‘s middags van de 27ste februari, wanneer alles voltooid is — de val van het oude regime is onherstelbaar op dat ogenblik — dat “het nog te vroeg is” om een provisorische regering te vormen, daar men niet weet hoe de dingen kunnen lopen. Laten wij afwachten, ons op de hoogte stellen. De bourgeoisie doet aldus afstand voor de omwenteling. 1 maart nodigt het gevormde Uitvoerende Comité van de Sovjet haar uit een regering te vormen, zonder haar zelfs een program te willen opleggen. De socialisten, die er alleen aan denken afstand te doen, willen zich slechts de vrijheid van propaganda voorbehouden, weliswaar iets nieuws in geheel Rusland en Siberië…

Prachtig voorbeeld van onbaatzuchtigheid voor het volk en de eeuwen: socialisten, die de gehele macht in handen hadden en van wie geheel afhing aan anderen de vrijheid van agitatie toe te staan of te weigeren, stonden de macht aan hun “klassevijanden” af onder voorwaarde, dat deze hun… de vrijheid van agitatie vergunden! Rodzianko [2] durfde zich niet naar de telegraaf te begeven en zei tot Tsjeidze en Soukhanov: “Gij hebt de macht, gij kunt ons allen doen arresteren.” Tsjeidze en Soukhanov antwoordden hem: “Neemt de macht, maar arresteert ons niet voor feiten van propagandistische aard…” Toch vrezende dat de bourgeoisie zelfs onder de voorgestelde voorwaarden er niet in toestemt de macht te nemen, stelt Soukhanov een dreigend ultimatum: “De ontketende elementen kunnen slechts door ons bedwongen worden… Er is slechts één uitweg en die is, dat gij onze voorwaarden aanvaardt…” Met andere woorden: aanvaardt een program, dat ook het uwe is. Wij beloven u als contraprestatie de massa’s in toom te houden, die ons de macht gegeven hebben. Arme bedwingers van elementen.”[3]

De liberalen bukken voor dit zacht geweld en vormen de provisorische regering. Zij hopen nog op hun beurt afstand te doen voor de monarchie, haar slechts verplichtende constitutioneel te zijn. Zij trachten de dynastie te redden! Afstand doen bij opbod! Nicolaas II doet afstand ten gunste van de groothertog Michel, de groothertog ten gunste van de problematische constituante.

De revolutie vindt een man

De Russische Revolutie wordt dus geheel alleen gemaakt: het schijnt in het begin of er niemand is om haar te helpen. En een grote les kan daaruit getrokken worden: dergelijke gebeurtenissen kan men noch verhaasten, noch neerslaan. Blind zijn zij, die zich verbeelden dat men voor of tegen kan zijn, wanneer de historische noodzakelijkheid marcheert. Het hangt dan van mensen af, die er de lijnen van onderscheiden, zich in haar dienst stellen om er zoveel mogelijk partij van te trekken; en hoe beter zij zich onafscheidelijk zullen weten te maken van de onverbiddelijke loop der dingen, bewust de wet ervan losmaken, des te meer zullen zij verwezenlijken. Diegenen zelfs, die door hun persoonlijk karakter vreedzame bezoekers van bibliotheken waren, zullen revolutionairen worden. Men zag ze trouwens, de bibliotheken in de steek latend, op zekere momenten hun steen naar de barricade brengen, hun raad naar het Comité der secties…

Tot aan de komst van Lenin in Rusland, komt de revolutie niet vooruit.

“Het jaar 1917 is het vierde van de wereldoorlog. Sedert meer dan duizend dagen draagt alles wat de grootste landen van Europa aan valide mannen hebben, het uniform. De bloei van de jeugd van een continent, een gehele generatie van jonge mensen is net weggemaaid. Dertig miljoen man zijn gemobiliseerd. Het is het tijdperk van het kanon.

De vuurlinies doorploegen Europa van de Noordzee tot de Adriatische, van de Oostzee tot de Middellandse. Het zijn bloedige grenzen, waar alle dagen duizenden strijders sterven. Oorlog van loopgraven, van mijnen, van tanks, van het vliegwezen, van gassen, onderzeese oorlog, oorlog van verstikkende leugens. Aan het front de dood van de soldaat, gevangen tussen de executiepaal en het prikkeldraad van de vijand; in het achterland het gesjachel met zijn bloed en de smakeloze literatuur van het communiqué.

1917 is in Frankrijk het jaar van het clémencisme, van generaal Nivelle, van het offensief van 16 april: “de doorbraak” bij de Chemin des Dames. Nutteloze veldslagen in Vlaanderen en Verdun, hopen tanks in Kamerijk. Servië, het Noorden van Frankrijk, België, Polen, zijn dezelfde knekelhuizen. Duitsland verklaart aan Engeland de onderzeese oorlog tot het uiterste: torpederen van koopvaardijschepen, het doen verdrinken van neutralen. De dood belegert de zeeën.

Men strijdt in Macedonië, Mesopotamië, in Palestina, in de verloren hoeken van de Afrikaanse jungle. De Verenigde Staten treden tot de oorlog toe. Zwart leger, Hindoes, Australiërs, Canadezen, Portugezen: het bloed van alle rassen vormt slechts één poel en slechts één stank. Amerika onttrekt het resterende goud aan de oorlogvoerenden.

Breuk van het Italiaanse front, Caporetto, massa’s Duitse Oostenrijkers bij de Piave, Zeppelins boven Londen, Gothas boven Parijs, Gothas boven Venetië, Franse vliegtuigen boven Stuttgart. Helden der lucht, aan elke kant van het front, schieten hun vijftigste tegenstander neer. Parades, decoraties.

In het achterland, aan beide zijden van het front: de mooie winsten van de kanonnen en munitiefabrikanten; de staat van beleg, de censuur, de angst der vrouwen en ouden van dagen, de grote ellende, de grote losbandigheid, de broodkaart, de kolenbon, het gehele menselijke leven ten prooi aan domheid en haat. Vervolging van dienstweigeraars in Groot-Brittannië, van defaitisten in Frankrijk, van internationalisten overal. De kerken, de partijen, de intellectuelen, zowel in de centrale gebieden, als bij de geallieerden, prediken de uitputtingsoorlog; het oorlogssocialisme installeert zich in de godsvrede.

De gehele techniek wordt gebruikt om de levende krachten van het menselijke geslacht en de werken van de beschaving te vernietigen. Rationeel gebruikt, waren de rijkdommen, die besteed worden aan ontploffingsstoffen, ruimschoots voldoende, indien het ons toegestaan is deze utopische taal te bezigen, om voor allen welstand te scheppen in een nieuwe maatschappij…

Het vierde jaar van oorlog voor de verdeling van de wereld tussen geld-imperialismen.”[4]

Het geraas van de eerste instorting van een keizerrijk heeft in dat zwarte jaar eensklaps het gebulder der kanonnen overstemd. Het Russische volk eist de vrede op voor alle volken, de grond voor de boeren, de fabriek voor de arbeiders. Dat volk is gewapend, want de oorlog heeft het geweren gegeven. Dat volk heeft meer doden dan wie ook achter zich. Meer onderdrukking en ellende ook. Daarom kan het alles. Zal het ook in staat zijn te willen? Zal het zich bewust worden van hetgeen het kan?

Op 3 april 1917 stapt Lenin uit de trein in Petrograd, op het Finlandse station. Met hem Grégori Evsétsj Zinovjev en anderen. Bijna een onbekende, N. Lenin, Vladimir Iljitsj Oelianov. De man van zevenenveertig jaar en reeds een revolutionair verleden van 30 jaar. Als jongeling heeft hij de schaduw van een galg op zijn leven geworpen gezien: de beul van tsaar Alexander III hing zijn oudste broer op. Op zijn 23ste jaar stichtte hij te Sint-Petersburg (1893) een der eerste Russische marxistische groepen. Hij heeft jaren in de Siberische verbanning geleefd. Tegen 1903 openbaart hij zich onder de leiders van de Russische arbeidersbeweging als iemand die onverzettelijk aan zijn beginselen vasthoudt (door de oprichting van de Iskra — de Vonk — en de splitsing van de sociaaldemocratische arbeiderspartij van Rusland in beginselvaste bolsjewieken — of leden van de revolutionaire meerderheid — en mensjewieken — of leden van de opportunistische minderheid). Geëmigreerd naar Londen, Parijs, Zwitserland, Finland en Krakau, weinig bekend buiten zijn partij, heeft hij zonder ophouden gewerkt voor zijn beroep — hetgeen hij trots bevestigde — van theoreticus, propagandist en organisator van het proletariaat: van revolutionair in één woord.

Zijn partij van onwrikbaren — die men gaarne in de socialistische internationale de “fanatieken” noemt — door hem gevormd, of liever gesmeed, omringt hem met een onbegrensd vertrouwen. Die partij heeft hij geestelijk gedurende een revolutie geleid (1905) Men disputeert over hem, over zijn werken van materialistische filosofie en politieke economie: het is een geleerde. De notulen van de internationale socialistische congressen maken melding van zijn activiteit; de journalisten, die een goede beurt willen maken, hebben hem daar niet opgemerkt.

Te Stuttgart in 1907, waar hij Rosa Luxemburg ondersteunt, heeft men veel aandacht aan Hervé besteed; Lenin heeft men niet gezien. Doch op het moment van de ergste verloochening, in augustus 1914, wanneer het merendeel der beroemdheden van het socialisme, van het syndicalisme, van het anarchisme zich plotseling tot de oorlog bekeert, begint Lenin, zeker van de toekomst, terwijl alles voor de onder de vaan van het patriottisme geschaarde arbeidersbeweging verloren schijnt, steen voor steen de fundamenten voor de IIIe Internationale te leggen. Te Zimmerwald (1915) zijn de internationalisten verschrikt hem rustig over de revolutie te horen spreken.

Deze man, die in dat oorlogsjaar met afgemeten passen uit zijn emigrantenwoning te Zürich komt, zal met onvergankelijk bewustzijn en vastberadenheid de eerste sociale revolutie der moderne tijden leiden. Hij zal binnen zes maanden “de meest gehate en de meest beminde man van de wereld” worden.

Hij brengt het proletariaat in die schemering der beschaving een nieuwe reden om te leven: Overwinnen.[5] Hij zegt: - De oorlog heeft ten doel een nieuwe verdeling van de wereld tussen grote machten, beheerst door geldoligarchieën; - De imperialistische oorlog in een burgeroorlog omzetten; - Een nieuwe socialistische Internationale stichten, welke die van de revolutionaire daad zal zijn.

Hij ziet zeer goed de grenzen van het mogelijke, doch dat mogelijke weet hij uit te putten. Hij kondigt niet het socialisme in Rusland aan, doch de onteigening van de grootgrondbezitters ten gunste van de boeren, de arbeiderscontrole over de productie, een democratische dictatuur van de arbeiders, in wier boezem de hegemonie der arbeidersklasse uitgeoefend zal worden.

Nauwelijks uit de trein gestapt, vraagt hij aan zijn partijgenoten:

- Waarom heeft men niet de macht genomen?

En direct ontwerpt hij in zijn Aprilthesen het program van de machtsverovering. Men verklaart hem voor gek, men verwijt hem te ijlen. Hij glimlacht ondeugend, installeert zich voor een mooi bewerkte schrijftafel in het paleis van een gunstelinge van de tsaar, schrijft opnieuw. De op de voorgrond tredende strijders spreken hun afkeuring over hem uit, de Pravda verloochent hem, maar men bemerkt plotseling dat hij het oor van de mensen van de straat, van de fabrieken en der kazernes heeft. Drommels! Zijn gehele genie is slechts, dat hij kan zeggen wat die mensen zouden willen zeggen, doch zelf niet kunnen zeggen en wat niemand onder de politici en de revolutionairen totnutoe voor hen heeft kunnen zeggen.

In drie weken heeft hij, zonder strijd, de meerderheid in de partij: er is geen sprake meer van een fusie met de gematigden en van het gaan naar de stabilisatie van een parlementaire republiek: “De partij wil een democratische proletarische en boerenrepubliek, waarin de politie en het permanente leger vervangen zullen zijn door de bewapening van het volk.”[6]

De partij wil “de autocratie van het volk”, dat wil zeggen de verkiesbaarheid en de afzetbaarheid der functionarissen, de vereniging van de wetgevende en uitvoerende machten in de vergaderingen der afgevaardigden, der arbeiders en soldaten (sovjets), “het recht voor alle nationaliteiten zich in autonome staten te constitueren”, de “nationalisatie van de banken, van de trusts en de kartels”, de “verbeurdverklaring van de grond om hem onmiddellijk over te dragen aan de in de Sovjets georganiseerde boeren”, — een algemene vrede, die “een vrede van de arbeiders moet zijn, gesloten tegen de kapitalisten.”

Er is niets onuitvoerbaars in dat program; integendeel, het moeilijke en het gevaarlijke op dat moment zou zijn het niet te verwezenlijken. Maar om het te doen slagen is kracht nodig, vermetelheid, breken met de traagheid van het denken, breken met de machtige belangen. Vele lieden leven van de oorlog en Rusland is verbonden met de geallieerden. De bezittende klassen, die bedreigd worden alles te verliezen, gaan zich verdedigen: hoe groot haar zwakheid ook is, zij zullen verschrikkelijke uitbarstingen kennen. Deze strijd moet aanvaard worden. De moed en het intellect van Lenin zijn van revolutionaire aard in tijden van revolutie.

Het tweede hoofd van een revolutie

Wanneer een idee in de lucht van een tijdperk is, dat wil zeggen, wanneer de algemene voorwaarden zijn verwezenlijkt, opdat zij geboren worde en leve, beginnen de mensen er een voorgevoel van te krijgen en komt het voor, dat zij terzelfdertijd door verschillenden beseft wordt. De waarheid van een tijd komt dus op het juiste ogenblik. Dit geldt voor de wetenschappen en de politiek, die ook in zeker opzicht zowel een wetenschap als een kunst is. Darwin en Wallace ontdekken ongeveer tegelijk de natuurlijke teeltkeuze, waarvan de jonge, in volle ontwikkeling zijn kapitalistische maatschappij hun trouwens een voorstelling geeft. Joule en Meyer ontdekken ongeveer gelijk dezelfde wet van het behoud der energie. Marx en Engels komen gelijk tot dezelfde conclusies over de grondslagen van de moderne maatschappij en stichten in vijfentwintig jaren van bewonderenswaardige intellectuele samenwerking het wetenschappelijke socialisme. De Russische Revolutie gaat in de daad — maar een door een zeer vaste overtuiging gevoede daad — een even wonderlijke samenwerking tot stand brengen: die tussen Lenin en Trotski.

Uit Frankrijk verjaagd in 1917, door een door M. Malvy getekend besluit — terwijl Jules Guesde minister was — als gevolg van een provocatie; als ongewenst uit Spanje verdreven, had Trotski zich naar New York begeven, had daar een ogenblik zijn revolutionaire activiteit hervat, was vervolgens overgestoken naar Canada om naar Rusland terug te keren. Met vrouw en kinderen geïnterneerd in een concentratiekamp had hij eindelijk, dankzij de aandrang van de Sovjet van Petrograd, de vrijheid teruggekregen. Hij arriveerde in de hoofdstad op 5 mei en zijn eerste rede toen hij aankwam, prees de machtsverovering aan. Zijn persoonlijkheid van spreker, van journalist, en van organisator schijnt vanaf dat moment die van Lenin somtijds te overtreffen, die op het eerste gezicht minder relief heeft. Lenin is een rechtschapen mens, gewoonlijk bescheiden, alledaags naar de schijn; hij zou de leken onopgemerkt voorbijgaan; hij spreekt buitengewoon eenvoudig en het is niet zo zeer zijn woord als wel zijn argumentatie, die de toehoorders treft. Hij schrijft zonder bijzondere zorg noch aanleg voor de vorm, wat hij te zeggen heeft en niets meer. Nooit van zijn leven heeft hij de geringste concessie aan de demon van de literatuur gedaan. Trotski zal nergens onopgemerkt voorbijgaan. Hij heeft zijn haardos, zijn houding met opgericht hoofd, zijn scherpe blauwgrijze blik, men kan het moeilijk zeggen, heerszuchtig en meeslepend. Op het spreekgestoelte heeft zijn stem een metaalachtige klank en iedere zin werkt als een hamerslag. Hij zal de volkstribuun bij uitnemendheid van deze revolutie worden.

Uit de stijl van zijn geschriften spreekt een zekere kunst. Maar het voornaamste is, dat hij het uur, dat de klok slaat, verwacht, voorzien, zijn gehele leven gewild heeft. Hij is in de sociaaldemocratische partij de theoreticus van de permanente revolutie, dat wil zeggen van een revolutie, die niet kan noch wil sterven zonder haar werk voltooid te hebben en dus slechts internationaal gedacht kan worden.

Door zijn kennis van de talen en van de wereld is hij het meest Europees van de Russische revolutionairen. Lenin heeft evenwel een onbetwistbaar overwicht op hem: zijn partij, gevormd in veertien jaren van strijd en arbeid sedert 1903. Die partij hebben wij van geestestoestand en van program zien veranderen bij de komst van Lenin in Rusland: men zou kunnen zeggen, dat zij tot opvattingen gekomen is, waarmee Trotski reeds lang vertrouwd is, maar Trotski en haar vrienden treden tot haar toe. De documenten van de tijd zullen jarenlang de namen van de beide mannen niet meer scheiden, die over het algemeen slechts één gedachte en één daad zullen hebben, die de gedachte en de daad van miljoenen mensen vertolken. Dat zijn de beide hoofden van de revolutie. Op hen concentreert zich de gehele populariteit, op hen komt alle haat neer. Maxim Gorki hekelt alle dagen in zijn Novaya Jizn deze beide funeste bewerkers van de anarchie:

“Lenin, Trotski en hun volgelingen zijn reeds vergiftigd door het gif van de macht, zoals hun schandelijke houding tegenover de vrijheid van het woord, het individu en dat samenstel van rechten, waarvoor de democratie heeft gestreden, bewijst…” “Lenin en zijn trawanten denken zich alle misdaden te kunnen veroorloven…”

“Lenin is geen almachtig wonderdoener, maar een cynische goochelaar, die noch genezing voor de eer, noch voor het leven van het proletariaat heeft…”

“Vladimir Lenin voert in Rusland het socialistische regime in … met volle stoom dwars door het slijk. Lenin, Trotski en al diegenen, die met hen naar de ondergang gaan in de poel van de werkelijkheid, zijn er klaarblijkelijk van overtuigd dat men voor het recht op schande het best een Rus niet zich mee kan slepen” …

Zo vloeit in 1917 de inkt van Maxim Gorki.[7] De revolutionaire socialisten mikken, toen zij in het begin van de burgeroorlog de leiders van het bolsjewisme denken te verwijderen, op deze twee. Zij schieten op Lenin en verwonden hem; bommen moeten de trein van Trotski doen springen, hij wordt dus door terroristen in een station opgewacht, doch toevallig neemt hij een andere weg. De documenten en de werken van de tijd plaatsen onfeilbaar de samenwerking van deze twee hoofden in het hart of aan de top der gebeurtenissen. De Aantekeningen over de bolsjewistische revolutie van Jacques Sadoul, de Tien dagen die de wereld deden wankelen van John Reed, het Authentieke portret van Lenin van Guilbeaux geven over die tijd de nauwkeurigste getuigenissen. In 1923 noemt André Morizet, van Moskou teruggekomen, zijn boek Bij Lenin en Trotski. Trotski schrijft Jacques Sadoul aan Albert Thomas, op 13 november 1917, “beheerst de opstand, waarvan hij de stalen ziel is, terwijl Lenin eerder de theoreticus blijft.”[8]

De provisorische regering, die in juni 1917 op alle fronten grote offensieven heeft ingezet — op verzoek van de geallieerden, die er slechts aan dachten de grenzen van het Westen te verlichten — is eensklaps in de engte gedreven. Haar stoottroepen zijn in stukken gehakt door het mitrailleurvuur, het gros van haar troepen verstrooit zich; het dient nergens meer toe de soldaten af te ranselen (tot zover gaat men) of te fusilleren, wanneer gehele regimenten in de zomerzon smelten. De mensen begeven zich naar het achterland, de geweren en patronen meenemend en zeggend, dat men de vrede moet maken. Het garnizoen en de fabrieken van Petrograd gaan de straat op, aangezet door de anarchisten, tegen de wil der bolsjewieken, die het land niet rijp achten voor de verovering van de macht.

Kerenski beschikt nog over een voldoend aantal trouw gebleven Kozakken om de muiterij te bedwingen. De volgende morgen zijn de bolsjewieken buiten de wet gesteld. Lenin en Zinovjev gaan zich verbergen in een hut aan de oever van de zee, in Finland; en Lenin schrijft daar zijn boek over de staat… Trotski laat zich arresteren op gevaar af vermoord of gefusilleerd te worden, opdat tenminste een van beide zijn verantwoordelijkheid duur betaalt. En men ontdekt tegen hen het grote vergif, het doeltreffende vergif, zodat het weinig scheelt of men slaagt er in hen en de wordende revolutie te doden.

De laster, dat vergif

Een geheimzinnig gerucht doet de ronde in de nacht van de 4de juli (1917) in de gangen der Sovjet. — Weet gij wat er aan de hand is? Men heeft de bewijzen van het verraad van Lenin en Trotski ontdekt. Onweerlegbare documenten, ontstolen aan de Duitse generale staf, zullen gepubliceerd worden. Telegrammen in cijferschrift. Getekende ontvangstbewijzen. Zij hebben er duizenden ontvangen!

De pers van de gehele wereld publiceert met grote titels, dat de bolsjewieken betaalde agenten van Duitsland zijn!

De draden van de intrige leidden naar Stockholm, waar een Duits spionnageagentschap bestaat. Kerenski vond dat men “zeer ernstige gegevens” had. Men publiceerde een brief, ergens bij de post gepakt — zei men — waarin een Duitse baron “de bolsjewieken met hun daad feliciteerde” en “de vreugde, die men in Berlijn ervan zou hebben” voorzag. Men herinnerde er aan, dat Lenin, Zinovjev en een twintigtal andere Russische socialisten zich in de oorlog in een “geplombeerde wagon” dwars door Duitsland naar Rusland hadden begeven. (Tijdens die reis had Lenin ieder onderhoud geweigerd, zelfs — en vooral — met de Duitse sociaaldemocraten: “Met Liebknecht”, zei hij, “gaarne”!) De liberale minister, M. Milioukov, sprak over de rol van het Duitse goud in de Russische Revolutie. Een instructie werd geopend, die de geschiedenis niet toestaat te sluiten; zelfs niet door een ontslag van rechtsvervolging. Alles wordt weggevaagd door een zo sterke wind! Een voormalige agent van de Russische contraspionnagedienst, zou, na ons geleerd te hebben, dat “de agenten tijdens hun onderzoekingen, zelf hun bewijsvoering fabriekten”, vervolgens op een vrij onverwachte wijze niet alleen tot het verraad van de bolsjewieken doch ook van de anti-bolsjewieken besluiten. Naar zijn mening pleegden alleen de agenten van de contraspionnagedienst geen verraad; doch zij vulden hun tijd met het fabrieken van documenten van verraad…

“De rapporten van de contraspionagedienst”, schrijft deze M. Oustinov, “over de vroegere activiteit van Lenin, over zijn verbinding met de Duitse generale staf, over het feit dat hij Duits goud had ontvangen, waren zo overtuigend dat men hem direct zou hebben moeten ophangen”

Kerenski kwam daar niet toe, omdat hijzelf een “welbekende” verrader was.

Als ik aan deze feiten herinner, dan omdat de laster dwars door de Russische Revolutie merkwaardige kansen heeft gehad en omdat men haar thans weer ziet verschijnen onder dezelfde vormen. De legende van het Duitse goud wordt vrij snel in 1917 gelikwideerd en voor de laster was geen plaats meer in de sociale strijd van de heldenjaren; zij zou slechts onder veranderde vormen tien jaar later, in 1927-1928, weer verschijnen, maar om vanaf dat moment een verbazende vlucht te kennen.

De gang naar de macht

In september 1917 lijdt de staatsgreep van generaal Kornilov erbarmelijk schipbreuk en verandert de situatie geheel en al. De werkelijkheid, die veel sterker is dan de beledigende legendes op grond van copieën van vervalsingen, gefabriekt in de werkplaatsen van agenten, die voor beide partijen werken, de werkelijkheid toont aan waar de revolutionairen, waar de fraseurs, waar de hansworsten en waar de contrarevolutionairen zijn. Het kabinet Kerenski toont wat het is, een schim van een regering, die heen en weer geslingerd wordt tussen twee mogelijke dictaturen. Of de generaals, die van de kant van de reactie de enige helderziende en met een vaste hand begiftigde mensen zijn (want in periodes van sociale onzekerheid is het verstand van een adjudant voldoende om de weldaden van het gezag ten bate van de geldmagnaten te beseffen) zullen morgen weer met succes beginnen en de revolutie zal in de oude val van het bonapartisme lopen, of de arbeiders, soldaten, boeren, Sovjets, bolsjewieken zullen het met geweld winnen, daar er geen andere manier is. Welke gemeenschappelijke oplossing uit te denken tussen de militaire dictatuur en de dictatuur van het proletariaat in?

Lenin en Trotski zien het goed; zij eisen, suggereren, bevelen, vangen de gang naar de opstand aan. De een aan het hoofd van de partij, die erin slaagt te zegevieren, niet zonder weerstanden te hebben overwonnen, de ander aan het hoofd van de Sovjet te Petrograd, waar hij het Revolutionaire Militaire Comité vormt, wapens aan de arbeiders uitdeelt, doet besluiten dat het revolutionaire garnizoen niet meer aan de provisorische regering gehoorzaamt en de stad niet zal verlaten… Het is reeds het begin van de opstand.

Onder vier ogen kijken deze twee mannen elkaar soms met een zekere ongerustheid aan. Zij gevoelen zich maar al te nodig.

- Denkt gij — vraagt Lenin eens aan Trotski — dat Boecharin en Sverdlov zich zullen redden, als wij gedood zijn?

Op een andere keer, heb ik op een moment, dat weliswaar in 1919 viel, dit portret van hen getekend, waaraan ik niets behoef te veranderen:

“De experts zijn vertrokken. Twee mannen blijven te midden van de Opperste Raad, die met zijn bezorgde gezichten en zijn met speciale cijfers bedekte papieren, werkelijk op de raad van administratie van een onderneming met een verschrikkelijk tekort gelijkt. Passief: de witte terreur in Boedapest, de nederlaag in Hamburg, de stilte van Berlijn, de stilte van Parijs, de aarzeling van Jean Longuet, het verlies van Orel, de bedreiging bij Toula. Passief: dat wij gisteren niets waren, dat wij uit de ellende komen, uit de duisternis, uit de voortdurende nederlaag. Actief: de telegrammen van Italië, de stakingen te Turijn, de heldenstrijd van de boeren in de Siberische taiga, de wedijver tussen Washington en Tokio, de artikelen van Serrati en Pierre Brizon. Actief: de kennis, de wil, het bloed van de proletariërs. Actief nog: het verschrikkelijke passief van een beschaving die de wond van de oorlog in haar zijde draagt. Door de propaganda zijn de elfduizend vermoorden van de witte terreur van Finland, naar het actief overgegaan…

“Op dat ogenblik, te midden van de stilte en het zwoegen der massa’s, vat zich het debat tussen twee hoofden samen. Zij zijn het, waarvan men overal de vermoeide beeltenissen vindt: in de woningen, in de bureaus, in de clubs, in de kranten, in de etalages der flikflooiende fotografen, die elkaar het negatief betwisten op de deuren van de openbare gebouwen. Op een keer hebben deze beide mannen, goed geluimd, na een belangrijk succes in de nationalisatie der steenkolenmijnen, over deze portretten ironische woorden gewisseld: “Wat een gebruik van portretten, nietwaar? Gelooft gij niet dat men overdrijft?” “De keerzijde van de populariteit, mijn vriend, dat zijn de baantjesjagers en de onnozelen die het zo opvoeren.” Zij waren beiden sarcastisch, maar verschillend: de één, een goedhartig man met een hoog kaal voorhoofd, licht uitstekende jukbeenderen, flinke neus, klein rossig baardje, een gezond, eenvoudig uiterlijk, dat de intelligentie verbergt. De ogen lachen dikwijls, worden dan kleiner, vol groene vonkjes. Op die ogenblikken was het voorhoofd ontzaglijk en gerimpeld, de mond groot, een joviale uitdrukking, die de toeschouwer naast Europese ook Aziatische trekken verried.

De ander, een jood, met soms een machtige lelijkheid als van een arend in de grote vouw om de mond met de dikke lippen, een scherpe intelligentie in de blik, een hoofdhouding van een leider, een innerlijke zekerheid, die bijzienden voor hoogmoed konden houden en in zijn lach een duivelsachtig masker, dat vrij bedriegelijk was, want deze man bezat de vreugde van een jongeling, voor wie het leven betekent alles te veroveren. Zij lachen om hun eigen portretten: “Als wij” zegt de een, “maar lang genoeg leven om er de indruk van vast te houden.” — “Laten wij hopen” zegt de ander, “dat wij lang genoeg leven om niet zalig verklaard te worden.” Zij wisten dat men de wereld niet omdraait zonder te steunen op de oudste rotsen.”[9]

Het zijn evenwel niet de leiders in de betekenis die het woord gekregen heeft, sedert de duce, de ghazi, de Führer en de Geniale Chef der Sovjet-Unie bestaan. Hun populariteit is noch gefabriekt, noch opgelegd; zij legt zichzelf op, zij danken haar aan het vertrouwen dat zij verdienen. Men spreekt luid over hun daden en hun woorden. Men gaat verder. Men scheldt hen uit.

De vijanden antwoorden zij met een schouderophalen; de arbeiders geven zij bescheid en het gebeurt dat men ze in de minderheid plaatst. Het zijn de eersten onder de kameraden en zij zouden de gevaarlijke onnozele hartig ontvangen, die beweren zou ze boven de kameraden of de partij te stellen. Het Politiek Bureau en het Centraal Comité hebben elk ogenblik een gemeenschappelijk leven. De partij discuteert, tendenzen komen op en verdwijnen en de elementen van de oppositie in het land, die men niet moet verwarren met de elementen van de contrarevolutie werken onophoudelijk aan de grote dag gedurende de burgeroorlog, d.w.z. tot 1921. Zij zullen trouwens slechts volkomen verdwijnen in 1925-1926, wanneer al het innerlijke leven in de partij verdwijnen zal en om dezelfde reden. Lenin laat zijn oude tegenstanders Martov en Dan, mensjewistische leiders, uitnodigen om te discuteren in het centrale uitvoerende comité van de Sovjets. Anarchisten maken deel uit van dat comité. De linkse sociaal-revolutionairen werken mee aan de macht gedurende verscheidene maanden in de aanvang van het regime. Zij zullen slechts verwijderd worden na een opstand geprobeerd en het kanon afgevuurd te hebben in de straten van Moskou in juli 1918. Niemand denkt er aan te strijden voor een totalitaire staat, men strijdt en men sterft voor een nieuwe vrijheid. Het bolsjewisme zegeviert, de massa’s en de wereld een democratie van vrije arbeiders, zoals men nog nooit gezien heeft, aankondigend. De eerste Sovjetgrondwet, opgesteld door Sverdlov verzekert aan de arbeiders alle vrijheden. Het gaat er bv. de dag na de zegevierende opstand geenszins om de vrijheid van drukpers op te heffen, maar wel om “aan de bourgeoisie het monopolie van de pers te ontnemen.” Men moet daarvoor de reactionaire pers onderdrukken, die zich trouwens gespecialiseerd heeft in de lastercampagnes, maar “iedere groep burgers moet over drukkerijen en papier kunnen beschikken”, zegt Trotski. En er is een ontwerp van Lenin, dat preciseert, dat iedere groep burgers, die kan rekenen op de steun van tien of vijftienduizend arbeiders, het recht moet hebben een blad uit te geven, als zij dat wenst.

De overwinning van 7 november 1917

(Russische telling 25 oktober)

Wat men steeds weer moet onderstrepen is dat sedert ruim tien jaar in alles wat op de Russische Revolutie betrekking heeft, de woorden: leiders, partijen, Sovjets, massa’s geheel van zin veranderd zijn, tenslotte het tegendeel zijn gaan betekenen van wat zij in de grote jaren van hoop en overwinning betekend hebben. Het is nodig geweest de gehele geschiedenis van de aanvang nauwkeurig opnieuw te construeren en dat is nog niet afgelopen. Op het ogenblik van de Oktoberopstand (november in de nieuwe telling) zijn de leiders slechts de eersten, de meest gezaghebbenden en de waardigsten van de strijd, de bolsjewistische partij is de politieke organisatie die het best het volkssentiment uitdrukt. Vandaar haar grote populariteit en doeltreffendheid in haar actie.

Met behulp van enige niet gedrukte teksten trachtten wij de gelaatstrekken op te sporen van deze actie in de beslissende dagen.

Boecharin vertelt in een in 1922 gepubliceerde tekst:

“…Het was te Petersburg gedurende de democratische conferentie: stelt u het winterpaleis voor en daar Kerenski, van Moskou teruggekeerd, na de ongelukkige ervaring van een regeringsconferentie in deze stad, waar de arbeiders hem met een zo algemene staking ontvangen hadden, dat de hotelbedienden van Métropole de afgevaardigden weigerden te bedienen…

En ziedaar nu een tot op zekere hoogte geheim trekje van het leven van onze partij op dat ogenblik. Lenin verborg zich. Des avonds voor de democratische conferentie, die door Kerenski was uitgeschreven, vergaderde ons partijbestuur. Onze tactiek was heel duidelijk. Agitatie en propaganda in de boezem van de massa, voorbereiding van de dreigende opstand. Nauwelijks was ik binnen gekomen, toen Miljoetin bij mij kwam en mij zei: “Men heeft een brief ontvangen, kameraad Boecharin, een klein briefje.”

Dit briefje luidde: “Gij zult schurken en verraders zijn als gij niet onmiddellijk de bolsjewieken naar de fabrieken zendt en als gij de smeerpoezen van de democratische conferentie niet doet opsluiten en arresteren.” Het briefje was met die inkt geschreven en stond vol bedreigingen. Wij allen zeiden: “O”! Niemand had die kwestie nog met die brutaliteit gesteld. Niemand wist hoe te doen. Daarna moest men een beslissing nemen. Het is waarschijnlijk de eerste keer in de geschiedenis van onze partij, dat het bestuur eenstemmig besloot een brief van Lenin te verbranden. De zaak werd niet publiek gemaakt. Wij stonden toen rechts van Lenin, die zoals gij ziet niet altijd de gematigdheid en de stiptheid aanprijst en sterke zwenkingen naar links kan maken — en zich vergissen… Wij wezen zijn eis af, omdat wij dachten, dat ofschoon wij ongetwijfeld de macht te Moskou en Petrograd konden nemen en de democratische conferentie konden ontbinden, wij daarom ons toch niet in het overige Rusland konden vastzetten. Maar ik zie op de conferentie een kleine karakteristieke scène, die duidelijk de geestesgesteldheid van de lieden doet uitkomen. Na Kerenski nam Trotski het woord. De bende van Kerenski was omringd met matrozen, daar door hem gebracht om de democratische conferentie tegen een bolsjewistische aanslag te beschermen. Ik zie Trotski van het spreekgestoelte afkomen na afloop van zijn rede en wij lopen samen tussen de matrozen door, die hun bajonetten bewegen en aan Trotski vragen of het ogenblik niet weldra gekomen zal zijn om zich van die instrumenten te bedienen. De zwakke troepen van de tijdelijke regering behoorden reeds aan ons.”

Dat gebeurde half september, zes weken voor de opstand. Deze opstand, die op de dag der opening van het tweede congres der Sovjets ontketend werd, zegevierde makkelijk te Petrograd, moeilijk te Moskou. Hij werd reeds voltooid en overwon spontaan in heel wat plaatsen, vooral te Kazan en te Tasjkent, waar de Sovjets en de troepen geen aanwijzingen hadden afgewacht. Sedert lange tijd gehoorzaamden Kroonstad en de Baltische vloot slechts aan zichzelf. Kroonstad onderging in sterke mate de invloed van de bolsjewieken en de anarchisten; de vloot gehoorzaamde de aanwijzingen van de partij.

Antonov-Ovséenko, thans consul-generaal van de Sovjet-Unie te Barcelona, vertelt de inneming van het Winterpaleis als volgt:

“…Ik rijd per auto naar de generale staf ter plaatse. Wij passeren onze posten in de Millionnayastraat; in het wilde weg worden schoten gelost rondom het paleis; verscheidene militairen hebben zich zojuist overgegeven. Duisternis. Lawaai van ontploffingen, getiktak der mitrailleurs. Langs de straat een groot aantal zeelieden, soldaten en Rode Garden, die naar de deuren van het paleis gestroomd zijn, om daarna weer langs de muren strijkend, terug te trekken, wanneer de achter de barricaden van houten blokken verschanste kadetten het vuur openen. Eindelijk dondert het kanon zwaar. Nog eens en nog eens. Het is de Peter en Paulvesting, gelegen aan de andere kant van de Neva, die het woord neemt.

“Moet men hen niet vragen zich over te geven?” stelt Tchoednovski voor, die zojuist de mannen van het regiment der Pavlovts heeft meegebracht en die zoals gewoonlijk dapper en praatzaam is. Ik stem er in toe. De stem der kanonnen heeft doel getroffen. Het bataljon der vrouwen geeft zich over. Zij huilen: “Zij zullen het niet meer doen!” De militaire school geeft zich over; de kadetten plaatsen hun geweren in rotten op het trottoir en gaan onder geleide weg. Tchoednovski wilde hun hun geweren laten, doch ik stond het niet toe. Andere kadetten boden nog een uur weerstand. Het was moeilijk hun aan te vallen langs een smalle wenteltrap. Verscheidene keren dreven zij de menigte terug. Tenslotte bogen zij toch en lieten ons weten dat zij het verzet opgaven. Ik ging met Tchoednovski naar boven naar de vertrekken van het paleis. Resten van barricaden, matrassen, wapens, patroonhulzen, stukken brood zwierven overal. Een ongelijksoortige massa hoopte zich achter ons op. Wij drongen de etages binnen, de kadetten gaven zich over. Wij zagen ons eensklaps in een ruime zaal voor een deur, die bewaakt werd door een rij van jonge mensen met gekruiste geweren. Zij aarzelen een moment. Wij naderen, Tchoednovski en ik, deze laatste garde van de provisorische regering, zij schenen versteend, wij hadden moeite hun hun geweren te ontrukken: “Is hier de provisorische regering?” — Zij is hier, haast een kadet zich onderdanig te antwoorden en hij fluistert mij toe: “Ik behoor tot de uwen!” Ziehier de laatste burgerlijke regering van het oude Rusland. Deze dertien mensen — want Kerenski was reeds des morgens gevlucht, “om hulp te gaan halen” — rond de tafel waren doodsbleek.

Wij arresteerden hen. Men wilde ze ter plaatse doden, doch wij zonden hen onder geleide naar de Peter en Paulvesting.”

Aan boord van de kruiser “Aurore”, geankerd in de Neva, op een afstand van enige honderden meters, wachtten de revolutionairen op de order het vuur op het paleis te openen, nadat zij reeds losse schoten hadden gelost.

“Wij hadden een laatste order te geven, die fataal kon zijn én voor de ministers van de “democratie”, én voor het paleis. Wij besloten nog een kwartier te wachten, bij instinct voelend dat de toestand zich kon wijzigen. Wij vergisten ons niet. De laatste minuten verliepen, toen een nieuwe boodschapper arriveerde, die regelrecht van het Winterpaleis kwam. — “Het paleis is genomen.” — Nieuwe vreugde, dubbele vreugde dit keer, omdat wij op het punt hadden gestaan te vuren en omdat deze onbekende zeeman — niemand dacht er aan hem te indentificeren — de redder van het paleis was.

Ik vertrok direct met een kameraad naar Smolny per auto. De auto was ons door onze zeelieden bezorgd. Zij hadden zojuist vijf auto’s aan de burgers en de functionarissen, die daar passeerden, ontnomen.

De straten van Petersburg waren verlaten en stil. Geen spoor van de opstand. Posten van revolutionaire soldaten warmden zich aan de vuren op de kruispunten. Zij lieten de auto zonder moeilijkheden passeren. Wij zagen zelfs verlichte trams vol passagiers. In één woord geen spoor van een revolutie. Te Smolny verlieten de gedelegeerden van het congres de vergadering na de eerste beraadslaging van het machtsorgaan van de Republiek der Sovjets, gevormd met een snelheid die op een wonder leek. Alles was afgelopen. Ik kon naar boord teruggaan en gaan slapen.”

“De volgende morgen besloten wij de atmosfeer te zuiveren en onze revolutionaire bajonetten aan het bourgeoiscanaille te tonen. De patrouilles van zeelieden vertrokken naar het centrum met de opdracht de samenscholingen te verspreiden. Zij brachten inderdaad de gisting tot kalmte. Zij brachten in het algemeen trofeeën, wapens, revolvers, sabels, geweren, zelfs bommen mee; zij voerden verdachte personen mee: officieren, dronkaards, heren met typisch bourgeois uiterlijk, soldaten van de stoottroepen. Men behandelde hen met een buitengewone zachtmoedigheid: een korte ondervraging en men zond ze weg.

De soldaten ried men aan zich zo spoedig mogelijk in burger te kleden; dat alles met luid gelach; men bood de dronkaards conserven aan en liet hen vervolgens in een kamer slapen. De goede ontvangst aan deze klanten bereid, werd spoedig bekend en weldra was het gebouw er vol van. De zeelieden bedachten toen een andere behandeling, die in de herfst vrij ruw was: zij wierpen de dronkaards in de rivier, die hen direct ontnuchterde en ons snel van hen ontlastte.”[10]

Jacques Sadoul [11] schrijft 26 oktober (8 november) aan Albert Thomas, afgevaardigde te Champigny-sur-Marne:

“Waarde vriend! Vanmorgen, de dag van de opstand, naar de ambassade gaande, heb ik in de Moika het lijk van generaal Toemanov zien opvissen, adjunct op het Ministerie van Oorlog, die vannacht door soldaten aangehouden en met bajonetslagen gedood is. Men plaatste hem lachend in een belachelijke houding op een lage kar en men nam hem mee naar een of ander lijkenhuis. De nieuwsberichten zijn goed voor de bolsjewieken. Het Winterpaleis is beschoten, vervolgens geplunderd. Alle kunstvoorwerpen, meubels, tapijten, schilderijen zijn op woeste wijze vernield. Het bataljon der vrouwen, dat het verdedigde, is gevangen genomen, meegenomen naar een kazerne waar de ongelukkigen zoveel mogelijk verkracht zouden zijn.

Velen zijn jonge vrouwen uit de bourgeoisie. Het merendeel van de leden der provisorische regering is gearresteerd. Kerenski is gevlucht. Het leger is in handen van de revolutionairen.”

Alles wat Sadoul zegt over de plundering van het Winterpaleis is onjuist. Ongetwijfeld hebben enkele soldaten bij de overwinnaars niet al het respect gevonden, dat aan het echec der wapenen verschuldigd was. Maar in het algemeen hebben er bijna geen excessen plaatsgevonden. Uit dezelfde brief:

“Ik zie opnieuw die grote leiders. Ik maak kennis met Lenin en Trotski. Een pauze van een uur ‘s morgens. Ik interview Trotski lange tijd, die binnen enkele minuten tot minister gekozen zal worden of liever tot Volkscommissaris van Buitenlandse Zaken.

Eerstens: zijn mening over de opstand?

“Elke revolutie brengt haar wisselvalligheden mee, maar de kansen op succes zijn enorm. De voorbereiding is uiterst zorgvuldig geweest. De organisatie strekt zich over het gehele Russische gebied uit, waar een duizend comités gevormd zijn: bijna het gehele leger is voortaan aan onze kant. De boerenmassa’s zullen aangetrokken worden door de teruggave van de grond der grootgrondbezitters. Gesteund door deze twee elementen moet de beweging slagen. Eén veeg met de bezem is voldoende geweest om de middelmatige en slappe lieden van de macht te verjagen.” [12]

Te Moskou duurde de veldslag in de straten zes dagen met verschrikkelijke episodes als de moord op de arsenaalarbeiders van het Kremlin door de verdedigers van de democratische orde. Aan de vooravond van de gebeurtenissen was de landbouwkundige Moeralov, goede bolsjewistische reus, die reeds in februari het uitstekende idee had de openbare gebouwen met enige escortes soldaten te bezetten — en zo viel het tsarisme in de oude hoofdstad — begonnen met de problemen van de techniek van de opstand te bestuderen.

“Ik begon”, schrijft hij, “te zoeken naar een door onze partij in 1905 uitgegeven brochure over de tactiek van de straatgevechten, maar ik vond haar niet. Ik moest dus op mijn geheugen afgaan en met mij bekende officieren over dat onderwerp praten.”

Moeralov vocht als een duivel.[13] Op het moment, dat alles verloren scheen voor de strijders van de Sovjet “voegde de artillerie zich bij onze infanterie en vatten wij weer moed. Ik weet niet meer hoeveel kanonnen er waren, maar de leider van onze artillerie, Vladimir Mikhailovitch Smirnov, moet het zich herinneren.”

De aantekeningen van Vladimir Smirnov opslaande, vind ik over dit onderwerp eer prachtige levendige bladzijde:

“ — Toen ik de soldaten ging waarschuwen dat wij omsingeld waren en dat het revolutionaire comité ons uitnodigde terug te trekken (het was nacht, zij sliepen, totaal afgemat), antwoordden zij mij rusti:g “Wij blijven.”

De volgende morgen gingen wij op één punt met succes tot de aanval over, dat ons aanmoedigde; de daarop volgende dag bezette een groep van de onzen de toren van het klooster Strastnaya, waar de kadetten zich met een mitrailleur verschanst hadden.

Die nacht werd ik met twee kameraden naar de artilleriebrigade van de Khodynka gezonden en wij namen twee of drie stukken mee, waarvan er een op het Strastnayaplein geplaatst werd om op het hotel van de ex-gouverneur-generaal te schieten. Enkele granaten waren voldoende om een studentencorps te verdrijven. Toen men het meenam naar de Sovjets, kostte het veel moeite de soldaten over te halen hen niet te fusilleren. Het revolutionaire comité besloot toen tot een algemene aanval en ik werd ermee belast versterking te gaan vragen aan het 55ste regiment infanterie. Wij vertrokken in een dicht rijtuig van het Rode Kruis. Wij werden onderweg aangehouden door leerling-officieren en naar het Arbat in het Alexanderlyceum geleid. Men begon ons te fouilleren. Een jonge officier van het 55ste, die mij herkend had, begon mijn jekker uit te trekken, schreeuwende dat ik een bolsjewiek was die tegen de muur gezet moest worden. Ik bracht daar een of twee nachten door, toen klonk des avonds een kanonschot en men liet ons naar buiten, 80 à 100 gevangenen, om ons geëscorteerd door officieren en studenten naar het Kremlin te geleiden. De leider van het transport, een prins Troebetzky, zei tot de soldaten “hun bajonetten te steken in de ruggen van diegenen die het waagden hun hoofd om te draaien.” In het Kremlin ontvingen de officieren ons met beledigingen. Een van hen schreeuwde: “of wij zijn verloren, of wij slaan dit gepeupel neer.” Ik bracht de nacht door in de kazerne van het 56ste regiment. ‘s Avonds deed zich een geweldige ontploffing horen: onze artillerie schoot op het Kremlin vanaf de berg der Monniken. De volgende dag liet men een veertigtal van ons naar buiten, om ons te fusilleren, dachten wij, doch bij de Nikolskayapoort aangekomen, liet men ons de wacht passeren en weggaan. De Rode Gardes, die voor de kerk van de heilige Vassili waren, richtten hun geweren op ons, doch wij riepen hen toe dat wij Roden waren. Ik ging vervolgens naar de Sovjet van het district. Men stelde mij voor wat rust te nemen en ik ging naar huis, waar ik sedert veertien dagen niet geweest was. Ik at en begaf mij naar de generale staf van Zamoskvorétchié…”

Negentien jaren zijn sindsdien verstreken. Moeralov (zie onze voetnoot) en Vladimir Smirnov zijn levend en ik denk aan hen, terwijl ik dit schrijf, met grote ontroering. Beide spraken zich in 1927 in de partij tegen Stalin, voor de oppositie uit. Beide werden gearresteerd. Vladimir Smirnov is eerst sedertdien na vijf jaren, slechts voor enkele dagen uit de gevangenis ontslagen. Nauwelijks was hij in de verbanning aangekomen, of men arresteerde hem opnieuw om hem weer vijf jaren op te leggen. Zonder bekende motieven. In de cel van Sourdal was hij bijna blind geworden. Waar is hij thans? Nicolas Moeralov was lang militair gouverneur van het district Moskou geweest. Men zond hem naar de bossen van de Tara. Bijna acht jaren verliepen, werkte — verbannen — als agronoom. Men arresteerde hem onlangs onder ik weet niet welke enorme beschuldiging van hoogverraad, van complot, verstandhouding met Hitler en hij schijnt aan de beul beloofd te zijn.

De grote jaren

Zo beginnen de grote jaren. Ik zal er niet de ellende, de wanhoop, de snelle ontwikkeling en het enthousiasme van schilderen, die zich beurtelings afwisselden. Ik zal er slechts de voornaamste data van aangeven en de totale aanblik. De dag volgende op de verovering van de macht zijn de ministeries leeg, functionarissen, technici, directeuren van ondernemingen, patroons en kapitalisten hebben zo juist voor hun eigen rekening de staking, het lijdend verzet, de sabotage, ontdekt. Rode Gardes, bestaande uit arbeiders met het geweer schuin over de rug, gaan de belangrijke functionarissen van de ministeries van huis halen; men neemt er enigen gevangen, de goede wil ontwaakt bij de anderen… De eerste maanden van deze strijd gaan echter zonder excessen of terreur voorbij. Een contrarevolutionaire poging werd te Petrograd en omstreken door Trotski met behulp van kolonel Moeraviev, die later als hij verraad pleegt zal omkomen, gemakkelijk gebroken. Men arresteert bijna niemand en degenen, die men arresteert worden spoedig vrijgelaten, zoals de ataman der Kozakken, Krasnov, die van de gelegenheid gebruik maakt om de burgeroorlog in het land van de Don te gaan beginnen — en de antisemitische leider Poerichkevitsj. Lenin en zijn medewerkers aan de macht streven niet naar de totale nationalisatie van de grote productie, doch eerder naar een zeer wezenlijke arbeiderscontrole en een toenemende deelname van de socialistische staat aan de gemengde trusts, waarin de kapitalisten een plaats zouden behouden.

De eerste vraag, die opgelost moest worden, was die van de oorlog, die de soldaten niet meer wilden. “Zij stemmen met de voeten”, zei Lenin, spottend tot hen, die hem uitnodigden een oorlog voort te zetten, een revolutionaire ditmaal, “zij lopen weg.” De Sovjets stelden een algemene vrede voor, maar ontmoetten bij de opening der onderhandelingen slechts instemming bij de centrale mogendheden. De opperbevelhebber Doekhonine, die geweigerd had een wapenstilstand aan de vijand aan te bieden, werd door de zeelieden vermoord. (En sedertdien werd het een volksuitdrukking iemand naar de generale staf van Doekhonine te zenden, dat wil zeggen naar de andere wereld). De centrale mogendheden accepteerden in principe een vrede zonder annexaties of betalingen, maar bij de onderhandelingen te Brest-Litovsk beriepen Trotski en Joffe die ten overstaan van graaf Czernin, Kühlmann en generaal Hoffmann, gesommeerd werden om grote annexaties, “bevrijdingen” genaamd, te aanvaarden, zich brutaalweg op de volken, waarbij zij zelfs de groene tafel verlieten. De Sovjets staakten de oorlog, terwijl zij toch weigerden een onwaardig verdrag te ondertekenen. Trotski had deze oplossing doen zegevieren, teneinde de revolutionaire mogelijkheden in Duitsland te onderzoeken; hij dacht dat de vijand sociaal gesproken, niet meer in staat was het offensief tegen de Russische Revolutie te openen. Hij vergiste zich. De Oostenrijkers waren echter van die mening. Willem II besliste de vraag en ten aanzien van de Duitse opmars legde Lenin aan het Centraal Comité de ondertekening van een verzwaard verdrag op, dat de revolutie in Finland en de Oekraïne opofferde. “Afstand doen van grond, zei hij, om tijd te winnen.” Sokolnikov, lid van het Centraal Comité, tekende het verdrag van Brest-Litovsk zonder de moeite te nemen het te lezen.

De bondgenoten beschouwden deze afzonderlijke vrede als een verraad, hoewel Lenin en Trotski voor de verdediging van de jonge republiek de hulp van Frankrijk en Engeland hadden aanvaard. “De wapens van de imperialistische bandieten aanvaarden,” had Lenin op een stukje papier gekrabbeld. In Rusland zelf was het in de middenklassen machtige nationale gevoel gekrenkt. De burgeroorlog vond er zijn voedsel. Hij begon in het zuiden door de vorming van kleine nationale legers, zogenaamd witte, onder de vlag van de contrarevolutie; de terugtocht van de Tsjecho-Slowaakse troepen naar Siberië, dwars door de gebieden van de Wolga, gaf aan de geallieerden het denkbeeld ze te gebruiken om de Sovjets omver te werpen met medewerking der sociaal-revolutionairen. De complotten van officieren volgden in de grote steden. Een witte opstand kreeg een ogenblik de overhand te Yaroslav. De zomer van 1918 is verschrikkelijk. Honger, cholera te Petrograd, complotten, aanvallen, opstanden van de sociaal-revolutionairen — die aan de macht medewerken — Dora Kaplan jaagt verschillende kogels in de borst van Lenin bij het uitgaan van een fabrieksmeeting. (En Lenin dringt er op aan dat zij niet gefusilleerd wordt; — hoewel haar executie aangekondigd was, heb ik ernstige redenen te geloven dat zij niet plaats had en dat Dora Kaplan vele jaren later nog leefde). De Rode terreur is dan begonnen; ten dele vanwege de volkscommissarissen om de terreur, die overal spontaan begint, te legaliseren en te controleren. Executies van gijzelaars en contrarevolutionairen, officieren, burgerlijke personages, volgen bij honderden.

De Russische Revolutie heeft haar Septemberdagen, haar Fouquier-Tinville, haar Carriers, haar Jean-Lebons, haar Fouchés — en vooral de Fouchés hebben een mooie toekomst voor zich. Dezelfde historische situatie op een afstand van 125 jaar, in twee verschillende landen, levert dezelfde werkingen op met dezelfde resultaten, die alle energie van de revolutie in een bijna hopeloos slop gevoerd hebben.

De eerste Rode troepen wijken in alle omstandigheden; Kazan is verloren en dat is de sleutel van de Wolga. Trotski, Ivan Smirnov, een staf van strijders, aangekomen per speciale trein midden in dit echec, leveren zelf slag te Sviajsk — alleen met het personeel van de trein — behalen een beslissend succes. De volgende morgen dringt Trotski aan boord van een kanonneerboot de haven van Kazan binnen en steekt de witte vloot in brand.

De kans is gekeerd, het moreel herstelt zich. Trotski ondertekent deze order:

“De soldaten van het Rode Leger van arbeiders en boeren zijn noch deugnieten, noch lafaards. Zij willen vechten voor de vrijheid en het geluk van het arbeidende volk. Indien zij wijken of slecht strijden ligt de fout bij de commandanten en commissarissen.

Ik waarschuw: indien een formatie terugdeinst zal de politieke commissaris het eerst gefusilleerd worden, vervolgens de commandant.

De dappere soldaten zullen beloond worden naar hun verdiensten en bevelhebber worden.

De lafaards, de verraders en degenen, die ervan trachten te profiteren, zullen niet aan de kogels ontsnappen; ik ben verantwoordelijk voor het Rode Leger.”

Vele strijders laakten deze manier van doen en zeggen, die Lenin ten zeerste prees: zeker is dat het echec gestuit werd, Kazan hernomen, dat het Rode Leger uit het niets kwam, iedere dag sterker en in bijna alle omstandigheden overwon, ten spijt van de technische tussenkomst van de Westerse machten ten gunste van de Witten.

Door de burgeroorlog, die zij ontketend hebben, verliezen de oude bezittende klassen alles, want de strijd heeft zijn logica. De honger in de steden maakt rantsoenering noodzakelijk en gedwongen leveringen op het platteland. Hoe langer hoe meer moet de economie op de oorlog gericht worden en de strenge nationalisatiemaatregelen breiden zich tenslotte tot de gehele productie uit. De leiders van ondernemingen vragen zelf genationaliseerd te worden, daar zij anders niet meer kunnen leven. In de herfst van 1919 zijn de Witten meester van Siberië met admiraal Koltchak, “opperste regering” van de Oekraïne, waar generaal Denikin het bevel voert, die zich voorbereidt naar Moskou te gaan; van het Noorden, waar dankzij de Britse bataljons, een vaag socialistische regering heerst met de oude Tchaïkovski aan het hoofd, veteraan van de eerste strijd tegen het tsarisme; en generaal Yoedenitsj bereidt zich voor Petrograd te nemen, waar men op straat van honger sterft, waar de doodgereden paarden voor de Grote Opera liggen. Alleen het district Moskou rest de Sovjets nog en dat is ernstig bedreigd. In één maand voltrekt zich dan een waarlijk wonder. Yoedenitsj wordt vernietigd onder de muren van Petrograd, die Trotski met barricaden versterkt heeft; Denikin, verslagen ten Noorden van Orel, is geliquideerd; zijn leger, in het achterland bestookt door Makhno en de zwarte troepen, valt uiteen en scheept zich in onbeschrijflijke wanorde naar Novorossisk in; een Rood Leger, geleid door Ivan Smirnov, werpt de Witten in de Oeral terug, terwijl de Rode soldaten hun meedogenloze guerrilla beginnen in het uitgestrekte Siberië. Nog enige maanden en admiraal Koltchak, uitgeleverd door geallieerde officieren, die voor eigen huid vrezen, zal met een van zijn jammerende ministers ‘s nachts bij maanlicht geëxecuteerd worden in de omgeving van Irkoetsk; men zal hun lichamen in de Angara werpen door een in het ijs gemaakt gat.

In 1920 hebben de Engelsen zich te Arkhangelsk ingescheept, zoals de Fransen een jaar tevoren te Odessa; een revolutionair comité onder voorzitterschap van Ivan Smirnov organiseert Sovjet-Siberië; de leider van de Tsjeka — buitengewone commissie, die het orgaan van de terreur was — Dzerjinski, heeft juist de afschaffing van de doodstraf voorgesteld en verkregen, wanneer de oude terrorist van de Poolse socialistische partij, Joseph Pilsoedski, het moment gekomen acht zijn troepen op Kiev te richten. De Polen marcheren Kiev binnen aan de vooravond van het tweede congres van de Communistische Internationale. Doch het Rode Leger heeft bijna twee miljoen mannen op dat ogenblik. Het land heeft de vrede gezien. De nationale geest manifesteert zich met zoveel kracht bij deze aanval, dat oude generaals als Polivanov en Broessilov de oude officieren tot de strijd oproepen. De trein van Trotski doorkruist het front. De Polen, van Kiev verjaagd, trekken terug. Lenin vormt dadelijk het plan van een offensief op Warschau, om Polen te Sovjetiseren en ze het Verdrag van Versailles te liquideren, waarvan hij zo juist de funeste consequenties heeft aangegeven. Een revolutionair comité van Polen is gevormd, met Markhlecski en Dzerjinski; het 6e leger, door Toekhatsjevski en Smilga geleid, werpt zich op Warschau de tegenwerpingen van Trotski ten spijt, die deze ontzaggelijke operatie te riskant vond. De arbeiders en boeren van Polen komen niet in verzet, hetgeen weer eens te meer bewijst dat men in een vreemd land niet de revolutie op de punt van bajonetten kan brengen; Pilsoedski, ondersteund door Weygand, wint de slag van Warschau. Rusland verliest een gemeenschappelijke grens met Duitsland en Duitsland sindsdien een kans op revolutie.

Deze ontzaggelijke pogingen hebben de spanning in het binnenland tot de hoogste graad opgevoerd. Het gehele systeem rust op de discipline van de partij, op het georganiseerde gebrek in de steden, op de gedwongen leveringen op het platteland. De consequenties doen zich reeds aan het eind van het jaar en in het begin van 1921 voelen door de boerenopstanden. De ernstigste is die van het Tambovgebied, waar het boerenleger 80.000 man omvat onder het commando van een oude onderwijzer, Antonov genaamd. In de Oekraïne tracht Makhno rond de Goelai-Polié een anarchistische federatie te stichten. Een oppositie groeit in de partij, ontevreden over haar autoritaire centralisatie. De matrozen van Kroonstadt komen in opstand.

Ik heb deze gebeurtenissen van zeer nabij gevolgd en het schijnt mij onweerlegbaar toe dat het gemakkelijk geweest was tijdig enige maatregelen te nemen om zoveel ellende te voorkomen. Betrekkelijk gemakkelijk om met Kroonstadt te onderhandelen en onnodige slachtingen te vermijden, tot in het hart dan de revolutie. Het gevaar maakte het Centraal Comité onhandelbaar en men moet zeggen, dat het gevaar dodelijk was. Het uitgeputte Rusland was niet meer in staat tot de poging van hervatting der revolutie te komen. Men zag duidelijk achter de matrozen van Kroonstadt geheel andere mensen, leiders van een boerenreactie, die alles had meegesleept. Het lot van Kroonstadt bezegeld met kanonschoten op het ijs; in maart 1921 stelt Lenin, begrijpend dat een andere weg moest worden ingeslagen, de NEP voor, dat wil zeggen een nieuwe economische politiek.

Einde der gedwongen leveringen, vrijheid van de graanhandel, concessies aan de buitenlandse kapitalisten, verdraagzaamheid tegenover de kleine handel, het handwerk en zelfs de kleine private onderneming.

Nog een jaar later is het tot rust gebrachte land bevrijd van de honger, verzorgt het zijn wonden, ziet het de toekomst met vertrouwen tegemoet.

De Derde Internationale

De Communistische Internationale werd in 1919 te Moskou gesticht. Twee Fransen woonden haar eerste congres bij, de een ter dood veroordeeld voor verbindingen met de vijand, de ander op weg het te worden: Henri Guilbeaux en Jacques Sadoul. De Duitser Eberlein was gekomen, afgevaardigd door de Spartacuspartij om de stichting van een Internationale te doen uitstellen, die door Rosa Luxemburg en haar vrienden als voorbarig veroordeeld was. (Rosa was juist te Berlijn vermoord gelijk met Karl Liebknecht). Een Turk, Soebkhi, die spoedig door de kemalisten gedood zou worden, vertegenwoordigde zijn land…

…Ik ben thans de enig overlevende van de leidinggevende diensten van de Communistische Internationale in haar eerste dagen. Zinovjev liet mij oproepen uit het tweede district van Petrograd, waar ik verschillende functies vervulde; en ‘s avonds vergezelden mij de miliciens, wie ik cursus gaf, door de volkomen duisternis van de straat, opdat men mij niet het pond zwart brood zou ontstelen dat ik bij mij had. Ik ontmoette in een ruim leeg vertrek van het Smolmy-instituut een grote, magere jongen, zonder leeftijd, die een nieuwe soldatenjas droeg. (Ik was toevallig gekleed in een prachtige rok van een Oostenrijks officier… de kleren werden schaars). Hij had een hoog voorhoofd, een lorgnet, iets ascetisch en glimlachends in een buitengewone ernst. Hij stelde zich voor:

- Vladimir Mazine (Lichtenstadt), oud-maximalist, tien jaren Schlüsselbourg. En jij?

- Dertien jaren militant leven in drie landen, vijf jaren eenzame opsluiting, negentien maanden internering, enz…

Men kon werken. Wij waren aan de macht en revolutionairen afkomstig van de laatste regen, bereid overigens zich tegen ons te keren bij de volgende stortbui, vulden reeds niet onaardig de bureaus, ieder een deel van de macht opeisend, een afzonderlijk rantsoen haring en tabak, de auto bij de eerste mogelijkheid. Onze uitwisseling van referenties was dus niet zinloos.

Het Uitvoerend Comité van de Communistische Internationale bestond nog slechts in naam. Zinovjev voorzag in alles, soms Lenin raadplegend, vaker Radek en Boecharin, die ons korte bezoeken brachten.

Wij waren, Mazine en ik, adviseurs, belast met opdrachten, secretarissen, redacteuren, vertalers, drukkers, organisators, directeuren, “leden van het college” en veel andere dingen. Er waren tragikomische minuten, zoals die, waarop Zinovjev, die mij bij zich had laten roepen (wij woonden in naburige huizen, die door dezelfde mitrailleur bewaakt werden), mij haastig uitlegde:

- Het schijnt dat de Engelsen morgen scheep gaan. Wij zijn misschien voor de haaien, maar wij moeten toch iets doen. Gij kent Engels. Stel direct enige manifesten voor mij op…

- Maar Grégori Evseitsj, ik ken niet voldoende Engels.

- Wat? Toe dan toch, dat geeft niets. Schrijf wat je kunt. Er is een Engelsman in de gevangenis bij de Tsjeka, — men valt mij genoeg lastig over hem! — Wij zullen het hem laten opstellen…

Mazine was een man van zeldzame morele kwaliteit en met een weinig voorkomende intelligentie, — een der prachtigste en gaafste mensen die ik in mijn leven ontmoette. Laatste overlevende van de terroristische troep, die in 1906 de villa Stolypine in de lucht had doen springen, had de revolutie hem uit het bagno van Schlüsselbourg gehaald, waar hij de celgenoot van Ordjonikidze was geweest. Hij slaapt thans onder de granieten blokken van het veld van Mars te Leningrad; hij werd gedood bij de verdediging van de stad. Hij zei tot mij: “Wij nemen recht van leven en dood op de anderen en dat moet men; wij moeten dus het voorbeeld geven.” Hij heeft het gegeven. In de gevangenis had hij een groot boek over Goethe geschreven.

De eerste tijd van de Internationale was die van een dappere kameraadschap. Men leefde van een ontzaglijke hoop. De revolutie rommelde in geheel Europa. Manoeilski, van Frankrijk teruggekomen, trouwens niets begrepen hebbende van wat hij daar gezien had, toonde ons aan dat de demobilisatie het begin van een revolutie kenmerkte, het bewijs daarvoor was een werkelijk grootse manifestatie, die hij daar gezien had. Ridel, teruggekomen uit Italië (hij is dood, ik kan hem noemen) was minder optimistisch: de revolutie doolde er in de zielen en de dingen, maar vond geen mensen. Een enkele durfde haar mogelijk ondersteunen, de anarchist Malatesta. De socialisten waren er bang voor. Mussolini en zijn benden boden hun diensten aan; moet men ze aanvaarden? Chabline, later in Bulgarije vermoord, zei met een prachtig vertrouwen: “Wij zullen de macht nemen, wanneer wij dat zullen willen!” Sovjets namen de macht te München, te Boedapest. Dr. Bettelheim ondernam te Wenen een avontuur, dat men ten snelste verloochende.

En de doden mengden zich met de levenden. Léviné, geëxecuteerd te München, Tibor Szamuely, die wij de vorige dag te Moskou hadden gehoord, joeg zich een kogel door het hoofd, toen hij het Rode overwonnen Hongarije ontvluchtte, dat meer overrompeld dan overwonnen was door de oude Clemenceau, die van Bela Kun de beëindiging van een zegevierend offensief had verkregen… Men hing Corvin te Boedapest op. Moena kwam van Tsjecho-Slowakije, zeggend dat alles er ging springen. Bela Kun kwam uit Wenen om in de Krim op de gruwelijkste en meest nutteloze moorden te gaan toezien, die onze revolutie gekend heeft, na twintig maal door Lenin voor stompzinnig uitgescholden te zijn (in de loop van één enkele zitting) wegens een onzinnige poging tot een machtsgreep te Berlijn. De Fin, Bakhia, die zijn eigen partijgenoten weldra moest fusilleren, ging geheimzinnig van de ene grens naar de andere. De Amerikaan John Reed, sportief en vol goede zin, kwam uit de Finse gevangenissen… Hij stierf in 1921.

Toen na de overwinning, de grote vlucht, ik zou zeggen de grote golf van de Communistische Internationale. Zoveel lieden traden tot haar toe, die haar een macht voelden worden dat de Russen voorzorgsmaatregelen dachten te nemen tegen de politici, de windvanen en de avonturiers: dat waren de 21 voorwaarden tot toetreding, waarop de verenigde socialistische partij van Frankrijk te Tours, de onafhankelijke sociaaldemocratische partij van Duitsland te Halle, de Italiaanse socialistische partij te Livorno zich splitsten.

Men zag op het Kremlin politici en politicasters tussen de revolutionairen. Men zag Marcel Cachin, gisteren zeer patriottisch — en voor honderd procent — bekeerd, bijna tot het militante internationalisme. L. Frossard vergezelde hem met zijn slimste gezicht. Bordiga, wiens intellect verblindde, kondigde in alle omstandigheden het opportunisme van Lenin aan en ‘s avonds leidde hij zingende koren door het Huis van Afgevaardigden; de Hindoe Manabendra Nath Roy ging argumenten en munitie halen voor de agitatie in India en scheen het geluk te vinden in de armen van een Mexicaanse, even slank als hij, even schoon als hij, doch van een schitterende blondheid. Het scheen dat de Amerikaan Frayna een agent-provocateur was, de Hongaar Roednianski ging verraad plegen (hij is, naar men mij verzekerd heeft, op de Solovietski eilanden).

Italianen, daar waren de oude Lazzari, Berrati, Angelica Balabanova, de traditie van het Italiaanse socialisme vertegenwoordigend; de jonge Terracini, van de Ordine Nuovo; Engelsen: Sylvia Pankhurst, Gallacher, vervolgens Newbold; Hollanders: Wijnkoop, Sneevliet; Fransen: Raymond Lefèvre, dichter en dromer, die peinsde over de revolutie en de dood; de anarchist Lepetit, een solide jongen; Vergeat, van metaal; Rosmer, rustig en werkzaam, in wie men op het eerste gezicht een absolute toewijding en eerlijkheid voelde; Ferdinand Loriot, een baard van het jaar ‘48, maar strijder van de oorlogstijd; Boris Soevarine, bijtend, gebiedend, onhandelbaar, die onophoudelijk hinderlijke vragen stelde. Duitsers: Paul Levi, met het uiterlijk van een jonge marxistische staatsman, Angel Pestara bracht ons de sympathiebetuiging van de CNT van Spanje. Later debarkeerden op een dag te Moskou een zeer jonge Catalaanse onderwijzer met ernstige trekken, Joaquin Maurin, en een lachend jongmens, wiens ogen tintelden, Andreas Nin…; Voya Voeyovitsj, die op zijn 25ste jaar een oude, vermetele en listige “beroepsrevolutionair” geworden was, stak monter alle grenzen van Europa over.

De Russen, op de tribune van het congres, waren: Lenin, wiens eenvoud verwonderde; Trotski, zeer recht, in witte tuniek, verscheen tussen twee reizen door; Karl Radek, ondeugend, rad van tong, aapachtig, de duivelachtigste debater; Zinovjev, onuitputtelijk voorzitter met een zachte haarbos, Boecharin bij wie de wetenschap plezierig werd en als verjongd.

De Derde Internationale van de eerste tijd, waarvoor men streed, waarvoor men veelal stierf, die de gevangenissen met martelaren vulde, was in werkelijkheid een grote morele en politieke macht, niet alleen, omdat op de dag volgende op de oorlog de arbeidersrevolutie in Europa opsteeg en in verschillende landen bijna overwon, maar ook omdat zij hartstochtelijk intellect, oprechtheid, toewijding, een massa mensen, die besloten hadden te leven en te sterven voor het communisme, verzamelde. De dieven en de kleine avonturiers telden in het gezelschap nauwelijks mee. Waar zijn al die mensen vandaag?

Lazzari, Serrati, Loriot zijn dood. Paul Levi, uitgesloten, heeft zelfmoord gepleegd in een vlaag van hoge koorts. Lefèvre, Lepetit, Vergeat zijn omgekomen.[14] Terracini is sedert lange jaren in de gevangenis in Italië. Roy, [15] uitgesloten, is in de gevangenis in India. Balabanova, uitgesloten, strijdt in de rijen van het internationale socialisme. Bordiga, uitgesloten, geniet in Italië van een nauwkeurig afgepaste vrijheid. In het algemeen trouw aan hun overtuiging van altijd gebleven zijn Rosmer, Soevarine (en met hen Pierre Monatte en Jacques Mesnil, Franse communisten van het eerste ogenblik) sedert lang uitgesloten. Voya Voeyovitsj is in de gevangenis in Rusland, te Vjerchnje Oeralsk. Alle Russen trouwens… Joaquin Maurin, stichter van de POUM in Spanje, uitgesloten en belasterd door de officiële communistische partij, is gefusilleerd; uitgesloten en uit Rusland verbannen, wordt Andreas Nin, minister van Justitie van de Generaliteit te Catalonië, iedere dag door de stalinistische pers van het land aangeklaagd als een “agent van het internationale fascisme” (sic); Sylvia Pankhurst, Newbold zijn uitgesloten; uitgesloten, de onvermoeibare Sneevliet.[16]

De Communistische Internationale heeft krachten verspild, de capaciteiten versmaad, verspreid, verjaagd, vervolgd de mensen van goede wil, die uit alle hoeken van de wereld, zich aan haar kwamen aanbieden…

De NEP en de oppositie

In weinig jaren gaf de NEP aan Rusland weer een welvarend uiterlijk, maar soms antipathiek en dikwijls verontrustend. De socialistische macht hield alle sleutelposities en toonde zich knap in het gebruik daarvan met haar personeel van revolutionaire arbeiders en intellectuelen. Minstens zevenachtste van de industriële productie was genationaliseerd. Het land herademde; men begon er goed van te leven, vleugjes van liberalisme trokken door de leidende kringen. De schrijvers kenden een verdraagzaamheid, die hun thans ongehoord schijnt en ons de verschijning van enige ware meesterwerken bezorgde. Kamenev, voorzitter van de Sovjet van Moskou en van de Opperste Raad van de Arbeid en de Verdediging, sprak over het autoriseren van de publicatie van een dagblad, onafhankelijk van de partij… Het algemene niveau der salarissen overtrof iets dat van voor de oorlog; het algemene niveau van het verbruik was iets onder dat van voor de oorlog.

Een hardnekkige ongerustheid ontstond onder ons, communisten. Wij hadden alle noodzakelijkheden van de revolutie aanvaard, daaronder begrepen de wrangste en de ontmoedigendste, wij hadden de besten onder ons zien vallen, wij hadden ons de bitterste dwang opgelegd, omdat wij dachten de oogst te zien binnenhalen. Toen Lenin de dag volgend op de slachting te Kroonstadt — onze zwartste herinnering — het signaal van de terugtocht had gegeven, zeggend: “Laten wij in de school van de bourgeoisie gaan. — Laten wij leren handel te drijven; wij zullen alles verkopen behalve de alcohol en de heiligenbeelden![17]” — hadden wij hem bijna allemaal gelijk gegeven, want het vroegere regime met zijn gedwongen leveringen, zijn totale staatsdistributie (in de oorlog ontstaan en niet met een vooropgezette bedoeling) was zichtbaar onhoudbaar. En ziehier hoe de steden, waar wij de meesters waren, een vreemd uiterlijk aannamen, ziehier hoe wij ons langzamerhand overvleugeld, weggezonken, verlamd, omgekocht voelden. Het geld smeerde en bevuilde het gehele raderwerk, als in de oude kapitalistische machinerie. Anderhalf miljoen slecht ondersteunde werklozen in de grote centra. Speelhuizen tot 3 uur in de morgen open, in het hart der hoofdsteden, waar men speelde, zich bedronk, zich wentelde in het weer teruggekeerde oude slijk. Wij wisten dat het grootste deel van het daar verkwiste geld ons op de een of andere wijze ontstolen was; door verdorven makelaars en functionarissen aan de staat ontvreemde sommen. Geblankette vrouwen bezochten de omgeving van badplaatsen en hotels, op ieder punt gelijk aan haar zusters van Whitechappel en van Barbès. De klassen werden onder onze ogen herboren: onderaan de ladder de werkloze met 24 roebels per maand, aan de top de ingenieur met 800, tussen hen in de partijfunctionaris met 222, doch die vele dingen kosteloos bekwam. Een afgrond ontstond tussen het welzijn der enen en de ellende der anderen en men hoorde in deze afgrond de lijken van zelfmoordenaars vallen. Er was sprake van verruiming van het recht een testament te maken. Stalin stelde onder nauwelijks bedekte vormen het herstel van de eigendom van de grond ten gunste van welgestelde boeren voor. De ellende was grievend en gemeen door lepraplekken op onze jonge maatschappij van de arrogante en zelfvoldane welstand. Onze socialistische militie sleepte de in ellende verkerende appelenkoopvrouw naar het bureau, die haar belasting verwaarloosde; en de vette winkelier, door de wederverkoop tegen speculatieprijzen van door de socialistische industrie vervaardigde artikelen rijk geworden, keek er tevreden naar en vond dat op de duur toch weer alle dingen op hun pootjes terechtkwamen… De jonge mensen dronken, de ouden dronken, de dronkenschap werd een kanker. Het ergste was, dat wij de oude partij van de revolutie niet meer herkenden. De strijders van vroeger, zij die de ervaring van de gevangenissen en de liefde der ideeën hadden, waren niet meer dan enigen per duizend, geplaatst trouwens op posten, die hen van de basis isoleerden. Zelfs de strijders van de burgeroorlog voelden zich verzwolgen in de massa der laatgekomenen, der goed gesitueerden, der nieuw bekeerden, voor wie de toekomst van de arbeidersrevolutie eigenlijk de laatste zorg was. Zij vroegen slechts goed te leven zonder verwikkelingen; bijziende trouwens en onintelligent als alle kleine profijttrekkers, begrepen zij niet dat dat naar de ergste verwikkelingen leidt.

Onze ongerustheid over het constateren van deze vervuiling van de staat en deze eerste symptomen van de verburgerlijking van de Sovjetmaatschappij was niet emotioneel, dat spreekt vanzelf, doch wel overdacht en zelfs gevoed door economische gegevens. Lenin was dood — 21 januari 1924 — gekweld door die ongerustheid, die in zijn laatste geschriften en zijn laatste gesprekken uitgedrukt is. “Ontsnapt het roer”, zo vroeg hij zich af, “niet aan onze handen?” Ziek, hersenaandoening, had hij zijn laatste krachten gebruikt voor het zoeken van wapens tegen het ergste en onmiddellijkste kwaad: de bureaucratische vervuiling van de partij. Reeds stelden de bureaus zich in de plaats voor de partij; de arbeider, de militant, hadden er bijna niet meer het recht van spreken. Men voelde de almacht der functionarissen komen. Sommigen kondigden aan, dat de dictatuur van het proletariaat plaats zou maken voor de dictatuur van het secretariaat (het woord is van Soevarine). Kort voor zijn dood had Lenin aan Trotski — die vijandig stond tegenover het bureaucratische systeem — een gemeenschappelijke actie voor de democratisering van de partij voorgesteld. In het algemene secretariaat werd de Georgiër Stalin, die tijdens de burgeroorlog onbekend was, steeds invloedrijker, die van zijn technische functies profiteerde om de diensten met zijn handlangers te bevolken. Hij was het, die de machteloze Lenin kwetste en de laatste brief, die gedicteerd werd door de lippen, die met de vinger van de dood waren beroerd, van Vladimir Iljitsj, werd een brief aan Stalin, die de breuk bewerkstelligde.

Het probleem werd in termen van de economische politiek uitgedrukt door de verhouding tussen de industrie en de landbouw. Deze laatste herstelde zich sneller dan de industrie; de boer hoopte graanreserves op, omdat men hem te lage prijzen betaalde; en de lage prijs van het graan was een gevolg van de duurte van de afgewerkte artikelen, die met het oog op de vraag in te kleine hoeveelheden vervaardigd werden. Men ging naar een onherstelbare economische crisis, die 120 miljoen boeren tegenover de socialistische macht zou plaatsen en haar aan de genade van het vreemde kapitaal zou hebben overgeleverd door haar te verplichten afgewerkte artikelen — op krediet?, onder welke voorwaarden? — in grote hoeveelheden in te voeren. Men moest vooruitzien en handelen, het was nog tijd.

Drie oplossingen: 1. De partij democratiseren, opdat de werkelijke invloed van de arbeiders en van de revolutionairen zich kon doen gelden en de bureaus van de staat ventileren; dat was de duidelijke voorwaarde van het succes van alle economische maatregelen. 2. Het aannemen van een industrialisatieplan en de industrie binnen enige jaren weer opnieuw inrichten. 3. Om de voor de industrialisatie noodzakelijke middelen te vinden, de welgestelde boeren verplichten hun graan aan de staat te leveren.

In het algemeen: de verrijking der bevoorrechten beperken, de speculatie bestrijden, de macht van functionarissen inkrimpen.

Zo moest over het geheel het program van de oppositie in de partij worden. Vandaar haar leuze: “Tegen de koopman, de welgestelde boer en de bureaucraat!”

Vanaf 1923 had de oppositie in Trotski een leider gevonden; het bureaucratische systeem begon zich te incarneren in Stalin.

Vanaf 1923 begon een agitatiecampagne van een grenzenloze heftigheid om deze reden tegen Trotski, die in iedere omstandigheid aangeklaagd werd als anti-leninist, de slechte geest van de partij, de vijand van de bolsjewistische traditie, de vijand van de boeren. Zijn vroegere onenigheden met Lenin, daterende van 1904 tot 1915, die op bevel geëxploiteerd werden door schrijvers, die voor alles te krijgen waren, veroorloofden onder de naam van trotskisme een geheel misvormde ideologie naar wens te fabrieken, waarvan men de misdadigste ketterij maakte. Tevergeefs schreef hij met een uitstekende pen de best doordachte zaken; de officiële pers met haar oplage van miljoenen verstikte zijn stem, steeds weer met haar eigen uitvindingen voor de dag komend. Wij hebben de achtergrond van die campagnes leren kennen en weten daardoor, dat noch de dwaling, noch de hartstocht de werkelijkheid van de vervalsingen der feiten en van de ideeën verklaarde, waarover beraadslaagd werd en die dan werden voorgeschreven. Er bestaat een gehele reeks van getuigen met betrekking tot de “fabricatie” van het trotskisme… (Het is waar, dat de meesten van hen onlangs gefusilleerd zijn).

In het begin genoot de organisator van het Rode Leger, die de Pravda enkele maanden vroeger “de organisator van de zege” genoemd had en die voorzitter van de Opperste Oorlogsraad was geworden, in het leger en in het land zo’n populariteit, dat hij rekenend op succes een machtsgreep zou kunnen ondernemen. Maar dat zou de volgende dag neerkomen op het vervangen van het regime der bureaus door dat van de militairen en de sociale omwenteling op het spoor leiden, dat tot dusver door de burgerlijke revolutie was gevolgd. Doch het gaat er niet om de bonaparterol te vervullen, zelfs met de beste bedoelingen van de wereld, maar integendeel om het bonapartisme te voorkomen. Niet door middel van een militaire opstand zal de oppositie trachten haar politiek van innerlijke vernieuwing der revolutie op te leggen, maar in overeenstemming met de socialistische methoden van altijd, door het beroep op de arbeiders. Trotski verlaat zijn leidende posten, laat zich zonder weerstand afdanken, herneemt zijn plaats in het gelid — en de strijd duurt voort. Alles hangt in de laatste plaats van de internationale toestand af. Na het echec van de Duitse revolutie in 1923 (conferentie van Chemnitz, opstand van Hamburg, met geweld afzetten van de arbeidersregering van Saksen, de dictatuur van generaal von Seeckt) gaat een golf van inzinking over Rusland. En de bureaucratie wint het voor drie jaren.

Zinovjev

Gregori Zinovjev is in dit tijdperk de eerste persoonlijkheid van het Politiek Bureau, Kamenev de tweede, Stalin de derde “Medewerker van Lenin sedert 1907, theoreticus, populair schrijver en tribuun — verward haar, onbehaard gelaat, een beetje slap, nonchalante manier van doen, afgeronde gebaren, lage stem, soms een beetje scherp, die men goed hoort, onmeedogende taal” [18]. Zinovjev is de voorzitter van de Sovjet van Petrograd, dat hij per decreet Leningrad laat noemen en voorzitter van de Communistische Internationale sedert haar oprichting. Zijn drama, dat begint, is het gevolg van een diepe overtuiging, van een zekere eerzucht en van een nog zekerder middelmatigheid van karakter.

Door zijn capaciteiten van agitator schijnt hij geboren om de onvermoeibare tweede te zijn van iemand die groter is — door gedachte en wilskracht — dan hijzelf. Zo wordt hij in twintig jaren dagelijkse samenwerking de tolk, het factotum, de populaire schrijver van Lenin. Nu Vladimir Iljitsj dood is, meent hij bestemd te zijn zijn opvolging over te nemen. In de Internationale is hij de man van de kleine twijfelachtige middelen; in het land de man van de onderdrukking. Hij voert in de strijd der tendensen, de intrige en het bedrog in toenemende doses in; hij introduceert de onderdrukking, nog vrij bedeesd, in de partij: de nederlagen van de Komintern [19], die ontegenzeggelijk slecht geleid wordt, komen toch in wantrouwen op hem neer. In 1923-1925 spant hij met Stalin samen om Trotski van de macht uit te sluiten, waar zijn onbeperkte populariteit en de bekende keuze van Lenin hem zouden brengen. Men fluistert telkens weer, dat Lenin een soort van testament heeft nagelaten, dat door het Centraal Comité onder de korenmaat bewaard wordt. Weldra circuleert deze tekst van hand tot hand. Lenin levert daarin het bewijs van een scherpzinnigheid, die de geschiedenis sedertdien slechts te vaak bevestigd heeft. De oordeelvellingen over zijn medewerkers zijn allen bevestigd. “Het tekortschieten van Zinovjev en Kamenev aan de vooravond van de opstand was niet toevallig,” zei hij. “Boecharin is een merkwaardig theoreticus, doch enigszins schools.”

“Trotski is zeker de bekwaamste man van het Centraal Comité, maar hij heeft te veel zelfvertrouwen en hij wordt bovenmatig meegesleept door de zuiver administratieve kant der dingen.” Stalin heeft te veel macht in zijn handen geconcentreerd; het conflict tussen hem en Trotski is waarschijnlijk:

“Deze twee kwaliteiten (de overmaat van zelfvertrouwen van de een, de overmaat van macht van de ander) der twee merkwaardigste leiders van het Centraal Comité kunnen onwillekeurig tot splijting leiden…”

“Stalin is te ruw en dit gebrek, volkomen te dragen onder communisten, wordt ontoelaatbaar bij een algemeen secretaris. Daarom stel ik de kameraden voor op middelen te zinnen Stalin van deze post te ontheffen en in zijn plaats een man te benoemen, die onder alle verhoudingen zich van kameraad Stalin onderscheidt door een superioriteit, d.w.z. die geduldiger, eerlijker, beleefder en voorkomender is jegens de kameraden, minder wispelturig, enz. Deze omstandigheid kan een onbetekende kleinigheid schijnen, maar ik denk, dat om zich voor een scheuring te vrijwaren en met het oog op wat ik heb geschreven over de wederzijdse verhoudingen tussen Stalin en Trotski het geen kleinigheid is, als het ten minste geen kleinigheid is, die van overwegend belang kan worden.” [20]

Lenin schreef deze regels op 4 januari 1923, nog geen jaar voor hij stierf. In andere vertrouwelijke aantekeningen, laakte hij de brutaliteit van Ordjonikidze en sprak over de Sovjetstaat een zeer streng vonnis uit. Het is “een tsaristisch burgerlijk mechanisme” — “dat nauwelijks sovjetisme kent.” Pjatakov is een der goede administrateurs, die hij aanbeveelt, doch met een sterke gereserveerdheid voor wat zijn politieke capaciteiten betreft.

Stalin zal vanaf dat tijdstip blijk geven van een volmaakte bekwaamheid in de intrige en het bedachtzame gebruiken van de sleutelposities. In het begin verrast de strijd tegen het trotskisme het land. De revolutie, gewend als zij is aan ruwe en gezonde zeden, verwachtte deze zondvloed van leugens, van vermomde laster, van gefabriekte ontdekkingen, deze hartverscheurende verdeling van haar leiders, die tot dusver een bewonderenswaardige verbonden staf hadden geschenen, niet. De partij verwachtte deze ruwe inmenging van de vuist in haar innerlijk leven niet.

Stalin laat weten dat hij een gematigde rol gespeeld heeft; dat hij zich verzet heeft tegen uitsluitingen, zich er tegen verzet heeft, dat “bloed vergoten werd” — en laat zo alle onpopulariteit van zijn campagnes op Zinovjev terugvallen. Hij neemt ook maatregelen om om Zinovjev en Kamenev naar buiten verantwoordelijk te maken voor de nederlagen van de binnenlandse politiek, die uitloopt op een verrijking van een minderheid van boeren en voor de Staat op de graancrisis. Hij laat op Zinovjev het wicht van de nederlagen der Internationale drukken. Men hoort hem in de gangen van het Kremlin zeggen, dat de diensten van de Communistische Internationale gevuld zijn met betaalde hansworsten, bluffers en politici, wie hij, als hij de baas was, prompt het vertrouwen zou ontnemen, want die lieden daar kunnen geen enkele dienst meer aan de zaak van de revolutie bewijzen.

Intussen vult Stalin alle secretariaten van de partij geheel met zijn handlangers, uitgezonderd die van het district van Leningrad, dat door Zinovjev gecontroleerd wordt. In 1926 is het afgelopen, is hij de meester van de partij, van een partij, waar de stilte heerst in de rijen, waar de secretarissen op commando laten stemmen door volgzame meerderheden, omdat zij er belang bij hebben de resoluties, die het Centraal Comité hun voorschrijft, te doen aannemen. Plotseling is Zinovjev op het veertiende congres in de minderheid gesteld, geïsoleerd, verantwoordelijk gemaakt voor alle innerlijke en uiterlijke moeilijkheden. Het is nog tijd voor hem zich op het tweede plan van de macht terug te trekken zoals meerdere anderen doen en daar blijven. Maar de socialist in hem is sterker en toegewijder ondanks alles dan de staatsman, laten wij zelfs zeggen, dan de eerzuchtige. Het debat loopt over belangrijke kwesties. Stalin prijst de nieuwe politiek van het “socialisme in één land” aan, die nergens naar lijkt, want zij betekende een afstand doen van de internationale solidariteit. Onmogelijk daarover tot een vergelijk te komen. Stalin verenigde zich met de rechtsen van het Centraal Comité (Rykov, Tomski, Boecharin) om op het platteland een politiek van verrijking der koelakken voort te zetten. Stalin worgt tenslotte de partij: Zinovjev gaat naar de oppositie over, door zich met een verbijsterende halve zwaai bij zijn tegenstander van gisteren, Trotski, te voegen, wiens program van democratisering van de partij — en vervolgens van het regime — van industrialisatie en van de druk op “de koelak, de NEP-man en de bureaucratie” hij aanvaardt. De Chinese revolutie spitst het debat op tragische wijze toe.

De Communistische Internationale en de Chinese Revolutie

De Derde Internationale had zes grote partijen gehad: in Frankrijk, Duitsland, Italië, Bulgarije, Joegoslavië en Tsjecho-Slowakije. Sedert de nederlaag van de arbeidersrevolutie in Finland, Hongarije, Duitsland en Italië (1918-1922) had zij de problemen van de macht in Duitsland en in Bulgarije kunnen stellen, maar dat was op rampen uitgedraaid zonder bloedvergieten in Duitsland, met verschrikkelijke slachtingen in Bulgarije. De zaak van het revolutionaire proletariaat scheen voor lange tijd in het Westen verloren. Toen ging een ontzaglijke lichtstraal over het Oosten, zetten de massa’s van China zich in beweging, gingen van overwinning tot overwinning. Blokkade van Hongkong door Kanton, formatie van een revolutionaire republiek in het Zuiden, met Sovjetraadgevers en instructeurs, Borodine in de ministeries, Gallen — d.w.z. Blücher, de oude leider van de partizanen van de Oeral — naar het wordende leger van Tsjang Kai-sjek, Voytinski naar Peking. Lenin werd daar even populair als Soen Yat Sen.

Gallen-Blücher leidde het leger van Tsjang Kai-sjek naar het Noorden, de vakverenigingen maakten zich meester van Sjanghai en Hankou. Welke revolutionaire macht zou morgen ontstaan door de overwinning van een revolutie van arbeiders en boeren over de gehele uitgestrektheid van het gele continent? Het lot van Europa-Azië zou veranderen en daarmee dat van de mens van onze tijd. Doch wij kenden per ongeluk de ware betekenis van deze overwinningen, wij zagen met onze ogen de werkers van Sjanghai, Kanton, van Hankou door onze bureaucraten naar de valstrikken gevoerd.

Van toen af heeft de leidende bureaucratie inderdaad de arbeiders van de macht in de Sovjet-Unie verdrongen; van de dictatuur van het proletariaat blijft slechts het uithangbord over. De revolutionairen maken op de commandoposten voor de functionarissen plaats. De politiek wordt niet meer ingegeven door het algemene — en dus internationale — belang van de arbeiders, maar door de gang der intriges van de functionarissen, waarvan Stalin de afgod wordt. Zij vrezen de overwinning van de revolutie in China meer dan zij veinzen haar te wensen. Nooit durven zij, wanneer het tijd is om te durven. Hun gehele tactiek bestaat uit laveren, om verwikkelingen te vermijden. Dat leidt zoals men zal zien tot de ergste verwikkelingen, doch het zal te laat zijn.

Wij weten, dat Tsjang Kai-sjek zich voorbereidt om openlijk de vakverenigingen en de communisten, zijn bondgenoten, te verraden. Wij weten, dat hij een daad van geweld voorbereidt tegen het proletariaat van Sjanghai, dat juist in een van de mooiste opstanden van de moderne geschiedenis overwon. Men legt ons het zwijgen op. En Stalin neemt het woord te Moskou voor duizenden strijders om hen hoogdravend te verzekeren, dat er van Tsjang Kai-sjek niets te vrezen is. “Wij zullen hem breken, na ons van hem bediend te hebben.” Deze rede was nog niet gepubliceerd toen de telegraaf ons de volgende dag het voorspelde gebeuren meldde, d.w.z. de slachting van de arbeiders van Sjanghai (1927). Stalin laat bij de redactie van de Pravda de tekst en de proeven van zijn beklagenswaardige rede wegnemen: men zal ze nooit terugzien. Genoopt tot het stelen van zijn eigen tekst.[20bis]

Over dit alles zal ik hier slechts één document van die tijd citeren, het rapport van de Russische communist, Khitarov, aan het 15e partijcongres, die met een opdracht naar China was gezonden. Stalin bediende zich ervan om diegenen te doen veroordelen, die ter plaatse trouw zijn bevelen hadden uitgevoerd.

“Er was gedurende 21 dagen te Sjanghai een volksregering, waarin de communisten de meerderheid hadden… Zij bleek inactief, hoewel de militaire machtsgreep iedere dag werd verwacht, omdat de regering van Oe-Han haar niet bevestigd had in haar bevoegdheden (die regering bevatte twee communistische ministers). De leider van de eerste divisie, Seï-O, zocht de kameraden op en stelde hen op de hoogte van de voorbereidingen van de machtsgreep. Hij was bereid zich bij ons te voegen met zijn troepen tegen de militairen. De leiders van de communistische partij antwoordden hem dat zij op de hoogte van het complot waren, doch niet voorbarig met Tsjang Kai-sjek wilden breken; zij nodigden Seï-O uit zich naar het front te begeven of zijn ontslag te nemen om zijn loyaliteit ten aanzien van de generaal te bewijzen. De eerste divisie verliet de stad, de tweede verving haar en twee dagen later waren de arbeiders van Sjanghai bij massa’s gefusilleerd.”

De hoge politiek van het Kremlin droeg mooie vruchten. En dat was slechts het begin.

“In de periode van de grootste inspanning der revolutionaire krachten trekt de Chinese communistische partij (lees de Communistische Internationale, die haar in al haar daden leidt) zonder ophouden terug. Zij stemt er in toe alle vakverenigingen, boeren en andere organisaties aan de Kwomintang te onderwerpen; zij doet afstand van ieder initiatief zonder machtiging van de Kwomintang; zij beveelt de vrijwillige ontwapening van de arbeiders van Hankou, zij keurt feitelijk de gewelddadige liquidatie van alle boerenorganisaties goed…”

“In de provincie Hoenan triomfeerde de contrarevolutie op 21-22 mei (1927) in nauwelijks denkbare omstandigheden Er waren 1700 man troepen in de hoofdstad, Tsjansja, en 20.000 georganiseerde en gewapende boeren in de omgeving. Toch slaagden de officieren er in de macht te nemen, de leiders van de boeren te fusilleren en hun dictatuur te vestigen. De boeren waren op het punt zich van de stad meester te maken, hetgeen zij zonder moeite konden doen, toen zij een boodschap van het Centraal Comité van de Communistische Partij ontvingen, dat hun beval een gewapend conflict te vermijden en de kwestie langs de gouvernementele weg aan de orde te stellen. Het provinciale comité zond aan de Rode troepen bevel terug te trekken. Twee detachementen ontvingen het niet tijdig genoeg; zij begonnen de strijd, werden ingesloten en vernietigd…[21]”

Mijn pen schrijft vandaag dezelfde kleine tekens als anders, doch wat zij vertegenwoordigen aan door arme lieden vergoten bloed, zal nooit beseft worden… Mogen zij dienen om opheldering te brengen bij andere arbeiders van een dichter bij ons gelegen land, die door de omstandigheden gedwongen zijn de autoritaire adviezen van hen, die toen verantwoordelijk waren, te dulden of te aanvaarden…

Wat kan Stalin het bloed van de Chinese arbeiders schelen! Om aan de vooravond van het 15e congres te trachten het effect van zoveel nederlagen en dat van de massale uitsluitingen, die hij zojuist door de partij heeft doen uitspreken te compenseren (want daar hij het debat over de verantwoordelijkheid niet aandurft, heeft hij aan de vooravond van het congres zijn twee voornaamste tegenstanders, Trotski en Zinovjev, wegens disciplinebreuk laten uitsluiten), heeft hij in China een overwinning nodig, al was het er maar een van een uur; bij gebrek aan een overwinning enige duizenden nieuwe heldhaftige martelaren naar wens. In dat geval zal men weer eens iedere kritiek tot zwijgen brengen door het inroepen van respect voor de geofferden en “om de reactie niet in de kaart te spelen.” Hij zendt naar Kanton zijn neef Lominadze en een jongen Duitser, die even moedig is als ontbloot van gewetensbezwaren, Heinz Neuman, om daar een nieuwe revolutionaire poging te ondernemen…

“…Dus breekt in de nacht van 10 op 11 december in samenhang met het congres, dat geen enkele twijfel laat aan de spontaniteit van de operatie, een lokale opstand in Kanton los. De agenten van Stalin hebben de actie ontketend om aan hun chef een overwinningsbulletin te bezorgen bij wijze van argument tegen “het pessimisme van de oppositie.” Revolutionaire beweging van de achterhoede en geïsoleerd, kunstmatig, bestemd voor de nederlaag. De Commune van Kanton, omsingeld door de militaire krachten van de Kwomintang, duurt slechts 48 uur en haar val gaat vergezeld van een verschrikkelijk bloedbad. Meer dan 2000 communisten of als zodanig verdachten worden op staande voet vermoord of gefolterd. Op het congres had een der stalinistische handlangers in China de terdoodbrenging van ongeveer 30.000 Chinese arbeiders gerapporteerd; in vijf maanden maar, van april tot augustus 1927 na de dolzinnige opstand van Kanton en de bloedige onderdrukking, die de echo ervan nog verscheidene weken voortzet, berekenen de ernstige schattingen in totaal een honderdduizend slachtoffers van de onder de bescherming van “Moskou” gevolgde onsamenhangende politiek. Het bijna vernietigde communisme, een handjevol overlevenden, waaronder de ex-secretaris Tsjen Toe Sioe, zullen naar de oppositie gaan en uitgesloten worden.[22] Zo neemt een gehele periode van afwijkingen en avonturen haar einde, waaruit Stalin als theoreticus en strateeg van de revolutie vooraltijd gediskwalificeerd te voorschijn komt, ten koste van honderdduizend mensenlevens.” [23]

Gezichtspunt van de historicus. In werkelijkheid komt Stalin uit deze afschuwelijke rampen versterkt en als gegroeid tevoorschijn. De nederlaag van de revolutie in Azië verzekert zijn overwinning in het binnenland. De revolutionaire geest is door de weeromstuit in Rusland zelf ernstig getroffen. Meer dan ooit “socialisme in één enkel land”, omdat men overal elders is overwonnen. Genoeg verwikkelingen. De parvenu’s willen uitrusten, uit de avonturen komen… Wat een doortastendheid heeft die Georgiër toch. Leve de sterke vuist! [24]

De ondergeschikten zullen minder goed door het lot behandeld worden. Lominadze, zijn neef, na zijn ervaringen opposant geworden, moet zich in 1935 te Sverdlovsk een kogel door het hoofd jagen op het moment dat hij gearresteerd wordt. Heinz Neuman is verdwenen; hij zal in Rusland gevangen genomen zijn. Hij had zich kritische waarderingen gepermitteerd; en hij weet te veel. Verscheidenen van de jonge onbekenden, die met Zinovjev te Moskou gefusilleerd werden, waren zijn politieke vrienden.

…Uit Parijs, Berlijn, Londen, Guatemala, overal keuren de centrale comités van de communistische partijen, die hij trouwens benoemd heeft en die hij bovendien betaalt, telegrafisch de vriendschap met Tsjang Kai-sjek, de uitsluitingen, Kanton, de onveranderlijk juiste politiek van het uitvoerende comité der Communistische Internationale, de thesen, de bloedigste nietigheden goed. Thaelmann, die niet ophoudt de onvermijdelijke machtsverovering in Duitsland te verkondigen, Doriot, Barbusse, Marcel Cachin en vele anderen keuren goed, keuren goed, keuren goed, keuren enthousiast alles goed. Alles.

De onenigheid in het Centraal Comité

De laatste bijeenkomsten van het Centraal Comité van de communistische partij aan de vooravond van de uitsluiting van de leiders van de oppositie (eind oktober 1927) zijn stormachtig geweest. Zij herinneren aan de zitting van de Conventie, waar Robespierre zich niet verstaanbaar kon maken. Laten wij enige karakteristieke passages knippen uit het officiële verslag, waarin, dat spreekt vanzelf, de beledigingen verzwakt zijn.

“Trotski: …Dwars door het huidige apparaat, dwars door het huidige regime, ondergaat de voorhoede van de arbeiders de druk… (het lawaai neemt meer en meer toe, men hoort bijna de spreker niet…) van de parvenuachtige bureaucraten, daaronder begrepen de arbeidersbureaucraten… (tumult, gefluit), de administrateurs, de kleine patroons, de nieuwe eigenaren, de bevoorrechte intellectuelen van de steden en het platteland…

Vorosjilov: …Zinovjev luister toch naar deze schandelijkheden!

Skrypnik: …De tribune van het Centraal Comité is niet gemaakt voor deze gruwelen.[25]

Skvortsov-Stépanov: …Dat is de omgekeerde mensjewist Dan!

Trotski: …Van al deze elementen, die beginnen met de vuist te tonen aan het proletariaat, zeggend: “Men is niet meer in 1918.” Niet de slag naar links zal beslissen, doch het geheel van de politiek. Het is de keuze van de kaders, het is de steun der massa’s. Het is onmogelijk het hoofd te bieden aan de rijk geworden boeren terwijl men de arbeiderscellen geheel verstikt. Dat zijn volkomen onverenigbare zaken… (toenemend lawaai, gefluit).

Stemmen: Doodgraver van de revolutie! Schande! Weg ermee! Weg canaille! Weg met die renegaat!

Trotski: De slag naar links zal stuiten op de weerstand van de meerderheid zelf. Thans “verrijkt u”, maar morgen… (lawaai, gejoel) zal men niets van de rijke boeren loskrijgen… Achter de bureaucraten richt zich de herboren bourgeoisie op… (lawaai, gejoel, kreten: weg er mee!)

Vorosjilov: Dat is voldoende, schande! (gefluit, gejouw, toenemend tumult. Men hoort niets meer. De president schelt; gefluit. Stemmen schreeuwen: Weg van de tribune! De president schort de zitting op. Kameraad Trotski gaat voort met lezen, maar men onderscheidt geen woord. De leden van het Centraal Comité verlaten hun plaatsen en beginnen uiteen te gaan).” [26]

De redevoering van Zinovjev valt dezelfde ontvangst te beurt:

“Zinovjev: De lessen der laatste jaren zijn voor niemand verloren. Alles wat wij voorstellen is de terugkeer naar het regime van Lenin.

Stemmen: Verwissel het niet met het uwe!

Zinovjev: Niemand eist een ideale of volmaakte democratie. De tijden zijn moeilijk, wij begrijpen het…

Stemmen: Weg er mee, weg er meel (De president zwaait met zijn schel).

Zinovjev: Nog een ogenblik (Lawaai, schel van de president).

Stemmen: Weg er mee! Ga weg!

Zinovjev: In twee woorden: onze gehele huidige strijd in de partij stelt het volgende dilemma: of ge zult ons de mogelijkheid geven een beroep te doen op de partij en daar het woord te nemen of ge zult ons allen in de gevangenis moeten werpen. Er is geen andere keus. (Gelach, gejouw, schel van de president).

Stemmen: Genoeg! Weg van de tribune! De deur uit! (Zinovjev treedt van het podium af onder het gejouw en gejoel, in een toenemend tumult).”

Bijna tien jaar later voeg ik hier iets tussen om aan te tonen tot hoever de vervalsing van het verleden in een totalitair regime kan gaan en welke onbeschaamdheid de valse getuigenissen kunnen bereiken. Op het proces te Novosibirsk, 21 november 1936, verklaart de getuige Choebine:

“Het verbond tussen de trotskisten en de beschuldigde Stickling, thans agent van de Gestapo werd gesloten in 1927. Het doel ervan was herstel van het kapitalisme in de Sovjet-Unie, de stichting van een fascistisch regime. Dit besluit werd genomen op een geheime conferentie, die in een bos plaats had in de omstreken van Moskou, onder voorzitterschap van Trotski.”

Een uitspraak van een rechtbank heeft deze feiten als bewezen beschouwd en zij hebben gediend om negen doodvonnissen te rechtvaardigen, waaronder dat van een Duitser. Zes ongelukkigen zijn geëxecuteerd na te hebben bekend — op deze wijze — alles wat men hen wilde laten bekennen…

De scènes in het Centraal Comité werden in de organisaties aan de basis en zelfs tot op straat herhaald. Het overkwam mij, dat ik sprak, of liever trachtte te spreken voor zalen met een opgewonden en woedend publiek. Men gaf ons vijf minuten spreektijd na requisitoirs van drie uren; en op ieder van ons liet men vijf, zes, tien “activisten” los, die de jacht naar een post kenden, door de gunst der secretarissen te verkrijgen.

De massa der luisteraars sloeg het passief gade, met een zekere bezorgdheid; zij was ons dikwijls sympathiek, maar zij was bang. “Je begrijpt”, zeiden de mensen uit mijn cel tot mij, “ten eerste is er werkloosheid in het vak. Vervolgens heb ik kleine kinderen. Als ik met u meega en als gij niet de sterkste bent, wat wordt er dan van mij met mijn kinderen?” Wij trachtten bij de feesten van de Oktoberrevolutie, op 7 november, tenslotte in de colonnes der partij met onze eigen leuzen te manifesteren. Ik stond op het punt te Leningrad gelyncht te worden, waar gedurende verscheidene uren driehonderd opposanten, waaronder een oude legercommandant Lasjevitsj en een oude president van de Tsjeka, Bakaev, ter plaatse met de militie vochten voor de deuren van de Hermitage. Te Moskou werd het huis van Smilga, ook oud-legerleider en een der stichters van de republiek, die op zijn balkon de portretten van Lenin en Trotski had gezet, bezet en geplunderd. Men schoot op Trotski in de straat. Twee van ons, die op het Rode Plein een transparant trachtten te ontplooien, werden ogenblikkelijk doodgeslagen. De comités van de partij organiseerden groepen van potige kerels tegen ons, voorzien van fluitjes en gemachtigd hard toe te slaan; vervoerd per vrachtwagens kwamen zij de weldenkenden in celvergaderingen versterken, waar wij het woord namen. Te Moskou was het initiatief van deze fascistische handelwijzen afkomstig van de secretaris van het districtscomité, Rioetine, een man, die in zijn verblinding toevallig te goeder trouw was.

Later door de loop der dingen tot beter inzicht gekomen, ging deze Rioetine zelf in 1932 naar de oppositie over en in een ontwerp van een politiek program, schreef hij over Stalin, “de grote provocateur, de destructeur van de partij” zulke strenge oordeelvellingen, dat de GPOe daarin een oproep tot moord wilde zien en hem tot de doodstraf veroordeelde zonder echter hem te durven executeren. Wat er van hem geworden is, weet men niet.

Nederlagen, verbanningen; verloocheningen

Wij waren verslagen en onze nederlaag verstoorde de onverschilligheid van het land niet. Was dat de Thermidor? Was dat niet de Thermidor? Er werd veel gediscussieerd over dat thema van historische parallellen; de geschiedenis volgde haar eigen weg.

De Derde Internationale was van gezicht veranderd. Een merkwaardige samenloop van omstandigheden verenigde thans aan haar hoofdmannen, die allen de verantwoordelijkheid voor de zwaarste nederlagen droegen: weloverdacht en goed opgeborgen, kochten zij zich in door passieve gehoorzaamheid. Verscheidenen vormen thans nog het leidende personeel van de Communistische Internationale, een personeel waarop men zich verlaten kan. De markantsten zijn: Bela Kun, de man van de nederlaag van Hongarije en van enige andere nog treuriger geschiedenissen van moreel standpunt; Koesinen, die er in 1918 in grote mate toe bijdroeg de arbeidersklasse van Finland naar haar ondergang te voeren en die later de verdienste had het te erkennen in een zeer interessante politieke biecht; Kolarov en Dimitrov, die drie malen hun partij in Bulgarije naar onbeschrijflijke rampen hadden geleid; Heinz Neuman, tot rijpheid gekomen in de nederlagen van Duitsland om zijn gehele kracht aan de catastrofe van Kanton te geven…

Het uiterlijk van de macht en de pers, veranderde eveneens. In Georgië vervolgden de toegetreden mensjewieken de oude bolsjewieken. Terwijl de strijders van 1917 heengingen, uitgesloten uit de partij en de volgende dag verbannen, maakten de pas toegetredenen, die gedurende de burgeroorlog contrarevolutionairen geweest waren en die zich beijverden de nieuwe chef te prijzen, prachtige carrières. Een der beledigers van Lenin, vroeger “agent van Duitsland”, Zasslavski, verwierf autoriteit bij de Pravda; een rechtse socialist, die in 1918 deel genomen had aan de sabotage van de proviandering in de Oekraïne, Vysjinski, werd procureur van het Opperste Gerechtshof; een oud lid van de contrarevolutionaire regering van Samara, Maiski, kwam in het gezantschap terecht (hij vertegenwoordigt de Sovjet-Unie te Londen); een andere oude tegenstander, Khintsjoek, werd eveneens diplomaat (hij is thans te Berlijn). Laten wij de kleinere sterren voorbijgaan; er zijn er veel: in de partij kwamen de sterren van de tweede grootte van gisteren op, als Kirov, Koeybisjev, Mikoyan, matige figuren van het tweede plan of personen die in de grote jaren geheel onbekend waren als Kaganovitsj.

Het agentschap Tass publiceerde in het begin van 1928 in de gehele wereld een logenstraffing van de “lastergeruchten” die aan de regering van Moskou het voornemen toeschreven de leden van de oppositie, die buiten de partij gesloten waren, te verbannen. De verbanningen begonnen drie of vier dagen na deze logenstraffing. Welke mensen gingen heen? De eerste karren met verbanningen vervoerden Trotski, Karl Radek, de oude secretarissen van het Centraal Comité Preobrajenski en Serebriakov. Ivan Smirnov, Beloborodov — een der werkelijke leiders van de revolutie in de Oeral, waar hij het doodvonnis van de Romanovs tekende — Moeralov, Vladimir Smirnov en Timothee Sapronov, alle drie helden van de opstand van Moskou, Smilga, een der goede hoofden van de burgeroorlog, Rakovski, die in de Oekraïne stand hield gedurende de moeilijke jaren.

Het beroep van overwonnen revolutionairen in een totalitaire staat is een moeilijk beroep. Velen laten u in de steek als zij het spel verloren achten. Anderen wier persoonlijke moed en belangeloosheid niet aan twijfel onderhevig zijn, menen dat men moet manoeuvreren, zich aan de omstandigheden aanpassen. Pjatakov verloochende zijn overtuiging en vriendschap van gisteren. In de gezantschappen doen Krestinski, Sokolnikov, Antonov Ovseënko hetzelfde. Wat moet men anders doen? Naar verloren gehuchten van Kazakstan vertrekken of ter plaatse blijven, nog trachten te dienen, afwachten? De diplomaten, zelfs die van een revolutie, hebben zelden aanleg voor martelaar… De verzaking van Zinovjev en Kamenev brengt de grootste opschudding. Zij verwerpen hun daden en gedachten van opposanten, smeken om vergeving, vernederen zich zoveel men wenst.

Hebben zij er belang bij? Och kom, die oude bolsjewieken hebben bijna geen persoonlijk leven buiten hun politieke activiteit en hechten niet veel waarde aan datgene wat men in de burgerlijke wereld posities en zelfs geluk noemt. Zijn zij laf? Zij gaan gedurende bijna tien jaren een verschrikkelijk leven leiden, dat het verbijsterendste en afschuwelijkste einde zal hebben. Hun houding paart een zeer grote moed, een absolute toewijding, zonder frasen en gebaren, een moed die niet aarzelt zich het aanzien van lafhartigheid te geven, een toewijding die er niet voor terugdeinst de schande te drinken — aan een zeer reëel intellectueel en moreel tekort. Te zeer gehecht aan de partij zijn zij bang de werkelijkheid te zien zoals die is. Met de partij is het afgelopen. Zij deinzen terug voor de laatste gevolgtrekkingen. Zij voelen niet dat zij, door zich te vernederen, de revolutie vernederen, dat het zonder twijfel beter zou zijn in de dwaling rechtop en trots te blijven dan voor de beste zaak het voorbeeld te geven van een dergelijke vernedering… Zij willen manoeuvreren, denkend dat het noodzakelijk is in de partij te blijven tot het moment dat de beslissende strijd uit zichzelf zal beginnen, die onder begunstiging van de gebeurtenissen het herstel mogelijk zal maken. Radek keurt vanuit zijn verbanning hun capitulatie af.

“De gehele tactische berekening van Zinovjev, schrijft hij, bestaat hierin: dat een nieuwe golf onvermijdelijk over de partij moet komen; wanneer zij zal komen, zullen wij verbannen zijn, hij zal legaal zijn. Zinovjev zal per slot van rekening bedrogen uitkomen. Het is de juistheid van het politieke inzicht en het vertrouwen, dat men verdiend zal hebben, die beslissen zullen.

De misdaad van Zinovjev en Kamenev is niet te hebben begrepen, dat wij niet kunnen ontwapenen, zelfs niet, indien alles in de partij ten goede verandert.”

Radek schreef goed, doch hij deed enige maanden later precies hetzelfde als Zinovjev en Kamenev.

Karl Radek, die een wonderlijke soepelheid van geest bezat, geestig en cynisch in zijn manier van uitdrukken was, absoluut toegewijd aan de partij — d.w.z. aan de arbeidersklasse, waarvan de partij slechts de politieke organisatie is — die gestreden heeft in Rusland, Polen, Oostenrijk en Duitsland, in vele gevangenissen gezeten heeft en aan een menigte gevaren ontsnapt is, Karl Radek was voor hij een der medewerkers van Lenin werd, de strijdmakker van Rosa Luxemburg geweest te Berlijn, Bremen en elders. Hij was te Berlijn met Rosa en Karl Liebknecht, toen de Spartacusopstand ontketend werd. Helderziend als hij was, had hij hem tevergeefs ontraden. Gearresteerd tezelfdertijd als Karl en Rosa bespaarde alleen het geluk hem hun lot: men kende zijn belangrijkheid niet. Een kogel van dichtbij raakte hem even op de binnenplaats van de gevangenis van Moabit, waar zo juist zijn vriend Léon Rysjko (Joguichès) gedood is.

En deze Radek, nog gevangene, in Rusland dit keer, ontmoet na zijn verloochening, op een klein station in Siberië, Ichim, kameraden van de oppositie, die dapperder waren dan hij. Om hen heen agenten van de GPOe, die hen naar hun respectievelijke plaatsen van bestemming geleiden. Wij ontvingen het verhaal van dit politieke gesprek. Ziehier:

“Radek: De situatie van het land is buitengewoon ernstig. Die van het Centraal Comité is catastrofaal. De rechtervleugel en het centrum bereiden elkaar op gevangenissen voor. De rechtervleugel is sterk. Hij kan zijn zestien stemmen verdubbelen of verdrievoudigen. Moskou heeft geen brood.

De ontevredenheid van de arbeidersmassa’s waagt zich tegen het regime van de Sovjets te keren. Wij zijn aan de vooravond van boerenopstanden. Dat alles verplicht ons tot elke prijs weer in de partij te gaan.

- En wat is uw houding tegenover Leon Davidovitsj (Trotski)?

Radek: Volkomen breuk. Hij herziet de leer van Lenin.

- Eist gij de opheffing van artikel 58? (Krachtens dit artikel van het wetboek van strafrecht verbant men de oppositionelen).

Radek: Nooit! Voor hen, die ons zullen volgen, gaat dat vanzelf. Voor hen, die de ontevredenheid der massa’s organiseren, zullen wij artikel 58 handhaven. Wij hebben onszelf in verbanning en gevangenis begeven. De jeugd, die naar de oppositie overgaat, heeft niets gemeen met het bolsjewisme, zij is tegen de Sovjet.

Radek voegt er aan toe dat het platform van de oppositie dat van de partij was geworden: bewijs, het vijfjarenplan. De agenten van de GPOe onderbraken onze discussie. Zij duwden Radek in zijn wagon, hem verwijtend agitatie te voeren tegen de verbanning van Trotski. Vanaf de trein schreeuwde Radek nog:

- Voer ik agitatie tegen de verbanning van Trotski? Ha, ha, ha, ik legde deze kameraden uit dat zij naar de partij moeten terugkeren.

En hij begint de agenten van de GPOe tot kalmte aan te manen.

- Laat hen met rust! Geeft hun tijd zichzelf meester te worden! Verbittert hen niet!

De agenten duwden hem zwijgend naar achteren in de wagon. De sneltrein zette zich in beweging.”

De agenten van de GPOe hebben Karl Radek zo — stilzwijgend — negen jaren geduwd tot aan de cel, die hij thans bewoont enige etages boven de kelder der executeurs.

Ik werd op hetzelfde tijdstip uitgesloten uit de partij, waartoe ik sedert acht jaren behoorde. Daar men mij geen overtreding der statuten kon verwijten, nodigde de controlecommissie mij uit om mij te vragen of ik het besluit van het vijftiende congres goedkeurde, dat de oppositie uitsloot. Ik verklaarde mij op dit punt, evenals op elk ander aan de discipline van de partij te onderwerpen, doch zonder alles goed te keuren; ikzelf beschouwde dit besluit als een funeste dwaling, die men moeilijk zou kunnen herstellen.

De commissie was gevormd uit een tiental personen: stomme verbazing stond op alle gezichten te lezen; een arbeider stond op, betwijfelend of hij wel goed gehoord had en vroeg mij met ernstige stem:

- Gij hebt gezegd, kameraad, dat het congres van de partij zich vergist heeft? Gij denkt dat het congres van de partij zich kan vergissen?

Ik legde uit dat falen menselijk is, dat men grote arbeiderspartijen vergissingen en dwaasheden had zien begaan en tenslotte de verkeerde kant had zien opgaan. Bij ieder gesproken woord verergerde mijn ketterij. Ik werd terstond uitgesloten.

Enige dagen daarna klopten tegen middernacht twee kerels, de een in een uniformjas gekleed en de andere in burger, aan mijn deur. Zij grepen mijn correspondentie met Barbusse, een tekst van Lenin, die hun verdacht scheen en verzochten mij hen te volgen. Ik bracht zes weken in een cel door van de oude gevangenis van Leningrad in gezelschap van een ingenieur uit de stad, die ervan beschuldigd werd voor eigen rekening enige kubieke meters ijs uit de Neva verkocht te hebben en van een geheimzinnige gek, verdacht van spionage, omdat hij een Pool was. Het was een arm wezen, verschrikkelijk vuil, die de uren geknield op het cement in gebed doorbracht; men had hem verrast, toen hij kruisjes verkocht bij een kerkhof en dat had zeer ernstig geschenen. De kleine jongen die ons ‘s morgens een slap aftreksel bezorgde, verdween op een nacht, gefusilleerd. Een der bewoners van een naburige cel wierp zich van de galerij der vijfde etage naar beneden op de stenen vloer. Het was een koopman, die ervan beschuldigd werd de fiscus te hebben bedrogen — een zwakke ziel klaarblijkelijk. In de grond van de zaak beleefden wij nog voor iedereen goede tijden. Mijn vrienden uit het buitenland haalden mij er uit. Maar ik heb vervolgens geen gemakkelijk leven gehad. Uitgesloten zijn wilde in het algemeen zeggen, publiek vijand zijn.

Iedereen begrijpt dus dat men noch de boeken, noch de artikelen publiceert van een publieke vijand. Dat men zijn minste bewegingen, zijn correspondentie, zijn woorden, zijn betrekkingen nagaat. Dat men hem niet helpt zijn brood te verdienen en zelfs dat men het hem enigszins belet. Dat men hem het minst mogelijke betaalt, wanneer hij gewerkt heeft en dat het trouwens beter is, hem in het geheel niet te betalen, indien de omstandigheid het veroorlooft. Dat, terwijl de schrijvers der vakverenigingen gedurende de schaarste en de rantsoenen kaas, noga, worst en andere comestibles verdelen, die door het comité van de partij in het geheim toegekend zijn, met niets of zo weinig mogelijk aan die gevaarlijken afvallige geeft. Gij begrijpt zeer goed dat zijn vrouw, zijn schoonzuster, zijn zwager, zijn schoonvader, zijn neven en hoe weinig zij ook met hem omgaan, zijn achterneven, alle mogelijke soorten last zullen ondervinden en zelfs zeer ernstige last. Ik verwierf dus met de jaren een grondige kennis van het mechanisme van een totalitaire maatschappij. Tot aan de dag dat, op straat dit keer, twee burgers met een vrij speciale manier van doen, mij verzochten hen te volgen. De tijden waren minder goed, ik ging er niet meer zo gauw uit. Maar dat is een andere geschiedenis en van minder belang.

Van Lenin naar Stalin

Alles is veranderd.

Het doel: van de internationale socialistische revolutie naar het socialisme in één land.

Het politieke systeem: van de arbeidersdemocratie der Sovjets, gewild en bevestigd vanaf het begin van de revolutie, naar de dictatuur van het algemeen secretariaat, van de functionarissen en van de Veiligheidsdienst (GPOe).

De partij: van de vrij gedisciplineerde, denkende en levende organisatie van revolutionaire marxisten naar de hiërarchie der bureaus, geïnteresseerd bij en onderworpen aan de passieve gehoorzaamheid.

De Derde Internationale: van de propaganda en strijdformatie van de grote jaren naar de slaafsheid van de partijbesturen, die benoemd worden om zonder walging en schaamteloosheid alles goed te keuren.

De nederlagen: van de heldenmoed van de nederlagen van Duitsland en Hongarije, waar Gustaaf Landauer, Levine, Liebknecht, Rosa Luxemburg, Ioguichés, Otto Corvin gedood zijn naar de diep treurige nederlagen van de commune van Kanton.

De leiders: de grootste strijders van Oktober vertrekken naar verbanning of gevangenis. Van Lenin tot Stalin.

De ideologie: Lenin zei: “Wij zullen het progressieve verval van de staat beleven en de staat der Sovjets zal overigens geen staat zijn als de anderen, maar een grote commune van arbeiders…” Stalin zal proclameren dat “wij ons naar de afschaffing van de staat door de versterking van de staat zullen begeven” (sic).

De toestand der arbeiders: van het streven naar de sociale gelijkheid zal de Sovjetmaatschappij overgaan naar de vorming van een meer en meer bevoorrechte minderheid ten opzichte van de onterfde en rechteloze massa’s.

De zedelijkheid: van de grote strenge en soms onverbiddelijke eerlijkheid van het vroegere bolsjewisme zullen wij langzamerhand tot een onbeschrijflijke valsheid komen.

Alles is veranderd, alles verandert, doch wij hebben het teruglopen van de tijd nodig om ons van de werkelijkheid rekenschap te geven. Teveel gehecht aan het regime, teveel illusies over de mensen, teveel liefde voor de grond, het land, de gebrachte offers, teveel grote herinneringen verblinden ons allen min of meer.

Het blijkt hier dat de morele toetsen soms meer wezenlijke waarde hebben dan de gefundeerde oordeelvellingen over de politiek en de economie. Deze laatsten, die oneindig ingewikkeld zijn, maken de leugen van de statistieken en van de leuzen mogelijk. Men ziet er niet dikwijls helder, zelfs niet met veel kennis, terwijl de onwaardigheid, de onrechtvaardigheid, de val, die voor de kameraden van gisteren gezet is, de vernedering van de mensen, het binnendringen van politieknechten in de debatten van de partij openbaren wat is. Zij, die zeggen: “Eerst politiek! Laat men ons in de gevangenis werpen, mits men een juiste politiek voert!” vergissen zich ernstig.

Het is niet waar, het is totaal onjuist, dat het doel de middelen wettigt. Men laat niet recht wedervaren met onbillijkheid, men verandert de wereld en de mensen niet met ketenen, luidsprekers, die leugens verkondigen, en grote groepen intellectuelen die voor opgedrongen ideeën bezoldigd worden. Ieder doel wil zijn middelen en men bereikt slechts een doel door de geëigende middelen. Indien de sociale revolutie zich in uren van gevaar van de oude wapens, die de burgerlijke maatschappij haar gelaten heeft, moet bedienen, heeft zij daarna haar eigen methodes. Zij kan slechts vooruit komen door de materiële en morele positie der massa’s te verbeteren. Meer welzijn, meer vrijheid, minder leugen, meer waardigheid, meer menselijk respect. Het socialisme, dat op andere wijze te werk gaat, bezwijkt voor een soort van binnenlandse contrarevolutie, brengt zich in diskrediet en riskeert zelfmoord.

In 1928 treden wij in ieder opzicht dat socialisme binnen.

De economische factoren aan de basis van deze evolutie bepalen haar klaarblijkelijk. Niet dat zij fataal zou zijn; integendeel, de Russische ervaring heeft dat kostbare, dat zij toont, dat men de economie regeert; maar dat men niet ontsnapt aan de consequenties van een politiek. Laten wij het verband tussen de feiten en de oorzaken beschouwen.

De bureaus van de partij te beginnen met het Politiek Bureau, dat een waarlijk Directoire is, hebben jaren verloren met de industrialisatie. Gedurende jaren hebben zij de koelakken — de welgestelde boeren — zich laten installeren. Om volkomen de schijn te vermijden voor de oppositie te zwichten en de macht te behouden, hebben zij de voorstellen van de deelnemers aan de versnelde industrialisatie afgewezen en hen verbannen, die ten opzichte van de rijk geworden buitenmensen een gedwongen lening aanprezen (die overigens onbetwistbare voordelen bevatte).

Zij hebben de oude partij onthoofd, maar vanaf de volgende dag ontbrak het de regering aan graan. Waarom zou de landbouwer het haar onder zo onvoordelige voorwaarden verkopen? De steden krijgen gebrek aan brood. Het leger ook. Stalin struikelt in een slop. (En de Moskovieten, die van een grapje houden, vragen elkaar: — Kent ge het slop van Stalin? — Neen. Dat is? — Het Kremlin!)

Het graan, dat men niet van de boeren kan kopen, moet men hun ontnemen. Het Politiek Bureau beveelt gedwongen leveringen door artikel 107 van het wetboek van strafrecht over het achterhouden van voorraden op een onvoorziene wijze uit te leggen.

Het opgevorderde koren wordt verborgen. De landbouwer zaait minder. Waarom zaaien, als men de oogst van u wegneemt?

Om hem tot werken te dwingen zal men hem met geweld tot een door de staat gecontroleerde coöperatie laten toetreden, de kolchoz.

En als hij dat weigert?

Degenen die weigert zal tot koelak of agent der koelakken verklaard worden, beroofd worden van alles wat hij heeft en met zijn gezin naar het Noorden gezonden worden.

Velen weigeren. Wanneer de gedeeltelijke collectivisatie slaagt, treft het juist zo dat de onafhankelijk gebleven boeren duidelijk bevoordeeld zijn. Er blijft slechts over de algemene collectivisatie en de massale onteigening en verbanning onder de landbouwers te proclameren… met geestdrift zullen Barbusse en enige anderen schrijven…

Om in deze instorting van de landbouw spoedig te voorzien, wordt de meest versnelde industrialisatie opgelegd. Het vijfjarenplan, zo herzien en gewijzigd, dat het een rendement belooft, dat men zes maanden vroeger zou weigeren aan te nemen, moet met enthousiasme uitgevoerd worden.

Het zal het worden. Maar de crisis van het platteland, die op bepaalde plaatsen in een nauwelijks vermomde burgeroorlog ontaardt, heeft tot eerste consequentie de uithongering van de steden. Men drukt zo spoedig mogelijk levensmiddelenkaarten. Men zal weldra niet meer aan de arbeiders geven dan belachelijke rantsoenen. Volgens de officiële te Moskou aangeplakte plakkaten zal het hoogste maandelijkse rantsoen van de arbeider, lid van de coöperatie, in november 1929 zijn: 1.500 gram suiker 50 thee 500 plantaardige olie 3.000 gort 750 macaroni 500 haring 500 huishoudzeep

Een prachtig rantsoen voor het bevoorrechte proletariaat van de grote centra.

De ondervoeding van de arbeider verlaagt het rendement van de arbeid. Het op rantsoen stellen, de gedwongen koers en de inflatie zullen de koopkracht van de papieren roebel — die de salarisroebel is — tot ongeveer een veertigste deel van die van 1926 verlagen. De arbeider zal uit de fabriek vluchten of er slechts voor de vorm blijven, levend van kleine diefstallen, slimmigheidjes, de speculatie helpend. Als men een paar kousen weer verkoopt, verdient men meer dan met drie dagen werken. — Men zal de arbeider door een draconische wetgeving moeten dwingen te werken. Om hem vast te houden in de industriële centra, zal men de binnenlandse passen uitvinden, die de bevolking van het recht beroven vrij van plaats te veranderen en te verbannen wie men wil, zonder er een woord over te kikken.[27]

Voordat de boeren tot de kolchozen toetreden, vernietigen zij hun vee. Velen stoppen zich liever eens voor al in hun leven vol met vlees en verkopen in het geheim het leer, dan hun beesten aan de staat te geven, wiens goede bejegeningen men voldoende kent. Het vee verdwijnt.

Dat zijn de jaren der nachtmerrie. De hongersnood nestelt zich in de Oekraïne, in de vruchtbaarste streken, in Siberië, op alle graanzolders des overvloed van geheel Rusland. Duizenden boeren overschrijden de grenzen van Polen, Roemenië, Perzië, China. Zij gaan weg. Des te erger als men een deel daarvan onderweg doodt. De anderen zullen gaan.

De doodstraf vestigt zich voor goed in de steden en op het land. Diefstal van een garve graan van de kolchoz: doodstraf. Krachtens het decreet van 7 augustus 1932 is de socialistische eigendom heilig verklaard, de diefstal wordt met de dood gestraft.

Wat kan het vijfjarenplan in deze chaos geven! Men heeft aan de bevolking een tijdperk van overvloed beloofd na de van haar geëiste inspanning en offers. Het vijfde jaar van het plan breekt aan in volle hongersnood. Waar zijn de verantwoordelijken? Noemt de verantwoordelijken en laat men hen fusilleren!

Gedurende de jaren zwijgt de almachtige Stalin (tot aan het eind van 1933). Hij heeft slechts één telefonische order aan de GPOe te geven om de verantwoordelijken te vinden. Men zal hen diezelfde avond arresteren. Morgen zullen zij bekend hebben. Overmorgen zal men hen kunnen executeren. Vervolgens zal men slechts telegrammen van enthousiaste bijval van bewonderenswaardig vertrouwen en van feilcitaties voor de successen van de socialistische opbouw hebben te publiceren, die van alle hoofdsteden van de wereld zullen binnenkomen.

Er is geen vlees, noch conserven? Men fusilleert professor Karatyguine en zijn 47 medebeschuldigden, die in het geheim aan de GPOe bekend hebben door contrarevolutionaire geest de fabricatie van conserven en de voorraad vlees gedesorganiseerd te hebben (1930).

Is het plan een echec? Dat komt omdat een ongeoorloofde “industriële partij”, die met de Franse generale staf werkt, het gesaboteerd heeft. Professor (en agent-provocateur) Ramsine bekent het. Ter dood veroordeeld, gegratieerd, gerehabiliteerd, beloond (1930).

Is men niet overtuigd? Negen oude socialisten bekennen een militaire interventie van Frankrijk in Rusland naar de aanwijzingen van de Tweede Internationale te hebben voorbereid. Wat doet het er toe of die aanwijzingen onwaarschijnlijk zijn en of men de beklaagden op grond van hun leugens treft? Zij hebben bekend. Tien jaren gevangenisstraf (1931).

Leningrad heeft een zomer achter de rug zonder fruit en groente. Men fusilleert vijf administrateurs van coöperaties. Maar de volgende zomers zullen ook zonder fruit en groente zijn.

Dat regime kan klaarblijkelijk door niemand verdedigd worden zo niet op bevel en door hen, die het daarheen geleid hebben en die, indien zij de macht verloren, absoluut gelyncht zouden worden. Het gewicht van de verantwoordelijkheid maakt de bureaucratie onverbiddelijk en onhandelbaar. Zij verdedigt zich. Sedert de inwijding van haar macht is haar gehele politiek slechts een van behoud en bepaald door een panische angst.

De stalinistische bureaucratie voert niet meer de politiek van de arbeidersklasse, maar haar eigen. Dat is de grote verklaring voor hetgeen zich voltrekt.

Daarom wee hem, die zijn stem tegen haar verheft. Ieder jaar arresteert men aan de vooravond van feesten en congressen de verdachten van de oppositie bij duizenden. De echte opposanten, enige duizenden, zijn sedert 1928 in de gevangenis, dat gaat vanzelf. Wee hem, die zwijgt! Zwijgen is zich buiten schot houden, verpletterende verantwoordelijkheid vermijden. Neen, in alle omstandigheden moet de burger luid alles goedkeuren, alles, alles, alles. Het zijn slechts prachtige teksten, eensgezind aangenomen, evenals de doodstraffen. De dichters motiveren hun stemmen in verzen in de kranten.

Er is niets te verwachten van de socialisten in het buitenland. Zij begrijpen te goed. Men kan overigens hetgeen gebeurt slechts rechtvaardigen door een revolutionaire hartstocht, die des te blinder is naarmate zij geveinsd is. De Communistische Internationale verkondigt in 1928, dat “Duitsland, Frankrijk, Polen gekomen zijn in een periode van revolutionaire beroeringen.” Doriot nodigt de boeren uit zich voor te bereiden “op het nemen van de grond met geweerschoten.” Klasse tegen klasse! In Duitsland, waar de nazi vloed opkomt, luidt de officiële leerstelling van de Communistische Internationale, dat men slechts het fascisme over het lijk van de sociaaldemocratie zal verslaan. Wanneer de nazi’s in 1932 een plebisciet in Pruisen krijgen om te trachten het sociaaldemocratische kabinet van Otto Braun van de macht te verjagen, schaart de Communistische Partij van Duitsland — op persoonlijke aanbeveling van Stalin — zich bij de nazi’s en dat noemt de “Rote Fahne” “het rode referendum.”

Ik heb beleefd wat ik beschrijf. Doch ik ben er op gesteld onuitgegeven of weinig bekende getuigenissen te citeren, waarvan ik de absolute waarachtigheid kan verzekeren.[28] Niemand trouwens zal er een enkele regel van betwisten.

De industrialisatie en de collectivisatie

Het leven in een kolchoz:

“De leden van de kolchoz hebben in twee maanden nog geen enkele vergoeding ontvangen voor hun arbeid: transport van hout en voeder. Van de inkomsten gaan 50 % naar de kas van de kolchoz, 50 % naar de belastingen en cijnzen. Wat zal er voor de arbeiders overblijven? Niemand weet het. De president betaalt zichzelf verscheidene meelbonnen per maand en onthoudt zich van elk lichamelijk werk. “De eerste maanden”, zegt men ons, “moeten de leden van de kolchoz met hun eigen middelen rondkomen.” Maar de armen hebben geen reserves. Zij gebruiken hun kleren in het werk zonder vergoeding. Aan de verzekering van de koelakken dat men ‘een nieuwe slavernij’ instelt, wordt door dit alles meer en meer geloof gehecht.

In een naburig dorp hebben 40 vrouwen met geweld hun koeien teruggenomen, ze in de huizen opgesloten en aan de autoriteiten van de landelijke Sovjet geantwoord: “Gij kunt ons neerschieten, doch de beesten geven wij niet terug!” Het vee verdwijnt toch… Men kan nauwelijks geloven, dat zoveel gruwelen in naam van het socialisme gebeuren. Het gerucht loopt, dat Zinovjev en Kamenev naar de provincie verbannen zijn.” (M. B., brief van april 1930).

Stalin machtigde in maart 1930 een zeker aantal boeren uit de kolchozen te gaan. Zijn boodschap verweet de lokale autoriteiten zich het hoofd op hol te hebben laten gebracht door de “duizeling van het succes.”

“De kolchozen lopen leeg. 80 boeren van een gemeente van dit district hebben zich vandaag beklaagd bij de procureur, dat zij met geweld gedwongen werden zich bij de kolchoz te laten inschrijven. De kolchozpresidenten zijn in de omstreken vermoord. De vrouwen komen overal reclameren en nemen het vee. De steden hebben noch boter, noch vlees, noch eieren, noch aardappelen en zelfs de hoofdsteden ontvangen microscopische rantsoenen. Sedert lang hebben wij noch vlees, noch vis gezien. De laatste dagen hebben de coöperaties eindelijk paardenworst ontvangen.” (Q. N., brief van april 1930).

Vanuit een fabriek schrijft een arbeider:

“Men draait de schroef aan en hoe! 25 % vermeerdering van het rendement van de arbeid en 1,9 % verhoging der lonen. Drie jaar zijn de salarissen niet veranderd, ofschoon de productie veel toegenomen is. 5 Man per brigade in plaats van 6, zonder wijziging van de outillage. Het premiesysteem is op zodanige wijze opgelegd, dat de premies, die 20 à 30 % per maand opbrengen, iedere zes maanden betaald moeten worden, doch in werkelijkheid heeft men geen hoop ze te ontvangen. Wij leven van 55 roebels per maand.” (M., 23 maart 1930).

Over de collectivisatie in Centraal-Azië:

“De boeren ontvangen uiterst kleine voorschotten. De verdeling van de winsten heeft aan het einde van het jaar plaats. Indien de kolchoz winst heeft, worden de lonen slechts in hun geheel betaald, indien de gestorte sommen aan het collectieve kapitaal hoger zijn dan de som der lonen. In het tegenovergestelde geval ontvangt de kolchozboer slechts een gegeven percentage van zijn nominaal salaris (zie het reglement van het centrum der kolchozen van Oezbekistan). De landbouwers, die met geweld gecollectiviseerd zijn, hebben dus geen enkele prikkel meer voor het werk.

Op de gedwongen collectivisatie hebben de boeren geantwoord door hun hebben te versjacheren, hun werk te saboteren en in opstand te komen. Een vrij grote opstand is in een district van de Sir Daria uitgebroken en heeft drie weken geduurd.

De boeren zeggen voorzichtig: ‘Het leger is goed gevoed en gekleed, het zal ons niet steunen…’.” (I. L., brief van 27 maart 1930).

Een andere kameraad schrijft, dat 200 in de steek gelaten paarden rond het dorp dwalen, waar hij verbannen is. Op het platteland slechts opstanden, aanslagen, uitbarstingen van woede en wanhoop, verbanningen, massale landverhuizingen. De Abkhazes van de Zuidelijke Kaukasus bieden in een boodschap aan de regering haar al hun hebben aan, danken haar met Oosterse beleefdheid voor de weldaden, waarmee zij hen volstopt en vragen haar slechts één ding: hen te laten emigreren naar Turkije.

“Een Amerikaanse correspondent, de belangen van Stalin volkomen toegewijd, schat het aantal verbanningen in 1929-1930 bij benadering op 2 miljoen mensen (New York Times, 3 februari 1931). Doch de waarheid schijnt gruwelijker als men weet dat de onteigening der koelakken zonder ophouden de volgende jaren is voortgegaan en dat de officiële berekeningen variëren tussen 5 en 10 miljoen in de telling van koelakken… (Even na het eerste vijfjarenplan heeft de pers te Rostov in 1933 door een toevallige inbreuk op het bevel van stilzwijgen, de massale deportatie van drie grote dorpen Kozakken van Koeban, ongeveer 50.000 personen, gesignaleerd; welnu meer dan 100.000 inwoners van hetzelfde district waren hen op de ongeluksweg naar het Noorden voorafgegaan). Men kan dus aannemen, dat minstens 5 miljoen dorpelingen, zonder onderscheid van leeftijd of sekse, van hun haardsteden verjaagd zijn, overgeleverd aan een onrechtvaardige ellende en veelal aan de dood.[29]

Een verbannende in Siberië schrijft:

“Ik wil vertellen wat ik gezien heb in een district, waar de koelakken onteigend zijn. Om te beginnen zagen wij 3000 verbannen koelakken aankomen. Velen van hen waren arme of middenboeren. Er waren er, die in de burgeroorlog gedecoreerd waren, omdat zij goed gestreden hadden, doch men had natuurlijk hun decoraties afgenomen. Zij moesten werken volgens het plan aan het vellen van bomen, doch niets was in gereedheid om hen te ontvangen. De volte in de barakken veroorzaakte een tyfusepidemie. In de bossen was het erger. Men zond ze er heen, ik weet niet waarom, met hun vrouwen, zonder warme kleren in het hartje van de winter. Zij bereidden zich voor op een algemene opstand onder de leiding van oude soldaten. Wij slaagden er in deze nieuwe ongelukken te beletten door van de autoriteiten de intrekking te verkrijgen van het bevel van het zenden in de bossen.

Dat alles lijkt veel op georganiseerde sabotage op zeer grote schaal.

Een vriend, die de kolchozen goed doorlopen had, zei mij dat er niets over is gebleven van de vroegere dorpen en dat terugkeer niet meer mogelijk is zonder catastrofale beroeringen in de individuele eigendom. Ongeveer 15 % van de landbouwers zijn krachtig voor de kolchozen. Het zijn jonge communisten, zij doen alles, zij werken bovenmenselijk. De andere boeren gaan naar de kolchoz, omdat zij niet anders kunnen, doch spannen zich in om er met lege handen te komen. Men is voortaan, zeggen zij, de boeren van de staat, zoals de arbeiders, zie je…” (X, brief van 5 augustus 1931).

De arme boeren worden ook als vijanden behandeld:

“Men gaat over tot de zuivering van de vergaderingen der armen. Een naburige Sovjet heeft zojuist de uitsluiting van 20 arme boeren uitgesproken, waarvan verscheidenen oprecht de macht zijn toegewijd, allen gekwalificeerd als “agenten van de koelakken.” Hun misdaad is niet altijd te zwijgen, te zeggen dat hun toestand erger is geworden, te vragen of er nog een vijfjarenplan zal komen? (De verslaggever heeft gezegd dat deze vraag in de kaart van de koelakken spelen betekende.” [30]

Er bestaat over dit grote drama van het Russische platteland een literair document, een werk, let wel, van een officiële verdediger: de roman van Cholokhov: Ontgonnen land, in het Frans vertaald.

Opdat de fouten en de misdaden van het bureaucratische regime niet aan het socialisme kunnen worden toegeschreven, is het nodig hier een korte beschouwing over de leer te geven. Het socialisme wil deze behandeling niet op de boeren toepassen; verre van dat, het verzet zich er tegen; het gaat daartegenover andere verbintenissen aan en met de bekende Russische ervaring zullen de arbeiderspartijen van de toekomst rekening weten te houden met dit voorbeeld en het niet navolgen. (Het is daarentegen geenszins onmogelijk dat een fascistische bureaucratie, in de dienst van het geldkapitaal, door omstandigheden naar een graancrisis gedreven, er toe komt aan de kleine agrarische eigendom stalinistische methoden op te leggen…)

Lenin herhaalt onvermoeibaar: “De boeren niet dwingen…” De staat die de bolsjewieken stichten, verklaart zich als een staat van arbeiders en boeren: zo luidt zijn officiële benaming. Terwijl hij strijd tegen de bourgeoisie van het platteland, zoals tegen iedere andere bourgeoisie, volkomen aanprees, liet Lenin door het tweede congres van de Communistische Internationale besluiten dat die bourgeoisie in principe niet de dag volgende op de machtsverovering onteigend moet worden.[31]

“Engels”, schreef hij, “heeft onderstreept dat de socialisten er niet aan denken de kleine landbouwers te onteigenen, die door de enkele kracht van het voorbeeld, de voordelen van de gemechaniseerde socialistische landbouw moeten begrijpen.”

En elders, in een van zijn principiële redevoeringen over de NEP, die voorgesteld wordt als een politiek van bondgenootschap met de plattelanders:

“Het principe zelf van onze dictatuur is het bondgenootschap met het proletariaat en de boeren te handhaven, opdat het proletariaat de macht kan behouden.” [32]

Trotski onderlijnt in De verraden Revolutie [33] wat de rol van de improvisatie werd door onbekwaamheid of onmogelijkheid het beter te doen in de collectivisatie. Enige maanden voordat zij algemeen afgekondigd werd, meende het Politiek Bureau dat er lange jaren voor nodig waren. Trotski hield vanuit zijn verbanning te Constantinopel niet op, het ernstigste protest te lanceren tegen hetgeen hij noemde “een funest economisch avontuur.” Zomin, spotte hij bitter, men door de bijeenvoeging van honderden, zelfs duizenden vissersbootjes, een oceaanstomer zou kunnen maken, evenmin improviseert men een grote moderne landbouwexploitatie door kleine boeren te dwingen hun wagens, ossen en kippen bijeen te brengen… De werkelijke socialistische collectivisatie moet zich aan de boeren opdringen door de sprekende voordelen die zij hun biedt door middel van mechanische kracht en rationele productie. Wacht je er voor deze eenvoudige waarheden van het marxisme in de herinnering terug te roepen; je zou er van lusten!

Nog iets uit de sfeer van het land. Uit een brief, gedateerd Moskou, april 1933:

“Zo juist vond een staking plaats in een drukkerij met 500 tot 600 arbeiders. Oorzaken: gedurende gedwongen onderbrekingen van de arbeid door tekort aan papier, ontvingen de arbeiders slechts 75 % van het loon; tevens slechte voedselvoorziening door de coöperatie. Ook de communisten hebben gestaakt, de controlecommissie zal over hen oordelen. Meerdere functionarissen zijn onmiddellijk afgezet en alle eisen van de arbeiders ingewilligd; drie “raddraaiers” zijn in de gevangenis…

De paniek heerst over de uitdeling van paspoorten. Ongeveer 30 % van de inwoners kan geen paspoort krijgen voor Moskou en krijgt opdracht de stad voor 1 mei te verlaten. Tot hen behoren vele ex-opposanten…

De laatste winter is even hard geweest als die van 1919. De tyfus richtte verwoestingen aan. Men zag in kleine stations aan zichzelf overgelaten zieken, onder de luizen. Men weigerde spoorkaartjes voor zekere districten, waarop quarantaine werd toegepast. Dat gold voor het Noorden van de Kaukasus en Centraal-Azië, waar geen tyfus is: de moeilijkheden nemen de omvang aan van een plaatselijke burgeroorlog…

Een communistisch schrijver zei mij dezer dagen: ‘Waarom ik niet meer schrijf? Waarover zou ik moeten schrijven? Ik wacht op de kans naar de hoogvlakte van Pamir te worden gezonden of naar het Poolgebied met een ijsbreker. Niets beters kan gedaan worden’.”

Indrukken uit de Oekraïne van dezelfde tijd:

“Charkov is beduidend uitgebreid, er zijn veel nieuwe ondernemingen en veel coöperatieve woningen. Tienduizenden brengen toch nog hun avonden zonder licht door en missen brandstoffen. Hele districten van de stad moeten het zonder elektriciteit doen. De bioscopen zijn gesloten, de woningen duister. Dat duurt al weken. Geen petroleum, geen kaarsen, volkomen duisternis. Alleen de bureaucraten, die boffers hebben gebrekkige petroleumlampen. Geen petroleum, hoewel de productie van Bakoe stijgt. Geen elektriciteit, hoewel de Dnjeprostroi gereed is. Het is wel neerdrukkend. Soortgelijke verhoudingen in andere steden. Stompzinnig leven de mensen voort in een soort van dierlijke angst. De tegenstelling tussen productie en verbruik is treffend. Men is er met meer machines niet beter maar slechter aan toe.

Ik heb de Dnjeprostroi gezien. Zeker is dat een groots werk van menselijk vernuft en van kracht. Mooi als een stuk speelgoed, schitterend, geweldig. Van de vier voltooide delen zijn er drie buiten gebruik, omdat de fabrieken nog niet bestaan waarvoor zij de kracht moeten leveren. Zo staat het met het plan! En als de elektrische fabriek al zindelijk en goed verzorgd is, ziet het er met de woningen der arbeiders anders uit. De kranten hebben herhaald dat een dorp tot een stad van 70.000 inwoners is uitgegroeid. Zij hebben de clubs beschreven en foto’s van arbeiderswoningen gebracht. Leugen? Neen. Alles bestaat. Doch men zegt er niet bij dat slechts een zeer kleine minderheid van de arbeiders in dragelijke verhoudingen leeft. De anderen huizen in barakken, de duisternis, het vuil, de koude en kennen ondervoeding. Zij hebben norse gezichten, men ontdekt bij hen erger dan ontevredenheid, wanhoop. Dat zal niet lang kunnen duren…

De luizen, waaraan Lenin vroeger de oorlog verklaarde, zijn in massa teruggekeerd. Onder de luizen zittende troepen vullen de stations, wachten wekenlang op men weet niet welke treinen — mannen, vrouwen, kinderen, op een hoop. Men jaagt hen weg. Zij komen terug, zonder geld, zonder kaartjes. Zij stappen in een trein, onverschillig waarheen en reizen zolang als men hen niet dwingt uit te stappen. Overigens zijn zij zwijgend en passief. Waar gaan zij heen? Zij zoeken brood, aardappelen, werk in de ondernemingen waar men het minst slecht gevoed wordt… Het brood is de grote drijfkracht voor zulke troepen. Wat zal ik u over diefstallen zeggen, men steelt alles overal…

De bestuurders eisen optimisme. ‘Men heeft het wel slechter gekend!’ Alle voorstellen, die zij doen, worden eenstemmig aangenomen. Acht communisten van de tien zijn vervuld van twijfel, maar zij stemmen goed. Verwijt men dat aan hen, dan antwoorden zij: “Waartoe zou het goed zijn dat ik in Siberië onderga?”

De vrouw van een gearresteerde capitulant vertelt mij dat zij aan de rechter van instructie zegde: ‘Waarom kwelt gij hem? Het is al lang geleden dat hij elke oppositie heeft opgegeven en dat hij naar zijn beste kunnen werkt.’ De GPOe-klant gaf haar als enig antwoord de raad te scheiden.”

Uit een brief van februari 1933 deze citaten over de onderdrukking:

“Kirov, die te Leningrad sprak voor de actieve leden van de partij, heeft gezegd: ‘Wij zullen onmeedogend zijn, niet alleen tegenover de communisten die contrarevolutionair werk doen (d.w.z. opposanten), maar ook jegens hen die tekort aan kracht tonen in de fabrieken en de dorpen en het plan niet doen uitvoeren. 400 partijleden zijn reeds naar de Solovkyeilanden gezonden.’

De arrestaties op de rechtervleugel van de partij duren voort. Men heeft een hele reeks functionarissen van het commissariaat van landbouw gearresteerd, beschuldigd van sabotage. Meerderen behoorden tot de regering. De ondercommissaris van landbouw, Connor en de leden van de raad van het commissariaat Wolf en Kovarski, waren, naar het schijnt de leiders van de samenzwering. Men beschuldigt hen van betrekkingen met de nationalistische Oekraïners in Polen.

Het is mogelijk dat er verraders waren bij dit commissariaat, doch deze geschiedenis schijnt gefabriekt te zijn door wanhopige elementen. Connor, die uit Galicië afkomstig is, is in de oorlog bolsjewiek geworden, heeft deelgenomen aan de burgeroorlog, heeft naar ik meen enige jaren geleden met de linkse oppositie gesympathiseerd. Niemand gelooft deze beschuldigingen. Iedereen denkt dat de leider een proces voorbereidt om een voorbeeld te stellen tegen de vermeende ontwrichters van de landbouw.”

Er was geen proces: Connor, Kovarski, Wolf en 32 andere functionarissen en landbouwkundigen werden zonder vonnis te Moskou gedood in de eerste dagen van maart 1933.

Het leven der verbannenen

Zo zijn wij gekomen aan het hoofdstuk van de onderdrukking. Het gehele systeem rust op de onderdrukking vanaf de dag dat de keus van de leiders gemaakt wordt met behulp van de algemene veiligheidsdienst. Voortaan is er niet veel meer te zeggen over de vrijheid van mening of woord. Alle socialisten van iedere schakering, geen enkele uitgezonderd, zijn gevangen of verbannen. Alle syndicalisten en anarchisten ook. Alle opposante communisten eveneens. De officiële gedachte duldt geen enkele schaduw, geen enkele poging tot tegenwerping. Wij zijn in 1930. Vanaf die datum begint de verbanning der verdachten. Ouderen, die zich sedert tien jaar en langer van iedere politieke activiteit hebben onthouden, verdwenen ‘s nachts omdat zij socialisten, of anarchisten, of opposante communisten zijn geweest en men verneemt vele maanden later dat zij in het concentratiekamp van Oest-Perchora zijn aangekomen of verbannen naar de toendra’s van de Jenissei.

De verdachten van politieke ketterij zijn vooral talrijk in de partij. Een onhandig woord, een verzwegen iets, een aarzeling — er zijn jaren daarna verlopen, doch een aanbrenger herinnert het zich — stilzwijgen is voldoende. De man verdwijnt. De gevangenissen vullen zich met verdachten. Vier à vijfduizend opposanten waren in 1928-1929 gearresteerd. De verdachten zijn talrijker. Na 1934 en de moord op Kirov door een jonge communist van Leningrad, nemen de verdachten, communisten en anderen, bij tien en waarschijnlijker honderdduizenden de weg naar de gevangenis. Men zal kanalen kunnen graven, strategische wegen banen met deze gestrafte handarbeiders, die uitgesloten zijn van de voordelen van het wetboek van arbeid! Meerdere honderdduizenden veroordeelden hebben aan het kanaal Oostzee-Witte Zee gewerkt. Hoeveel zijn dood? De officiële schrijvers zullen ons dat wel niet vertellen.

De Sovjet-Unie heeft de grootste concentratiekampen van de wereld. Zij beslaan gehele gebieden, zoals die van Kem-Solovetski (Witte Zee), die van Karaganda (Centraal-Azië), die aan de uitmonding van de Petchora. Maar er zijn er overal. Bagno’s, onderaardse kerkers, dicht begroeide vlakten, mijnen, afschuwelijke uithoeken, modelondernemingen, mooie kolonies voor verbetering om de buitenlandse onderzoekers in te lichten en vruchtbare onderwerpen aan de cineasten te verschaffen. (Wat is in werkelijkheid eenvoudiger dan de opheffing van de misdadiger? Geef aan de rover, aan de arme prostituee, goed betaalde arbeid, goed onderdak en verstandige afleiding en in negen van de tien gevallen zult ge het gewenste resultaat verkrijgen om deze uitstekende reden, dat zij nooit hadden gestolen, indien zij altijd in voldoende bestaansverhoudingen hadden geleefd). De politieke gevangenen ziet men bijna niet. Hen, die zich verzetten en in hongerstakingen sterven om hun waardigheid te verdedigen, het enige, dat hun hier overblijft, ziet men nooit.

De lezer die zorgvuldig geïnformeerd wil worden over deze voorname kant van het Sovjetleven zal mij verontschuldigen, wanneer ik hem verwijs naar mijn binnenkort te verschijnen boek: Destin d’une révolution [34] en dat ik hem hier slechts een vluchtig overzicht geef van de dingen met behulp van documenten, die aan dezelfde bronnen ontleend zijn.

De onderdrukking rust op de provocatie:

“De paniek in het Centraal Comité neemt toe en heeft een hinderlijke uitwerking op ons. Het is moeilijk woorden te vinden om te zeggen tot hoever de onderdrukking gaat… Massa-arrestaties. Men arresteert voor een woord dat uitgelegd wordt als sympathie met de oppositie, men arresteert voor enige woorden in de fabriek op bijeenkomsten van zelfkritiek gezegd. Dozijnen en honderden partijloze arbeiders, beschuldigd van oppositie zijn in de Boetirky gevangenis, velen zijn reeds verbannen, nieuwe komen aan. De provocatie was het laatste jaar sterk ontwikkeld, doch thans neemt zij kolossale proporties aan. Men vindt provocateurs in de gevangenis, in de verbanning, overal. De provocateurs in de verbanning hebben speciaal tot taak de kolonies van gedeporteerden te demoraliseren door de ene uit te nodigen te capituleren, de andere aan te klagen bij de autoriteiten als onhandelbaren, die men wel gauw naar elders zal zenden of achter slot en grendel zetten… De verbannenen zijn onophoudelijk het mikpunt van huiszoekingen, arrestaties, verplaatsingen, mishandelingen, zonder einde, zonder einde.” (Brief van Moskou, 5 mei 1930.)

Zo natuurlijk in het gehele “zesde deel van de wereld”…

“Charkov, 3 augustus 1930. Bij ons gaat alles als vroeger: arrestaties, gevangenissen, verbanningen voor ons, congres van eensgezindheid voor de bureaucraten… Men heeft niet weinig mensen in de doos gestopt. Bogdanov, van het machineatelier was door de arbeiders tot president van het fabriekscomité gekozen, ondanks de tussenkomst van de partij. De GPOe kwam met artikel 58 en regelde deze zaak.”

Uit een brief van Centraal-Azië, augustus 1930:

“Onze aanbrengen (de GPOe) bereiden het zestiende congres van de partij voor: dat wil zeggen nachtelijke visites, onderzoekingen, arrestaties, overplaatsingen. Avoyan, naar Boekhara verbannen, is naar de isolator te Vjerchne-Oeralsk gezonden; Marie Joffe is daarentegen te Boekhara aangekomen; te Roebtsov zijn vijf van de tien kameraden achter slot en grendel; drie zijn verbannen naar Kril-Orda in midden juli; zes verbannenen zijn opgesloten te Kazalinsk. Nieuwen komen te Biinsk, Kansk, Tsimkent, Orenburg, Alma-Ata, Omsk, Tomsk, Slavgorod aan. Provocatie bij iedere pas. Niemand heeft werk. Men moet rondkomen met de door de GPOe toegekende vijftien roebels, terwijl het minimum om te leven zestig roebels zou zijn. Men is evenwel standvastig. De verbannenen, die men doden wil, worden onophoudelijk van de ene hoek naar de andere gezonden, beroofd van arbeid, jarenlang gekweld.

Aan de vooravond van het congres heeft men een groot aantal veroordeelde opposanten, die te standvastig waren, naar de vuilste verbanningsoorden gezonden. Nina Stern is van de Oeralsk naar Kara-Tubé gebracht, waar zij het gevaar loopt letterlijk van honger te creperen en waar men trouwens gevallen van pest gesignaleerd heeft. Een van de onzen, te Toeri-Koel aangekomen, heeft daar een gehele kolonie kameraden gevonden. Verscheidenen hebben zojuist gecapituleerd, want de weerstand was hun fysiek onmogelijk geworden. Wij bevinden ons in de toestand van muizen, waarmee de katten spelen. Dat is geen reden om zich te laten intimideren en tot de conclusie te komen dat de kat het machtigste wezen van de wereld is.

T. is na twee jaren verbanning gecapituleerd. Men heeft hem verwerkt, zei hij. Hij schreef mij: “Ik ben een invalide, mijn zenuwen zijn ziek, ik heb een maagzweer, scheurbuik (in de gevangenis gekregen), dat zijn de voornaamste redenen van mijn capitulatie, hoewel ik ook pessimistisch ben.” De arbeiders hier zijn gedeprimeerd: de prijzen stijgen, levensmiddelen ontbreken. De verdwijning van zilvergeld is veelbetekenend…”

Zwichten, capituleren, dat is afstand doen van denken, schriftelijke verklaringen afleggen naar formules die men u dicteert, “de algemene lijn van de geniale chef” goedkeuren en bewonderen… Dat is zich ter beschikking stellen van de autoriteiten om over anderen te waken, ze te bespioneren, te ontmaskeren en aan te klagen, — de standvastigste kameraden, die weerstand bieden. Bezwijken en enige waardigheid behouden, dat is niet makkelijk: men is gerangschikt bij de dubbelverdachten… Een, die gezwicht is, schrijft:

“Men laat mij werken op de fabriek, maar ik verdien slechts 50 roebel per maand. Het Comité heeft tweemaal geweigerd mij weer in de partij op te nemen. Motieven: wantrouwen, men twijfelt aan mijn ernst. De oude opposante kameraden mijden mij als de pest. De leden van de partij kijken mij schuin aan. Wanneer ik kritiek formuleer, zeggen zij: ‘Jij vervalt in je oude fout!’ Wanneer ik vaststel, dat iets goed gaat, dan is het ‘om mijn gedachten te verbergen en een cel te bouwen.’ Ik heb besloten te zwijgen, maar nu beschuldigt men mij van ‘alles af te keuren door mijn stilzwijgen’ en ‘de verantwoordelijkheid te ontgaan’. Eerlijk gezegd, voel ik mij als een schurftige.”

Zonder twijfel is het lot van degenen die weerstand blijven bieden, dikwijls erger.

“Onze verbannenen missen alles, zij zijn letterlijk aan honger en koude overgeleverd. V… schreef mij gisteren: ‘Men wil ons vangen door de honger. Wij zullen ons niet overgeven. Wij hebben gelijk. Wij zullen van honger creperen, maar wij zullen niet verzaken’. Wij houden collectes, doch dat is buitengewoon gevaarlijk (november 1932).

Katja Kh. was te Tsardyr met een baby van een jaar. Men gaf haar geen werk, haar man is in de gevangenis. Zij smeekte de kameraden in al haar brieven het kleintje niet van honger te laten sterven. Toen zij haar drie jaar verbanning achter de rug had, zond men haar naar Centraal-Azië met een trein misdadigers, terwijl men haar voor haar onderhoud vijftig kopeken per dag gaf. Ik moet je zeggen, dat een pond brood tussen twee en drie roebels kost. Elders hetzelfde tafereel: de toestand van verbannenen is dikwijls verschrikkelijk. Velen zijn ziek. Solntsev, in de gevangenis, heeft scheurbuik. Hij heeft zijn tijd uitgezeten, doch men laat hem niet vrij. Zijn vrouw heeft hem voorgesteld te vragen verbannen te worden, doch hij heeft beslist geweigerd.”

Eleasar Solntsev, een van onze bekwaamste jonge strijders is tengevolge van een hongerstaking in januari 1936 in het hospitaal van Novosibirsk gestorven.

“Drie kameraden zijn uit de gevangenis bevrijd na een hongerstaking, maar één van hen is dood.

Moessia Maguid is bevrijd en verbannen met een transport misdadigers naar Minoessinsk, na zes maanden te bed in een cel te hebben doorgebracht. Zij is opnieuw bedlegerig. Zij is moedig, maar schreef aan haar ouders dat zij er niet op rekent ze terug te zien. Gajev is uit de gevangenis te Vjerchne-Oeralsk teruggekomen te Moskou: hij heeft het gezicht verloren tengevolge van een kwaadaardige bloedarmoede. Vladimir Kossior is te Minoessinsk.” (Brief van november 1932) [35]

De mensen verdwijnen in de gevangenissen.

“Tweehonderdvijftig van onze mensen zijn in de isolator (huis van eenzame opsluiting) van Vjerchne-Oeralsk. Na een protest van de gevangenen is Ianoesevki, die als raddraaier beschouwd werd, naar Moskou gezonden, in de gevangenis opgesloten en volgens de geruchten veroordeeld tot tien jaren concentratiekamp. Daar collectieve protesten niet toegestaan zijn, doet men het volgende: een kameraad stelt een protest op, de anderen verklaren zich individueel solidair met hem. Dat had Ianoesevski gedaan. Sedert weet men niets meer van hem en vele maanden zijn voorbijgegaan. De gebroeders Schwalbach, waarvan de een ernstig door tbc was aangetast, zijn eveneens verdwenen na een lang verblijf in de gevangenis van de GPOe van Moskou.”

Het is waar, dat men wel langer in de stad “verdwijnt” en om dezelfde redenen.

Denk niet dat ik uitzonderlijke getuigenissen over zeldzame feiten kies. Ik neem zo wat op goed geluk uit de massa documenten enige regels van hen, die mij het meest typisch schijnen door hun alledaagsheid. Iedereen die ook maar enigszins het Russische leven kent, zal het bevestigen. De brieven die ik citeer zijn van oude datum; omdat men ze niet meer ontvangt. Het systeem is geperfectioneerd, niets passeert meer; maar de situatie is veel verergerd. Bij deze inlichtingen moet men dus een vermenigvuldigende factor, een zeer grote vermenigvuldigende factor voegen van hardvochtigheid zo niet van wreedheid. Van semester tot semester heeft de onderdrukking gedurende verscheidene jaren steeds aan omvang en onmenselijkheid gewonnen.

Over het leven in de gevangenissen:

“Een van onze kameraden had de gewoonte te zeggen, dat wij tot mest zullen dienen om de bodem vruchtbaar te maken, waar na ons nieuwe menselijke oogsten van de revolutie zullen ontkiemen. De geestestoestand is verbeterd. Men hoopt op veranderingen. Wij werken allen om onze kennis te verdiepen, talen te leren, vooral Duits. Ononderbroken discussies over de kennis van de wetten, het heelal, de tijd, het mechaniek, het marxisme, het gevaar van rechts. De censuur liet naar buiten niets bekend worden van ons intellectueel leven. Het aantal kameraden, die verbinding met elkaar tot stand konden brengen in de gevangenis zelf, was trouwens klein. Wij hebben verscheidene hongerstakingen ondernomen: na de eerste, kregen wij twaalf brieven in plaats van vier per maand. Deze staking had lang geduurd, verscheidene kameraden kwamen er ernstig ziek uit. De tweede staking had plaats na mishandelingen; wij weigerden ook iedere verbinding met de buitenwereld. De zenuwen zijn gespannen, men is bijna aan het eind van zijn krachten… Er is geen twijfel aan dat de socialisten beter uit de gevangenissen van de tsaar kwamen dan wij uit de isolators van Stalin.” (Brief van juni 1930.)

Aan het einde van de zomer van 1931 bereikten de mishandelingen in de isolator van Vjerchne-Oeralsk het hoogtepunt in een poging tot moord op een gevangen kameraad, genaamd Essayan, die met een geweerschot in de borst verwond werd.

Dertig opposanten gingen in hongerstaking gedurende 18 dagen. Men trachtte hen met geweld te voeden. Dertig kregen scheurbuik. Een delegatie van twaalf gevangen bolsjewiek-leninisten, door de autoriteiten tot een onderhoud uitgenodigd, werd met geweld ontvoerd en naar onbekende bestemming gebracht.

In 1933 had een grote hongerstaking in de gevangenissen plaats met een zeker succes tegen de automatische verdubbeling van de straffen. De GPOe legde (thans legt de algemene veiligheidsdienst straffen op, alleen de naam is veranderd) straffen op van drie jaar eenzame opsluiting, zonder vonnis noch motivering, door administratieve maatregelen. Indien de opposant aan het einde van zijn tijd niet overtuigd was van de uitmuntendheid van het regime stond men hem eveneens een toeslag van twee jaar toe… Toen hun vijf jaren voorbij waren bereikten enige tientallen communisten van de oudste generatie in de verbanning vrijgelaten te worden door de bedreiging zich allen te laten doodhongeren. Zij hadden het gedaan.

Enige maanden later werden zij allen in de verbanning gearresteerd en door administratieve maatregel veroordeeld tot nieuwe straffen van vijf jaren eenzame opsluiting. Dat is het lot van mijn vrienden: Gregori Iakovine, Fedor Dingelstedt, Vassili Pankratov, Chanaan Pevzner en van vele anderen. De socialistische gedachte van vandaag heeft geen onwankelbaarder helden.

Nog één geval:

“In de boezem van de GPOe heersen evenals elders angst en verwarring. Niemand heeft vertrouwen in iemand. Bij de minste verdenking, dikwijls onrechtvaardig, bijvoorbeeld wanneer men tegen een gearresteerde opposant beleefd is geweest, wanneer men zich in de loop van een gerechtelijk onderzoek “coulant” getoond heeft, wordt men weggezonden. De kleinste fout sleept arrestaties met zich mee. De geringste inschikkelijkheid jegens de oppositie wordt met de dood gestraft. Ik heb zojuist een bevestiging gekregen van het feit waarover ik u reeds geschreven heb: de gevangenisbewaarder te Tomsk, die er in toegestemd had een brief aan Sosnovski te overhandigen, is wel degelijk gefusilleerd, ik weet het uit zeer betrouwbare bron.”

Ik heb niets gezegd van de zelfmoorden, van de moorden, van de geheime executies. Men zou te veel moeten zeggen. Ik beperk mij, maar ik kan alles bewijzen.

Herinneringen

Van een cel in de gevangenis van de GPOe, waar ik 85 dagen doorbracht zonder lectuur of welke bezigheid dan ook, zonder nieuws van de mijnen, waarvan 70 dagen van volkomen eenzaamheid, zonder zelfs een luchtje te scheppen op de grijze binnenplaats, bestemd voor de wandeling van de meer inschikkelijke gevangenen, werd ik 2000 km weggebracht. Men heeft gefaald van honger te creperen, een goede kameraad en ik: wij hebben elkaar ontmoet in de kelder van een gevangenis te Samara.

Hij: rechtse communist, ex-secretaris van het rayon…, strijder van de burgeroorlog.

Ik: linkse communist, ex-enz.

De hemel was schitterend na de gevangenis.

Ik woon in een goed, oud, vervallen huis, op de hoogte, met een grote vlakte aan de achterkant. De steppe en mijn vriend het landschap. Oneindige vlakte tot aan de Kara-Koem, tot aan de Altaï, tot aan Kamtsjatka! De horizon heeft de schoonheid van de zee. Recht tegenover de krotten van een arme voorstad. Boven ons de hemel van een onvergetelijke zuiverheid. In de omtrek hongerige, drankzuchtige en aan moeraskoorts lijdende lieden. Over het algemeen beste mensen. Ellende. Op vijf minuten afstand de stad met haar drie bioscopen. Zij zou bewoonbaar zijn, zij zou haar charme hebben als elke hoek van de Russische grond, als het regime er niet was. Grote waakzaamheid en de rest.

In de verbanning is het een rustige sector. Geen vervolging. Verschillende kameraden hebben werk. Ik niet. Ik schrijf. Scheppen, werken om niet gek te worden, om zijn taak hier te vervullen, nuttig te zijn, een beetje emotie en wat gedachten achter zich laten. Dat is nog weerstand bieden. Ieder werk heeft een ziel.

Weet je, komt een vriend mij zeggen, die uit de gevangenis komt (en de gevangenis wacht hem, maar wacht zij ons niet allen?), — weet je, dat Sjevtsjenko [36] hier naar Orenburg werd verbannen tegen 1850 met het verbod verzen te maken en te schrijven? Hij vluchtte in de steppe om zijn gedichten neer te krabbelen, die hij dan in de zolen van zijn schoenen verborg. En waar zal jij je boeken verbergen?

Inderdaad… Het ergste is deze sensatie van langzame worging. In achttien maanden is geen brief aangekomen. Ik weet dat men mij schrijft en aangetekend. Mijn eigen aangetekende brieven, die geregeld “verloren” gaan, zijn mij terugbetaald binnen de wettelijke termijn, want de post respecteert de wetten. De internationale postovereenkomsten garanderen het geheim van de correspondentie en de leiders van de GPOe, bij wie ik mij beklaag, protesteren, verward van verontwaardiging als ik alleen maar het woord zwarte kabinet noem…[37]

De kameraden en de mensen zijn van mening dat wij er nooit zullen uitkomen. Want wij zullen ons niet overgeven. Wij zullen nooit afstand doen van onze communistische gedachte. Wij zullen de doodgraver van de revolutie niet aanbidden. Wij zullen deze grenzenloze ellende van allen die werken, deze wedergeboorte van voorrechten, deze verstikking van ieder levend woord niet goedkeuren. Des te erger voor ons. Zij zullen zich niet generen ons te fusilleren in geval aan een plotselinge schok. Wat zullen zij uitdenken om ons zonder dat beter te onderdrukken? Laten wij goed zoeken. Zeker is dat zij het zullen vinden. En reeds zonder dat men hem veel behoeft te helpen overlijdt deze aan beenderentuberculose, die andere is naar een concentratiekamp gezonden, dezen verkwijnen…

Vasili Pankratov verdween. Een man. Evenwichtig, solide, glimlachend, wij hopen dat hij terugkomt! Drie jaren eenzame opsluiting. Twee jaren toeslag voor geslotenheid van karakter. Niemand was dapperder, inderdaad. Eerst de gehele burgeroorlog. Lid van de bemanning van de vloot te Kroonstadt, de opstand tegen de provisorische regering, het Rode Leger. Ex-vice-president van de GPOe van Transkaukasië, linkse communist. Zijn vrouw had vijf jaren op hem gewacht en zij kregen een kind. Minder dan zes maanden na zijn in vrijheidstelling en zijn verbanning, arresteerde men hem, zonder bekende reden en hij verdween. Gevangenis van Vjerchne-Oeralsk voor vijf jaren. Het kind is onder ons geboren, zonder vader. — Wat zal men niet uitdenken om hem in de gevangenis te vermoorden of hem te dwingen tot een dodelijke hongerstaking? Ik vraag het mij af, want dergelijke mannen van overtuiging, onomkoopbaar en onfeilbaar, dergelijke mannen dragen in naam van de revolutie de veroordeling van het regime in zich en het is zeer duidelijk dat dat regime hem niet kan laten leven…

Sjanaan Pevzner verdween. Zelfde overtuiging, zelfde wilskracht, zelfde gevangenissen, doch maar vier jaren (na twee jaren van verbanning) wegens ziekte. Van een campagne in Oost-Azië, was hij met een tiental kogels in het lichaam en een verbrijzelde arm teruggekomen: omdat alle beenderen verbrijzeld waren hing die arm als een lap vlees neer. Ook glimlachend door het leven heen, met een meedogenloze scherpzinnigheid. Hij heeft het het best gezegd: “In de eerste plaats maken wij ons geen illusies over hetgeen ons wacht hè!” Na de affaire Kirov ging men hem halen aan de uitgang van het ziekenhuis hersteld van roodvonk… Is hij nog in leven? In welke gevangenis?

Ik beperk mij, heb ik u gezegd. Ik noem slechts deze beide mannen, mijn kameraden en mijn broeders. Het toeval heeft van mij de getuige van hun trouw, van hun rechtschapenheid, van hun verdwijning gemaakt. Ik was voor hetzelfde lot bestemd. Mijn dure plicht is het hun beulen te beschuldigen.

De situatie van deze revolutionairen, uitgesproken opposanten, is thans, nu men zich van de generatie van Lenin ontdoet, zonderling. Zij waren te lang in gevangenissen — ongeveer acht jaren — dan dat men hen van complot zou kunnen beschuldigen. Men weet zeer goed dat men er niet aan kan denken van hen bekentenissen te krijgen, om inschikkelijk te zijn en dat men in geen geval hun de tribune van een openbaar proces kan aanbieden… Wat zal men uitdenken om hen te onderdrukken?

Ik weet uit ervaring hoe men de bekentenissen dicteert en fabriekt. Men vroeg mij er naar tijdens datgene wat men ten onrechte de instructie noemt en dat veel meer een slinkse inquisitieprocedure is; maar ik wist niet welke en ik was soms nieuwsgierig te weten hoe men het klaar zou spelen om mij te laten weten wat men mij wilde laten bekennen. Toen men geloofde dat ik bereid was, d.w.z. voldoende gedemoraliseerd door het isolement, de werkloosheid en de bedreiging, deelde een zeer koele rechter van instructie mij mede, dat, in ieder geval bestemd voor een zeer lange eenzame opsluiting, ik verzachting van mijn lot kon verkrijgen door de bekentenissen van mijn schoonzuster Anita Roessakova te bevestigen, die hij mij ging voorlezen…

Hij begon mij inderdaad met luide stem een vreemd stuk voor te lezen, waarvan geen woord waar was, bevattende de namen en adressen van personen die mij volkomen onbekend waren. Ik begreep ogenblikkelijk dat de kleine Anita verloren was; of men haar dit romanfeuilleton had doen ondertekenen of dat men het haar toeschreef zonder dat; men kon haar niet meer in vrijheid stellen; en dat ik zelf verloren was, omdat men mij natuurlijk uit de weg moest ruimen na mij te hebben gebruikt voor vervalsingen. Een adres — mij onbekend — dat van een militair kon zijn, deed mij denken dat men mij wilde beschuldigen van hoogverraad en doodschieten. Ik had dus niets te verliezen. Ik onderbrak het zwijn, dat bezig was zijn functie te vervullen. “Gij dwaalt af!” zegde hij mij. “Dat kan mij niet schelen”, antwoordde ik, “maar het is genoeg, ik zal uw vervalsingen slopen!” Ik was gered. Anita werd in vrijheid gesteld. Ik eiste een confrontatie zonder die te krijgen. Het onderzoek liep snel af, er was geen sprake meer van vervalsing. Bij het passeren van Moskou in april 1936 ter gelegenheid van mijn vertrek uit Rusland hoopte ik Anita terug te zien. Ik hoorde dat zij gearresteerd was. Alweer? Waarom? Nooit heeft deze jonge vrouw tot enige politieke groep behoord. Allen die haar kennen, kennen ook haar onberispelijke eerlijkheid. En haar vreesachtigheid. Geen enkele rechtvaardiging is er dan ook gekomen van de onzinnige straf van 5 jaar verbanning naar Viatka, die haar door administratieve maatregelen is opgelegd. Begrijpt gij?

Niets is ooit gepubliceerd over zulke zaken. Geen verdediging, geen hulp. De worging in het duister.

Vervolgde vrouwen

Ik herinner mij een jonge vrouw, die ik in 1920 in het kabinet van Zinovjev ontmoette. Zij was tenger, blond, wonderlijk fijn en van een aristocratische schoonheid, die afstak tegenover de ruwe gezichten van de tijd. Zij leidde een inlichtingendienst. Achter haar verscheen soms de Assyrische baard van haar echtgenoot, gezant Joffe, eenvoudig Adolf Abramovitsj genoemd, oud-revolutionair, voordat hij oud was, die gevangenzettingen, ontvluchtingen, een zekere rol in de Duitse revolutie van 1918 achter zich had. Hij tekende vredesverdragen met Estland en Polen. Lenin zond hem naar China en Japan; naar China om Soen Yat Sen te winnen; naar Japan om de vrede te verzekeren. Ik vond hem terug in Wenen, waar hij beleefd samenzweerders van de Balkan afwees, die hem staatsgrepen kwamen voorstellen. Maria Michaelovna had een zoontje. Ziek en tot het uiterste gedreven door een verborgen vervolging, want hij behoorde reeds altijd tot de linkervleugel van de partij, schoot Joffe zichzelf op 16 november 1927 dood aan zijn werktafel en onder een groot portret van Lenin. Hij liet in de vorm van een brief gericht aan Trotski een testament achter. In het naburige vertrek, vol met kameraden, die zich daar ophielden tussen verstrooid speelgoed, was Marie Michaelovna, de lippen samengeknepen…

Daags voor zijn dood schreef Joffe:

“Meer dan dertig jaar heb ik mij deze filosofie eigen gemaakt, dat het menselijke leven slechts zin heeft in zoverre en in de mate dat het dienstbaar gemaakt wordt aan een oneindigheid, die voor ons de mensheid is…

Ik heb overeenkomstig deze zin van het leven geleefd: het werk en het welzijn van de mensheid. Zelfs in de jaren van gevangenis en vesting…”

Thans niet meer in staat zijnde om te strijden, door ziekte tot zelfmoord gedreven:

“Mijn dood is een protest tegen hen, die de partij in een situatie gebracht hebben dat zij op geen enkele wijze meer kan handelen tegen de schande…”

Enkele maanden later woont de weduwe van deze grote dienaar der revolutie, die medewerkster was van de staatsuitgeverij, de afdeling van kinderlectuur, een vergadering van de partij bij, waar men allen met slijk besmeurt die zij bemint en wier opvattingen zij is toegedaan. Zij neemt het woord. Twee dagen later is zij gearresteerd, verbannen naar Alma Ata, daarna naar Boekhara. Na het verstrijken van de eerste drie jaren, nog weer voor drie jaren verbannen. Onbuigzaam, een trots karakter van een strijdster, die trouw is aan de herinnering, is in haar gegroeid. Aan het eind van de jaren, gevangengezet wegens poging tot organisatie van een solidariteitscampagne — die als contrarevolutie wordt aangeduid — ten gunste van kameraden die in de ergste ellende verkeren. En voor de derde keer treft haar de verbanning. In die tijd bezweek het kind aan de beproevingen.

Daags na het proces van Zinovjev kondigden persagentschappen de zelfmoord van Marie Joffe aan. Ik kan daar niet aan geloven, maar het is mogelijk; niet als een daad van wanhoop, maar als een laatste daad van verzet tegen de reactie. Hoe komen wij te weten wat er met Marie Joffe gebeurd is?

Het portret van een andere vrouw: Eva Broido, sociaaldemocrate (mensjewiek), die zich in 1927 voor haar partij illegaal naar de Sovjet-Unie begaf. Verraden door een provocateur wordt zij voor drie jaren in de gevangenis te Soesdal opgesloten. Na haar bevrijding, als men dat zo noemen wil, voor vijf jaren verbannen naar Tasjkent. Na die vijf jaren opnieuw voor vijf jaren naar Oelala aan de grens van Mongolië, honderd kilometer verwijderd van het dichtstbijzijnde spoorwegstation.

Eva Broido is bijna zestig jaar. Zij is socialist sinds 1890. Zij heeft de gevangenissen van het oude regime gekend; zij nam in 1904 deel aan de worsteling der verbannenen van Yakoetie, wat haar jaren dwangarbeid opleverde…

Socialistische vrouwenorganisaties en andere vrouwenorganisaties voor de vrede en verheven idealen bestaan in verschillende landen. Kunnen zij het lot negeren van Marie Joffe, van Eva Broido, van Irina Kakhovaskaya, van Marie Spiridonova, van Marie Ivanova, van Dora Zak, van Alexandra Bronstein, van Zennsl Mühsam? [38] En als zij wel op de hoogte zijn, wat dan te denken van het stilzwijgen?

Terreur en economische opleving

Waarom zal men in deze zo geladen atmosfeer, in dit grote land, waar de regeerders zo weinig waarde hechten aan het menselijke leven, zich verwonderen wanneer men onder hen een enkel schot hoort? Kirov, lid van het Politiek Bureau, vertegenwoordiger van Stalin te Leningrad is op 1 december 1934 door een jonge communist, Leonide Nikolaev doodgeschoten. De terrorist heeft zijn daad gemotiveerd in geschreven verklaringen, die noch gepubliceerd, noch in het dossier van enig openbaar proces neergelegd zullen worden. Veertien jonge communisten van zijn vrienden zijn na een geheim proces gefusilleerd. Honderdzestien personen, die niets met deze aanslag te maken hadden en trouwens reeds vroeger gearresteerd waren, zijn gefusilleerd. De wereld is zonder blikken of blozen getuige van dit bloedblad van onschuldigen. De intellectuele “vrienden van de Sovjet-Unie” keuren goed of zwijgen zonder te vermoeden dat zij zich zo voorbereiden op een bitter ontwaken. De grote gepatenteerde gewetens, de verdedigers van de cultuur zwijgen. Vragen zij zich af wat hierna het leven van Edgar André, het leven van Thaelmann waard is?

Een onhandige poging is ondernomen om aan Trotski een onwaarschijnlijke medeplichtigheid aan deze individuele daad toe te schrijven. De leiders van de GPOe te Leningrad zijn scherp veroordeeld voor het feit dat zij op de hoogte waren van de voorbereiding van de aanslag en hem niet verhinderd hebben. Officiële bekentenis van provocatie. Eensklaps laat Stalin al zijn zwijgende tegenstanders in de partij van morele medeplichtigheid beschuldigen. Zinovjev, Kamenev, Kakaev, Fedorov, Evdokimo worden veroordeeld tot zware straffen van eenzame opsluiting met verbeurdverklaring van hun bezittingen, d.w.z. verbeurdverklaring van hun persoonlijke archieven (correspondentie met Lenin en politieke documenten; dat was een der zekere doeleinden van het proces). Bij duizenden gaan hun politieke vrienden de concentratiekampen bevolken… Bij duizenden worden personen, waarvan bekend is dat zij vroeger revolutionaire inzichten beleden, verbannen. De verbannen trotskisten — bij hun vertrek uit de huizen van eenzame opsluiting — worden gearresteerd. De zuivering — door de verbanning en gedwongen arbeid — van de bevolking van Leningrad vordert 80 tot 100.000 slachtoffers.

Dat is wel voldoende voor 1935, het jaar van de economische opleving… Indien de bureaucratie zich niet zo impopulair voelde en niet zo slecht geweten had voor het volk, zou dat een jaar van bevrediging zijn. Maar de bureaucratie wordt beheerst door angst.

De vernietiging van de helft — minstens — van het vee en de verdwijning van meer dan de helft der paarden hebben Stalin doen begrijpen dat hij een andere weg moest inslaan. De kolchozen waren eerst gerechtigd voor eigen rekening handel te drijven. Langzamerhand werd de kleine eigendom van de boer gedeeltelijk, enige beesten, een paard, in de boezem van de kolchoz hersteld. Men heeft aan de kolchozen beloofd dat zij zich zullen kunnen verrijken. Het graan verschijnt weer.

In het begin van 1935 zijn de levensmiddelenkaarten verwijderd, het brood wordt vrij verkocht door de staat tegen een roebel per kilo bruin brood. Voortaan hebben de lonen, hoe laag zij ook zijn, een reële waarde, omdat zij een gelijkwaardige koopkracht hebben. De arbeider, die honderd roebel per maand verdient, verdient in werkelijkheid 100 kilo bruin brood. Hij kan leven. Miljoenen arbeiders en arbeidsters verdienen niet veel, het gemiddelde loon varieert tussen 150 en 170 roebels, naar de plaatsen; maar het normale loon ligt natuurlijk onder het gemiddelde. Het land ondergaat een onuitsprekelijke verlichting. Weg van de afgrond. Men zal eindelijk weer de helling opgaan. De gezichten klaren op.

De Sovjet-Unie tot de Volkenbond toegetreden, waarvan zij nog kortgeleden de imperialistische huichelarij en het permanente bankroet verkondigde, openbaart zich als een zeer grote militaire macht. De eerste van de wereld misschien, wat betreft de luchtvloot. Men verneemt dat het vijfjarenplan bovenal een bewapeningsplan was. Men begrijpt met droefheid dat de Sovjetstaat alles aan tanks, vijfmotorige bommenwerpers, autogyro’s, gemotoriseerde artillerie, maarschalksterren, schepping van een militaire aristocratie besteedt, wat hij niet van het welzijn, doch van de ellende der massa’s neemt. En dat is onzinnig, want zijn zwakte is van dat ogenblik groter dan zijn kracht. Het machtigste leger heeft het ellendigste en meest ontevreden achterland achter zich.

Alles wordt aan ketenen gelegd. Ook daarvoor levert de angst de verklaring. Gedurende de jaren van honger en agrarische troebelen (1930-1935) is de Sovjet-Unie op de rand van de afgrond geweest. Haar leiders hebben getracht door bewapening haar innerlijke zwakte te compenseren.

De grootheid van de geniale chef

De honger is voorbij. De oorlog is vermeden. De Franse vriendschap beloont de Sovjetmacht. De Sovjet-Unie versterkt de Volkenbond. “De crisis van het wereldkapitalisme vermindert”, verklaart Stalin.

Hij spreekt dikwijls, vertoont zich aan geestdriftige menigten met zorg uitgekozen, denkt ge — dejeuneert met mijnheer Laval en kondigt hem het einde van het communistische antimilitarisme in Frankrijk aan, dejeuneert met mijnheer Eden en stelt hem gerust voor wat betreft de agitatie in India, laat zich fotograferen aan de zijde van Romain Rolland, ascetisch en peinzend, die nadenkt over de lofspraak op Yagoda, de fusilleur, de man van de concentratiekampen.[39]

Stalin verkondigt het geluk van het volk; distribueert ridderorden, grammofoons, horloges met handenvol, omhelst voor de lens de kleine meisjes van alle oude rassen van Azië.

Vader der Volken! Dichters, schrijvers, sprekers, tractormecaniciens, Turkmenische herders, Mongoolse landbouwers, Georgische vliegers, scholieren uit Oezbek weten niet meer welke benamingen zij hem moeten geven. De weduwen van overleden vliegers danken hem, de gehele pers prijst “de geniale chef” — “de wijste en de grootste van alle tijden” — de “welbeminde” — “geliefd als het eerstgeboren kind” — “stralend als de zon”… Men publiceert trouwens niets anders. Alles beweegt zich om deze aanbidding van de imperator. En nooit zal de lof een hogere vervoering bereiken dan de dag volgende op die, waarop de chef zijn oudste strijdmakkers, de vrienden van Lenin, zal hebben doen vermoorden. Verwonderlijke werking van de totalitaire pers!

Met een laag voorhoofd, een geduchte snor, onveranderlijk gekleed in een onelegante uniformjas zonder insigne, heeft hij het voorkomen en de toon van een weinig gemakkelijke onderofficier. Joseph Vissarionovitsj Dzjoegasjvili, Georgiër, geboren te Tiflis in 1879, zoon van een schoenmaker, leerling van een seminarie dat vele revolutionairen vormde, socialist en bolsjewiek sedert het begin van de partij, illegaal strijder in de Kaukasus van 1898 tot 1917, vijfmaal verbannen, viermaal ontsnapt, vond de revolutie hem in een noordelijk oord te Toeroekhansk. Stalin wil zeggen van staal, en hij is het, precies als een dolk. Terrorist de dag volgend op de overwonnen revolutie van 1905, heeft hij de geruchtmakende aanslagen en onteigeningen in de Kaukasus geleid (en daarna zonder bezwaar zijn beste medewerker van die tijd, Katé Tsintsadze, opposant, in de verbanning laten sterven). Onbekend en toegewijd in 1917, onbekend, toegewijd en konkelend gedurende de burgeroorlog,neemt hij een opvallend aandeel aan de verdediging van Tsaritsyne — thans Stalingrad — met Vorosjilov en Egorov, thans maarschalken.

Lenin waardeerde hem genoeg om hem ten zeerste te wantrouwen en hem een beetje te vrezen. “De meest elementaire eerlijkheid ontbreekt hem”, zei hij. Hij heeft de macht veroverd door de intrige van bureaus en van de congressen, met een ontzaglijke handigheid, eerst samenspannend met Zinovjev, Kamenev, Rykov, Tomski, Boecharin tegen Trotski, dan met Rykov, Tomski, Boecharin tegen Zinovjev en Kamenev, vervolgens met Vorosjilov, Kalinin, Ordjonikidze tegen Rykov, Tomski, Boecharin; alleen meester tenslotte door de onderdrukking of ontzetting van alle leiders van de revolutie en de totale vernietiging van de partij, die hij van 1917-1923 bewerkstelligde.

Zijn intellectuele productie is van een pijnlijke armoede. Trotski heeft van hem gezegd: “Het is de grootste middelmatigheid van onze partij.” Hij gelooft in zijn roeping. Hij is misschien de enige die er in gelooft, door zichzelf ingesloten in een van de nauwste cirkels van de hel. Onverschrokken, leeft hij in angst. Vals, voedt hij zich met achterdocht. Hij beveelt vandaag de moord, morgen verheerlijking. Overmorgen, wat?

De moord

De zestien beschuldigden van het proces Zinovjev-Kamenev-Ivan Smirnov verschenen 19 augustus voor de opperste militaire rechtbank, werden de 24ste ter dood veroordeeld en de 25ste geëxecuteerd. Zij hadden bekend (behalve Smirnov, die volkomen zweeg en Goltzman, die klaarblijkelijk slechts duidelijk valse bekentenissen aflegde om de boel te verraden) wat afgesproken was, dat zij zouden bekennen op bevel van de chef, in het belang van de partij: er was met hen gespeeld, zij begrepen het te laat.[40]

Men weet nooit iets van de executies in Rusland. Het schijnt dat deze keer de emotie het mysterie verscheurd heeft, want de grote kranten — in het buitenland wel te verstaan — hebben een verhaal gepubliceerd dat om vele redenen een karakter van buitengewone waarschijnlijkheid had. Ik aarzel niet het zeer vermoedelijk als waar te beschouwen…

“Kamenev kon zich met zijn familie onderhouden. Hij ontving zijn vrouw (de zuster van Trotski), zijn nicht en zijn dochter. Zijn verwanten verwonderden zich hem met “het masker van de dood” te zien. Met een gesmoorde en vermoeide stem zei Kamenev tot hen: ‘Ik ga waarschijnlijk een grote reis maken. Ik voel me ziek. De dokter heeft gisteren mijn pols gevoeld: 58-60. Als ik sterf denk dan geen kwaad van hen die mij veroordeeld hebben, zij weten wat zij doen…’”

Oordelend op bevel, dienen zij, zij ook. En hij, die het bevel gegeven heeft, hoe misdadig het ook is, vertegenwoordigt ondanks alles de revolutie…

“Kamenev werd het eerst gefusilleerd. Hij aarzelde niet, uitte geen enkele klacht. Hij ging zwijgend zijn cel uit en ging als in een droom naar beneden naar het lokaal der executies. Na het eerste revolverschot, zonder twijfel van achteren afgeschoten, liet hij een “ach!” van verbazing horen en viel nog levend neer. Luitenant Vassioekov, die bij de executie tegenwoordig was, riep met een hysterische stem: “Maak hem af!” en gaf de stervende met zijn schoen een trap. Een tweede kogel in het hoofd doodde Kamenev…”

Zo sterft de werkelijke leider van de bolsjewistische fractie in de Doema van 1912, de eerste president van de uitvoerende macht der Sovjets in oktober 1917, de universele erfgenaam van Lenin en bovendien een der knapste schrijvers van het Rusland van heden.

“Smirnov, die geweigerd had een verzoek tot gratie te tekenen, was de enige die zijn koelbloedigheid tot aan het einde toe bewaarde. Toen hij uit zijn cel komend het escorte zag, begreep hij. Hij vroeg een blad papier en zei: “Wij hebben dit verdiend door onze onwaardige houding op het proces. Ik heb mij schandelijk op het proces gedragen, ik wil als revolutionair sterven…” Smirnov ging na Kamenev naar beneden.”

Zo stierf de “Lenin van Siberië”.

“Zinovjev was geïsoleerd op de eerste etage van de GPOe. Nadat hij als eerste het verzoek tot gratie getekend had, was hij ingeslapen. Hoewel het warm was, rilde hij, gekleed in een flanellen broek en wollen sloffen. Men wekte hem om 1 uur ‘s morgens. Hij richtte zich op, verstompt, sidderend.

- Zinovjev, sta op. Wij hebben order u naar een andere plaats te brengen.

Lijkbleek bleef hij zwijgend zitten.

- Kleedt u aan.

Hij ging liggen. Een der bewakers begon zijn schoenen aan te geven. Zinovjev verroerde zich niet, maar het zweet stroomde langs zijn gezicht. Een tweede bewaker hield zijn arm onder zijn rug en lichtte hem op. Zinovjev trok zich kreunend de haren uit het hoofd. Men kon geloven dat hij gek was.

- Vooruit!

Zinovjev ging voort met kermen, het hoofd heen en weer bewegend. Een der bewakers wierp hem water over het lichaam. Hij kwam toen bij en ging staan.

- Pak uw spullen.

Hij begon stompzinnig zijn spullen te verzamelen. Een halve minuut later liet men hem zijn cel uitgaan. Een escorte van 8 bewakers wachtte aan de deur. Zinovjev begreep alles op dat moment, zijn knieën knikten, hij viel bijna. Men ondersteunde hem; snikkend en schreeuwend verzette hij zich een beetje. Aan het einde van de gang kreeg hij een echt hysterische toeval. Hangend aan de armen van de bewakers schreeuwde hij als een vrouw. Luitenant Evangoulov gaf bevel een cel te openen, wat men ogenblikkelijk deed. Men duwde er Zinovjev in.

De luitenant pakte hem met de linkerhand bij de haren, liet hem het hoofd buigen en schoot hem met de rechterhand een kogel in het achterhoofd.”

Dit verhaal is uit de verdraaiende pen van een journalist gekomen, maar ik herken er Zinovjev uit en ik ontwaar er de waarheid in. Lijdend aan een hartziekte kleedde hij zich vrij warm, zelfs in de zomer. Als hij gekweld werd bracht hij graag de hand naar zijn haren, murmelend: “Mmmm…” met een zekere vertrouwelijke grimas. In de hoge tonen werd zijn stem verwijfd. Toen hij zag dat hij vermoord werd, heeft de agitator een laatste poging ondernomen en tot de executeurs geschreeuwd: Denkt aan wat gij doet! Het is de revolutie, het is de partij van Lenin, die gij fusilleert!

De officier kon op straffe van de dood Zinovjev geen seconde langer laten praten. Hij gaf blijk van initiatief. Wie weet of hij zo niet… de orde van Lenin verdiend heeft?

Zo stierf de oudste medewerker van Vladimir Iljitsj, zijn compagnon uit de illegaliteit in 1917, president van de Sovjet van Petrograd gedurende de burgeroorlog en de Rode terreur, eerste president van de Communistische Internationale…

Zijn broer, Radomysslski, een jonge anarchist, was in 1920 in de Oekraïne gefusilleerd of gedood door de soldaten van Vorosjilov.

De bekentenissen der beschuldigden — van terrorisme, complot, medeplichtigheid met Trotski, nog wel hun oude tegenstander — brengen slechts de westerlingen die de Russische zaken niet kennen van het spoor. Geen enkel mysterie bedekt ze voor hem, die lang in de omgeving van de bolsjewistische partij geleefd heeft. Die bekentenissen verschillen in niets van de verloocheningen op bestelling, zo dikwijls opgelegd in de loop der laatste tien jaren, aan zoveel overwonnen opposanten, altijd in naam van het opperste belang van de partij. Bekentenissen van inschikkelijkheid, door algehele toewijding en door berekening. Welke berekening? Een gecapituleerd opposant Smilga, thans sedert 1933 gevangen, zei vroeger:

“Wij moeten terugtrekken, d.w.z. ons op genade of ongenade overgeven en wanneer de massa’s zullen ontwaken ons aan haar hoofd stellen…”

Zinovjev heeft het dikwijls herhaald: in de partij blijven, al was dat “plat op de buik in de modder” om er te zijn op de dag van het ontwaken der arbeidersmassa’s en in afwachting daarvan niet door actie buiten de partij in de kaart van de contrarevolutie spelen. De waarheid, die zij in wezen bekenden, was hun haat ten opzichte van de chef, die men wel moest aanbidden op klaarlichte dag, omdat hij ondanks alles voor de wereld, de partij, — de heilige partij vertegenwoordigde.

Hun voornaamste fout was niet te zien — altijd door gehechtheid aan het verleden — dat de partij dood is en dat niet met haar, doch ondanks haar en tegen haar de werkende massa’s eens zullen ontwaken en de strijd voor het socialisme zullen beginnen.

Ik heb over dit proces een zonderling document gelezen: het rapport van de heer Rosenmark, gepubliceerd in de Cahiers van de Liga der Mensenrechten. De berichtgever van de Liga acht het de hoofdzaak dat de Russische rechtsvormen in acht genomen zijn en dat er tegen de categorische bekentenissen niets in te brengen was… Men moet voor de eer van een maatschappij, die een mooie staat van dienst bezit en een zo belangrijke taak te vervullen heeft, hopen dat zij de moed zal hebben het publiek ook de mening van beter geïnformeerde personen te doen vernemen. Mijnheer Rosenmark onthoudt er zich inderdaad van de enige ware hypothese te onderzoeken — die van de bekentenissen van politieke inschikkelijkheid — negeert dat de materiële valsheid van een deel van die bekentenissen bewezen en te bewijzen is, negeert de voornaamste verklaring van het proces, die in de keuze der beschuldigden ligt, zinspeelt op een Sovjetrecht, dat in werkelijkheid niet bestaat, of zo het wel bestaat in deze zaak, meer dan in iedere andere, onophoudelijk met voeten getreden is.

Beter ingelichte oude socialisten van naam hebben een geheel ander oordeel geformuleerd. Frederik Adler zegt: een heksenproces en herinnert er terecht aan dat de heksen, die men vroeger naar de brandstapel zond gewoonlijk hun omgang met de duivel bekenden… Hij herinnert er aan dat de valsheid van de bekentenissen, die in 1931 aan veertien oude Russische socialisten opgelegd waren (Soekhanov, Groman, Guinzboerg, Finn-Enotaevski, Sher, Ikov…) onweerlegbaar aangetoond was en dat Leon Blum over dat onderwerp goed geargumenteerde bladzijden geschreven heeft…

Wij citeren Frederik Adler:

“In 1931 werd ik gehaald om mij te wijden aan een grondig onderzoek van het proces tegen het ‘bureau van de mensjewistische eenheid (sociaaldemocratische)’. De kennis van dat proces geeft mij de absolute zekerheid, dat de politieke procureurs van Moskou systematisch en bewust valse bekentenissen van de beschuldigden afpersen. Ik wil geen oordeel uitspreken over de andere processen. Het is mogelijk dat men daar bekentenissen heeft gemaakt, die met de werkelijkheid en de feiten overeenkomen. Maar voor wat betreft het proces van de sociaaldemocraten is het bestaan van valse bekentenissen een feit dat niet in twijfel getrokken kan worden. Een vermeende reis van onze kameraad Abramovitsj naar Rusland bleek het voornaamste feit te zijn. De beschuldigden bekenden precies Abramovitsj in Rusland te hebben ontmoet en verhaalden van hun besprekingen met hem in de loop van de zomer van 1928. Ik heb de absolute zekerheid dat zij te kwader trouw waren… Wij hebben het aangetoond voor alle aspecten van het proces en wij hebben een foto gepubliceerd, die Abramovitsj toont te midden van de gedelegeerden van het internationale socialistische congres te Brussel op hetzelfde moment dat, volgens de ‘bekentenissen’ van zekere personen, hij zich in Rusland zou moeten hebben bevonden. Dat men geen rekening gehouden heeft met dit congres was een van de fouten die de ensceneurs van dit proces doorlopend begaan, ondanks alle zorg die zij aan hun arbeid besteden…

Geen enkel belangrijk politiek punt, schreven wij toen blijft over van de constructie van leugens van het proces te Moskou.”

Ik heb eerder vermeld hoe men om mij kwijt te raken getracht had ook mij de slag van de valse bekentenissen toe te brengen. De rechter van instructie, die mij die valstrik spande, was de chef van de dienst der opposanten van de GPOe, Roetkovski, een burger, wiens geweten, indien hij er tenminste een schijn van bezat, voorbeeldig belast zou zijn… Ik zou over dit onderwerp nog enige feiten uit mijn persoonlijke ervaring kunnen aanhalen, doch het is zonder twijfel beter te herinneren aan datgene wat bijna alle personen, die sedert 1928 in Moskou hebben gewoond, weten. In de loop van de voorbereiding van het proces van de “industriële partij” van de provocateur Ramsine, werd ingenieur Paltsjinski, goed bekend in de Russische maatschappij, oud-medewerker van Kerenski, een der organisators van het Kropotkine museum te Moskou, onverzettelijk karakter, gedood of gefusilleerd gedurende de instructie. Men vertelde, dat hij een rechter van instructie in het gezicht geslagen had. Een der beschuldigden van een verwante zaak (die ik niet noem, omdat hij misschien nog leeft, ofschoon men van zijn zelfmoord gesproken heeft), veroordeeld, ontving het bezoek van zijn vrouw, die hem vroeg: - Maar, mijn arme man, waarom heb je over jezelf zoveel gelogen? Hij antwoordde: - Het moest.

De sociaaldemocraat Braunstein, de oude socialisten Bazarov en Tsjerevanine, pioniers van de Russische arbeidersbeweging, weigerden beslist zich te lenen tot het spel van de GPOe en werden zonder proces opgesloten. Met betrekking tot de inschikkelijke beschuldigden van de zaak der sociaaldemocraten in 1931, liet men vooral de bedreiging van de oorlog werken. Zouden zij als toegewijde socialisten voor de dreigende oorlog het offer van hun geweten weigeren? Ikov, de enige, die werkelijk tot de mensjewistische partij was toegetreden, werd gebroken door de arrestatie van zijn zoon, die men hem als verloren deed geloven. In de gevangenis te Vjerchne-Oeralsk verried de historicus Soekhanov, een der slachtoffers van deze machinatie en die alle vereiste bekentenissen had gedaan, verontwaardigd omdat hij in eenzame opsluiting werd gehouden, ten spijt van de bewezen dienst en de aangegane verplichtingen, stilzwijgend of formeel, ik weet het niet precies, aan zijn medegevangenen het fijne van die komedies, ging in lange hongerstakingen en werd tenslotte naar een onbekende bestemming meegenomen (1934). Leeft hij nog?

Laten wij teruggaan naar het proces van gisteren. Niets verzet zich tegen de analyse. Wat te denken van de bekentenissen van Goltzman, die kalm en waardig, op het laatste moment weigerend het verzoek tot gratie te ondertekenen, zich in zijn laatste woorden beperkend tot het uiting geven aan zijn verachting voor de agentenprovocateurs, die naast hem zaten, toch bekend heeft rendez-vous met Leo Sedov te hebben gehad, de zoon van Trotski, te Kopenhagen, waar gemakkelijk bewezen kan worden dat Sedov er nooit geweest is, en preciezer nog in hotel Bristol van Kopenhagen, dat sedert verscheidene jaren gesloopt is? Dat deze man geen ander middel gevonden heeft om de wereld toe te schreeuwen — ten koste van zijn leven — Let op! Alles is vals!

Hij heeft Jagoda ontmaskerd, hoge commissaris van de Veiligheidsdienst, ensceneur van dit alles en achter Jagoda de dictator met het lage voorhoofd.

Ik heb het reeds geschreven. Geen enkel feitelijk of algemeen politiek argument, aan dit proces gegeven, kan de kritiek weerstaan; geen enkel had weerstand kunnen bieden aan een uiteenzetting van beide partijen. Alles berust op de leugen der beschuldigden, die eens te meer door gehechtheid aan de partij er in toegestemd hebben hun geweten en hun waardigheid te offeren en aan wie de voorafgegane feiten, het Sovjetrecht en zelfs de dienst, die zij aan hun chef — hun vijand, maar binnen de partij en niet naar buiten — bewezen een waarborg boden voor het behoud van hun leven…

Het enige feit, waarvan men kan aannemen, dat ondergeschikte agenten van de Gestapo er de hand in hebben, die een dienst bewijzen aan een agentprovocateur van de GPOe — Olberg — of aan een slachtoffer van agentenprovocateurs, door hem een pas van Honduras te laten kopen, is, men kan het bewijzen, van het begin tot het einde door de Sovjetautoriteiten te Praag en elders klaar gemaakt…

Over het geheel bestaat het procedé uit het kiezen van enige inschikkelijken uit een groot aantal beschuldigden en hen aan de rechters voor te stellen, die in werkelijkheid de uitvoerenden zijn, die door de partij benoemd zijn en van haar nauwkeurige instructies ontvangen. Uit de officiële stukken blijkt dat er in werkelijkheid 53 beschuldigden waren — drieënvijftig. De zaken van 1. Gaven, 2. Guertik, 3. Karev, 4. Konstant, 5. Matorin, 6. P. Olberg, 7. Radin, 8. Safonova, 9. Fayvillovitsj, 10. Schmidt, 11. Esterman, 12. Koezmitsjev zijn “aangehouden”, — verklaart de acte van beschuldiging. Volkomen geheimzinnig aangehouden, zijn zij het vandaag de dag nog, vijf maanden na de executie van de zestien… Als het niet is, omdat men op de grote dag geen beschuldigden kan voorbrengen, die beschuldigers zouden kunnen worden en men hen dus extralegaal op de achtergrond moet houden, waarom dan wel? Bovendien werden op het proces genoemd, die bijna allen gevangen zitten en tot nu toe in de meest tragische duisternis gehouden worden:

1. De historicus Anychev; 2. Arkus, functionaris van Financiën; 3. Charov, stichter van de partij; 4. J. Sjatskin, oud-leider van de Communistische Jeugdinternationale; 5. Sjliapnikvo, oud-bolsjewiek; 6. Stykgold, een der organisators van het Rode Leger; 7. de zuster van de gefusilleerde Dreitser; 8. Eysmont, oud-bolsjewiek, oud lid van de regering, gevangen sedert 1932; 9. Fedorov of Fedotov; 10. Friedland, bekend historicus; 11. Friedman; 12. Foertysjev; 13. Gaevski, strijder van de burgeroorlog; 14. Groenstein, dwangarbeider onder het oude regime, organisator van het Rode Leger; 15. Herzberg, oud lid van de partij; 16. Iakovlev; 17. Iatsek; 18. Lelin; 19. Ioedin; 20. Koeklin, een der stichters van de partij en van de macht te Petrograd; 21. Koent; 22. Liepsjitz; 23. Medvedev, oud-bolsjewiek van de arbeidersoppositie; 24. Moekhin; 25. Okoedjava, oud-Georgisch strijder; 26. Oeglanov, oud-secretaris van het Centraal Comité; 27. Pjatakov, oud-lid van het Centraal Comité, lid van de regering; 28. Poetna, militair attaché te Londen; 29. Karl Radek; 30. Rioetin, oud-secretaris van het comité van Moskou; 31. Serebriakov, oud-secretaris van het Centraal Comité; 32. Slepkov, oud-redacteur van de Pravda; 33. Smilga, een der leiders van de opstand van oktober 1917; 34. Sokolnikov, een der leiders van de revolutie; 35. Jean Sten, oud-leider van de “stalinistische linkervleugel”; 36. Tomski, stichter en leider van de Centrale der Russische Vakverenigingen, die zelfmoord pleegde gedurende het proces; 37. de historicus Seidel; 38 en 39. Rykov en Boecharin, later ontslagen van rechtsvervolging; 40 en 41. Bogdan en Lominadze, die beide zelfmoord pleegden.[41]

Waarom zijn al deze mensen nog niet veroordeeld? Zullen zij het ooit worden (tenzij zij het met gesloten deuren zijn…) Eén ding is zeker, het is onmogelijk in dit afschuwelijke maakwerk van complotten, zelfs in het schemerdonker van de openbare processen te Moskou, zonder verdediging of met een belachelijke verdediging, met een totalitaire pers, enz. revolutionairen te veroordelen, die besloten zijn zich te verdedigen: omdat het regime uit een dergelijk debat onteerd te voorschijn zou komen.

De chef van de Veiligheidsdienst Yagoda, is afgedankt, omdat hij het proces Zinovjev te slecht in elkaar gezet heeft. Duizenden arrestaties hadden plaats gehad even voor en gedurende het proces, vooral in de regeringskringen. In de Oekraïne, de Kaukasus en Centraal-Azië ontdekte men complotten bij reeksen. Het merendeel van de bekende strijders uit de eerste jaren van de revolutie is in opspraak gebracht en gearresteerd. De gehele generatie van Oktober is gecompromitteerd.

Een nieuw proces was officieus voor november aangekondigd… Het heeft niet plaats gevonden; het maakwerk was nog niet klaar. Wij hebben — van verre — de bloedige klucht van Novosibirsk bijgewoond. Een Duitser, Stickling, en acht Russen bekenden onder leiding van de Gestapo en de trotskisten, die achter de duistere coulissen gehouden werden, een catastrofe in de mijn van Kemerovo georganiseerd te hebben, teneinde “onze beminde volkscommissaris Ordjonikidze” in diskrediet te brengen en, volgens de wensen van Trotski, de komst van het fascisme in de Sovjet-Unie voor te bereiden.

Dit delirium van een politiële fantasie, die elke controle over zichzelf verloren heeft, heeft gediend om de executies van zes ongelukkigen te rechtvaardigen, het verlies van verscheidene revolutionairen van de eerste generatie voor te bereiden, bovendien een incident met Duitsland uit te lokken… Het orgaan van de Russische emigranten te Parijs Poslednie Novosti, dat men niet van sympathie voor de trotskisten zal kunnen verdenken, constateerde in dit verband:

“De toverheks kan bekennen wat men wil; dat zij zich op een bezemsteel door de lucht naar een liefdesbijeenkomst met de duivel heeft begeven en dat zij de hagel teweeggebracht heeft, omdat hij het haar bevolen had, — het is volkomen duidelijk dat men zich slechts kan afvragen hoe dergelijke bekentenissen verkregen zijn.” [42]

Drie mannen, die in de beraadslagingen verscheidene malen genoemd zijn, waren dwars door de monsterlijke gerechtelijke vertoning van Novosibirsk heen getroffen: Pjatakov, Drobnis, Moeralov. Het ging er om hen te verwijderen. Pjatakov heeft een voorname rol gespeeld in de Sovjetisering van de Oekraïne vanaf 1917-1918. Na zijn hereniging met Stalin aan het hoofd van de staatsbank geplaatst, vervolgens in de kwaliteit van ondersecretaris van de staat aan het hoofd van de zware industrie, is hij een der bekwaamste administrateurs van de Sovjetindustrie. Drobnis, revolutionair Oekraïner, lid van de regering op verschillende tijdstippen, herenigd met Stalin, schijnt ook, ik weet niet welke bekentenissen, te hebben afgelegd. Moeralov, grote figuur, die ik op deze bladzijden verscheidene malen heb moeten noemen, verbannen sedert 1928, heeft nooit zijn beginsel verloochend. Maar hij schreef dit aan Trotski in juni 1928 uit zijn verblijfplaats Tara aan de Irtych:

“Ik, verloochenen? Ik zal sterven, maar ik zal niet verzaken. Men kan mij vierendelen, maar verloochenen zal ik niet. Al zal ik alleen blijven, ik zal niet verzaken. Formeel bezien, zijn wij partijlozen; wij zullen eerlijk iedere taak vervullen die men ons zal toevertrouwen, wij zullen onze bescheiden kennis en onze grote revolutionaire ervaring zo goed mogelijk gebruiken, en wij zullen in het voorbijgaan de anderen instrueren, die meestal zeer onwetend zijn. Maar men zal geen kleurlozen of leugenaars van ons maken. Eerder zal men de Irtych van de IJszee weer naar haar oorsprong terug zien stromen.”

Er is ook sprake van een proces van dertig: een twintigtal Duitsers — alle agenten van de Gestapo, die zeer zeker de volmaaktste bekentenissen hebben afgelegd — en enige oude uitgekozen communisten, met wie een zekere koop zou zijn gesloten — in het opperste belang van de revolutie natuurlijk — om henzelf onschadelijk te maken.

Pierre Berland, correspondent van de Temps in Moskou, denkt “dat het uiterst waarschijnlijk is, dat dit proces niet openbaar zal zijn” — en dat “de beschuldigden vermoedelijk niet gefusilleerd zullen worden.” [43] … Zij zullen desniettemin verdwijnen. Men noemt Radek, Poetna, die tot nu toe beschouwd werd als een der beste strategen van het Rode Leger, Primakov en Schmidt, militaire leiders, beide helden van de burgeroorlog (Dimitri Schmidt is die legendarische leider van een corps Rode cavalerie, dat hij, kleine Joodse arbeider, vormde om tegen de aanstokers der pogroms te strijden), Arkus, directeur van de staatsbank, Sokolnikov, medewerker van Lenin, oud-gezant te Londen, die beschouwd werd als een der goede hoofden van de leidende kringen, Galina Serebriakova, bekend schrijfster, Serebriakov, Oeglanov van de rechtse oppositie, oud-volkscommissaris van Arbeid. Voorlopige keus uit de honderden politieke gevangenen, waarvan men zich van plan is te ontdoen.

Zinovjev, Kamenev, de eerlijke Ivan Smirnov vernietigen, betekent voor Stalin de reservestaf vernietigen, die eens in staat zal zijn de macht te hernemen tengevolge van onvoorziene omstandigheden. De staf, waarvoor hij bevreesd is, hoewel hij in zijn geheel in de gevangenis zit. Voor de anderen zij het mij vergund hier te citeren, wat ik over dit onderwerp in een syndicalistisch tijdschrift heb geschreven:

“Tegenover Radek, Pjatakov en verscheidene andere figuren van de eerste, tweede en derde rang van de tijd van Lenin, werpt zich een zeer eenvoudig politiek psychologisch probleem op. Van hun verleden van revolutionairen behouden deze mannen ondanks alles bij de algemene vervlakking een zeker krediet; zij zijn in de geschiedenis opgenomen en de massa’s kunnen hun niet verwijten, dat zij zich niet heldhaftig onder de stoomwals werpen. De misdaad van 25 augustus (de executie van de Zestien), zo zij al een verschrikkelijke verrassing, een onbeschrijfelijke verrassing voor de vermoorden is geweest, heeft langs de buigzaamste ruggengraten een ijskoude rilling doen lopen. Al diegenen, die zich nog met uiterst laffe inschikkelijkheid illusies over de leider maakten, hebben eensklaps duidelijk gezien… Stalin weet zeer goed dat wat de oude bolsjewistische generatie ook doet, wat zij ook zegt, welke laagheden men haar ook voor de pers en de tribune kan toedichten, terwijl men de aanbidding van de partij, het heil van de republiek, de verering van de chef aanroept, zij niet kan nalaten hem in haar binnenste meedogenloos te veroordelen. Hoe verklaart men het verschrikkelijke proza, ondertekend door Preobrajenski, Pjatakov, Rakovski, Kroepskaja, (ach, arme grote revolutionairen, die zo vernederd worden) als het niet is om op klaarlichte dag de band van medeplichtigheid tussen de chef en hen te leggen?

Maar hier bevindt Stalin zich weer eens in een slop. De opgelegde medeplichtigheid onteert hen, die haar accepteren zonder hen reëel medeplichtig te maken: iedereen ziet dat het veeleer slachtoffers zijn. En slachtoffers houden het recht in het diepst van hun ziel te oordelen, zij verschaffen zich dat recht om zich eens te wreken. De oude om Lenin gevormde bolsjewistische partij was in wezen één grote familie. Verscheidene van de markantste leden van die familie zijn nu uit de weg geruimd. Kan de moordenaar de anderen laten leven? “Geen getuigen!”, zeggen de deskundigen in dergelijke gevallen.” [44]

Rakovski is niet beschuldigd… Evenals Radek, evenals Pjatakov, evenals alle gecapituleerde ex-opposanten, heeft hij, die zich tenslotte in 1934 overgaf na zes jaren verbanning naar Barnaoel, aan de vooravond der executies het verlangde stuk gepubliceerd:

“Geen medelijden met de zinovjevistiscbe en trotskistische moordenaars van Kirov, voor de organisators van aanvallen op onze welbeminde chef Stalin en op de leiders van de partij en de regering, geen medelijden met de trotskistische agenten van de Gestapo. Laat men hen fusilleren.” (Pravda van 21 augustus 1936).

Zijn persoonlijke situatie is nog verbijsterender. Indien er een enkel woord waar is in de bekentenissen der gefusilleerden is Rakovski even schuldig als zij. Indien de trotskisten van 1932-1934 een terroristische activiteit ontplooid hebben, gekend en goedgekeurd door Ivan Smirnov vanuit het diepst van zijn gevangenis — these van de beschuldiging — hoe groot is dan niet de verantwoordelijkheid van de oud-gezant te Parijs, die in die tijd de erkende leider der trotskisten was?

Men heeft zich in het buitenland niet vergist over de werkelijke betekenis van deze tragedie. Fascistische bladen van Italië hebben er de triomf in gezien van het praktische realisme op de revolutionaire utopie (Le Messagero).

Te Parijs schreef de Ere Nouvelle op 26 augustus:

“In werkelijkheid bewijst de uitspraak tegen Kamenev, Zinovjev en hun medeplichtigen, dat de Sovjet-Unie de orde in het binnenland wil handhaven, zonder welke het haar onmogelijk zou zijn haar organisatiearbeid voort te zetten. Een belangrijke taak is door de Russische natie op economisch terrein volbracht… Het heeft niet de schijn dat zij bereid zou zijn dit werk door het terrorisme of zelfs door de vooraanstaande extremisten in gevaar te laten brengen. Haar welvaart, meer nog: haar veiligheid, haar bestaan eisen, dat het zo is.”

Ten tijde van het Frans-Russische verdrag en van de vredespolitiek van Nicolaas II — conferenties te Den Haag, herinnert men het zich? — rechtvaardigde de pers in precies dezelfde termen de doodvonnissen en verbanningen, die destijds trouwens veel minder talrijk waren dan thans… Wat daarna gebeurde is bekend. Is het dan zo moeilijk te begrijpen dat men niet door dergelijke middelen een stabiele en verdedigbare orde schept, doch dat men zeer waarschijnlijk voor de toekomst verschrikkelijke sociale uitbarstingen voorbereidt?

Niemand, en dat is natuurlijk, heeft zo gejuicht als de Russische contrarevolutionaire emigratie. De Goloss Rossii (monarchistisch) van 1 september schrijft:

“Dat is de eerste keer, dat wij voldaan zijn over een executie onder de miljoenen begane executies door de bolsjewieken… Men zal niet ophouden bij Zinovjev en zijn vrienden, evenmin als de Franse revolutie bij Danton ophield…”

En de Vozrojdenie, eveneens monarchistisch, droeg op 29 augustus aan Stalin het volgende gelegenheidsgedicht op: “Bedankt, Stalin! Zestien schurken, Zestien beulen van het vaderland, Zijn bij hun voorvaderen teruggekeerd!

De hemel schijnt ons blauw vandaag, Jij hebt ons beloond voor de smart van zoveel jaren! Maar waarom maar zestien? Geef ons er veertig, Geef ons er honderden, Duizenden, Maak over de Moskova, zonder balken, zonder pijlers, Een brug van Sovjetkrengen, - En krepeer zelf!” [45]

Twee documenten

Twee documenten werden in 1928 illegaal in Moskou en in het buitenland gepubliceerd door de zorgen van opposanten. Zij hadden in de leidende kringen het effect van een bom, want zij legden afwijkende meningen, persoonlijke haat, geënt op politieke tegenstrijdigheden, de impopulariteit van de chef bloot. Men moet hierop terugkomen om uit de door de stalinistische politie gefabriekte gangstergeschiedenissen te komen, de werkelijke atmosfeer van de innerlijke strijd in de partij terug te vinden en de grondige verklaring te verkrijgen van hetgeen gebeurt. Een bijna letterlijke verklaring; alle personen, die in deze profetische documenten geciteerd zijn, zijn uit de weg geruimd of op punt het te worden.

Zinovjev en Kamenev waren net weer in de partij opgenomen na een periode van uitsluiting. Zinovjev was nog verbannen te Voroneje. Kamenev bevond zich te Moskou. Beide vertegenwoordigden de overwonnen linkervleugel, hadden volkomen gebroken met de onverzettelijke opposanten, die verbannen en gevangen waren. Boecharin, de theoreticus van de rechtervleugel van de partij, die een gematigde politiek aanprees ten aanzien van de rijke boeren, kwam Kamenev opzoeken namens zijn vrienden Rykov, nog president van de Raad van Volkscommissarissen en Tomski nog president van de Centrale Raad der Vakverenigingen. Kamenev maakte van dit onderhoud een vertrouwelijk resumé, dat hij naar Zinovjev en enige van zijn naaste vrienden zond en dat tenslotte verspreid werd. Het is een vrij lange tekst, waarvan ik slechts de noodzakelijke passages zal citeren. Hij is in een soort van telegramstijl geschreven:

“Boecharin: Wij menen, dat de gedragslijn van Stalin de gehele revolutie in gevaar brengt. Wij kunnen met haar te gronde gaan. De meningsverschillen die tussen ons en hem bestaan zijn oneindig dieper dan die wij in het verleden met u hadden… Sedert enige weken spreek ik niet meer met Stalin. Hij is een intrigant zonder beginselen, die alles ondergeschikt maakt aan het bezit van de macht. Hij verandert van theorie om de een of ander te verwijderen. In het zevenschap (het Politiek Bureau telde zeven leden) worden wij behandeld als leugenaars en bluffers. Hij is gecapituleerd om ons beter te worgen… Ik heb er een verklaring voorgelezen zonder haar uit handen te geven. (Men kan hem niet het kleinste stukje papier toevertrouwen). Zijn huidige taak is Moskou, Leningrad en de Pravda van ons weg te nemen en Oeglanov, die volkomen op onze hand is, te vervangen door Kaganovitsj! Zijn politiek is als volgt:

1. Het kapitalisme is gegroeid, hetzij door het benadelen van de koloniën, hetzij door leningen, hetzij door de uitbuiting der arbeiders. Wij hebben geen koloniën, men leent ons niet, onze basis is dus: een belasting op het boerendom. 2. Hoe meer het socialisme zal groeien, des te meer zal de tegenstand toenemen. Dat is idioot en getuigt van een volkomen onwetendheid. 3. Indien men een belasting op de boeren moet heffen, en indien de weerstand groeit, moet er een stevige leiding zijn. De zelfkritiek mag de leiders niet raken, maar de uitvoerende agenten.

Inderdaad is de zelfkritiek tegen Tomski en Oeglanov gericht. Resultaat: een politieel regime. Het gaat er niet meer om een zondebok te vinden, doch het gaat om het lot van de revolutie zelve, dat beslist wordt. Alles kan met een dergelijke theorie te gronde gaan.”

Ondervraagd door Kamenev: Welke zijn uw krachten? geeft Boecharin namen, noemt hij Yagoda… Deze vermelding is zeker niet vreemd aan de ongenade van Yagoda acht jaar later. “Vorosjilov en Kalinin, zegt Boecharin, hebben ons op het laatste moment verraden. Ik denk dat Stalin hen vasthoudt met ik weet niet welke speciale ketenen.”

“Boecharin: Als wij tussen beide komen, zal hij ons worgen door ons van splijting te beschuldigen. Als wij niet tussen beide komen, zal hij ons worgen met kleingeestige manoeuvres en ons verantwoordelijk maken voor het gebrek aan koren in oktober.

Kamenev: En waarop rekenen zij om koren te hebben?

Boecharin: Daar zit juist de kneep: op de herhaling van de uitzonderingsmaatregelen als er weer moeilijkheden ontstaan. (Op de gedwongen leveringen). Welnu, dat is het oorlogscommunisme, de slachting.

Kamenev: En gij?

Boecharin: Misschien zou er een manoeuvre van grotere omvang nodig zijn om zich met de middenboer te verzoenen. Men kan de koelak vervolgen zoveel men wil, maar men moet zich weer met de middenboer verzoenen. Maar onder Stalin en die idioot van een Molotov, die mij een lesje over het marxisme wil geven, kan men niets doen.

…Laat niemand kennis krijgen van ons onderhoud. Telefoneer mij niet, want men luistert. Ik word gevolgd door de GPOe, die jou ook volgt. Ik wil wel geïnformeerd worden, maar niet door secretarissen en tussenpersonen. Alleen Rykov en Tomski weten dat ik je gesproken heb.”

Kamenev noteert voor Zinovjev:

“Ik heb hem je brief overhandigd. Hij zei na hem gelezen te hebben: “Ik ben bang voor brieven.” Hij is bang, dat een papier hem noodlottig zal worden… Hij is buitengewoon geschokt. Soms trillen zijn lippen van emotie. Hij maakt bij momenten de indruk van iemand die ten einde raad is (11 juli, 6 uur).

Aanvullende opmerkingen (nacht van 11 op 12 juli).

1. In het algemeen de indruk van iemand, die ten einde raad is. Zijn mening over onze positie… “Soms”, zegt hij, “zeg ik tot Efime (zijn secretaris): onze situatie is wanhopig. Als het land ten onder gaat, gaan wij onder. Indien het land er boven op komt, zwenkt Stalin en zullen wij ook ondergaan. Wat moeten wij doen? Wat moeten wij doen, wanneer men in gezelschap is van een tegenstander van de soort van Dzjengis Khan, gemeen sujet van het Centraal Comité”?

Voorstel van Boecharin:

4. Indien wij de discussie beginnen, zal men ons om die reden vermoorden. Het C.C. vreest de discussie.

7. Wij kunnen het debat niet openen, omdat dat direct herrie zal geven… Wij zullen zeggen: Ziedaar de man, die het land naar de honger en de dood geleid heeft! — En hij: Ziedaar de verdedigers van de rijke boeren en de profijttrekkers van de NEP!

8. De partij en de staat hebben zich met elkaar vermengd, dat is het ongeluk!

9. Stalin wil alleen de macht behouden. De schijn aannemende ons tegemoet te komen, is hij aan het stuur gebleven, vervolgens zal hij ons vernietigen. Wat moeten wij doen?…

10. Sokolnikov zei: Voert een actievere politiek, eist tenminste de verwijdering van Molotov.

11. Stalin kent slechts één middel: de wraak. Hij steekt in de rug.

Herinneren wij ons zijn theorie van de zoete wraak.

12. Serge (Ordjonikidze) is niet loyaal. Hij kwam ons de ergste dingen over Stalin zeggen en heeft ons op het moment beslist verraden.”

En deze conclusie:

“De politiek van Stalin leidt tot de burgeroorlog. Het zal nodig zijn dat hij de opstanden in bloed verdrinkt.”

Het ernstigste van dit alles is, dat Boecharin zo juist gezien heeft. Het tweede document van dezelfde soort, gedateerd Moskou, 20 maart 1929, vermeldt te veel onbegrijpelijke feiten voor de niet ingewijde lezer om er veel van te citeren. Ik haal er slechts twee aan. Pjatakov ontraadde de strijd tegen Stalin, omdat hij tot niets goeds kon leiden.

“Pjatakov zei dat hij volkomen ernstig van mening was, dat men tegen Stalin niet kon optreden: “Stalin is de enige wie men nog kan gehoorzamen. Boecharin en Rykov vergissen zich, wanneer zij denken dat zij na hem de macht zouden kunnen nemen. Het zijn de kaganovitsjen, die zouden regeren; welnu, ik wil niet gehoorzamen aan kaganovitsjen en ik zal hun niet gehoorzamen.”

Kamenev: Wat prijs je dan aan?

Pjatakov: Welnu, men heeft mij de bank van de staat toevertrouwd, ik zal waken over het geld dat er in die bank is.”

Aan het eind van december omschreven Zinovjev en Kamenev hun houding als volgt: “Zich vastklemmen aan het roer. Dat kan men slechts door Stalin te steunen. Laten wij niet aarzelen hem de prijs te betalen, die hij vraagt…” Enige dagen later stelde Bakaev, toen hij de verbanning van Trotski vernam, voor te protesteren. Zinovjev ging naar Kroepskaja. De weduwe van Lenin antwoordde hem: “En wie zou er naar ons luisteren?”

Wij zijn achter de coulissen van een Directoire. Niets is pijnlijker dan het lezen van deze documenten, die het verzinken van de revolutionaire macht aantonen. De personen hebben er weinig plaats. Maar daar de politiek door mensen gemaakt wordt, moet men hen wel noemen; doch men ziet hoever deze mensen voor het merendeel verwijderd zijn van wat men noemt persoonlijke eerzucht. De kaganovitsjen, waarvan Pjatakov met afkeer en minachting spreekt, zijn arrivisten zonder gewetensbezwaren en overtuigingen, de laatgekomenen van de revolutie… Pjatakov stemde er in toe niets meer te zijn dan een nauwgezet bankdirecteur. Hij zal de kaganovitsjen niet te gehoorzamen hebben, die zijn gevoelens jegens hen kennende, hem in de gevangenis geworpen hebben en zich voorbereiden hem te doden.

Zonder twijfel hebben de opvolgers van Lenin in het voorzitterschap van de Raad van Volkscommissarissen, Alexis Ivanovitsj Rykov, en Boecharin, redacteur van de Izvestia, voordeel getrokken van een ontslag van rechtsvervolging. Doch men is tot driemaal toe weer in actie gekomen, tot drie opeenvolgende processen (waarvan de een, die van juli 1935, volkomen geheim gebleven is) om Zinovjev en Kamenev naar de beul te brengen. Niets belet om de instructie tegen Rykov, de afgedankte, en Boecharin, die voorlopig gespaard is, te heropenen. Laten wij op de verbijsterende onbetamelijkheid van dit ontslag van rechtsvervolging letten. Het gebeurde dus, dat de beschuldigden door zichzelf te beschuldigen en Trotski te beschuldigen zo de waarheid gezegd hebben, dat men hen geëxecuteerd heeft; doch hebben zij gelogen, toen zij op dezelfde wijze en in dezelfde bewoordingen Rykov en Boecharin beschuldigden? De derde leider van de rechtervleugel, Tomski, heeft noch op de arrestatie, noch op het ontslag van rechtsvervolging gewacht; hij heeft zelfmoord gepleegd. De verachting voor de arbeiderswereld is zo groot bij hen, die hem achtervolgden, dat zij niet de moeite hebben genomen ons te zeggen of Tomski onschuldig of schuldig is gestorven. Het ontslag van rechtsvervolging van zijn vrienden schijnt hem beslist vrij te spreken en er is een Sovjetwet, die beveelt diegenen als misdadigers te straffen, die door morele en fysieke vervolging een zelfmoord hebben uitgelokt. Waar wacht men op om haar toe te passen? Tomski, man van rechts in het communisme, een der gematigde bolsjewieken, had een mooi leven achter zich. 56 jaar oud was hij, een oud lithografisch arbeider, lid van de Sovjet van Reval gedurende de revolutie van 1905. Na acht of negen jaren gevangenis, meerdere verbanningen, verscheidene ontvluchtingen, jaren van illegaliteit, was hij tenslotte onder het oude regime voor het leven verbannen. Het Centraal Comité van Lenin had hem de leiding van de Centrale der Russische Vakverenigingen toevertrouwd en hij had naar beste kunnen gestreden om aan de vakverenigingen in de staat een reële functie van verdediging der arbeiders te geven.

Rykov en Boecharin zijn slechts ten dele gespaard om het Politiek Bureau van Lenin niet met één slag weg te vagen.

In de totalitaire staten planten de drama’s aan de top zich mechanisch langs de gehele sociale ladder tot aan onderen toe voort. De affaire Grober door de Pravda van 7 september jl. als een dwaling geopenbaard, toont aan hoe gelijk wij hadden in de documenten van 1928 te zoeken naar de verklaring van de executies van 1936. Wij zullen haar hier in het kort weergeven: In 1927 sprak de jonge communist Grober in zijn partijcel te Rostov aan de Don, enige woorden uit, waarin men dadelijk een oppositionele aanvechting ziet. Berispt geeft hij zich direct gewonnen en stemt als een trouw gelovige. Gedurende negen jaren werkt hij eerlijk, zich wel hoedend voor het formuleren van de minste kritiek of de zwakste mening. De “campagne van waakzaamheid” is op touw gezet. Order om de ex-trotskisten, die vals berouw hebben, agenten van de Gestapo, enz. te ontmaskeren. Een aanbrenger herinnert aan de enkele woorden van Grober van negen jaren geleden en onze ongelukkige wordt direct buiten de partij gesloten. Zijn broer (19 jaar) en zijn zuster (17 jaar), jonge communisten en stakhanovisten — modelarbeiders dus — in de fabriek Mikoyan, zijn ook uitgesloten uit de Jonge Communisten (en waarschijnlijk van de fabriek verjaagd; Grober zelf moest gearresteerd worden). De fabriekskrant publiceert dat men “de resten van het contrarevolutionaire canaille Grober uitgebraakt heeft.” Men stelle zich de morele — en materiële — situatie van de slachtoffers van deze absurde vervolging voor; zij kunnen zich nergens meer vertonen… Drie andere jonge communisten zijn uit de organisatie gejaagd voor het niet tijdig “ontmaskeren” van de arme Grober. Een broer van deze, lid van een districtscomité van de jeugd, is uitgesloten… Twee oude leden van de partij, die vroeger Grober aanbevolen hadden, Polovitsjkaya en Galperin, zijn uitgesloten… Twee anderen, Vodolaiski en Denissova, hebben hetzelfde lot gekregen daar zij in 1927 inschikkelijk jegens hem waren geweest. Allen zijn eveneens van de vakvereniging uitgesloten, dat gaat vanzelf. Verjaagd van het werk. Voorbeschikt voor het concentratiekamp… Gelukkig voor hen allen heeft de Pravda ditmaal opgemerkt, dat het apparaat nutteloos werk deed en dat de zaak Grober eigenlijk niets was, absoluut niets…

Maar indien Grober werkelijk iets gezegd had in 1927?

De verheerlijking

De grote Troonzaal van het Kremlin, met haar kolommen met gouden lambriseringen, is vol met congressisten en genodigden. De plooibare leden van het diplomatieke corps zijn aanwezig, vergezeld van militaire attachés in groot tenue. Zowel die van de fascistische staten als de anderen. Van de verst verwijderde districten van het Russische continent zijn gedelegeerden gekomen. Er zijn Eskimo’s. Yakoeten en Nentsiërs, die men kort geleden Samoyeden noemde, in witte pels, versierd met rood en zwart; de volken van Centraal-Azië, Tadjiks, Turkmenen, Oezbeks, Sarten, Kazakken zijn gekomen in lange gestreepte gewaden; Georgiërs, Adjaren en Abchazen dragen de met zilver gedreven dolk om het middel; Mongolen, Soeriaten, Oysaten vertegenwoordigen een hoek van China. De scharlaken zijden hoofddoeken van de arbeidsters zaaien klaprozen over deze menigte. Gedecoreerde vliegers, officiële dramaturgen, ervaren mecaniciens, Alexis Stakhanov, graaf Alexis Tolstoj, — een menigte van meer dan tweeduizend uitverkorenen wacht, kijkt gespannen naar de tribune. Daar, maarschalken met gouden sterren en decoraties, de Orde van Lenin, de Orde van de Rode Vlag, de Orde van de Rode Ster, de Orde van de Rode Ster van Centraal-Azië; en de nieuwe uniformen van het apparaat, met goud gegalonneerd, commissarissen van de almachtige algemene Veiligheidsdienst.

“24 november”, zullen morgen alle kranten van het zesde deel van de wereld verkondigen, “onvergetelijke dag, de mooiste van ons leven, de mooiste van het leven van honderd volken, de mooiste van de geschiedenis!” (Woordelijk ongeveer). Stalin verschijnt.

Er zijn geen woorden om die ovaties, die hoera’s, die vivats, die donder, die stormen, dat onweer, die organen van toejuichingen te beschrijven. Staande is de gehele zaal, door een heilig delirium bevangen. Een koelbloedig waarnemer noteert dat dat dertien minuten en vierentwintig seconden duurde. In de zaal zijn Spaanse anarchisten. Zij juichen ook de dictator toe, de chef van de sterkste staat der wereld, die met alle anderen het anarchisme achter de muren van zijn gevangenissen vernietigd heeft. Zij weten dat Madrid bloedt op dit ogenblik, alle aderen geopend. Dat aan het front te Aragon hun broeders de patronen schriel uittellen.

Arbeidend Catalonië, vrijheidslievend Catalonië, deze man kan je redden! Zij bekijken hem met schitterende ogen en enigen zijn misschien dronken van een soort vervoering en anderen misschien onderdrukken hun woede. Men zou voor minder applaudisseren en geen dertien minuten, dertien uren! Als de miliciens maar kogels hadden!

Het is een man van vijfenvijftig jaar ongeveer met een breed schaduwbeeld, volkomen grijzend, gekleed in een militaire uniform zonder galons, decoraties of insignes, gelaarsd. Niemand is eenvoudiger hier en zijn eenvoud is in tegenstelling met de kleding der maarschalken en de grote politiechefs, die naar hem toe gekeerd met een zoetelijke glimlach op de maat in de handen klappen, zij ook, gedurende dertien minuten en vierentwintig seconden.

Hij spreekt gedurende bijna twee uur met weinig gebaren over de nieuwe grondwet. Hij wendt zich tot de Spaanse delegatie en zegt: “Het communisme zal in de gehele wereld zegevieren!” Toejuichingen. Dat is een goed teken. Madrid zal gered zijn, Barcelona zal gered zijn, volk van Spanje! Hij heeft gezegd, dat… Doch men laat de volgende dag deze uitdrukking uit de verslagen weg. Slecht teken. Is hij van gedachte veranderd? Angst. Zou men hem mishaagd hebben? Ernstige zorg…

Hij kondigt aan, dat niets veranderen zal. Eén partij, één woord, één chef. Geheime stemming op zijn Duits of zijn Italiaans. Hij bespot grof de arme geesten, die in het buitenland de ontwerp-grondwet bekritiseerd hebben. Niemand in de gehele Sovjet-Unie heeft het bekritiseerd, niemand!

Een amendement schijnt hem juist toe, hij neemt het in de grondwet op. De wet garandeert de persoonlijke eigendom en het erfrecht. Iedere keer dat hij even ophoudt, juichen tweeduizend mensen hem staande toe. Toejuichingen wanneer hij klaar is. De Nentsiërs, de Oezbeken, de Turkmenen, de Eskimo’s, de Yakoeten, de Tadjiks, de kolchozarbeidsters, die naar dit kolossale feest gebracht zijn uit de verst afgelegen wildernis, jubelen: zij hebben de onvergelijkelijke chef gezien.

Delegaties brengen hem op de tribune hun geschenken. Het mooiste is dat van de technische ingenieurs, uiterst bekwame mecaniciens, opgesloten in een concentratiekamp: het is een reusachtige klok, die wanneer zij het uur slaat drie gebeeldhouwde figuren laat verschijnen: Lenin, Stalin, de ex-chef van de Veiligheidsdienst, Yagoda. De diepste symboliek, waaraan constructeurs zelf niet hebben gedacht: het uur van Lenin, het uur van Stalin; het uur van Fouché. Maar dit wonder van kunst en slaafsheid der gevangenen is uit de tijd in de politieke zin van het woord: Yagoda is in ongenade. Stalin glimlacht: hoop op gratie.

Personen defileren vervolgens, gedurende dagen, langs deze tribune, ieder zijn loftuiting herhalend, ontroerd iedere keer, dat zij Zijn naam uitspreken, allen verzen zeggend over zijn lof, ontleend aan de dichters van hun land, ieder Zijn macht verkondigend. Alles wat gedaan is, is gedaan dank zij Hem.

Wat is er gedaan?

Maarschalk Blücher, commandant van het speciale leger van het Verre Oosten, kondigt het in gebruik nemen van een strategische weg aan, die door gevangenen aangelegd is dwars door Oost-Siberië.

Admiraal Orlov zegt:

“Indien men door het cijfer 100 de staat van onze zeekrachten op 1 januari 1935 aanduidt, moet men constateren dat haar toename aan het eind van 1936 718 % bedraagt — 718 percent voor de onderzeeërs, 300 % voor het kleine materiaal, 75 % voor de grote kustartillerie, 100 % voor de verdediging tegen luchtaanvallen, 510 % voor de watervliegtuigen. Wij zullen, als de internationale situatie dat eist, een machtige vloot van linieschepen bouwen.”

De souschef van de luchtvaart, Khrypine, zette (29 november) uiteen dat de Sovjetluchtmacht over 7000 apparaten beschikt, waarvan 2000 van eerste klas fabricaat zijn en, van dat aantal, 1200 bombardementsvliegtuigen.

“Japan en Duitsland”, zei hij, kunnen tenslotte samen 18.000 vliegtuigen uitzenden. Wij zullen er 100.000 hebben, indien het nodig is, onze techniek stelt ons daartoe in staat. Wij zullen weldra verscheidene honderden vliegtuigen van een snelheid van meer dan 600 km per uur hebben … Vanaf vandaag zouden wij in vijf vluchten meer springstof kunnen vervoeren dan door de vijand gedurende de wereldoorlog op het grondgebied der geallieerden is uitgestort…”

Macht. Idanov, vertegenwoordiger van het Politiek Bureau te Leningrad geeft aan de kleine kuststaten van de Oostzee deze duidelijke waarschuwing:

“Wij willen in vrede leven met al onze buren, maar indien die landen zich ter beschikking stellen van onze aanvallers, zou ons Rode Leger het venster, dat wij naar Europa toe hebben, snel groter weten te maken…”

Vorosjilov kondigt in geval van oorlog de totale overwinning aan. Toejuichingen. Leve onze eerste maarschalk, de Overwinnaar, de Onoverwinnelijke! Orkanen van enthousiasme. Lioebsjenko proclameert: “Dat niemand er aan twijfelen! Indien de Duitse fascisten zich permitteren de Sovjet-Unie aan te vallen zal het leger van de proletarische revolutie, geleid door onze eerste maarschalk, kameraad Vorosjilov, (donderende toejuichingen, voortgezette ovatie. De zaal staat. Geroep: Hoera Vorosjilov! Leve onze Volkscommissaris, kameraad Vorosjilov!) hun een nederlaag toebrengen, zoals de geschiedenis nog nooit gezien heeft!” [46]

“Slechts één teken van jou, maarschalk, roepen de Kozakken van de Don en van Koeban, op de bijeenkomst van 26 november — en wij vliegen naar de grens en wij sabelen de vijand tot de laatste man neer. Wij zullen hem afmaken op zijn eigen grond!” (Langdurige toejuichingen. Hoera’s). [47]

Krylenko, een der procureurs van de republiek zet een punt van belang — hoewel overbodig — op een i door te preciseren dat “er geen sprake kan zijn van de vrijheid van drukpers, daar de klassenstrijd voortduurt.” Welke is de vijandelijke klasse, die nog weerstand biedt? Wie biedt er weerstand? Welk een onnoemelijk gespuis valt deze macht nog aan, bezoedelt uit vrees deze verheerlijking? De trotskisten, agenten van het internationale fascisme, betaald door Hitler, Goering, Goebbels, Himmler, — wij hebben het bewezen, op de militaire rechtbanken heeft men het vastgesteld, zestien lijken op een rij ergens onder de grond van deze stad bewijzen het, vijf lijken op een rij te Novosibirsk bewijzen het, en morgen, zullen wij het nog eens en nog eens bewijzen door andere en andere lijken op een rij te leggen! Chroesjtsjov brengt de “vijanden in het binnenland aan, die zich dikwijls onder het hemd van de arbeider verbergen”; zij zullen eveneens zonder medelijden verdelgd worden. Lioebtsjenko herneemt: “Voor de trotskisten en nationalisten, directe agenten van het fascisme, heeft het gehele volk slechts één beslissing: de fysische vernietiging!” Honderd redevoeringen herhalen het. Er zijn drie bezeten makende refreinen: Wij danken u, o chef! Wij zijn de machtigen, de machtigsten der aarde! Dood, dood aan die honden, aan dat uitschot der mensheid, dood, dood, dood! De Pravda herinnert nog eens, voor de duizendste keer, de burgers van het socialistische vaderland aan de waakzaamheid in naam van de menselijkheid:

“De socialistische staat van de arbeiders en boeren is het enige menselijke regime. Juist omdat hij gedreven wordt door een menselijk gevoel dat alle mensen omvat, zal onze staat, gesteund door het gehele volk, voortgaan met het doorzoeken van het gehele land, in hun laatste schuilplaatsen, om hen zonder medelijden te vernietigen, de giftige monsters van het trotskisme-zinovjevisme-fascisme. De leven gevende lucht van het vaderland van het socialisme zullen wij van hun verpestende adem zuiveren en wij zullen tot aan het einde toe zuiveren!” [48]

Het zij zo! Hosannah! Roem en eer voor de menselijkste chef van alle tijden. De romanschrijver Alexis Tolstoj schrijft dat “de gehele mensheid nog niet van een grondwet durft te dromen, die haar zoveel geluk belooft als het stalinistische genie.” Men telegrafeert uit Genève, dat de Freiheit, orgaan van de Communistische Partij van Zwitserland, deze grondwet kwalificeert als “de grootste van alle tijden en van alle volken” (26 november). Het Svenska Dagbladet van Stockholm, schrijft dat “alle landen van de wereld de Sovjet-Unie kunnen benijden.” De Times verklaart ons “sterk en bloeiend.” De Daily Express heeft het portret van de chef gepubliceerd en geeft zijn geestige woorden weer, het oude Engeland bewondert ons. De Intransigeant van Parijs constateert de eenstemmigheid van de gedelegeerden van het congres met de chef van het nieuwe Rusland… “Leve de geniale chef van ons groot land, de schepper van de Grondwet, de grote Stalin!” Ovaties. Toejuichingen. Zo alle dagen, dertig, vijftig, honderd, honderdvijftig keer per krantennummer… Twee miljoen Wit-Russische arbeiders tekenen een boodschap in versvorm aan de welbeminde chef: “Wijze meester, genie onder de genieën! Zon der arbeiders! Zon der boeren, zon der wereld! Macht der stromen, glorie en trots van de arbeid!”

Op deze wijze zijn vijf kolommen van de Pravda goed vol gedrukt.

Pierre Vetsjora, Oekraïns dichter, uit zich als volgt:

“De sterrenbeelden aan het firmament, De mensen en de fabrieken Zijn door de grootheid van Stalin door een stralenkrans omgeven!” [49]

De dichter Kabarde:

“Gouden zon, Stalin, jouw naam houdt de dood van onze vijanden in…”

De Georgische dichter Gaprindochvili bezingt Zijn goedheid:

“Hij buigt zich over de kinderen Als een goede tuinman over zijn bloemen…”

1.487.000 inwoners van het gebied van de Karabakhs noemen hem… alweer in versvorm: “De wijste en de meest beminde vader.”

De vissers van Turkmenië schrijven hem:

“Zoals een vuurtoren het licht aan de vissers op zee brengt, vervult uw naam alleen ons van kracht en moed…”

Enzovoort, enzovoort. Verzint wat gij wilt van dit soort ideeën: gij zult altijd beneden de werkelijkheid blijven…

Toppunt. Glorie. Macht. Roeping.

De angst

Stalin komt thuis na de triomfen. De betrouwbaarste en zorgzaamste mannen, die elkaar in de gaten houden, bewaken hem. Zijn verblijfplaats is geheim. Hij is tevreden. De machine functioneert bewonderenswaardig. De ovaties, de goedkeuringen, de stemmen, de geheimen, de wetten, de resoluties, de centrale comités van dertig tot de Communistische Internationale toegetreden partijen (laten wij niet de communistische partijen van Columbia en de Filippijnen vergeten), de open boodschappen van miljoenen ondertekenaars, de telegrammen uit het buitenland, de gedichten der dichters, de liefde der volkeren — er is slechts een teken nodig om alles direct onvolmaakt te doen worden. De limieten van de lof zijn overschreden. Die van de liefde der massa’s zijn overschreden. Die van de eenstemmigheid, die van het enthousiasme, die van het vertrouwen, die van vervoering zijn overschreden. De Unie — het wereldrijk? — heeft 170 miljoen inwoners, die volkomen eensgezind zijn — op het ongedierte na. Doch hij heeft alles bevolen — en betaald — hijzelf de dag tevoren of twee dagen te voren, alles tot aan het artikel in de Freiheit van Zürich toe… Zodat die ovaties een volkomen stilzwijgen bedekken. Geen stem verheft zich zonder bevel. Geen gebaar wordt gemaakt, geen telegram komt binnen. Het is alsof hij alleen op de wereld was en zichzelf verafgoodt. Hij is ongerust.

Niets, nergens wordt iets gedaan zonder order. Niets zou dus gedaan worden, als hij geen orders gaf? Kan de machine niet alleen functioneren? Is er niets bereikt? En indien deze onbeperkte gehoorzaamheid slechts het leugenachtige gezicht van een zelfde ongehoorzaamheid was? Al zijn orders, uitgevoerd en naar de letter, worden zo ongerijmd, dat hij op een dag contraorders moet geven, die even absurd worden. Heeft hij gezegd: “Complete collectivisatie”, dan is zij er in drie weken en het vee is vernietigd. Hij moet uitroepen: “Vrijwillige collectivisatie!” Direct lopen de kolchozen leeg. Hij moet nog eens roepen: “Genoeg!” Heeft hij gezegd, dat de wetenschap het marxisme niet kan negeren, — ziehier, men drukt in de handleiding voor verlossingen aan Het Kapitaal ontleende zinnen af. Hij moet tussenbeide komen: “Onnodig het marxisme in de leer der vrouwenziekten te mengen!” (woordelijk). Heeft hij nieuwe geschiedenisboeken geëist? Men heeft hem dergelijke aangeboden, dat hij ze openlijk heeft moeten afkeuren. Heeft hij de raad gegeven het verleden der communisten te doorsnuffelen om het verborgen trotskisme te verdrijven? Bij duizenden zijn de Grobers, hun vrouwen, hun broers, hun neven, hun kameraden, hun buurlui opgejaagd… Genoeg! Genoeg!

Heeft hij een bewijs gewenst van de genegenheid der massa’s? Twee miljoen ondertekenaars zeggen hem, dat hij de Zon is… Spot men niet met hem?

Wat willen al deze overdreven beleefde en soepele mensen in al die bureaus? Aangenaam leven, het socialisme kan hun weinig schelen… Maar wat dan? Op wie kan men rekenen? Indien zijn ijzeren hand er morgen niet meer was om het roer vast te houden, wie zou het dan overnemen? Niets dan middelmatigen en slappelingen rondom hem. Vorosjilov is nog een goede; van de oude garde, ofschoon hij het buskruit niet heeft uitgevonden… Ordjonikidze is meer waard, heeft veel gelezen, doch onderhevig aan crises van het geweten, die misschien slechts zenuwcrises zijn… En de pers ontvangt een teken en men vermeldt de 50ste verjaardag van Sergo Ordjonikidze, terwijl men hem benamingen van vermoedelijke erfgenaam geeft. Zowel het een als het ander is erg. En al deze onbekenden met lange tanden, indringers, zonder gewetensbezwaren, zonder verleden, zonder gedachten, die hijzelf aan de macht roept, zijn de enige helpers waarop hij zich waarlijk kan verlaten, daar hij hen uit het niets haalt, juist daarom kan hij door hen verraden worden zodra zijn hand hem zal begeven… Alleen, hij is alleen. De laatste.

Bedreigd? Wie vertrouwen? Zijn de mannen van de lijfwacht voldoende safe? Nooit zullen zij het zijn. Men heeft er reeds enigen van gefusilleerd. De anderen weten het. Zij zijn bang. Goed en wel, maar de haat wordt uit de angst geboren. Zij verafgoden hem. En indien één onder hen hem haatte? Wantrouwen, wantrouwen. Heeft men wel een grondig genoeg onderzoek ingesteld naar het personeel van het Kremlin? Een dronken arbeider heeft gezegd, dat… Men arresteert vijfentwintig parketboeners van de regeringspaleizen (in 1935) allen beschuldigd van terrorisme. Een voorzitter van de Raad van Volkscommissarissen van de RSFSR, Syrtsov, die hijzelf had benoemd, heeft tegen hem samengezworen. Een van zijn privé-secretarissen is vroeger reeds naar het buitenland vertrokken, Bajanov. Zijn vrouw heeft zelfmoord gepleegd. De beste leiders van het leger zijn in het diepst van hun ziel trotskisten, — want het is onmogelijk dat zij het niet zouden zijn! Radek, die hij aan zijn tafel ontving, heeft gezegd… Pjatakov heeft, toen hij dronken was, gezegd… Zodra de tongen losgemaakt worden, komt de haat aan het licht. Hij heeft angst.

Men brengt hem in verzegelde enveloppen, die hijzelf opent, de geheimste rapporten. Hier is de naakte waarheid. Nog? Altijd hetzelfde ding, sedert jaren! In de isolator te Vjerchne-Oeralsk heeft men door een groep trotskisten opgestelde thesen gepakt, waarin gezegd wordt dat Stalin niets van zichzelf is, dat hij slechts bestaat als vertegenwoordiger van de belangen der bureaus; dat de parvenu’s van het regime een nieuwe klasse van uitbuiters vormen; dat alle etappes van het verraad doorlopen zijn. In het kamp van Medvied gingen de trotskisten in hongerstaking. Men heeft in de cel van een van hen een brief aan Stalin gevonden: “Verrader met het lage voorhoofd, ik werp je mijn lijk in het gezicht…”

In de gevangenis van Soezdal heeft de oude Andrei Borissovitsj, die niet meer zonder stok kan lopen, toen men hem discreet de vrijheid, een bezoldigd baantje, een rustige levensavond kwam aanbieden, mits hij capituleerde en toen men hem vroeg wat hij de chef toewenste, met een beledigend lachje geantwoord: “Laat hem weggaan, dat is de enige dienst die hij nog aan de revolutie kan bewijzen!” Op de markt te Moskou heeft men een koopvrouw gearresteerd, die zei dat hij het ongeluk van het volk was. Studenten van Leningrad hebben hem de doodgraver genoemd. De arbeiders van een fabriek hebben de sigaretten TDS [50] de bijnaam gegeven van “Tombeau de Staline” (Graf van Stalin). “Een graf a.u.b”, zeiden zij tot de verkopers, “60 kopeken, het is niet meer waard.” [51]

Is dat alles? Trotskisten hebben pamfletten verspreid in het leger van Mao Zedong; trotskisten hebben een bulletin te Rio de Janeiro gepubliceerd. De Vierde Internationale neemt de leuzen van de eerste drie congressen van de Communistische Internationale weer op. Trotski schrijft…

Verrader, doodgraver, moordenaar. Thermidoriaan, vernietiger van de partij: de smet kleeft aan hem. Hij heeft angst. Maar één ding is sterker in hem dan de angst: de rancune.

De Oude, de Vierde

Geen andere verklaring voor de waanzinnige verbanningen, die de grondgedachten van het regime vernietigen: de haat en de angst. Angst voor zichzelf, voor het systeem, voor het socialisme. Het systeem is niet levensvatbaar (en de geheime stemming, maatregel van wantrouwen tegen de bureaucraten aan de basis, zal het niet veel verbeteren), het socialisme is gecompromitteerd.

De reservestaf gefusilleerd, uit voorzorg, blijft nog de Oude.

De Oude is des te groter, daar geen druppel van het vergoten bloed op hem terugspat en daar hij alleen overblijft.

Verbannen naar Alma-Ata, balling te Prinkipo, in Noorwegen geïnterneerd, na jaren van beledigingen en systematische herziening van de geschiedenis, uitgewist uit de woordenboeken, verjaagd uit de musea, al zijn politieke vrienden in de gevangenis — misschien morgen vermoord, zo of anders — de Oude blijft wat hij was in 1903 met Lenin, in 1905 in het voorzitterschap van de eerste Sovjet van de eerste revolutie, in 1917, naast Lenin aan het hoofd der massa’s, in 1918 in de veldslag te Sviajsk, in 1919 in de slag te Petrograd, gedurende de gehele burgeroorlog, aan het hoofd van het Rode Leger, dat hij gevormd heeft, aan het hoofd van een werkelijke partij van onomkoopbare vervolgden, aan het hoofd van een internationale partij zonder geld of massa’s, maar die de traditie bewaart, de leer handhaaft en vernieuwt, geen offers spaart. De oude Trotski, die nog niet zo oud is, zevenenvijftig jaar, waaraan de gehele wereld denkt, daar het verboden is aan hem te denken, heeft alles wat de chef niet heeft: een revolutionaire ziel, een schitterende pen, mannen die in staat zijn alles met hem te doorstaan.

Zolang de Oude leeft, geen veiligheid voor de zegevierende bureaucratie. Een hoofd van de revolutie van Oktober blijft bestaan en het blijkt, dat het het beste is. Bij de eerste schok zullen de massa’s zich naar dat hoofd wenden. In de derde maand van de oorlog, wanneer de moeilijkheden zullen beginnen, zal het gehele land, wat men ook doet, moeten denken aan de organisator van de overwinning. De processen, niemand weet hoe men ze fabriekt en wat de requisitoiren waard zijn. Een enkele zucht van een grote wind zal deze smetstoffen wegvagen.

Zijn gehele leven heeft de Oude de revolutie gediend met een standvastigheid en een toewijding zonder inzinkingen. Zelfs zijn fouten zijn van een dergelijke rechtschapenheid en van een dergelijke hartstocht geweest, dat zij hem in het geheel niet benadelen. Vanaf 1920 heeft hij de “NEP” aanbevolen; vanaf 1922 de industrialisatie; vanaf 1923 de hernieuwing van de partij door de innerlijke democratie en de strijd tegen de bureaucratie. Hij heeft in 1927 de keerzijden van de Chinese Revolutie voorzien. In 1931 heeft hij het eenheidsfront met de proletarische partijen gepropageerd, dat Duitsland van het nationaalsocialisme had kunnen redden; hij heeft “het economische avontuur” van de gedwongen collectivisatie en van het in vier jaar uitgevoerde vijfjarenplan veroordeeld; hij heeft reeds in 1930 verkondigd, wat Stalin vandaag doet, d.w.z. de partij van Lenin wegmaaien.

Zo goed, dat het voldoende zou zijn zijn boeken in de Sovjet-Unie toe te laten om de positie van de geniale chef onhoudbaar te maken en het bolsjewisme van de grote jaren op te wekken. Zonder twijfel, maar geen enkele komt binnen. Maar welke Chinese muur zakt niet de een of andere dag op de een of andere plaats in elkaar?

De zegevierende reactie in de boezem van de socialistische revolutie, steunend op nieuwe voorrechten, laat de Derde Internationale nog eens weer een “wending” maken: bekering naar de burgerlijke democratie. Middenin een burgeroorlog, waarin de grondslagen van de kapitalistische eigendom ieder ogenblik aan het wankelen worden gebracht door de kracht zelf der dingen, verklaart de communistische partij van Spanje: “Wij willen de verdediging van onze republikeinse orde met ontzag voor de eigendom.” Maar Azaña, de president — geenszins communist — van de republiek, die er zich wel voor hoedt teveel te zeggen, tekent decreten die aanvallen bevatten op het eigendom van de muiters en hun medeplichtigen. Van de klassenstrijd gaat de Derde Internationale, van steun veranderend, over naar de samenwerking met de middenstand; en dit schijnt soms slechts een manoeuvre te zijn in een groter geheel van daden, die gericht zijn op de voorbereiding van de oorlog… De Oude, die het gehele arsenaal van het revolutionaire marxisme weer opneemt, stelt daar tegenover, beginnend, zwak nog, doch niettemin reeds de kiem, de idee van de Vierde Internationale.

Laten de journalisten van zekere kranten daarin de hand van de Gestapo zien, zoals andere collega’s in vroeger tijd in de Derde Internationale het joodse vrijmetselaarscomplot zagen, waarin natuurlijk de hand van Duitsland stak.

Zij zullen de kiem of een der kiemen van een nieuw bolsjewisme, in de grote betekenis van het woord niet kunnen beletten, die er waarschijnlijk komen zullen, wanneer de oorlog uitbreekt of zonder oorlog, de klassenstrijd weer aangewakkerd wordt.

In Rusland meer dan ergens anders. De angst en de haat van Stalin, vermengd misschien met een spoor van wroeging, zien in de toekomst.

Daarom is tegen Trotski alles geoorloofd. Het vreemde is, dat men in zekere aanslagen op het asielrecht bv. en kortom op het internationale recht geslaagd is. De Sovjet-Unie eist op een dreigende toon van Noorwegen de opsluiting en uitzetting van de banneling: en zij verkrijgt het! Nooit durfde de regering der autocraten van Rusland, lastig gevallen door echte terroristen, die openlijk in Genève, Londen, Parijs woonden, iets dergelijks dromen… De archieven van Trotski, gedeponeerd te Parijs in het Instituut voor Sociale Geschiedenis, zijn gesloten in november jl. door handige vakmensen, voorzien van steekvlammen en een auto, die naar de letter de ontvangen orders uitvoeren. Zij raken niets anders aan. Men zal hen niet vinden, heb geen angst. Wanneer Mexico er in toestemt asielrecht te verlenen aan hem, “de planeet zonder visum”, kondigt de communistische partij van dat land aan, dat zij troebelen zal verwekken om zijn ontscheping te beletten. Wanneer te Parijs het Internationale Bureau voor de Eerbiediging van het Asielrecht uitgenodigd wordt zich uit te spreken over het schandaal van de opsluiting van Trotski in Noorwegen, antwoordt het beleefd, dat het zich slechts voor slachtoffers van het fascisme interesseert… Dat Bureau bevestigt dus dat de socialisten, de anarchisten en de communisten, verbannen uit de Sovjet-Unie, na daar vervolgd geweest te zijn, in rechten niet de gelijken zijn van de vluchtelingen uit Duitsland en Italië? Zonderling gezichtspunt. Logica en cellenbouw.

Valstrikken in Spanje

Alles hangt thans in de wereld samen. Blind zijn zij, die niet zien dat het kwaad aan de revolutie berokkend — dat wil zeggen aan de arbeiders — in de Sovjet-Unie, smartelijk, gevaarlijk overal elders terugwerkt. De sociale omwenteling, die wij meemaken en waaraan wij deelnemen, of wij wilden of niet, houdt niet op bij de dikwijls kunstmatige en oude grenzen der staten. Nauwelijks had Stalin zich ontdaan van zijn eventuele mededingers door de Zestien te laten fusilleren en meende hij de evolutie naar rechts van het bureaucratische communisme te hebben verzekerd, of de klassenstrijd in Spanje ontbrand, bracht hem in de hachelijkste positie.

Eerst bleef hij afzijdig staan. Uit welke overweging?: geen verwikkelingen. De successen van de Spaanse fascisten, de bedreiging van Madrid verplichtten hem zijn gereserveerdheid te laten varen. De overwinning van Franco in Spanje is de omcirkeling van Frankrijk, de bondgenoot van de Sovjet-Unie. Het gehele Europese evenwicht ten gunste van Duitsland gewijzigd. Eerste rede voor interventie.

De tweede is deze. De compagnons van Lenin ter dood brengen, de oude partij wegmaaien en zich niet verroeren ten aanzien van de vernietiging van de Spaanse arbeidersklasse zou betekend hebben het masker afleggen, het beste voedsel geven in het binnenland aan de trotskistische kritiek, zelfs de schijn compromitteren van het revolutionaire prestige. Daarentegen betekent het voor het Russische volk en de arbeidersklasse van de wereld verschijnen als redder van de Spaanse democratie, zich veel dingen te laten vergeven, het regime politiek te consolideren.

Na twee maanden van strenge non-interventie neemt Stalin een beslissing. Rosenberg komt te Madrid aan, Antonov-Ovseenko te Barcelona. Vrachtschepen te Cartagena en elders. Dat is niet, laten wij dat noteren, een aanslag op het pact van de non-interventie… Nooit heeft de Sovjet-Unie afstand gedaan van het recht met de wettelijke regering handel te drijven. Inderdaad heeft zij volkomen gelijk niet met zich te laten spelen door de fascistische staten.

Maar gaat het alleen om de opstandige generaals te verslaan, zoals men dikwijls veinst te geloven? Staan wij niet eerder op de drempel van een arbeidersrevolutie? Gaat het er om een republiek te redden, die die generaals gevoed heeft, dat leger onderhouden, deze preventieve poging tot contrarevolutie voorbereid? Of om een andere te stichten, een geheel andere?

De vraag is geen theoretische. Haar oplossing hangt van niemand af. Haar oplossing is gaande. Reeds was het nodig te Madrid, Valencia, Barcelona de verbeurdverklaring van de goederen van de moordenaars der natie ten gunste van de gemeenschap af te kondigen. In feite wordt de gehele productie van Catalonië, het industriële hart van Spanje, door de vakverenigingen beheerd. De milities zijn gevormd door de arbeidersorganisaties. Anarchisten nemen deel aan de macht. Vergiet de arbeidersklasse van Spanje haar bloed om de dag volgende op de duurste overwinningen afstand van de wapens te doen?

De oorlog duurt voort, de ellende neemt toe. Twee soorten maatregelen zullen zich opdringen om weer op te bouwen: planmatige economie, rantsoen, naar wiens plan, ten gunste van wie? En welk rantsoen? Denkt men aan een planmatige economie, waarin de arbeiders op klein rantsoen ten gunste van een minderheid van kapitalisten en van na de bombardementen uit Parijs, Genua, Rome en Lissabon teruggekomen eigenaars? Dat zou zonder meer niet gaan; planmatige economie ten gunste van de gemeenschap en geleid door hen, die de grootste offers zullen hebben gebracht, de meest beslissende daden zullen hebben verricht. Laten wij het woord: socialisme zeggen. Het dilemma is: fascisme of socialisme. De tussenliggende positie hebben de reactionairen verloren; de arbeidersklasse, de boeren, de middenklassen hebben daar geen behoefte aan.

Ik geloof niet theoretisch te redeneren. Ik tracht de zin der gebeurtenissen, die zelf ontstaan, bepaald door de krachten der massa’s, te vatten. Door tegen de stroom van de feiten in te gaan, kan men slechts vermeerdering van strijd en leed uitlokken, tenzij onder de een of andere vorm het fascisme de overhand behaalt.

De rol van een grote socialistische macht in die omstandigheden zou beslissend en heilzaam kunnen zijn. Wat is de rol van de stalinistische macht?

De grote en de politieke pers bewaren op zekere punten een vreemd stilzwijgen. De intellectuelen eveneens: zonder twijfel om dezelfde reden? Toch zijn het geen strategische geheimen en kent de vijand ze. In de eerste plaats verbergt men ze voor de arbeidersklasse.

Er is in Spanje een grote partij van de communistische oppositie, dat wil zeggen vijandig aan de stalinistische opvatting van het socialisme, aan de totalitaire staat, aan het bureaucratische systeem, de Partido Obrero de Unificacion Marxista, afgekort de POUM. Haar stichters, Joaquin Maurin, Andres Nin, Gorkin, Andrade, zijn allen uitgesloten uit de Communistische Internationale. Maurin is door de rebellen gefusilleerd. Die partij heeft in de krijg velen van haar beste mannen verloren: Etsjebehere, de leider van haar eerste gemotoriseerde colonne, gevallen onder Madrid; José Oliver, gevallen in Galicië; Germinal Vidal en Pedro Villarosa, gevallen in Aragon. Wat de verliezen betreft, neemt zij, na de CNT, de tweede plaats in.

Die partij heeft in oktober te Madrid haar jeugd geformeerd, die zich noemde Communistische Jeugd van Iberië. De stalinisten, ik wil zeggen de officiële communisten, in Catalonië en in de jeugd van Madrid noemen zich — ironisch zonder twijfel en om de mensen te misleiden — socialisten. Zij verkondigen in hun pers de stichting van de jeugd van de POUM als een verraad en een pro-fascistisch manoeuvre. Zij spreken bij die gelegenheid van “het laten voelen van hun ijzeren hand aan de verraders” (sic). Zij doen beter: een bende plundert ongestraft het lokaal van de jeugd te Madrid.

Eerste binnendringen van niet te kwalificeren zeden in de revolutionaire democratie van Spanje.

Op het moment dat de Verdedigingsraad te Madrid gevormd wordt, ziet het enige Comité dat de hoofdstad niet verlaten heeft, dat van de POUM, zich buiten de Verdedigingsraad gesloten, hoewel het duizenden strijders in de oorlog heeft. De socialistische, syndicalistische en anarchistische strijders delen aan de gedelegeerden van het Uitvoerende Comité van die partij mede, dat het de dubbele druk van de stalinistische partij en van de Sovjetdelegatie is, die zijn uitsluiting besloten heeft tegen de mening van de grote meerderheid der Spaanse strijders in.

De La Batalla van Barcelona, het centrale orgaan van de POUM, commentarieerde op 27 november met een zeer prijzenswaardige bezadigdheid dit ongehoorde feit:

“Het is onduldbaar, dat men, terwijl men ons een zekere hulp verleent, ons bepaalde politieke vormen tracht op te leggen, veto’s uit te spreken en in feite de Spaanse politiek te leiden.”

In die tussentijd was het orgaan van de POUM te Madrid geschorst. Men begrijpt ten gevolge van welke heerszuchtige druk. Eerste aanslag op de vrijheid van meningsuiting in de revolutionaire democratie van Spanje.

La Batalla maakte deze brutale inmenging van de Sovjetdiplomatie en de Communistische Internationale in de arbeiderspolitiek van Spanje openbaar; het Sovjetconsulaat te Barcelona antwoordde het door een nota aan de pers te doen toekomen, waarin het die krant als “verkocht aan het internationale fascisme” aanklaagde. Ontketening van een lastercampagne, waarvan men de motieven, de drijfveren en nog treuriger onzin raadt. Treball, het orgaan van de PSUC — Verenigde socialistische partij van Catalonië — verbonden met de Derde Internationale, klaagt de strijders van de POUM aan als “agenten van Franco-Hitler-Mussolini”, niet zonder er aan toe te voegen, dat het overigens trotskisten zijn, dus agenten van de Gestapo; “zoals bewezen is in de processen te Moskou en Novosibirsk…” Woordelijk. Alles staat in logisch verband met elkaar. Ziet hoe al die laster gelanceerd wordt en hoe ver hij draagt om de revolutionairen van Spanje dus beter te worgen, vermoordt men de oude revolutionairen in Rusland! [52]

Het is nutteloos een menigte kleine incidenten te vermelden (het gebruik van de TSF, van de censuur, van de pers), die de cellenbouw in de diensten van de Generaliteit van Catalonië tonen door een partij, die zonder welke gewetenswroeging dan ook, haar politiek van vervolging van een andere arbeidersformatie voortzet. Na heel wat intriges, het open springende ettergezwel De PSUC lokt het aftreden van de Raad van de Generaliteit uit, terwijl zij uitstoting van de POUM van de macht en van het antifascistische blok eist (half december). Comorera van de PSUC valt in interviews het extremisme aan en eist een sterke macht, waarvan de “beledigers van de Sovjet-Unie” uitgesloten zullen zijn.

De POUM heeft veertigduizend leden, waarvan zesduizend miliciens. Het zal niet gemakkelijk zijn haar te verdringen, vooral gezien de loyaliteit van de CNT en de FAI [53], die wel moeten begrijpen, dat haar lot er ook mee gemoeid is. Zij hebben misschien niet vergeten dat Hernandez, communistisch afgevaardigde, op 8 augustus te Madrid verklaarde, dat na de overwinning op Franco “de anarchisten snel tot rede zullen worden gebracht.”

Het zal niemand verwonderen te vernemen, dat de stalinistische invloed het reeds te Valencia bij de regering Caballero gewonnen heeft op die van de syndicalisten, de anarchisten, de socialistische linkervleugel en van de POUM. Om goede redenen, laten wij zeggen… gemotoriseerd en dat is heel natuurlijk. Doch deze invloed gaat in een bedenkelijke richting. Het orgaan van de CNT, Solidaridad Obrera, heeft een zeer ernstig ding bekend gemaakt: “Indien onze miliciens”, schreef dit blad in hoofdzaak in de tweede week van december, “in Aragon niet tot het offensief kunnen overgaan, dan omdat hun het noodzakelijke ontbreekt, terwijl de katholieke en conservatieve regering van Bilbao niets te kort komt. Dit geeft te denken.”

Ik vernam dezelfde dag, dat duistere invloeden de verwijdering van de POUM bereikt hadden uit de Verdedigingsraad van Aragon — terwijl haar troepen de wapenfeiten in Monte-Aragon en Estrecho-Quinto achter zich hebben!

Aan de basis en in wezen een belangrijk politiek verschil. Stalin wil geen fascistisch Spanje maar hij wil evenmin in Spanje een arbeidersdemocratie, die hij niet zou kunnen controleren en die aan de wereld een ander voorbeeld zou geven dan het zijne. La Batalla, wier toon onveranderlijk gematigd is, zei op 15 december: “… de PSUC stelt zich niet tevreden met het eisen van onze uitstoting, doch prijst de annulering zondermeer van alle revolutionaire veroveringen van de arbeidersklasse aan, waarin wij nooit zullen toestemmen…” — met andere woorden een sterke macht tegen de arbeidersklasse.

Van Lenin naar Stalin, men heeft wel vorderingen gemaakt.

De waarheid in de dienst van het socialisme

Men heeft dit alles niet met een licht hart geschreven. Doch het laten gaan? Ik houd van Charles Péguy, omdat hij gezegd heeft: “Wie de waarheid niet uitschreeuwt, wanneer hij de waarheid weet, maakt zich tot medeplichtige van leugenaars en vervalsers.” Velen anderen weten vrolijk, literair te zwijgen, met een uiterste revolutionaire bevalligheid. Men slaagt erin weekbladen en boeken te publiceren zonder dat de waarheid er uit blijkt. Dat is te veel kunst. En het is een zeer grote valstrik.

Alles is in beweging. Indien de oude wereld nog niet ineenstort — de zaak is te bespreken — hoort men het geraamte duidelijk kraken. En ziehier hoe de duidelijkste leidende gedachten vervalst zijn. Dat de revolutie zich schijnt te keren tegen de mens en in de eerste plaats tegen de arbeider, met een onverzoenlijk gezicht van de totalitaire staat, vals en moordend. Ziet hoe onze grootste kracht, onze grootste hoop, de internationale solidariteit ten gronde gaat in internationale intrige, internationale vervolging, krankzinnige belastering te Moskou, Madrid, Mexico… Wij hebben alles te verdedigen, alles te redden. Eerste wapen, de waarheid. Zonder complimenten van welke soort dan ook, de wond bloedt te veel. Des te erger voor de lauwen en voor de hansworsten.

Het merendeel der mensen, zelfs onder onze tegenstanders, geeft zich er thans rekenschap van, dat de Russische Revolutie een gebeurtenis is geweest van een onmetelijke belangrijkheid, waarvan de terugkaatsingen zich nauwelijks beginnen te doen gevoelen en die iets veranderd heeft aan de structuur van de wereld. Het is dit verwarde gevoel, dat hen dikwijls doet aarzelen met werkelijke angst voor wat zij eensklaps aan reactie ontdekken in de boezem van die revolutie. Van de reusachtige poging der massa’s van Rusland van 1917 tot onze dagen, van de revolutionaire wil van de partij van Lenin, van het buitengewone succes van de marxistische gedachte, die de loop van de geschiedenis tot deze omwenteling beheerst en geleid heeft, blijft een op de collectieve eigendom van de productiemiddelen gestichte maatschappij over, waar zelfs de menselijke instincten bezig zijn te veranderen, waar de op één enkel plan geredigeerde economie blijkbaar een weerstand en een macht is, waaraan men geen grenzen ziet… Het socialisme trekt dus uit deze proef de schitterendste bevestiging.

Na haar overwinning van 1789-1793 moest de Franse bourgeoisie verscheidene periodes van reactie, zelfs van crisis doormaken. Niemand trekt echter de verovering van 1789-1793 in twijfel. De geschiedenis heeft de tijd. Voor haar begint de Russische Revolutie nog slechts. Er zal een dag komen, dat de arbeiders van de Sovjetrepublieken zich naar de stalinistische nachtmerrie zullen wenden met de met walging gekleurde nieuwsgierigheid, die wij hebben voor zekere duistere bladzijden uit het verleden.

Waar verbeeldt men zich dat de bureaucratie een jong volk van 170 miljoen zielen, dat in zijn herinnering de heldhaftige legende van de grote jaren bewaart en de menselijke voorwaarde om te veroveren bezit, onbeperkt onder het regime van de dwangbuis zal kunnen houden?

Van nu af aan hebben wij noch het recht te zwijgen, noch het recht om de ogen te sluiten. Een soort van morele interventie dringt zich aan ons op. Laten de thermidorianen van het Russische proletariaat wel gewaarschuwd zijn. Geen enkele instructie van gewijde leugen zal hun in staat stellen de verantwoordelijkheden te vermijden, die op hen rusten, ten opzichte van de revolutionairen en de mensen van goede wil. Zij zullen spoedig er niet meer bedriegen dan zij betalen. Laten zij er voor oppassen, dat zij zich op de dag van het gevaar niet onverdedigbaar maken! Een dergelijke veroordeling moet hen bereiken, dat de zorg voor hun eigen welzijn hun tenslotte innerlijk een menselijker gedrag en uiterlijk een eerlijker houding oplegt. In de strijd, die als prijzen uitlooft het socialisme en het fascisme, zal het socialisme het tenslotte slechts winnen, indien het de mens meer welzijn en meer waardigheid brengt.

Dan verleent het reeds thans aan het menselijke leven een grotere waarde. Onder deze omstandigheden brengt de bureaucratische reactie van de Sovjet-Unie het de grootste schade toe tot aan het onmiddellijk in gevaar brengen van al zijn mogelijkheden. Haar van een stap, van een misdaad te doen terugkomen door haar te tonen hoe zij is, zou reeds aan de revolutie en aan het socialisme in de wereld een weinig van hun werkelijke grootheid teruggeven en bijgevolg van hun vermogen te overwinnen.

December 1936.

Voetnoten