Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:communalisme

Verschillen

Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.

Link naar deze vergelijking

Beide kanten vorige revisie Vorige revisie
namespace:communalisme [14/03/16 14:34]
defiance
namespace:communalisme [07/08/19 09:38]
defiance
Regel 13: Regel 13:
 Het woord Communalisme werd voor het eerst gebruikt rond de tijd van de [[namespace:​Commune van Parijs|Commune van 1871]], toen in de nasleep van de Frans-Pruisische Oorlog de sterk gececentraliseerde en bureaucratische Franse staat helemaal in elkaar stortte, de burgers van Parijs een revolutionair bestuur instelden en brutaal de andere Franse communes uitdaagden om te confedereren en een alternatief voor de staat te vormen. Het historisch belang van deze uitdaging moet niet onderschat worden: het wees in de richting van een confederaal alternatief voor Europa op het moment dat haar moderne natiestaten nog in de maak waren. Steeds opnieuw sinds [[Karl Marx]] zijn pamflet, De Burgeroorlog in Frankrijk, publiceerde,​ slechts twee dagen nadat het laatste verzet van de communards was vermorzeld, hebben radicalen van allerlei pluimage de neiging gehad om de Commune te verheerlijken. Friedrich Engels beschreef de Commune als de eerste manifestatie van “de dictatuur van het proletariaat”. Terwijl de anarchisten de Commune gebruikten als het symbool van de “spontane uitdrukking” van een “brutale en uitgesproken negatie van de staat”, zoals [[namespace:​Michael Bakoenin|Bakoenin]] zei. Maar de Commune schoot niet alleen tekort door niet gelijk het eigendom te socialiseren,​ maar ook was haar eigenlijke structuur weinig meer dan een extreem radicale gemeenteraad. Marxisten gingen verder met het creeren van “proletarische” staten die zelfs in de verste verte niet leken op de revolutionaire Commune van Parijs, terwijl anarchisten verwikkeld raakten in syndicalisme,​ moorden en in wezen communitaire ondernemingen. Maar in essentie had de Commune van 1871 de idee in zich van een nieuw politiek systeem gebaseerd op gemeentelijke democratie. En als het langer had bestaan dan haar twee hectische maanden, had het concrete betekenis kunnen geven aan de radicale eis voor een “sociale republiek” die in de Parijse revolutie van 1848 opgeworpen was, dan had het zelfs deze eis kunnen overstijgen met haar oproep tot een “Commune van communes”. Het woord Communalisme werd voor het eerst gebruikt rond de tijd van de [[namespace:​Commune van Parijs|Commune van 1871]], toen in de nasleep van de Frans-Pruisische Oorlog de sterk gececentraliseerde en bureaucratische Franse staat helemaal in elkaar stortte, de burgers van Parijs een revolutionair bestuur instelden en brutaal de andere Franse communes uitdaagden om te confedereren en een alternatief voor de staat te vormen. Het historisch belang van deze uitdaging moet niet onderschat worden: het wees in de richting van een confederaal alternatief voor Europa op het moment dat haar moderne natiestaten nog in de maak waren. Steeds opnieuw sinds [[Karl Marx]] zijn pamflet, De Burgeroorlog in Frankrijk, publiceerde,​ slechts twee dagen nadat het laatste verzet van de communards was vermorzeld, hebben radicalen van allerlei pluimage de neiging gehad om de Commune te verheerlijken. Friedrich Engels beschreef de Commune als de eerste manifestatie van “de dictatuur van het proletariaat”. Terwijl de anarchisten de Commune gebruikten als het symbool van de “spontane uitdrukking” van een “brutale en uitgesproken negatie van de staat”, zoals [[namespace:​Michael Bakoenin|Bakoenin]] zei. Maar de Commune schoot niet alleen tekort door niet gelijk het eigendom te socialiseren,​ maar ook was haar eigenlijke structuur weinig meer dan een extreem radicale gemeenteraad. Marxisten gingen verder met het creeren van “proletarische” staten die zelfs in de verste verte niet leken op de revolutionaire Commune van Parijs, terwijl anarchisten verwikkeld raakten in syndicalisme,​ moorden en in wezen communitaire ondernemingen. Maar in essentie had de Commune van 1871 de idee in zich van een nieuw politiek systeem gebaseerd op gemeentelijke democratie. En als het langer had bestaan dan haar twee hectische maanden, had het concrete betekenis kunnen geven aan de radicale eis voor een “sociale republiek” die in de Parijse revolutie van 1848 opgeworpen was, dan had het zelfs deze eis kunnen overstijgen met haar oproep tot een “Commune van communes”.
  
-Het Franse woord commune betekent stad of zelfs een redelijk kleine territoriale eenheid dat politieke en administratieve taken heeft en is afgeleid van het Latijnse bijvoeglijk naamwoord communis, dat “gemeenschappelijk” of “communaal” betekent. (8) Het refereert aan een lokaal bestuur en lokale autoriteiten,​ oftewel wat bekend staat als gemeente. Commune heeft een rijkere betekenis: het belichaamt een verzameling rijke civiele waarden, loyaliteiten,​ rechten en plichten. Zoals Bookchin heeft laten zien is de gemeente de meest directe omgeving die alle mensen binnen gaan op het moment dat zij hun voordeur uit stappen. Het is een unieke publieke sfeer waarin zij face-to-face kunnen communiceren. De commune geeft de menselijke gemeenschap niet alleen vorm, maar ook een nieuwe menselijke inhoud, gebaseerd op solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheden die verder rijken dan het familieleven. In potentie ten minste, is het een domein van de door de rede ingegeven seculariteit – van politiek – dat voorbij gaat aan de bloedband van de familie, clan of stam. Het Communalisme probeert deze mogelijkheden te verwezenlijken en te voeden door de uitgesproken progressieve kant van de Westerse beschaving naar voren te brengen – en dat is een “domein van steden”. Door haar libertair municipalisme probeert het deze sfeer van echte politiek – de volledige deelname van alle burgers in publieke zaken – ,niet te verwarren met bureaucratische vormen van het publieke leven dat meestal de staat kenmerkt, te reanimeren. Het Communalisme kiest de werkelijk democratische commune uit als de rationele vorm voor de politieke organisatie van de samenleving.+Het Franse woord commune betekent stad of zelfs een redelijk kleine territoriale eenheid dat politieke en administratieve taken heeft en is afgeleid van het Latijnse bijvoeglijk naamwoord communis, dat “gemeenschappelijk” of “communaal” betekent. (8) Het refereert aan een lokaal bestuur en lokale autoriteiten,​ oftewel wat bekend staat als gemeente. Commune heeft een rijkere betekenis: het belichaamt een verzameling rijke civiele waarden, loyaliteiten,​ rechten en plichten. Zoals Bookchin heeft laten zien is de gemeente de meest directe omgeving die alle mensen binnen gaan op het moment dat zij hun voordeur uit stappen. Het is een unieke publieke sfeer waarin zij face-to-face kunnen communiceren. De commune geeft de menselijke gemeenschap niet alleen vorm, maar ook een nieuwe menselijke inhoud, gebaseerd op solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheden die verder rijken dan het familieleven. In potentie ten minste, is het een domein van de door de rede ingegeven seculariteit – van politiek – dat voorbij gaat aan de bloedband van de familie, clan of stam. Het Communalisme probeert deze mogelijkheden te verwezenlijken en te voeden door de uitgesproken progressieve kant van de Westerse beschaving naar voren te brengen – en dat is een “domein van steden”. Door haar [[libertair municipalisme ​- een overzicht|libertair municipalisme]] ​probeert het deze sfeer van echte politiek – de volledige deelname van alle burgers in publieke zaken – ,niet te verwarren met bureaucratische vormen van het publieke leven dat meestal de staat kenmerkt, te reanimeren. Het Communalisme kiest de werkelijk democratische commune uit als de rationele vorm voor de politieke organisatie van de samenleving.
  
 Communalisten stellen dat de politieke component van een toekomstige rationele samenleving bestaat uit confederaties van vrije gemeentes of communes. Om het unieke van de Communalistische benadering te begrijpen moeten we beseffen hoe fundamenteel het focust op de gemeente. Maar voor Communalisten houdt het niet alleen een territoriale administratieve eenheid in; het is ook een potentieel vrije gemeente in de vorm van een zelfbewuste politieke gemeenschap en het is dit historische doel dat het Communalistisch project inspireert. Of we het nu hebben over Spaanse municipios, Scandinavische kommuner, of Nederlandse gemeentes. Dit historische doel inspireert het Communalistisch begrip van de gemeentes waar we niet alleen in de toekomst maar ook hier en nu mee te maken hebben. Veel radicalen bekritiseren het libertair municipalisme vanuit een puur instrumenteel gezichtspunt – ofwel klagend over de gigantische omvang van de hedendaagse steden, ofwel over het feit dat gemeenteraden steden als bedrijven runnen ofwel over het feit dat ze op veel manieren het verlengstuk en kopien zijn van de natiestaat. Ongetwijfeld is dit allemaal waar en deze problemen zullen niet alleen echt blijven en waarschijnlijk juist erger worden de komende jaren. Maar toch diskwalificeert dit de Communalistische benadering niet. Het wijst slechts op de uitdagingen die iedereen, die de samenleving fundamenteel probeert te veranderen, te wachten staan. Communalisten zijn helemaal niet tevreden met de gemeentes zoals ze nu zijn, en onze ideale stad bestaat (nog) niet, noch heeft het eerder in de geschiedenis bestaan. (9) Dientengevolge proberen we actief deel te nemen aan het uitroeien van staatsachtige en op de markt gebaseerde elementen van de bestaande gemeentes – daarmee hun communale dimensie radicaal uitbreidend. (10) Communalisten stellen dat de politieke component van een toekomstige rationele samenleving bestaat uit confederaties van vrije gemeentes of communes. Om het unieke van de Communalistische benadering te begrijpen moeten we beseffen hoe fundamenteel het focust op de gemeente. Maar voor Communalisten houdt het niet alleen een territoriale administratieve eenheid in; het is ook een potentieel vrije gemeente in de vorm van een zelfbewuste politieke gemeenschap en het is dit historische doel dat het Communalistisch project inspireert. Of we het nu hebben over Spaanse municipios, Scandinavische kommuner, of Nederlandse gemeentes. Dit historische doel inspireert het Communalistisch begrip van de gemeentes waar we niet alleen in de toekomst maar ook hier en nu mee te maken hebben. Veel radicalen bekritiseren het libertair municipalisme vanuit een puur instrumenteel gezichtspunt – ofwel klagend over de gigantische omvang van de hedendaagse steden, ofwel over het feit dat gemeenteraden steden als bedrijven runnen ofwel over het feit dat ze op veel manieren het verlengstuk en kopien zijn van de natiestaat. Ongetwijfeld is dit allemaal waar en deze problemen zullen niet alleen echt blijven en waarschijnlijk juist erger worden de komende jaren. Maar toch diskwalificeert dit de Communalistische benadering niet. Het wijst slechts op de uitdagingen die iedereen, die de samenleving fundamenteel probeert te veranderen, te wachten staan. Communalisten zijn helemaal niet tevreden met de gemeentes zoals ze nu zijn, en onze ideale stad bestaat (nog) niet, noch heeft het eerder in de geschiedenis bestaan. (9) Dientengevolge proberen we actief deel te nemen aan het uitroeien van staatsachtige en op de markt gebaseerde elementen van de bestaande gemeentes – daarmee hun communale dimensie radicaal uitbreidend. (10)
Regel 23: Regel 23:
 Niettemin oogstte de staat ook waardering bij vele radicalen, vooral bij Marxisten. Marx beschreef, zoals welbekend, de staat als enkel een instrument dat een heersende klasse dient, wat betekende dat onder het kapitalisme alle staten bourgeoisstaten waren. Dienovereenkomstig moest de arbeidersbeweging in de overgang van kapitalistische controle over de samenleving naar het socialisme de bourgeoisstaat vervangen door een arbeidersstaat,​ sterker nog, een proletarische dictatuur, dat slechts als een effectieve instrument zou moeten functioneren voor het proletariaat. Marx stond later de geleidelijke invoering van het socialisme door middel van wetgeving toe in bepaalde Europese landen. Verschillende perspectieven op de overgang naar het socialisme en de rol van de staat verdeelde de Marxistische beweging in een aantal tegenover elkaar staande stromingen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog,​ waarin de Sociaal-democratie en het Leninisme de meest invloedrijke tegenstanders waren. Niettemin deelden ze de aanname dat de staat een instrument was dat gebruikt kon worden voor socialistische doeleinden: de een probeerde geleidelijk de bourgeoisstaat over te nemen en te transformeren,​ terwijl de ander probeerde om een nieuwe “arbeidersstaat” op te bouwen. (11) Beide stromingen steunden verward, maar harstgrondig de machtsconcentratie in een staatsapparaat dat boven de bevolking opdoemde. Marxistische theorie heeft in feite centraal gestaan bij het aanwakkeren van acceptatie van de staat door radicalen, met zware consequenties voor de hele revolutionaire beweging. Niettemin oogstte de staat ook waardering bij vele radicalen, vooral bij Marxisten. Marx beschreef, zoals welbekend, de staat als enkel een instrument dat een heersende klasse dient, wat betekende dat onder het kapitalisme alle staten bourgeoisstaten waren. Dienovereenkomstig moest de arbeidersbeweging in de overgang van kapitalistische controle over de samenleving naar het socialisme de bourgeoisstaat vervangen door een arbeidersstaat,​ sterker nog, een proletarische dictatuur, dat slechts als een effectieve instrument zou moeten functioneren voor het proletariaat. Marx stond later de geleidelijke invoering van het socialisme door middel van wetgeving toe in bepaalde Europese landen. Verschillende perspectieven op de overgang naar het socialisme en de rol van de staat verdeelde de Marxistische beweging in een aantal tegenover elkaar staande stromingen ten tijde van de Eerste Wereldoorlog,​ waarin de Sociaal-democratie en het Leninisme de meest invloedrijke tegenstanders waren. Niettemin deelden ze de aanname dat de staat een instrument was dat gebruikt kon worden voor socialistische doeleinden: de een probeerde geleidelijk de bourgeoisstaat over te nemen en te transformeren,​ terwijl de ander probeerde om een nieuwe “arbeidersstaat” op te bouwen. (11) Beide stromingen steunden verward, maar harstgrondig de machtsconcentratie in een staatsapparaat dat boven de bevolking opdoemde. Marxistische theorie heeft in feite centraal gestaan bij het aanwakkeren van acceptatie van de staat door radicalen, met zware consequenties voor de hele revolutionaire beweging.
  
-Sinds de dagen van de Eerste Internationale hebben verschillende stromingen door vurige debatten geprobeerd om de praktische rol van de staat in de komende socialistische revolutie te verkennen. Ongelukkigerwijs bleef het vraagstuk van de staat onopgelost op cruciale momenten in de geschiedenis,​ zelfs onder de meest ontwikkelde secties van de revolutionaire beweging, wat resulteerde in immense menselijke tragedies. In Rusland in 1917-1918 initieerden de Bolsjewieken,​ gretig als ze waren om de staatsmacht te nemen en uit te breiden, een verwoestend centraliseringsproces dat al snel de radenbeweging om zeep hielp. En in Spanje in 1936 weigerde de anarchistische beweging en de syndicalistische CNT in het bijzonder om een gedecentraliseerde arbeidersmacht te institutionaliseren en daarmee de wankelende Catalaanse staat te elimineren, waardoor de bourgeoisie de kans werd gegeven om weer de controle te krijgen en de arbeidersbeweging letterlijk uit te roeien. De kwestie van de staatsmacht achtervolgt ons tegenwoordig zelfs meer aangezien veel radicalen ernaar neigen de natiestaat te beschouwen als het voornaamste bolwerk tegen de kapitalistische globalisering,​ zonder dat de voorwaarde gesteld wordt dat er enige geloofwaardige alternatieven voor verzet van onderop tegen de macht van het kapitaal zijn. Ten tijde van de Russische en Spaanse revolutie gaven grote arbeidersbewegingen,​ geleid door ideologien en theorien, richting aan de revolutionaire massa’s. Vandaag de dag hebben we, in plaats van grote massabewegingen en een ideologie die duidelijke richtlijnen geeft voor radicale actie, “bewegingen” die alleen bestaan als ze protesteren en “ideologen” ie weigeren om alternatieven te presenteren.+Sinds de dagen van de Eerste Internationale hebben verschillende stromingen door vurige debatten geprobeerd om de praktische rol van de staat in de komende socialistische revolutie te verkennen. Ongelukkigerwijs bleef het vraagstuk van de staat onopgelost op cruciale momenten in de geschiedenis,​ zelfs onder de meest ontwikkelde secties van de revolutionaire beweging, wat resulteerde in immense menselijke tragedies. In [[Russische Revolutie|Rusland in 1917-1918]] initieerden de Bolsjewieken,​ gretig als ze waren om de staatsmacht te nemen en uit te breiden, een verwoestend centraliseringsproces dat al snel de radenbeweging om zeep hielp. En in [[Spaanse Burgeroorlog en Revolutie|Spanje in 1936]] weigerde de anarchistische beweging en de syndicalistische ​[[CNT]] in het bijzonder om een gedecentraliseerde arbeidersmacht te institutionaliseren en daarmee de wankelende Catalaanse staat te elimineren, waardoor de bourgeoisie de kans werd gegeven om weer de controle te krijgen en de arbeidersbeweging letterlijk uit te roeien. De kwestie van de staatsmacht achtervolgt ons tegenwoordig zelfs meer aangezien veel radicalen ernaar neigen de natiestaat te beschouwen als het voornaamste bolwerk tegen de kapitalistische globalisering,​ zonder dat de voorwaarde gesteld wordt dat er enige geloofwaardige alternatieven voor verzet van onderop tegen de macht van het kapitaal zijn. Ten tijde van de Russische en Spaanse revolutie gaven grote arbeidersbewegingen,​ geleid door ideologien en theorien, richting aan de revolutionaire massa’s. Vandaag de dag hebben we, in plaats van grote massabewegingen en een ideologie die duidelijke richtlijnen geeft voor radicale actie, “bewegingen” die alleen bestaan als ze protesteren en “ideologen” ie weigeren om alternatieven te presenteren.
  
 Nee, we moeten absoluut zeker zijn over de werkelijke functie van de natiestaat, van elke staat eigenlijk. Hoewel haar historische rol misschien wel complexer is dan [[namespace:​Peter Kropotkin|Kropotkin]] suggereerde,​ speelt de staat nu een erg regressieve rol. Niet alleen in het geven van een vaste vorm aan kapitalistische overheersing en expansie, maar ook in het reduceren van veel gemeenschappen tot praktisch lege hulsels en burgers tot geïsoleerde en onkundige individuen. Met haar oversized apparaat aan professionele politici en bureaucraten,​ betekent het ook een acute bedreiging voor de heropleving van een publieke sfeer en de herontdekking van authentiek burgerschap. De staat zal niet alleen proberen om pogingen om de samenleving te democratiseren te absorberen en van haar inhoud te ontdoen. Maar de natiestaat macht gunnen betekent letterlijk verzekerd te zijn dat het burgers afgenomen is. Zoals Bookchin heeft laten zien: als men toestaat dat de macht in handen is van een minderheid, accepteert men tegelijkertijd dat het is afgenomen van de meerderheid. De staat moet, om te bestaan en te bloeien, alle politieke subniveaus, zoals gemeentes, provincies en regio’s, koloniseren en controleren,​ en hen zo min mogelijk macht toestaan als mogelijk. Hoewel moderne republikeinse systemen enige speelruimte geven aan gemeentes en regio’s, is dit dankzij verzet vanuit de bevolking en grondwettelijke bepalingen. Een staat heeft geen Robespierre,​ Napoleon of zelfs geen Stalin nodig om haar macht te professionaliseren en te centraliseren;​ zij zal, als het de kans daartoe krijgt, de onafhankelijkheid en het zelfvertrouwen van gemeentes en haar burgers uitroeien. (12) Eveneens zal het de democratische idealen van radicalen die de staat binnen gaan ondermijnen en deze idealen verwisselen met bureaucratische aspiraties. Ondanks de schok die de Duitse Sociaal-democraten veroorzaakten door voor de oorlogskredieten te stemmen in 1914, was dit een geheel logische daad voor een partij die de staat was binnen gestapt om haar te hervormen. Pogingen om een “lange mars door de instituties” te houden om ze zo fundamenteel te veranderen, hebben onveranderlijk geleid tot een fundamentele verandering van de radicalen zelf, zoals recentelijk kon worden opgemerkt bij de degeneratie van de Grünen in Duitsland die, vanaf het moment dat ze staatsfuncties bekleedden, hun claims dat ze een grassroots beweging waren ontdeden van alle inhoud. Nee, we moeten absoluut zeker zijn over de werkelijke functie van de natiestaat, van elke staat eigenlijk. Hoewel haar historische rol misschien wel complexer is dan [[namespace:​Peter Kropotkin|Kropotkin]] suggereerde,​ speelt de staat nu een erg regressieve rol. Niet alleen in het geven van een vaste vorm aan kapitalistische overheersing en expansie, maar ook in het reduceren van veel gemeenschappen tot praktisch lege hulsels en burgers tot geïsoleerde en onkundige individuen. Met haar oversized apparaat aan professionele politici en bureaucraten,​ betekent het ook een acute bedreiging voor de heropleving van een publieke sfeer en de herontdekking van authentiek burgerschap. De staat zal niet alleen proberen om pogingen om de samenleving te democratiseren te absorberen en van haar inhoud te ontdoen. Maar de natiestaat macht gunnen betekent letterlijk verzekerd te zijn dat het burgers afgenomen is. Zoals Bookchin heeft laten zien: als men toestaat dat de macht in handen is van een minderheid, accepteert men tegelijkertijd dat het is afgenomen van de meerderheid. De staat moet, om te bestaan en te bloeien, alle politieke subniveaus, zoals gemeentes, provincies en regio’s, koloniseren en controleren,​ en hen zo min mogelijk macht toestaan als mogelijk. Hoewel moderne republikeinse systemen enige speelruimte geven aan gemeentes en regio’s, is dit dankzij verzet vanuit de bevolking en grondwettelijke bepalingen. Een staat heeft geen Robespierre,​ Napoleon of zelfs geen Stalin nodig om haar macht te professionaliseren en te centraliseren;​ zij zal, als het de kans daartoe krijgt, de onafhankelijkheid en het zelfvertrouwen van gemeentes en haar burgers uitroeien. (12) Eveneens zal het de democratische idealen van radicalen die de staat binnen gaan ondermijnen en deze idealen verwisselen met bureaucratische aspiraties. Ondanks de schok die de Duitse Sociaal-democraten veroorzaakten door voor de oorlogskredieten te stemmen in 1914, was dit een geheel logische daad voor een partij die de staat was binnen gestapt om haar te hervormen. Pogingen om een “lange mars door de instituties” te houden om ze zo fundamenteel te veranderen, hebben onveranderlijk geleid tot een fundamentele verandering van de radicalen zelf, zoals recentelijk kon worden opgemerkt bij de degeneratie van de Grünen in Duitsland die, vanaf het moment dat ze staatsfuncties bekleedden, hun claims dat ze een grassroots beweging waren ontdeden van alle inhoud.
namespace/communalisme.txt · Laatst gewijzigd: 16/10/19 10:14 (Externe bewerking)