Door Milly Witkop
Onder syndicalisme verstaan we de economische vereniging van hand- en hoofdarbeiders op basis van een federalistische organisatiestructuur, die zowel afgestemd is op de praktische eisen van het dagelijks leven als op het bereiken van een betere toekomst. Door economische en morele solidariteit proberen de syndicalistische arbeiders hun situatie in de huidige maatschappij in elk opzicht te verbeteren en dat door middel van alle strijdmethodes van directe actie die op dit moment nodig zijn. Het belangrijkste doel van de syndicalisten is echter de opheffing van de kapitalistische staat en economie en de reorganisatie van de maatschappij op basis van het vrijheidslievend socialisme. Syndicalisten zijn van mening dat de grond en de bodem, de productiemiddelen en de producten van de arbeid aan de gemeenschap toebehoren en door de producenten zelf beheerd moeten worden. Daarom is voor hen de organisatie van de arbeiders voor dit doel de belangrijkste activiteit van de socialistische scholing.
In tegenstelling tot de zogenaamde socialistische arbeiderspartijen van allerlei stromingen die de verovering van de politieke macht nastreven, verwerpen de syndicalisten elke staatsvorm en alle staatsinstellingen, omdat ze van oordeel zijn dat de staat nooit iets anders geweest is en nooit iets anders kan zijn dan het politieke geweldsapparaat van de bezittende klassen, waardoor ze de brede massa’s van de werkende bevolking kunnen uitbuiten.
Evenzo zijn de syndicalisten principiële tegenstanders van elke kerk omdat ze daar alleen een instelling van geestelijke betutteling en verdomming van het werkende volk in zien, om uitgebuitenen voor de ondernemers en loyale onderdanen voor de staat te produceren.
De syndicalisten bestrijden elke vorm van militarisme. Ze zien hierin een groot gevaar voor het lichamelijk en het geestelijk welzijn van het volk, en het militarisme is volgens hen alleen een wapen in handen van de heersende klassen tegen de arbeidersklasse, met als doel de macht van de bezitters over de grote meerderheid van het volk in stand te houden en de bezitters tegen volksopstanden te beschermen. Om dezelfde redenen zijn ze onverzoenlijke tegenstanders van elke oorlog. De arbeiders van alle landen hebben er geen belang bij oorlogen tegen elkaar te voeren en het is alleen door hun onwetendheid dat ze ten strijde trekken, in een oorlog die steeds alleen het gevolg is van belangentegenstellingen tussen de groepen kapitalisten van de verschillende staten. De syndicalisten zijn tegenstanders van de nationale leugen achter wiens glinsterend gewaad zich steeds het naakte egoïsme van de bezittende klassen verbergt. Doordat ze het recht op vrije ontwikkeling van elk volk en van elke bevolkingsgroep erkennen, zolang deze het welzijn van de gemeenschap geen schade berokkent, zijn ze internationalisten en vertegenwoordigen ze de algemene verbroedering van de volkeren.
De syndicalisten bestrijden elk door de staat of door de kerk georganiseerd onderwijssysteem, dat uiteindelijk alleen als doel heeft de geest van de jongeren te modelleren en in bepaalde vormen te persen, opdat ze zich later des te gewilliger aan het systeem van politieke onderdrukking en economische uitbuiting van de brede massa’s door een kleine geprivilegieerde minderheid onderwerpen. Ze zijn van mening dat de georganiseerde arbeidersklasse zelf scholen voor haar kinderen moet oprichten, en ze ondersteunen elke poging om het monopolie over het onderwijs aan de staat en de kerk te onttrekken. Alleen op deze manier is het mogelijk een echte vrije school in het leven te roepen, een school die het kind niet alleen de collectieve rijkdom van de menselijke kennis bijbrengt en overdraagt, maar het ook tegelijkertijd tijd aanspoort zijn of haar eigen gedachten te ontwikkelen en die daarnaast de karakterontwikkeling van elk kind op alle mogelijke manieren bevordert.
Het is de taak van de Syndicalistische Vrouwenbond de vrouw deze doelstellingen bij te brengen en hoofdzakelijk onder die vrouwen te werken die niet direct in de industrie werkzaam zijn. De vrouw moet niet alleen de partner van de man zijn, ze zal ook zijn strijdmakker en zielsverwant worden, omdat ze aan precies dezelfde onwaardige levensomstandigheden onderworpen is als hij. Daarbij moeten we niet vergeten dat de vrouw een niet te onderschatten factor in de economische strijd kan vormen, vooral in de strijd in die sectoren die afgestemd zijn op de behoeften van de brede massa’s. Terwijl de man in het bedrijf en in de fabriek als producent voor zijn belangen opkomt en deze in geval van nood met het stakingswapen moet verdedigen, kan de vrouw als consument met het wapen van de boycot hem in zijn strijd, die ook haar strijd is, steunen. Zonder deze steun zou de staking tekortschieten en zou ze met andere methodes aangevuld moeten worden, om ook in de toekomst het meest efficiënte wapen van de arbeiders te blijven. De hele economische ontwikkeling van de hedendaagse tijd stelt met alle kracht de eis van een hechte verbinding tussen producenten en consumenten, waarin voor de vrouw een grote rol weggelegd is. Wanneer het zover is dat de vrouw ook op dit gebied kan meespreken, zouden veel ontwikkelingen weleens geheel anders kunnen verlopen.
Wij zijn van mening dat door de invloed van de vrouw niet alleen grote verbeteringen in de materiële levensomstandigheden in ons eigen land bewerkstelligd kunnen worden, maar ook dat deze strijd een positieve invloed kan hebben op de arbeidersklasse in het buitenland, waar we door onze geldontwaarding de gijzelaars van zijn geworden. Wanneer de arbeiders bijvoorbeeld zouden weigeren producten naar het buitenland te verschepen, producten die in het eigen land hard nodig zijn maar als gevolg van de handelspolitiek voor verschrikkelijk hoge prijzen verkocht worden, en wanneer vrouwen van hun kant zo’n beweging door een georganiseerde consumentenboycot actief zouden ondersteunen, dan zou de momenteel ondraaglijke toestand wellicht zeer snel geheel veranderen. De huidige situatie vereist totaal andere middelen voor de praktische dagelijkse strijd. De strijd tegen onaanvaardbare woekerprijzen zou in de toekomst wel eens een grotere rol kunnen spelen dan die voor loonsverhogingen, die gewoonlijk reeds de dag daarop door nieuwe prijsverhogingen geneutraliseerd worden. Het gaat hier om effectieve acties en precies op dit punt kan de vrouw een dankbaar terrein voor haar activiteit vinden, om te werken voor het algemeen belang van het volk. Gestimuleerd door de onwetendheid en de stompzinnigheid van de massa’s hebben vrouwen tijdens de rampzalige oorlog de verschrikkelijkste ontberingen op zich genomen; daarom zou het niet meer dan logisch zijn dat ze voor de eigen bevrijding enige offerbereidheid aan de dag zouden leggen. Ook de Syndicalistische Vrouwenbonden zullen daarom hun steentje ertoe bijdragen om deze geest onder het volk te verbreiden, zodat de mensheid eindelijk uit eeuwenlange slavernij verlost wordt.
Over de emancipatie van de vrouw is veel gezegd en nog meer geschreven. Het probleem is langs alle kanten onderzocht en besproken en men is tot alle mogelijke en onmogelijke conclusies gekomen. Niet alleen de dokter, de fysioloog en de socioloog hebben zich over dit probleem gebogen, ook de kunst en de literatuur hebben er zich mee bemoeid, en je kan gerust stellen dat het daarin een grote plaats inneemt. De grote geestelijke beweging in Europa die met de Franse Revolutie, meer in het bijzonder met de reusachtige omwenteling van heel ons economisch leven in het begin van de 19de eeuw, aanving, bracht ook het probleem van de vrouwenbeweging onder onze directe aandacht, maar slechts weinig dappere denkers vonden de morele moed om de laatste consequenties uit hun ideeën te trekken. En deze zeldzame moedige mannen en vrouwen hadden de hele stoet van burgermannetjes tegen zich, omdat die zich bedreigd voelden door het dappere optreden van de nieuwe ‘onrustzaaiers’, wiens scherpzinnige kritiek zelfs niet terugdeinsde voor de heiligheid van het gezin.
Ibsen en anderen hadden luid en onbevreesd verkondigd dat de bevrijding van de vrouw spaak zou lopen op het gezin, als de man zijn opvattingen over de vrouw niet grondig zou herzien. Voor burgermannetjes en domkoppen was dit in elk geval een afschuwelijke misdaad, waar ze in hun snoodheid de meest bedenkelijke motieven achterzochten. En toch werden deze ‘misdadigers’ door de diepste gevoelens van moraal en menselijkheid gedreven toen ze probeerden deze, door de staat en de kerk heilig verklaarde, instelling van het gezin het huichelachtige masker af te trekken, om het in haar ware gedaante aan de wereld te tonen. Ibsen kwelde het bestaande gezin tot bloedens toe en trachtte de wereld ervan te overtuigen dat zonder de geestelijke bevrijding van de vrouw een authentiek samenleven van man en vrouw überhaupt niet denkbaar zou zijn. Het bleek dat de emancipatie van de vrouw niet alleen een vrouwenprobleem was, maar ook een probleem voor het kind, voor de man, voor de hele mensheid, en dat de oplossing van dit probleem niet meer uit de weg gegaan kon worden.
Hoe komt het nu dat de grote betekenis van dit probleem juist door de meerderheid van de vrouwen, die daar toch het grootste belang bij zou moeten hebben, tot nog toe helemaal niet wordt ingezien? Velen hebben zich al met dit opmerkelijk verschijnsel beziggehouden, maar ondanks alle inspanningen konden slechts weinigen tot de kern van de zaak doordringen. Sommigen beweerden dat de vrouw zich niet zou kunnen bevrijden zolang ze met het gezin verbonden blijft, anderen gingen echter niet zo ver en zagen in de onderwerping van de vrouw aan de keuken de oorzaak van deze onverschilligheid. Zij menen dat het kleine wereldje van het huishouden, waar de vrouw aan geketend is, geen bijzondere belangstelling voor andere problemen in haar kan oproepen. Dit was de bittere ervaring van vrouwen die jarenlang aan de strijd voor vrouwenrechten getrokken hadden en in hun strijdbaar leven steeds weer dezelfde problemen tegenkwamen.
Het is duidelijk dat veruit de grootste last van het gezin door de vrouw wordt gedragen, en dat ook de keuken niet bepaald de plek is die grote ontwikkelingsmogelijkheden biedt. We moeten echter de zaken onder ogen zien zoals ze zijn en we moeten ons inspannen de vrouw in haar schuilplaats op te zoeken en haar daar het nodige bij te brengen. Dit is het werk dat gedaan moet worden en het zal onze grootste taak vormen. Deze opdracht is inderdaad niet gemakkelijk en evenmin aangenaam, maar ze moet met des te meer kracht aangepakt en uitgevoerd, omdat we de overtuiging hebben dat de noodzaak de vrouw voor onze zaak te winnen alle bezwaren aan de kant zou moeten schuiven.
Om bij de vrouw interesse voor haar bevrijding te creëren, om haar de noodzaak van geestelijke ontwikkeling duidelijk te maken, zouden we eerst de oorzaken van haar achterstelling moeten onderzoeken. De ervaring leert ons dat de mooiste en vurigste oproepen aan het gevoel van de vrouw tot nu toe niet veel succes hebben gehad. We moeten daarom onderzoeken of er geen andere wegen zijn de huisvrouw aan te spreken. ‘Ja, wanneer de vrouw zou beginnen denken,’ zei me eens een goede kameraad, ‘maar ze denkt te weinig en misschien helemaal niet.’ Welnu, ik meen dat de vrouw te veel denkt, veel te veel. Maar heel haar denken draait rond de meest triviale kleinigheden, zodat haar hersenen daardoor moe worden en uitgeput raken. Haar hele leven wordt opgeslorpt door banale dingen, die je onder de huidige verhoudingen nauwelijks kan ontlopen. Omdat het hele huishouden bijna uitsluitend op haar schouders rust, en omdat de middelen in de meeste gevallen uiterst gering zijn – ik heb het hier natuurlijk over de vrouwen uit de arbeidersklasse -, is ze steeds verplicht elke cent om te draaien. Onder die omstandigheden is het daarom goed te begrijpen dat ze weinig tijd overheeft zich op andere dingen te concentreren, ja, dat zelfs vele vrouwen überhaupt geen behoefte aan geestelijke ontwikkeling voelen.
We weten bijvoorbeeld dat de zogenaamde arbeidsdeling in de moderne industrie een uiterst fatale invloed op de geest van de arbeider heeft en hem steeds meer tot een automaat degradeert. Bij de proletarische huisvrouw merken we iets vergelijkbaars, dat echter een heel andere oorzaak heeft. Ze wordt tot automaat door haar veelzijdigheid. Maar in haar geval gaat het niet om een geestelijk stimulerende veelzijdigheid, maar om een veelzijdigheid samengesteld uit louter kleinigheden, die in de huidige vorm van het proletarisch huishouden jammer genoeg niet genegeerd kunnen worden. Zolang dit niet verandert, leveren onze inspanningen voor de geestelijke verheffing van de vrouw slechts geringe resultaten op.
Wij weten allang dat als de arbeider tien, twaalf of veertien uren aan zijn arbeid geketend is, hij onmogelijk de nodige energie voor zijn geestelijke ontwikkeling kan opbrengen. Daarom speelt de arbeidstijdverkorting in de moderne arbeidersbeweging zo’n grote rol, en ik durf te beweren dat naast de strijd voor de erkenning van de menselijke waardigheid van de arbeider, de arbeidstijdverkorting tot op de dag van vandaag het belangrijkste resultaat van de internationale arbeidersbeweging is. Maar wie heeft er aan gedacht de arbeidstijd van de vrouw in het huishouden te beperken, zodat ook zij in staat is aan haar geestelijke vorming te werken? En toch moet er ook op dit gebied een verandering doorgevoerd worden, want het is onaanvaardbaar dat de helft van de mensheid voor onbepaalde tijd van elke geestelijke ontwikkeling verstoken blijft.
In andere landen, zoals bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, waar de vrouw in elk geval veel hogere eisen aan het leven stelt als hier in Duitsland, vonden er al lang aanzienlijke hervormingen in het huishouden plaats en vind je dergelijke hervormingen nog steeds. Dit heeft de arbeid van de huisvrouw in elk opzicht verlicht. Ik herinner allen maar aan de invoering van centrale verwarming, van wasmachines en elektrische drogers, van badkamers, enz., allemaal zaken waar in Amerika grote delen van de proletarische bevolking al over beschikken. Wie hiervan op de hoogte is zal de zeer primitieve toestand van het proletarisch huishouden in Duitsland des te pijnlijker vinden.
Aan de andere kant van de oceaan is men zich ervan bewust dat technische verbeteringen in het huishouden niet minder belangrijk zijn dan in de fabriek of het bedrijf. Wat voor de proletarische vrouw in Duitsland nog steeds een utopie lijkt, is voor vele van haar klassegenoten in Amerika al werkelijkheid. Vijftien jaar geleden was het een utopie over een achturenwerkdag te dromen, zoals het momenteel nog een utopie is van een beperking van de arbeidstijd in het proletarische huishouden te dromen. Maar utopieën worden ontwikkeld om verwerkelijkt te worden, en zolang er geen verlangen naar een verbetering van de levensomstandigheden bestaat, kan er aan een verandering van de toestand überhaupt niet gedacht worden.
Nauw verbonden met het probleem van de vermindering van de huishoudelijke arbeid van de proletarische vrouw is een nog belangrijker probleem. Dat is de ‘eindeloze kinderzegen’, die zich vooral in de Duitse proletarische gezinnen goed thuis voelt, en die voor de vrouw levenslange slavernij betekent. De hervormingen in het huishouden, die we eerder besproken hebben, kunnen niet in één klap doorgevoerd worden. Je kan er naar streven en de vrouw bewust maken van de noodzaak ervan. Maar op het gebied van de onbeperkte bevolkingsgroei is een onmiddellijk ingrijpen mogelijk en realiseerbaar. Het is echt de hoogste tijd dat de vrouw stopt de rol van geboortemachine te spelen en de uitbreiding van het gezin aan het lot over te laten. Een kind zou alleen dàn op de wereld gebracht moeten worden als de ouders daar behoefte aan voelen en wanneer de materiële voorwaarden voor een gezonde en menswaardige ontwikkeling aanwezig zijn. Zoals het er momenteel voorstaat betekent de geboorte van elk kind in het proletarische gezin een verdere beperking van de noodzakelijke levensbehoeften en zeer dikwijls bittere ellende en langzaam wegkwijnen van alle gezinsleden. Een uitbreiding van het gezin gaat nu eenmaal niet automatisch gepaard met verhoging van het proletarisch inkomen, zodat elk beetje dat aan de nieuwe en in de meeste gevallen onwelkome gast gegeven wordt, afgaat van het deel van de andere gezinsleden. Dat de bezittende klassen geen enkel probleem met deze situatie hebben, is makkelijk te begrijpen. Hoe meer de kracht van de proletariër in de dagelijkse overlevingsstrijd afgemat en uitgeput wordt, des te minder komt hij in de verleiding in opstand te komen tegen het juk dat hem opgelegd wordt, des te meer is hij gedwongen zijn ellende te ondergaan. Grote proletarische gezinnen betekenen voor de ondernemers goedkoop uitbuitingsmateriaal en minder risico in de onvermijdelijke economische strijd tussen kapitaal en arbeid – voor de staat betekenen ze welkom kanonnenvoer bij een oorlog. Voor de proletarische vrouw echter betekent haar vruchtbaarheid een dubbel onheil. Niet alleen moet ze zich nog meer inzetten voor de dagelijkse beslommeringen en valt het leven haar nog zwaarder, ze wordt zelf ook het slachtoffer van lichamelijke uitputting en van allerlei ziektes die aan haar knagen en haar vroegtijdig doen verwelken. Dat een vrouw die zich haar hele leven van de ene zwangerschap naar de andere voortgesleept heeft voor elke geestelijke ontwikkeling verloren is, is maar al te goed te begrijpen. En jammer genoeg bevinden zich miljoenen proletarische vrouwen in deze verschrikkelijke situatie. Het is daarom één van de belangrijkste taken van de Syndicalistische Vrouwenbond over dit thema de nodige voorlichting aan vrouwen te geven en daarmee een van de grootste hindernissen voor haar bevrijding uit de weg te ruimen. Degenen die om zogenaamde ‘esthetische’ redenen een dergelijke voorlichting ontoelaatbaar achten, zijn reactionair ingestelde mensen die van de gruwelen van de proletarische ellende niets hebben begrepen.
Het is hier niet de plaats om nader op de oorsprong en de kern van het gezin in te gaan, hoewel we onze ogen er niet voor mogen sluiten dat er zich achter hun enge muren maar al te dikwijls verschrikkelijke tragedies afspelen die voor alle partijen – man, vrouw en kinderen – even vreselijk zijn. Maar aan een groot gedeelte van al het hatelijke en kleinzielige dat momenteel in vele gezinnen zo’n opvallende en weinig roemvolle rol speelt, zou een einde kunnen komen als de vrouw een grotere geestelijke ontwikkeling kan verwerven. Het gezin is geen kunstmatige constructie die op een willekeurige manier in het leven geroepen werd en steeds dezelfde vorm heeft. In andere periodes en op andere plaatsen heeft ze een andere vorm aangenomen, en ook de huidige vorm blijft niet hetzelfde, ze ontwikkelt zich verder en met de economische en de sociale veranderingen en met de ethische en geestelijke behoeften van de mens neemt ze een vorm aan die daarmee in overeenstemming is. Tot op de dag van vandaag is het gezin de belangrijkste en voor het individuele leven van de mens de meest invloedrijke instelling en ze zal dat ongetwijfeld nog lang blijven. De diepste indrukken doet de mens op in het gezin, vooral tijdens de jeugdjaren, indrukken die zeer dikwijls in verregaande mate zijn latere leven bepalen. Daarom zou er alles aan gedaan moeten worden dit kleine kringetje zo aangenaam mogelijk te maken, zodat vooral het kind zich er goed in voelt. De jongere zou uit het ouderlijk huis de mooiste en rijkste herinneringen op de weg des levens moeten meenemen, iets dat hem of haar later bij iedere strijd en in gevaarlijke situaties als een warm lichtje begeleidt. Zo zou en zo moet en zo zal het zijn wanneer man en vrouw als vrije en gelijke wezens met elkaar omgaan en elkaar ware liefde en wederzijds respect betuigen.
Maar zo’n toestand van samenleven is alleen mogelijk wanneer beide geslachten in al hun verhoudingen aan elkaar gelijk zijn en de vrouw niet langer als een onmondig en minderwaardig wezen beschouwd wordt. Wij eisen geen vrouwenrechten maar mensenrechten, en daarvoor zullen we op elk terrein van het leven strijden.
Er is in de geschiedenis maar één periode aan te wijzen waarin men in de vrouw de mens zocht. Dat was in de tijd van het oerchristendom. De woorden die toen tot haar gesproken werden drongen diep in de ziel van de vrouw door en wekten het schoonste en het nobelste in haar op. Alle verborgen gevoelens en ervaringen die sedert duizenden jaren in haar sluimerden kwamen plotseling te voorschijn en vonden een wonderlijke uitdrukking. Met een heilige ernst volgde ze de roep die tot haar gericht werd en ze bewees daarmee dat de slavernij gedurende al die eeuwen haar geest niet gebroken had. Zo’n roep hebben we momenteel weer nodig om het hart van de vrouw met vurige tongen te beroeren en haar als strijdster naar onze rangen te voeren. Het oerchristendom slaagde erin haar ziel te verlossen, omdat het aan haar menselijkheid appelleerde en haar als gelijkberechtigde naast de man plaatste. En toen later de christelijke leer tot dogmatiek van de kerk verviel en de vrouw als de oermoeder van de zonde gebrandmerkt werd, streed de vrouw nog vele jaren voor haar mensenrechten. Ze speelde een vooraanstaande rol in de bewegingen tegen de kerk en ze stierf als ketter en als heks op de ontelbare brandstapels van de inquisitie, nadat ze de martelingen in de folterkamer had moeten doorstaan. Pas toen al deze bewegingen doodgebloed waren en de kerk als overwinnaar uit de strijd gekomen was, moest ook de vrouw het onderspit delven. In het mystieke halfduister van de oude dom werd haar ziel zwak en broos. Een vermoeide gelatenheid maakte zich van haar meester en zo werd ze de dienares van de kerk, die zich nog het meest over deze overwinning verheugde. Want de vrouw die in haar wanhoop door het valse ideaal van de kerk aangetrokken werd, werd een van diens sterkste peilers en is dat tot op de dag van vandaag gebleven.
We zien dus dat de bewering dat de vrouw voor een grote beweging als het socialisme niet gewonnen zou kunnen worden, net zo ongegrond is als de bewering dat het proletariaat over het algemeen geen begrip voor het socialisme heeft. De bezittende klassen dompelen het proletariaat al eeuwen in onwetendheid en in slavernij, zodat voor geestelijke ontwikkeling en vooral voor zelfstandig denken weinig tijd overblijft; mensen die lichamelijk overbelast worden en daarbij nog zeer dikwijls ondervoed zijn en alle mogelijke zorgen opgelegd krijgen, hebben weinig mogelijkheden om op een serieuze manier over sociale problemen na te denken. Het is niet aangeboren domheid en geestelijke luiheid, zoals zo dikwijls beweerd wordt, die de arbeider suf en onverschillig maakt, maar in de meeste gevallen gebrek aan kansen en de nodige inspanning. En wat hier voor het mannelijk proletariaat geldt, dat geldt in nog grotere mate voor de proletarische vrouw. De eeuwige verwijten die dagelijks over de zogenaamde onwetendheid en onverschilligheid van de vrouw geuit worden, zijn dus geen goede manier haar op een ander spoor te zetten. We beseffen tegenwoordig dat het idiote gefoeter waarmee autoritaire pedagogen jongeren bestoken, in de regel precies het tegendeel oproept van wat men wil bereiken. Door op deze manier de menselijke waardigheid van de jongeren met voeten te treden, berokkent men hen geestelijk zeer veel schade en remt hun natuurlijke ontwikkeling. Wij zijn van mening dat een dergelijke methode in elk opzicht verworpen moet worden en dat niet steeds de zwakke kanten van de mens op de voorgrond geplaatst moeten worden. Men moet eerder appelleren aan het goede, nobele en zuiver menselijke in hem, om zijn wil te versterken en zijn moed op te krikken. Maar vooral is zo’n houding van belang tegenover de vrouw, die zich nu maar al te dikwijls geïntimideerd voelt en van wie het zelfvertrouwen door haar lange slavernij zwaar op de proef gesteld wordt. De proletarische vrouw heeft er nauwelijks een vermoeden van dat er ook in haar verborgen talenten en capaciteiten sluimeren, die alleen gewekt en bevrucht dienen te worden om voor de zaak van de mensheid van nut te zijn. We moeten niet enkel berispen maar ook aanmoedigen en opwekken. We moeten de vrouw geestelijk en moreel ondersteunen, haar de weg naar de vrijheid tonen, een weg die ze natuurlijk zelf moet vinden.
Hoe bereiken we echter de vrouw, in eerste instantie de huisvrouw, om haar de eerste aanzet te geven? Deze zware taak moeten we zien te klaren. Het was al moeilijk de vrouwen te bereiken die in de industrie werkzaam zijn. Degenen onder ons die op dit terrein actief geweest zijn weten welke ongelooflijke volharding, inspanning en geduld er nodig waren om de vrouwen in de fabrieken en de bedrijven de noodzaak van organisatie duidelijk te maken. Waarom het zo ongemeen zwaar was en gedeeltelijk nog is om de vrouw in de industrie te bereiken, die toch in velerlei opzichten nog slechter af was en nog meer onderworpen was dan de huisvrouw, kun je alleen verklaren doordat ze haar werk in de fabriek als een tijdelijke fase in haar leven beschouwde. Ze was van mening dat ze zodra ze een man gevonden zou hebben, ze van de sociale kwestie verlost zou zijn en daardoor had ze weinig belangstelling voor de noodzaak van organisatie.
Dat is begrijpelijk, hoewel deze berekening over het algemeen verkeerd was, want de ervaring leert ons dat het huwelijk vandaag de dag alleen in zeer zeldzame gevallen een oplossing betekent voor het economisch probleem van de vrouw. De gehuwde proletarische vrouw is momenteel in de meeste gevallen gedwongen haar oude baan weer op te nemen, en meestal dan nog onder slechtere voorwaarden. Pas na verloop van tijd begon de vrouw haar toestand beter in te zien en begon ze zich langzaamaan bij de vakorganisatie aan te sluiten. Maar ze blijft gewoonlijk net zo lang in de organisatie tot ze een man gevonden heeft en getrouwd is. Er blijft ons dus niets anders over dan onze zuster, de in het gezin gelande vrouw, thuis op te zoeken en haar met onze ideeën en doelen bekend te maken en van de noodzaak van een organisatorisch samenwerkingsverband te overtuigen. Deze taak dienen we steeds voor ogen te houden, want ze vormt de belangrijkste stap van onze propagandistische activiteit. We moeten de vrouw niet alleen als producent organiseren, het komt er ook op aan de kracht van de vrouw als consument te activeren, en dat kan alleen maar door vereniging van krachten in de organisatie. Dat is de belangrijkste en voornaamste taak van de Syndicalistische Vrouwenbond. Het gaat erom huisvrouwen organisatorisch te verenigen en hun geestelijke ontwikkeling op elke mogelijke manier te bevorderen, opdat ze eindelijk hun mensonwaardige toestand inzien en tot zelfbewustzijn komen. Het werk dat onze organisatie gedurende de drie jaar van haar bestaan geleverd heeft, bevestigt onze overtuiging dat we wel degelijk in staat zijn onze grote opgave te kunnen vervullen wanneer we er al onze energie in steken.
De moeilijkheden en hindernissen waarmee we geconfronteerd worden zijn inderdaad niet gering, maar ze zijn niet onoverkomelijk en kunnen met geduld, volharding en wilskracht wel degelijk overwonnen worden. We moeten niet vergeten dat vrouwen lang genegeerd en als minderwaardige wezens beschouwd en behandeld werden, zodat we voorlopig geen snelle en verrassende successen kunnen verwachten. De onvermijdelijke gevolgen van duizend jaar slavernij kunnen niet met één klap uitgeschakeld worden. De gevolgen ervan zijn nog lang voelbaar en in elk geval méér dan ons lief is. Wie in dit opzicht iets anders verwacht, heeft niet veel begrepen van de grote tragedie van de vrouw.
Hoewel we de hindernissen waar we voor staan worden niet moeten minimaliseren, moet toch het belang en de grote noodzakelijkheid van de zaak zelf midden in onze activiteit staan. Vrouwen zijn momenteel in eerste instantie opvoedsters van de kinderen en zij oefenen als moeder onmiskenbaar de grootste invloed op het kind uit. Hier raken we een van de grote problemen van onze tijd, dat ten koste van alles moet worden opgelost als we het überhaupt nog willen hebben over de verdere ontwikkeling van de mens als soort. Zolang de vrouw haar renaissance niet beleeft, kan er überhaupt niet over een renaissance van de mensheid gedroomd worden.
Er is een probleem met grote gevolgen dat tot nu toe geheel genegeerd is of op zijn minst niet de aandacht gekregen heeft die het ongetwijfeld verdient. Vóór de oorlog speelden vrouwen geen enkele rol in het openbare leven. In dit opzicht is er erg veel veranderd. Niet alleen waren ze tijdens de oorlog belangrijk doordat ze zelf in de industrie gingen werken en beroepen uitoefenden die tot dan enkel tot het domein van de man behoorden – een verschijnsel dat overigens noch haar noch de mensheid in het algemeen veel heil gebracht heeft –, vrouwen zijn sindsdien ook een niet te onderschatten factor in de politiek geworden.
De revoluties in Rusland en in Midden Europa, de onvermijdelijke gevolgen van de grote volkerenmoord, leverden ook de vrouw het zogenaamde stemrecht op[1] dat lange tijd het ideaal van de burgerlijke en de sociaaldemocratische vrouwenbeweging was. Dikwijls wordt beweerd dat de vrouw stemrecht verworven heeft door haar grote inspanningen tijdens de oorlog. Hoe het ook zij, in elk geval wordt daardoor geen einde gemaakt aan het feit dat deze slachting aan de reactie grote diensten bewezen heeft en in de toekomst nog grotere diensten zal leveren.
In tegenstelling tot wat socialistische politici zo dikwijls beweren, heeft het stemrecht vrouwen zeker niet dichter bij de revolutie gebracht en heeft het hen weinig opgeleverd. Integendeel, het heeft hen in een nieuwe wereld van bedrog binnengeleid, die hen van elke authentieke revolutionaire opvatting vervreemdt. Doordat zij met openbare aangelegenheden tot nu toe weinig of niets te maken hadden en door haar onbekendheid en haar aangeleerde onwetendheid dienden vrouwen uiteindelijk alleen de zaak van de reactie (de verschillende stembusuitslagen die bijvoorbeeld hier in Duitsland de laatste tijd behaald werden, tonen dit duidelijk aan). Daarenboven worden vrouwen ook een nieuwe en grote hindernis in de ontwikkeling van de arbeidersbeweging worden, voornamelijk hier in Duitsland. De oude illusie, het geloof in de verlossing langs parlementaire weg, die juist voor de Duitse arbeidersklasse zo’n grote ramp geworden is, en die na lange en pijnlijke ervaringen in brede kringen van de arbeiders eindelijk zijn oude glans begon te verliezen, is door het vrouwenstemrecht opnieuw versterkt. Alle bittere ervaringen en ontgoochelingen van het verleden moeten nog eens doorlopen worden, tot eindelijk ook de vrouwelijke helft van het volk overtuigd is van de nutteloosheid en de schadelijkheid van het parlementarisme voor de zaak van de proletarische beweging. En juist daarom heeft ons werk een bijzondere en drievoudige betekenis.
De vrouwen, die zo lang genegeerd werden, krijgen nu plotseling veel aandacht. Alle partijen trachten bij hen in de gunst te komen om haar stem te winnen, en geen enkel middel is te min om dit doel te bereiken. Zo wordt ze van haar eigenlijk doel afgeleid en in het troebele vaarwater van de politiek geloodst en dat komt uiteindelijk alleen de staat, de kerk en het kapitalisme ten goede. De vertegenwoordigers van de reactie maken misbruik van de onwetendheid van vrouwen, ze zullen er onophoudelijk naar streven de materiële ellende van het proletariaat, die vrouwen het eerst en het klemmendst ervaren, voor hun duistere plannen uit te buiten, om er politieke munt uit te slaan. Op die manier zal de politieke onverschilligheid van de vrouw in de nabije toekomst een krachtige factor worden, die alle reactionaire maatregelen van het parlement de stempel van ‘wil van het volk’ zal verlenen. En aan de andere kant zal de grote en voor het proletariaat zo gevaarlijke illusie van het parlementarisme als middel van de beweging van de arbeidersklasse ook in het vervolg haar nefaste invloed op de massa’s uitoefenen.
Hebben onze mannelijke geestverwanten al serieus over dit probleem nagedacht? Zijn ze zich bewust van de rampzalige draagwijdte en van de onvermijdelijke consequenties ervan? Ik heb de indruk dat dit niet het geval is, want als de grote meerderheid van onze kameraden de volle ernst van de huidige situatie werkelijk beseft had, dan zou de driejarige activiteit van de Syndicalistische Vrouwenbond betere resultaten opgeleverd hebben dan nu het geval is. Ik wil hier niemand iets verwijten, want de tijden zijn er niet naar om elkaar te bestrijden, maar toch zou ik klip en klaar willen zeggen: zo lang onze kameraden niet proberen dit probleem in al zijn omvang onder ogen te zien, zijn ze medeverantwoordelijk voor alle onvermijdelijke gevolgen van de moeilijkheden die zich zullen voortdoen.
De organisatie van vrouwen op basis van het anarchosyndicalisme is even noodzakelijk als de organisatie van mannelijke arbeiders op dezelfde basis. Daarom moeten we elkaar wederzijds ondersteunen en elkaar de hand reiken. Overal waar een syndicalistische organisatie bestaat moet geprobeerd worden ook een syndicalistische organisatie van de vrouw in het leven te roepen, zodat de afdelingen van de Syndicalistische Vrouwenbond zich over het hele land kunnen verspreiden. De federatie van de vrouwen die in oktober 1921 op de eerste syndicalistische vrouwenconferentie in Düsseldorf opgericht werd, moet overal uitgebouwd worden, opdat er in de nabije toekomst een gezonde en strijdvaardige beweging van mannen èn vrouwen ontstaat, die elkaar in hun activiteit aanvullen ten voordele van onze gemeenschappelijke zaak.
Opdat we sneller ons doel bereiken en de vrouw voor ons ideaal winnen en haar als medestander in de grote strijd van onze tijd betrekken, moeten we proberen middelen en methodes te vinden die passen bij de bijzondere aard van onze opgave. Het is niet meer dan logisch dat de voorstellen waarover we op het congres van Düsseldorf gedebatteerd hebben, zo snel mogelijk in praktijk gebracht worden. Waar dat mogelijk is, moeten kleine vrouwenclubs in het leven geroepen worden, die aangenaam en smaakvol zijn ingericht, met boekenkasten, waar de vrouwelijke kameraden elkaar op elk moment kunnen ontmoeten, om te lezen of over belangrijke kwesties te discussiëren en waar ze ook in geval van nood hun kinderen mee naartoe kunnen nemen. Ook gemeenschappelijke werkruimtes zijn daar een uitstekend middel voor. Daarbij moet er naar gestreefd worden elkaar in geval van ziekte en dergelijke bij te staan, om de geïsoleerde vrouw door middel van vriendschapsbanden hechter met haar nieuwe kring te verbinden. Zo kun je ook denken aan groepen voor artistieke activiteiten en dergelijke. Ook de gemeenschappelijke keuken moeten we hier noemen. Bij al deze verbindingen en groeperingen komt het erop aan vrouwen dichter bij elkaar te brengen, om op die manier een intiemere en duurzamere kameraadschappelijke band te scheppen.
Hand in hand met deze praktische ondernemingen moeten we ons vormingswerk opzetten, om bestaande talenten en vaardigheden tot ontwikkeling te brengen en om een geest van zelfstandigheid en persoonlijk initiatief onder de vrouwen te ontwikkelen en te versterken. Een model hiervoor bestaat er niet. Hierbij spelen bijzondere plaatselijke omstandigheden en de aanleg van de individuele leden een grote rol. Natuurlijk is daarbij uitwisseling van de in de verschillende plaatsen opgedane ervaringen van het allergrootste belang, zodat ze op een vruchtbare manier in ieders belang kunnen toegepast worden.
Laten we nooit vergeten dat we in een van de moeilijkste periodes leven, een periode die alleen als een overgangsperiode kan worden opgevat. De tijd van onverschilligheid en van apathie is voorbij en mag nooit meer terugkomen. We bevinden ons nu in een periode van intensieve activiteit, die zijn wortels heeft in de revolutionaire situatie van onze tijd. We moeten de huidige toestand niet onbenut laten voorbijgaan en we moeten bedenken dat het nog veel te bescheiden is de oude maatschappij, waarvan de geschiedenis met het bloed en de tranen van de armen geschreven werd, ten grave te dragen, om op haar ruïnes een wereld van vrijheid op basis van gemeenschappelijke arbeid en wederzijdse solidariteit op te bouwen. Hier komt het erop aan medestanders te winnen en voor een betere toekomst te ijveren. Laten we tonen dat we niet alleen van de vruchten van het verleden willen genieten maar dat we ook de moed en de begeestering in ons ervaren om metterdaad het rad van de geschiedenis vooruit te drijven en de deuren voor een nieuwe toekomst te openen. Welaan, zusters, jong of oud, meisjes en vrouwen, hoofd- of handarbeidsters, kom naar ons toe en sluit je aan bij onze bond, zodat het grote werk van de sociale bevrijding voltooid kan worden. Verenig je met ons, om ons en onze kinderen een mooie toekomst te bezorgen, waarin uitbuiting en onderdrukking van de grote massa door geprivilegieerde minderheden tot het verleden behoort. Ik hoop dat niemand van jullie zal zeggen dat ze niet in staat is iets aan dit grandioze werk bij te dragen. Elk van jullie, maar dan ook iedereen, zonder uitzondering, kan haar steentje aan het gemeenschappelijk doel bijdragen. We hoeven het alleen maar te willen. Dus willen we het ook. Opdat onze kinderen ons nooit zullen verwijten dat we als slaven geleefd hebben en hen als slaven in de wereld gezet hebben. Laten we hen tonen dat we het juk dat ons opgelegd werd niet vrijwillig droegen en dat we in opstand gekomen zijn tegen het onrecht dat ons aangedaan werd, om voor hen de deuren van de vrijheid te openen.
1922