Door Herman Schuurmans
De onderstaande tekst is in de oude vorm behouden omdat deze door het spel met woorden een beter beeld van de Mokergroep geeft, en tevens een beter tijdsbeeld behouden blijft. De tekst werd uitgegeven als onderdeel van de “Orkaan-reeks”.
Er zijn in het spraakgebruik uitdrukkingen en woorden, die we moeten afschaffen, omdat ze de benaming zijn van begrippen, die de noodlottige en verdoemende inhoud vormen van het kapitalisties stelsel.
In de eerste plaats is dat het woord “werken” en alle begrippen die daarmee verband houden — werkman of werker — werktijd — werkloon — werkstaking — werkloze — werkeloze.
Werken is de grootste belediging en vernedering die de mensheid zichzelf heeft aangedaan.
Dit maatschappelik stelsel, het kapitalisme, is gebaseerd op het werken; het heeft gevormd een klasse mensen, die moeten werken — en een klasse mensen, die niet werken. De werkers zijn gedwongen te werken, anders moeten zij verhongeren. “Want”, leraren de bezitters: “Wie niet werkt, zal niet eten”, en zij beweren dat hun besijferen en opstrijken van de winst óók werken is.
Er zijn werklozen en werkelozen. In Van Dale's zak-woordenboekje vind ik staan, dat “werkeloos” is: “niet werkende”; en “werkloos” is: “zonder werk buiten eigen toedoen”. Werkeloos zijn de uitbuiters, die leven van het werk dat de werkers voor hun doen. Werkloos zijn de werkmensen, die niet mogen werken, omdat er niet aan verdiend kan worden. De bezitters van het werktuig hebben een tijd vastgesteld, waarin de werkers moeten werken, en ze hebben werkplaatsen ingericht, en ze bevelen wat en hoe de werkers werken moeten, De werkers krijgen zoveel werkloon, dat ze niet dood gaan van de honger, en dat ze ter nauwernood hun kinderen de eerste jaren kunnen onderhouden. Dan hebben die kinderen op school net genoeg geleerd om ook te kunnen werken. De bezitters laten hun kinderen zoveel leren, dat ze ook weten hoe zij de werkers komanderen moeten.
Werken is de groote verdoemenis.. Het werken maakt geestloos en zielloos.
Om voor je te laten werken moet je karakterloos zijn, en om te werken moet je óók karakterloos zijn; je moet kruipen en knoeien, verraden, bedriegen en vervalsen.
Voor de rijke werkeloze is het werken (der werkers) het middel om zich een makkelik leven te bezorgen. Voor de werkers zelf is het een ellendige last, als een noodlot opgelegd bij de geboorte, die de werker verhindert redelik te leven.
Wanneer wij niet wéér werken, zal het leven pas beginnen.
Werken is levensvijandig. De goeie werker is een werkdier met werkklauwen en een stompe levenloze uitdrukking op ’t gezicht.
Wanneer de mens levensbewust wordt, zal hij nooit weer werken.
Ik beweer niet, dat iemand nu maar morgen bij zijn baas moet weglopen en moet zien, dat hij zonder werken aan de kost komt en dan overtuigt kan zijn dat ie aan het leveu toe is. Staat men noodgedwongen op de keien, dan is dit al erg genoeg, het nu niet werken loopt meestal uit op parasiteren op de kameraden, die wel werken. Kan je door — wat de fatsoenlike mensen noemen — roven en stelen aan de kost komen, zonder je door een baas te laten uitbuiten, goed — doet het; maar gelooft dan niet, dat daarmee het grote probleem is opgelost. Het werken is een sosiaal kwaad. Deze maatschappij is levensvijandig en alleen door de vernietiging van deze en volgende werkdierge-meenschappen, — d.w.z. door revolutie nà revolutie, — zal het werken verdwijnen.
Dan eerst komt het Leven — het volle, rijke leven — dan zal ieder door z’n zuivere levensdrift tot scheppen gebracht worden. Dan zal ieder mens uit innerlijke aandrang schepper zijn en alleen het schone en het goede, dat is het noodzakelike, zal hij voortbrengen. Dan zal er geen werk-man of werker meer zijn, dan is ieder mens; en uitmenselike levensbehoefte — uit innerlike noodzaak, zal hij onuitputtelik scheppen, dat, wat onder redelike verhoudingen voldoet aan de levensbehoeften. Dan is er geen werk-tijd en werk-plaats en werkloze en werkeloze. Dan is er slechts Leven — groot zuiver kosmies leven, en de scheppingsdrift is ’s mensen grootste levensvreugde, niet gedwongen en gebonden door honger, loon, tijd en plaats en niet uitgebuit door parasieten.
Scheppen is intense levensvreugd, werken is intens levensleed.
Onder deze misdadige maatschappelike verhoudingen is scheppen niet mogelik.
Alle werk is misdadig.
Het werken is meehelpen aan winst maken en uitbuiten; meehelpen aan vervalsing, bedrog, vergiftiging; meehelpen aan oorlogsvoorbereiding; meehelpen aan de vermoording der gehele mensheid.
Werken is levenvernietigend.
Wanneer wij dit goed begrepen hebben, zal ons leven een geheel andere betekenis krijgen. Als wij in ons de levende scheppingsdrift aanvoelen, zal dat zich uiten in vernietiging van dit stelsel van misdadigheid en karakterloosheid. En wanneer wij noodgedwongen moeten werken om niet te verhongeren, dan moeten wij zorgen door dat werken mee te helpen aan de ondergang van het kapitalisme.
Als wij niet werken aan de ondergang van het kapitalisme, dan werken wij aan de ondergang der mensheid!
DAAROM zullen wij BEWUST iedere kapitalistiese onderneming saboteren, iedere baas zal een strop aap ons hebben. Waar wij, opstandige jongeren, werken moeten, moeten grondstoffen, masjines en produkten onbruikbaar gemaakt worden. Telkens weer zullen de tanden uit de raderen springen, uit messen en beitels de stukken slaan, het noodigste gereedschap onvindbaar zijn — resepten en middelen zullen wij elkaar zeggen.
Wij willen niet door het kapitalisme ten ondergaan, daarom moet het kapitalisme door ons ten ondergaan.
Wij willen als vrije mensen scheppen, niet als slaven werken; daarom zullen wij het siesteem van de slavernij vernietigen. Het kapitalisme bestaat door het werken der werkers, daarom willen wij geen werkers zijn en zullen wij het werken saboteren.