Waarom negeert de wereld de revolutionaire Koerden in Syrië?

Door David Graeber

Midden in het Syrische oorlogsgebied wordt een democratisch experiment de grond ingestampt door ISIS. Dat de rest van de wereld zich daar niet van bewust is, is een grof schandaal.


Waarom negeert de wereld de revolutionaire Koerden in Syrië?

In 1937 sloot mijn vader zich vrijwillig aan bij de Internationale Brigades om de Spaanse Republiek te verdedigen. Een ophanden zijnde fascistische coup werd tijdelijk tegengehouden door een opstand van arbeiders aangevoerd door anarchisten en socialisten en in grote delen van Spanje volgde een daadwerkelijke sociale revolutie. Hele steden kwam onder direct democratisch bestuur, industrieën kwamen in handen van de arbeiders zelf en voor vrouwen leidde het tot radicale emancipatie.

De Spaanse revolutionairen hoopten een vrije samenleving te kunnen realiseren die in de hele wereld navolging zou kunnen vinden. In plaats daarvan brachten de wereldmachten een politiek van “non-interventie” ten uitvoering en hielden ze een strenge blokkade van de republiek in stand, zelfs nadat Hitler en Mussolini, die ogenschijnlijk lippendienst bewezen aan deze politiek, wapens en troepen leverden om de fascistische kant te versterken. Het gevolg was een jarenlange burgeroorlog die eindigde met de onderdrukking van de revolutie en enkele van de meest bloedige slachtpartijen van de bloedige eeuw.

Ik had nooit gedacht dat ik in mijn eigen leven hetzelfde opnieuw zou zien gebeuren. Geen enkele historische gebeurtenis vindt uiteraard in werkelijkheid twee keer plaats. Er zijn duizend verschillen tussen wat er gebeurde in Spanje in 1936 en wat er nu gebeurt in Rojava, de drie grotendeels Koerdische provincies in het noorden van Syrië. Maar sommige overeenkomsten zijn zo opvallend en zo schrijnend dat ik me, als iemand die opgroeide in een gezin waarin de politiek in vele opzichten bepaald werd door de Spaanse revolutie, geroepen voel om te zeggen: we kunnen het niet opnieuw op dezelfde manier laten eindigen.

De autonome regio Rojava, zoals het vandaag bestaat, is een van de weinige lichtpuntjes – zij het een zeer heldere – die voortkomt uit de tragedie van de Syrische revolutie. Nadat de handlangers van het Assad-regime in 2011 werden verdreven en ondanks de vijandigheid van bijna al zijn buren, heeft Rojava niet alleen zijn onafhankelijkheid weten te handhaven, maar is het ook een opmerkelijk democratisch experiment gebleken. Er zijn volksraden gecreëerd als besluitvormende organen, er zijn raden gekozen met een zorgvuldige etnisch evenwicht (in elke raad moeten bijvoorbeeld de top drie functionarissen uit een Koerd, een Arabier en een Assyrische of een Armeens christen bestaan, en ten minste een van de drie moet een vrouw zijn), er zijn vrouwen- en jongerenraden en, als een opmerkelijke echo van de gewapende Mujeres Libres (vrije vrouwen) in Spanje, een feministisch leger, de “YJA Star”-militie (de “Unie van Vrije Vrouwen”, de ster verwijst hier naar de oude Mesopotamische godin Ishtar), dat een groot deel van de gevechtshandelingen tegen de strijdmacht van de islamitische Staat heeft uitgevoerd.

Hoe kan zoiets als dit gebeuren en nog steeds vrijwel geheel worden genegeerd door de internationale gemeenschap, zelfs ook grotendeels door internationaal links? Het lijkt vooral te komen door het feit dat de revolutionaire partij van Rojava, de PYD, samenwerkt met de Koerdische Arbeiderspartij (PKK) in Turkije, een marxistische guerrillabeweging die sinds 1970 verwikkeld is in een lange oorlog met de Turkse staat. De NAVO, de VS en de EU classificeren de PKK officieel als een “terroristische” organisatie. Ondertussen schrijft het grootste deel van links haar af als zijnde stalinisten.

Maar in werkelijkheid lijkt de PKK in de verste verte niet meer op de oude, top-down-leninistische partij die het ooit was. Haar eigen interne evolutie en de intellectuele ontwikkeling van haar eigen oprichter Abdullah Öcalan, die sinds 1999 gevangen zit op een Turkse gevangeniseiland, hebben haar doelstellingen en tactieken volledig doen veranderen.

De PKK heeft verklaard dat het niet eens meer streeft naar het creëren van een Koerdische staat. In plaats daarvan heeft het, mede geïnspireerd door de visie van sociale ecoloog en anarchist Murray Bookchin, de visie van het “libertair municipalisme” geadopteerd, waarin de Koerden wordt opgeroepen om vrije, zelfbestuurde gemeenschappen, gebaseerd op principes van directe democratie te creëren. Die gemeenschappen zouden dan samen kunnen komen over de landsgrenzen heen - die op den duur hopelijk steeds meer aan betekenis zullen inboeten. Op deze manier, zo wordt voorgesteld, zou de Koerdische strijd een model voor een wereldwijde beweging in de richting van echte democratie, coöperatieve economie en de geleidelijke ontbinding van de bureaucratische natiestaat kunnen worden.

Sinds 2005 heeft de PKK, geïnspireerd door de strategie van de Zapatista-rebellen in Chiapas, een eenzijdig staakt-het-vuren met de Turkse staat afgekondigd en begon het haar inspanningen te concentreren op de ontwikkeling van democratische structuren in de gebieden die ze al controleerde. Sommigen hebben zich afgevraagd in hoeverre dit allemaal echt serieus genomen moest worden. Het is duidelijk dat er autoritaire elementen blijven bestaan. Maar wat er is gebeurd in Rojava, waar de Syrische revolutie de Koerdische radicalen de kans gaf om dergelijke experimenten in een groot aaneengesloten gebied in praktijk te brengen, laat zien dat dit meer is dan alleen maar retoriek. Raden, comités en volksmilities zijn gevormd, bezittingen van het regime zijn overgedragen aan coöperaties in zelfbeheer - en dat alles ondanks voortdurende aanvallen van de extreem rechtse krachten van ISIS. De resultaten voldoen aan elke definitie van een sociale revolutie. In het Midden-Oosten zijn deze inspanningen, op zijn minst, opgevallen: vooral nadat strijdkrachten van de PKK en uit Rojava met succes intervenieerden en zich vechtend een weg baanden door grondgebied gecontroleerd door ISIS in Irak om duizenden Yezidi-vluchtelingen, gestrand op de berg Sinjar, te redden, nadat de lokale peshmerga’s de benen hadden genomen. Deze acties werden op grote schaal gevierd in de regio, maar kreeg opmerkelijk bijna geen aandacht in de Europese of Noord-Amerikaanse pers.

Nu is ISIS teruggekeerd, met vele tanks van Amerikaanse makelij en zware artillerie afkomstig van Iraakse troepen, om wraak te nemen op veel van diezelfde revolutionaire milities in Kobane, met hun zelfverklaarde voornemen om ze af te slachten en tot slaaf te maken - ja, letterlijk tot slaaf te maken - de hele burgerbevolking. Ondertussen is het Turkse leger aan de grens gelegerd om te voorkomen dat versterkingen of munitie de verdedigers bereiken en vliegen Amerikaanse vliegtuigen over en voeren af en toe symbolisch een speldenprik uit - blijkbaar alleen maar om te kunnen zeggen dat het niet afzijdig bleef toen een groep waarmee het beweert in te oorlog te zijn de verdedigers van een van 's werelds grote democratische experimenten verpletterd.

Als er vandaag een parallel is met Franco’s oppervlakkig devote, moorddadige falangisten, wie zou het anders moeten zijn dan ISIS? Als er een parallel is met de Mujeres Libres van Spanje, wie zou het anders kunnen zijn dan de moedige vrouwen die de barricades verdedigen in Kobane? Wordt de wereld – en dit keer het meest schandalig van alles: internationale links – echt medeplichtig bij het zich laten herhalen van de geschiedenis?