Dit geeft de verschillen weer tussen de geselecteerde revisie en de huidige revisie van de pagina.
Beide kanten vorige revisie Vorige revisie | |||
namespace:de_geschiedenis_van_het_socialisme_-_deel_iii [18/04/20 18:28] defiance |
namespace:de_geschiedenis_van_het_socialisme_-_deel_iii [18/04/20 19:40] (huidige) defiance |
||
---|---|---|---|
Regel 1: | Regel 1: | ||
====== De geschiedenis van het socialisme - Deel III ====== | ====== De geschiedenis van het socialisme - Deel III ====== | ||
//Door [[Ferdinand Domela Nieuwenhuis]]// | //Door [[Ferdinand Domela Nieuwenhuis]]// | ||
+ | |||
+ | * Verschenen: 1901/1902 | ||
+ | * Bron: De geschiedenis van het socialisme, S.L. Van Looy, Amsterdam, 1901/1902 | ||
+ | * Digitalisering: Adrien Verlee voor het [[https://www.marxists.org/nederlands/domela/1901/geschiedenis/index.htm|Marxists Internet Archive]] | ||
+ | |||
+ | Dit is deel drie van //De geschiedenis van het socialisme//. Zie hier voor [[De geschiedenis van het socialisme - Deel I|Deel I]] en [[De geschiedenis van het socialisme - Deel II|Deel II]]. | ||
Regel 66: | Regel 72: | ||
Zijn Humanisphère verdient zeer zeker de aandacht, daar hij reeds de ontwikkelingsgang in de natuur uit het lagere naar het hogere schetste, die later door Darwin met bewijzen werd gestaafd. In zijn Humanisphère – zo noemt hij een rij groepen die in dezelfde plaats wonen – bestaat geen regering. Een aantrekkende organisatie dient hun als wetgeving. De soevereine, individuele vrijheid ligt ten grondslag aan alle collectieve besluiten. De autoriteit der anarchie, de afwezigheid van alle en elke dictatuur van het aantal of de macht komt in de plaats van de willekeur der autoriteit, het despotisme van gerecht en wet. Elk regeert zichzelf door zijn eigen wetten en op deze regering van allen door zichzelf berust de sociale orde. Autoriteit was nooit iets anders dan de zelfmoord van het individu, de orde is altijd alleen “de orde die te Warschau heerst”, d.w.z. moord. Het gezag is de luiheid. De vrijheid de arbeid. Dwang is de moeder van alle kwaad, daarom is deze verbannen uit het gebied van het Humanisphère. Welbegrepen, verstandig egoïsme is daar te zeer ontwikkeld dan dat het iemand zou invallen zijn naaste te onderdrukken. Het egoïsme is de mens. Zonder het egoïsme zou de mens niet bestaan. Het egoïsme leert hem produceren, consumeren, anderen bevallen om vriendelijk behandeld te worden, anderen lief te hebben ten einde door hen geliefd te worden, voor anderen te arbeiden opdat zij voor hem arbeiden. De oude maatschappij noemt dit ten onrechte toewijding (dévotion), het is alleen speculatie en dat te menselijker naarmate zij verstandiger is en te minder menselijk, naarmate zij dommer is. In het Humanisphère stemt men niet. Noch de meerderheid noch de minderheid maakt iets tot wet. Dit of dat plan heeft een voldoend aantal arbeiders bereid om het ten uitvoer te brengen: of dit nu een meerderheid dan wel een minderheid is, het wordt ten uitvoer gebracht, als de voorstanders het willen. En meestal geschiedt het op zulk een wijze, dat de meerderheid zich aansluit aan de minderheid of wel de minderheid aan de meerderheid. Dejacque had niet het minste vertrouwen op arbeiders in het parlement en in een polemiek tegen de blanquisten schreef hij: “De arbeiders tot de regering geroepen! Waarlijk, men moet zijn geheugen hebben verloren. Hadden wij niet Albert in de voorlopige regering? Kan men zich iets dommer voorstellen? Wat was hij anders dan een schijf voor spotternij? In de constituerende en wetgevende vergadering hadden wij de afgevaardigden van Lyon; als men naar hen de constituenten wilde beoordelen, dan zou dit een treurige proeve leveren van het verstand der arbeiders van Lyon. Parijs heeft ons Nadaud geschonken, een zwaarmoedige natuur met het verstand van een mortel, die droomde van de verandering van zijn metselaarstroffel in een presidentscepter – de zwakhoofdige! Dan ook Corbon, de algemeen geachte uit de Werkplaats (een half en half socialistisch tijdschrift vóór 1848), misschien het minst jezuïet van allen, want hij talmde althans niet om het masker af te werpen en in het midden naast de reactionairen plaats te nemen, evenals de hovelingen aan de voet van de troon meer royalistisch zijn dan de koning, evenals op de trappen van het officiële of wettelijke gezag, de republikeinse arbeiders meer bourgeois zijn dan de bourgeois zelf. En dat is te begrijpen, de slaaf bevrijd en zelf meester geworden, overdrijft de kwade dingen van de planter, die hem heeft opgevoed. Hij is te sterker geneigd de heerschappij te misbruiken, tot hoe meer onderdanigheid en vernedering hij geneigd of gedwongen was. Een dictatuurcomité, uit arbeiders bestaande, is ongetwijfeld het meest eigendunkelijke en opgeblazen, dat men kan vinden en dus het meest antirevolutionaire.” | Zijn Humanisphère verdient zeer zeker de aandacht, daar hij reeds de ontwikkelingsgang in de natuur uit het lagere naar het hogere schetste, die later door Darwin met bewijzen werd gestaafd. In zijn Humanisphère – zo noemt hij een rij groepen die in dezelfde plaats wonen – bestaat geen regering. Een aantrekkende organisatie dient hun als wetgeving. De soevereine, individuele vrijheid ligt ten grondslag aan alle collectieve besluiten. De autoriteit der anarchie, de afwezigheid van alle en elke dictatuur van het aantal of de macht komt in de plaats van de willekeur der autoriteit, het despotisme van gerecht en wet. Elk regeert zichzelf door zijn eigen wetten en op deze regering van allen door zichzelf berust de sociale orde. Autoriteit was nooit iets anders dan de zelfmoord van het individu, de orde is altijd alleen “de orde die te Warschau heerst”, d.w.z. moord. Het gezag is de luiheid. De vrijheid de arbeid. Dwang is de moeder van alle kwaad, daarom is deze verbannen uit het gebied van het Humanisphère. Welbegrepen, verstandig egoïsme is daar te zeer ontwikkeld dan dat het iemand zou invallen zijn naaste te onderdrukken. Het egoïsme is de mens. Zonder het egoïsme zou de mens niet bestaan. Het egoïsme leert hem produceren, consumeren, anderen bevallen om vriendelijk behandeld te worden, anderen lief te hebben ten einde door hen geliefd te worden, voor anderen te arbeiden opdat zij voor hem arbeiden. De oude maatschappij noemt dit ten onrechte toewijding (dévotion), het is alleen speculatie en dat te menselijker naarmate zij verstandiger is en te minder menselijk, naarmate zij dommer is. In het Humanisphère stemt men niet. Noch de meerderheid noch de minderheid maakt iets tot wet. Dit of dat plan heeft een voldoend aantal arbeiders bereid om het ten uitvoer te brengen: of dit nu een meerderheid dan wel een minderheid is, het wordt ten uitvoer gebracht, als de voorstanders het willen. En meestal geschiedt het op zulk een wijze, dat de meerderheid zich aansluit aan de minderheid of wel de minderheid aan de meerderheid. Dejacque had niet het minste vertrouwen op arbeiders in het parlement en in een polemiek tegen de blanquisten schreef hij: “De arbeiders tot de regering geroepen! Waarlijk, men moet zijn geheugen hebben verloren. Hadden wij niet Albert in de voorlopige regering? Kan men zich iets dommer voorstellen? Wat was hij anders dan een schijf voor spotternij? In de constituerende en wetgevende vergadering hadden wij de afgevaardigden van Lyon; als men naar hen de constituenten wilde beoordelen, dan zou dit een treurige proeve leveren van het verstand der arbeiders van Lyon. Parijs heeft ons Nadaud geschonken, een zwaarmoedige natuur met het verstand van een mortel, die droomde van de verandering van zijn metselaarstroffel in een presidentscepter – de zwakhoofdige! Dan ook Corbon, de algemeen geachte uit de Werkplaats (een half en half socialistisch tijdschrift vóór 1848), misschien het minst jezuïet van allen, want hij talmde althans niet om het masker af te werpen en in het midden naast de reactionairen plaats te nemen, evenals de hovelingen aan de voet van de troon meer royalistisch zijn dan de koning, evenals op de trappen van het officiële of wettelijke gezag, de republikeinse arbeiders meer bourgeois zijn dan de bourgeois zelf. En dat is te begrijpen, de slaaf bevrijd en zelf meester geworden, overdrijft de kwade dingen van de planter, die hem heeft opgevoed. Hij is te sterker geneigd de heerschappij te misbruiken, tot hoe meer onderdanigheid en vernedering hij geneigd of gedwongen was. Een dictatuurcomité, uit arbeiders bestaande, is ongetwijfeld het meest eigendunkelijke en opgeblazen, dat men kan vinden en dus het meest antirevolutionaire.” | ||
- | Christelijk anarchisme | + | |
+ | ==== Christelijk anarchisme ==== | ||
Ofschoon anarchisme de leer is, die geen regering, geen gezag van wie of wat ook wil en dus niet verbonden mag worden aan een persoon, heeft men het zogenaamde christelijke anarchisme, dus het anarchisme dat Christus aanneemt als het hoogste gezag. Nu zeggen de christen-anarchisten wel dat zij de leringen van Jezus niet aannemen, omdat zij van hem zijn, maar omdat hun ziel geheel en al overeenstemt met die leringen, maar toch verbinden zij zijn naam aan hun anarchisme en beginnen dus met te handelen in strijd met het anarchisme. Beide woorden zijn in hun verbinding een contradictio in adjecto (tegenspraak). | Ofschoon anarchisme de leer is, die geen regering, geen gezag van wie of wat ook wil en dus niet verbonden mag worden aan een persoon, heeft men het zogenaamde christelijke anarchisme, dus het anarchisme dat Christus aanneemt als het hoogste gezag. Nu zeggen de christen-anarchisten wel dat zij de leringen van Jezus niet aannemen, omdat zij van hem zijn, maar omdat hun ziel geheel en al overeenstemt met die leringen, maar toch verbinden zij zijn naam aan hun anarchisme en beginnen dus met te handelen in strijd met het anarchisme. Beide woorden zijn in hun verbinding een contradictio in adjecto (tegenspraak). | ||
Regel 128: | Regel 135: | ||
J. Bruce Wallace, redacteur van het maandschrift Brotherhood, en anderen staan hem ijverig terzijde om propaganda te maken voor de denkbeelden van het christelijk anarchisme, feitelijk een andere benaming voor tolstojanisme. | J. Bruce Wallace, redacteur van het maandschrift Brotherhood, en anderen staan hem ijverig terzijde om propaganda te maken voor de denkbeelden van het christelijk anarchisme, feitelijk een andere benaming voor tolstojanisme. | ||
- | Mutuellisme | ||
- | Pierre Joseph Proudhon | ||
- | “De scherpzinnigste en klaarste geest die in de wereld geleefd heeft sinds Lessing en Kant” – zo getuigde Karl Grün van Proudhon, die door hem werd binnengeleid in de dialectische wijsbegeerte van Hegel. De “Mefistofeles van de revolutie” – was de naam door Mazzini hem gegeven. En Victor Considérant betitelde hem met de naam van “enfant terrible” van het economisme. Zelf noemde hij zich de “sentinelle perdue du prolétariat” (de verloren schildwacht van het proletariaat) en in zijn werk Qu’est ce que la propriété?[227] geeft hij de volgende dialoog ten beste: “Aan welke regeervorm geven wij de voorkeur? – Wel, kun je dit nog vragen, roept zonder twijfel een van mijn jonge lezers uit, je bent republikein – Republikein, ja; maar dat woord preciseert niets. Respublica, nu, dat is de algemene zaak: dus kan ieder, die de algemene zaak wil, onder welke regeervorm dan ook, zich republikein noemen. De koningen ook zijn republikeinen. – Welnu, dan ben je democraat? – Neen. – Wat! Zou je monarchaal zijn? – Neen. – Constitutioneel? De hemel beware mij! – Je bent dus aristocraat? – In de verste verte niet. – Wil jij dan een gemengde regeervorm? – Nog minder. – Wat ben je dan? – Ik ben anarchist... Anarchie, afwezigheid van meester, van soeverein, dat is de regering die wij dagelijks naderbij komen.” | + | ==== Mutuallisme ==== |
- | Het is zeer moeilijk te zeggen wat Proudhon was. Wel was zijn devies: destruam et aedificabo (ik zal afbreken en opbouwen), maar zijn meesterschap openbaarde zich het sterkst in de kunst van ontleden en kritiseren en zelfs tegenstanders, zoals de katholieke hoogleraar Thonissen, wisten hem tot op zekere hoogte te waarderen. Hoort slechts wat deze getuigt: “Man van genie voelt hij zijn kracht en verheft er zich op. Man van arbeid en diepzinnige wetenschap in een tijd waarin onkunde en halfweten elkaar te dikwijls ontmoeten in de aanzienlijke kringen der maatschappij ondervind en betoont hij een diepe minachting voor het geslacht, dat het lot des vaderlands in handen heeft. Daar ligt de eerste bron van die titanentrots, die nu alle grenzen te buiten gaat en die zich tegen God heeft durven keren, nadat hij de handschoen had toegeworpen aan de instellingen en mensen. Welk een onderwerp van bittere overdenking! Welk een geluk voor Frankrijk en de wereld als zo een man, in plaats van zich te wijden aan een werk van vernieling en anarchie de macht van zijn genie had gewijd aan de handhaving der orde en der gezonde leringen, aan de verdediging van de beschaving, bedreigd door de aanvallen van een nieuwe barbaarsheid.” | + | === Pierre Joseph Proudhon === |
+ | |||
+ | “De scherpzinnigste en klaarste geest die in de wereld geleefd heeft sinds Lessing en Kant” – zo getuigde Karl Grün van Proudhon, die door hem werd binnengeleid in de dialectische wijsbegeerte van Hegel. De “Mefistofeles van de revolutie” – was de naam door Mazzini hem gegeven. En Victor Considérant betitelde hem met de naam van “enfant terrible” van het economisme. Zelf noemde hij zich de “sentinelle perdue du prolétariat” (de verloren schildwacht van het proletariaat) en in zijn werk //Qu’est ce que la propriété?//[227] geeft hij de volgende dialoog ten beste: “Aan welke regeervorm geven wij de voorkeur? – Wel, kun je dit nog vragen, roept zonder twijfel een van mijn jonge lezers uit, je bent republikein – Republikein, ja; maar dat woord preciseert niets. Respublica, nu, dat is de algemene zaak: dus kan ieder, die de algemene zaak wil, onder welke regeervorm dan ook, zich republikein noemen. De koningen ook zijn republikeinen. – Welnu, dan ben je democraat? – Neen. – Wat! Zou je monarchaal zijn? – Neen. – Constitutioneel? De hemel beware mij! – Je bent dus aristocraat? – In de verste verte niet. – Wil jij dan een gemengde regeervorm? – Nog minder. – Wat ben je dan? – Ik ben anarchist... Anarchie, afwezigheid van meester, van soeverein, dat is de regering die wij dagelijks naderbij komen.” | ||
+ | |||
+ | Het is zeer moeilijk te zeggen wat Proudhon was. Wel was zijn devies: //destruam et aedificabo// (ik zal afbreken en opbouwen), maar zijn meesterschap openbaarde zich het sterkst in de kunst van ontleden en kritiseren en zelfs tegenstanders, zoals de katholieke hoogleraar Thonissen, wisten hem tot op zekere hoogte te waarderen. Hoort slechts wat deze getuigt: “Man van genie voelt hij zijn kracht en verheft er zich op. Man van arbeid en diepzinnige wetenschap in een tijd waarin onkunde en halfweten elkaar te dikwijls ontmoeten in de aanzienlijke kringen der maatschappij ondervind en betoont hij een diepe minachting voor het geslacht, dat het lot des vaderlands in handen heeft. Daar ligt de eerste bron van die titanentrots, die nu alle grenzen te buiten gaat en die zich tegen God heeft durven keren, nadat hij de handschoen had toegeworpen aan de instellingen en mensen. Welk een onderwerp van bittere overdenking! Welk een geluk voor Frankrijk en de wereld als zo een man, in plaats van zich te wijden aan een werk van vernieling en anarchie de macht van zijn genie had gewijd aan de handhaving der orde en der gezonde leringen, aan de verdediging van de beschaving, bedreigd door de aanvallen van een nieuwe barbaarsheid.” | ||
Hoe gaarne had de tegenpartij zo’n man gehad! Dat is de erkenning van zijn machtige persoonlijkheid. En hoe spijtig voor haar, dat juist hij getrouw bleef aan de belofte, door hem afgelegd in zijn eerste memorie over het eigendom: “Ik zal niet ophouden de waarheid na te jagen over puinhopen en afbraak heen. Ik heb daarvoor de eed afgelegd, ik zal getrouw zijn aan mijn werk van afbreken.” | Hoe gaarne had de tegenpartij zo’n man gehad! Dat is de erkenning van zijn machtige persoonlijkheid. En hoe spijtig voor haar, dat juist hij getrouw bleef aan de belofte, door hem afgelegd in zijn eerste memorie over het eigendom: “Ik zal niet ophouden de waarheid na te jagen over puinhopen en afbraak heen. Ik heb daarvoor de eed afgelegd, ik zal getrouw zijn aan mijn werk van afbreken.” | ||
Regel 262: | Regel 271: | ||
Zeer zeker neemt Proudhon een eigenaardige plaats in de geschiedenis van het socialisme in, want hij was een zelfstandig en scherpzinnig denker, om niet te spreken over zijn onkreukbaar karakter. Hij voelde het dat hij bij geen partij thuis hoorde, want hij zou telkens uit elk partijverband springen. “Ik behoor tot de partij van de arbeid tegenover die van het kapitaal en ik heb mijn hele leven gearbeid. En dat men het weet: van alle klaplopers die ik ken, is nog de ergste soort die der revolutionaire klaplopers. Ik wil noch regeren noch geregeerd worden.” In die woorden heeft hij zijn standpunt zeer goed gekarakteriseerd. En hoewel het socialisme zich later bewogen heeft in een richting tegenovergesteld aan de zijne, toch is zijn invloed hier en daar onmiskenbaar. Bovendien heeft hij zaden uitgestrooid van het vrijheidlievend socialisme, die niet verstikt zijn geworden, maar aanleiding gaven tot nieuw leven, al openbaart het zich ook in andere vormen. Onder de apostelen der vrijheid zal zijn naam door alle tijden heen een ereplaats blijven innemen. | Zeer zeker neemt Proudhon een eigenaardige plaats in de geschiedenis van het socialisme in, want hij was een zelfstandig en scherpzinnig denker, om niet te spreken over zijn onkreukbaar karakter. Hij voelde het dat hij bij geen partij thuis hoorde, want hij zou telkens uit elk partijverband springen. “Ik behoor tot de partij van de arbeid tegenover die van het kapitaal en ik heb mijn hele leven gearbeid. En dat men het weet: van alle klaplopers die ik ken, is nog de ergste soort die der revolutionaire klaplopers. Ik wil noch regeren noch geregeerd worden.” In die woorden heeft hij zijn standpunt zeer goed gekarakteriseerd. En hoewel het socialisme zich later bewogen heeft in een richting tegenovergesteld aan de zijne, toch is zijn invloed hier en daar onmiskenbaar. Bovendien heeft hij zaden uitgestrooid van het vrijheidlievend socialisme, die niet verstikt zijn geworden, maar aanleiding gaven tot nieuw leven, al openbaart het zich ook in andere vormen. Onder de apostelen der vrijheid zal zijn naam door alle tijden heen een ereplaats blijven innemen. | ||
- | Communistisch anarchisme | + | |
- | Michael Bakoenin | + | ==== Communistisch anarchisme ==== |
+ | |||
+ | === Michael Bakoenin === | ||
De machtige persoon, die in het derde kwartaal van de 19e eeuw de socialistische beweging beheerst, is, naast Marx de man wiens naam aan het hoofd van dit hoofdstuk staat. Zij beiden zijn de incarnatie van de twee stromingen in het socialisme, die men kan weergeven onder de namen: Gezag en Vrijheid. Eigenaardig dat beiden voort zijn gekomen uit dezelfde school, nl. die van Hegel. Ofschoon Bakoenin in een kleine fragmentarische autobiografie zijn geboortejaar opgeeft als 1815, is bij onderzoek gebleken dat het 1814 moet zijn. Van vaderszijde behoorde hij tot de oude Russische adel en dat zijn vader rijk moet geweest zijn. Blijkt wel uit de omstandigheid dat hij eigenaar was van 1000 mannelijke personen (lijfeigenen) – de vrouwen telden niet mee, zodat het aantal feitelijk 2000 was – over wie hij absoluut meester was. Van moeders zijde was hij familie van de Mouraviev, een berucht minister – en beulengeslacht in Rusland. Bakoenins vader was een vrijzinnig man, die zijn kinderen – 11 in getal – een liberale opvoeding gaf, ofschoon de ongelukkige afloop van de samenzwering in 1825, waaraan hij zelf door een gelukkig toeval ontkwam, een verandering bij hem te weeg bracht, zodat hij daarna zijn kinderen opvoedde tot getrouwe onderdanen van de tsaar. Na een opleiding aan de artillerieschool te Petersburg werd Michael reeds op zijn 17e jaar officier. Een avontuurlijke trek bestond onmiskenbaar in Bakoenin, dit is niet te verwonderen, als men weet dat zijn vader veel op reis was geweest en eindelijk teruggekeerd zulk een afkeer had van de Russische maatschappij, dat hij zich terugtrok op zijn landgoed in het gouvernement Tver (district Torjok), gelegen tussen Moskou en Petersburg. Het liefst onderhield hij zijn kinderen met reisbeschrijvingen en met de natuur, waarvan hij een hartstochtelijk minnaar was. | De machtige persoon, die in het derde kwartaal van de 19e eeuw de socialistische beweging beheerst, is, naast Marx de man wiens naam aan het hoofd van dit hoofdstuk staat. Zij beiden zijn de incarnatie van de twee stromingen in het socialisme, die men kan weergeven onder de namen: Gezag en Vrijheid. Eigenaardig dat beiden voort zijn gekomen uit dezelfde school, nl. die van Hegel. Ofschoon Bakoenin in een kleine fragmentarische autobiografie zijn geboortejaar opgeeft als 1815, is bij onderzoek gebleken dat het 1814 moet zijn. Van vaderszijde behoorde hij tot de oude Russische adel en dat zijn vader rijk moet geweest zijn. Blijkt wel uit de omstandigheid dat hij eigenaar was van 1000 mannelijke personen (lijfeigenen) – de vrouwen telden niet mee, zodat het aantal feitelijk 2000 was – over wie hij absoluut meester was. Van moeders zijde was hij familie van de Mouraviev, een berucht minister – en beulengeslacht in Rusland. Bakoenins vader was een vrijzinnig man, die zijn kinderen – 11 in getal – een liberale opvoeding gaf, ofschoon de ongelukkige afloop van de samenzwering in 1825, waaraan hij zelf door een gelukkig toeval ontkwam, een verandering bij hem te weeg bracht, zodat hij daarna zijn kinderen opvoedde tot getrouwe onderdanen van de tsaar. Na een opleiding aan de artillerieschool te Petersburg werd Michael reeds op zijn 17e jaar officier. Een avontuurlijke trek bestond onmiskenbaar in Bakoenin, dit is niet te verwonderen, als men weet dat zijn vader veel op reis was geweest en eindelijk teruggekeerd zulk een afkeer had van de Russische maatschappij, dat hij zich terugtrok op zijn landgoed in het gouvernement Tver (district Torjok), gelegen tussen Moskou en Petersburg. Het liefst onderhield hij zijn kinderen met reisbeschrijvingen en met de natuur, waarvan hij een hartstochtelijk minnaar was. | ||
Regel 456: | Regel 467: | ||
Merkwaardig is zeer zeker deze gehele strijd, omdat het twee beginselen geldt. Het staatssocialisme en het anarchisme, gezag en vrijheid kwamen in strijd met elkaar en dit kon niet anders, want beiden staan als tegenstellingen tegenover elkaar, zodat ook na de dood van Marx en Bakoenin, deze twee hoofdvertegenwoordigers der beide beginselen, de strijd voortgezet is en moest worden. | Merkwaardig is zeer zeker deze gehele strijd, omdat het twee beginselen geldt. Het staatssocialisme en het anarchisme, gezag en vrijheid kwamen in strijd met elkaar en dit kon niet anders, want beiden staan als tegenstellingen tegenover elkaar, zodat ook na de dood van Marx en Bakoenin, deze twee hoofdvertegenwoordigers der beide beginselen, de strijd voortgezet is en moest worden. | ||
- | De anarchistische beweging in de verschillende landen | + | |
+ | === De anarchistische beweging in de verschillende landen === | ||
Was eerst de richting van Proudhon en diens mutuellisme overheersend, zowel in Frankrijk als in België, later verkreeg het collectivisme de overhand onder de anarchisten. Het was vooral dr. César De Paepe uit België, die daartoe veel bijdroeg. In een redevoering, die hij in 1863 hield te Patignies, zei hij: “Het einddoel dat de revolutie najaagt, is de vernietiging van alle macht, dat betekent – na een omvorming van de maatschappij – de verdwijning van de politiek door de sociale economie, van de regeringsorganisatie door de industriële en dat is de anarchie.” En dan geeft hij de verheerlijking van de anarchie in deze woorden: | Was eerst de richting van Proudhon en diens mutuellisme overheersend, zowel in Frankrijk als in België, later verkreeg het collectivisme de overhand onder de anarchisten. Het was vooral dr. César De Paepe uit België, die daartoe veel bijdroeg. In een redevoering, die hij in 1863 hield te Patignies, zei hij: “Het einddoel dat de revolutie najaagt, is de vernietiging van alle macht, dat betekent – na een omvorming van de maatschappij – de verdwijning van de politiek door de sociale economie, van de regeringsorganisatie door de industriële en dat is de anarchie.” En dan geeft hij de verheerlijking van de anarchie in deze woorden: | ||
Regel 553: | Regel 565: | ||
Hamon heeft in zijn Psychologie de l’anarchiste-socialiste de curieuze poging gedaan om uit een onderzoek naar de wijze, waarop verschillende anarchisten zijn gekomen tot hun anarchisme, te geraken tot de samenstelling van de “gemiddelde” anarchist. Zijn zielkundige ontleding naar de hersengesteldheid van de socialist-anarchist heeft hem tot de ontdekking gebracht dat deze zich onderscheidt door: 1. de geest van verzet; 2. de liefde voor vrijheid; 3. de liefde voor het Ik of individualisme; 4. de liefde tot anderen of altruïsme; 5. gevoeligheid; 6. gevoel voor recht; 7. logische zin; 8. lust naar kennis; 9. geest van proselieten maken. Wij hechten hieraan niet de minste wetenschappelijke waarde, maar delen die ontleding mede omwille van de curiositeit. Dit is zeker dat ondanks de telkens herhaalde verklaringen van sociaaldemocraten, waaraan zij blijkbaar zelf niet geloven, dat het anarchisme dood is, de anarchistische richting in alle landen haar invloed doet gelden indirect, daar het aan haar is te danken dat de sociaaldemocratie nog niet dieper is gezakt in het moeras der hervormingen op de grondslagen van de hedendaagse staat, direct, doordat het overal de vrijheidlievende geest aankweekt en bevordert en in alle kringen van de maatschappij de idee van de vrijheid en individualiteit tegenover gezag en dwang van boven hoog houdt. | Hamon heeft in zijn Psychologie de l’anarchiste-socialiste de curieuze poging gedaan om uit een onderzoek naar de wijze, waarop verschillende anarchisten zijn gekomen tot hun anarchisme, te geraken tot de samenstelling van de “gemiddelde” anarchist. Zijn zielkundige ontleding naar de hersengesteldheid van de socialist-anarchist heeft hem tot de ontdekking gebracht dat deze zich onderscheidt door: 1. de geest van verzet; 2. de liefde voor vrijheid; 3. de liefde voor het Ik of individualisme; 4. de liefde tot anderen of altruïsme; 5. gevoeligheid; 6. gevoel voor recht; 7. logische zin; 8. lust naar kennis; 9. geest van proselieten maken. Wij hechten hieraan niet de minste wetenschappelijke waarde, maar delen die ontleding mede omwille van de curiositeit. Dit is zeker dat ondanks de telkens herhaalde verklaringen van sociaaldemocraten, waaraan zij blijkbaar zelf niet geloven, dat het anarchisme dood is, de anarchistische richting in alle landen haar invloed doet gelden indirect, daar het aan haar is te danken dat de sociaaldemocratie nog niet dieper is gezakt in het moeras der hervormingen op de grondslagen van de hedendaagse staat, direct, doordat het overal de vrijheidlievende geest aankweekt en bevordert en in alle kringen van de maatschappij de idee van de vrijheid en individualiteit tegenover gezag en dwang van boven hoog houdt. | ||
- | Individueel anarchisme | + | |
+ | ==== Individueel anarchisme ==== | ||
Naast het communistisch-anarchisme heeft men het individuele, waarin de soevereiniteit van het individu tot het uiterste wordt doorgedreven. Het onderscheid tussen beide richtingen wordt duidelijk aangegeven door Mackay in zijn boek De Anarchisten. Daarin laat hij een discussie voeren door de vertegenwoordigers der beide richtingen en dan geeft de individualist bij hem het volgende onderscheid: beiden zijn het eens over de autonomie van het individu, zijn zelf heerschappij en het recht van zijn eigen wil, maar de communist-anarchist bouwt naar zijn ideaal het ideaal der mensheid en meent dat elk “echt en waarachtig” mens onder dat ideaal even gelukkig moet zijn als hijzelf. Daarentegen wil de individuele anarchist aan eenieder de vrijheid geven om te leven volgens zijn eigen ideaal. Hij wil dat men hem met rust laat en verschoond blijven van eisen, die hem gesteld worden in naam van “het ideaal der mensheid”. De eerste strijdt enkel en alleen voor zijn eigen vrijheid, de tweede voor wat hij noemt de vrijheid van anderen. Terwijl de communist-anarchist de godsdienst wil afschaffen, de priesters verjagen, de geloofsleer uitroeien, meent de individualist dat door steeds toenemende kennis de godsdienst zichzelf zal afschaffen. Als weten de plaats van geloven inneemt, vraagt geen mens naar een kerk, naar een godsdienst, naar een dogma en dus er is voor die dingen geen plaats meer. Terwijl de communist-anarchist wel vrije liefde wil, maar dat de aan de vereniging van man en vrouw ontsproten kinderen zullen behoren aan de maatschappij, die voor de opvoeding verplicht is te zorgen en de afzonderlijke gezinnen, zowel als de alleen lopende personen op zullen gaan in de grote familie van de mensheid, wil de individualist de vrije vereniging van twee mensen, die samenblijven zolang zij het zelf willen, de vereniging voor één nacht, één lente, levenslang precies zoals het hun goeddunkt. | Naast het communistisch-anarchisme heeft men het individuele, waarin de soevereiniteit van het individu tot het uiterste wordt doorgedreven. Het onderscheid tussen beide richtingen wordt duidelijk aangegeven door Mackay in zijn boek De Anarchisten. Daarin laat hij een discussie voeren door de vertegenwoordigers der beide richtingen en dan geeft de individualist bij hem het volgende onderscheid: beiden zijn het eens over de autonomie van het individu, zijn zelf heerschappij en het recht van zijn eigen wil, maar de communist-anarchist bouwt naar zijn ideaal het ideaal der mensheid en meent dat elk “echt en waarachtig” mens onder dat ideaal even gelukkig moet zijn als hijzelf. Daarentegen wil de individuele anarchist aan eenieder de vrijheid geven om te leven volgens zijn eigen ideaal. Hij wil dat men hem met rust laat en verschoond blijven van eisen, die hem gesteld worden in naam van “het ideaal der mensheid”. De eerste strijdt enkel en alleen voor zijn eigen vrijheid, de tweede voor wat hij noemt de vrijheid van anderen. Terwijl de communist-anarchist de godsdienst wil afschaffen, de priesters verjagen, de geloofsleer uitroeien, meent de individualist dat door steeds toenemende kennis de godsdienst zichzelf zal afschaffen. Als weten de plaats van geloven inneemt, vraagt geen mens naar een kerk, naar een godsdienst, naar een dogma en dus er is voor die dingen geen plaats meer. Terwijl de communist-anarchist wel vrije liefde wil, maar dat de aan de vereniging van man en vrouw ontsproten kinderen zullen behoren aan de maatschappij, die voor de opvoeding verplicht is te zorgen en de afzonderlijke gezinnen, zowel als de alleen lopende personen op zullen gaan in de grote familie van de mensheid, wil de individualist de vrije vereniging van twee mensen, die samenblijven zolang zij het zelf willen, de vereniging voor één nacht, één lente, levenslang precies zoals het hun goeddunkt. | ||
Regel 610: | Regel 623: | ||
In Amerika hebben de individualisten een sterke verdediger in Benjamin Tucker, de leerling en vriend van Josiah Warren, aan wie hij zijn merkwaardig boek Instead of a Book by a man too busy to write one (In plaats van een boek door iemand die het te druk heeft om er een te schrijven) ook heeft opgedragen. Dit boek bevat de artikelen van zijn hand in Liberty. Het is veelal polemisch van karakter, daar hij links en rechts nu eens aanvallender en dan verdedigerwijze te werk gaat. Het communisme bestrijdt hij en hij ontzegt het recht aan Most, Kropotkin en de communistische anarchisten om zich anarchisten te noemen, daar de begrippen van communisme en anarchisme zich niet met elkaar verstaan. Op de beschuldiging van Most dat de individuele anarchisten consequente Manchesterlui zijn, antwoordt Tucker dat dit zo is, want het Manchesterbeginsel is de vrijheid en consequent Manchesterdom is consequent aanhangerschap der vrijheid. De enige inconsequentie van de Manchesterlui ligt in hun ontrouw aan de vrijheid. En die ontrouw aan de vrijheid is juist de noodlottige inconsequentie der Freiheitschool (Most, c.s.), daar het enige verschil tussen de aanhangers van deze en de Manchesterlui hierin bestaat dat in vele opzichten, waarin de laatsten ontrouw en de eersten getrouw zijn, terwijl in anderen de laatsten ontrouw en de eersten getrouw zijn. Werkelijk anarchisme is consequent Manchesterdom en communistisch of pseudo-anarchisme is inconsequent Manchesterdom. Tucker en de zijnen sluiten zich dan ook aan bij Proudhon, de “vader van de anarchistische school van het socialisme, de anarchist bij uitnemendheid”. Hun invloed is betrekkelijk niet groot, ofschoon men niet vergeten moet dat de individualistische neigingen van Amerika een ruim veld van werkzaamheid voor hen openen, meer dan in Europa waar de militaire dressuur in de opvoeding gewerkt heeft om de individualiteit niet als het hoogste, maar als een bijkomstigheid te beschouwen. | In Amerika hebben de individualisten een sterke verdediger in Benjamin Tucker, de leerling en vriend van Josiah Warren, aan wie hij zijn merkwaardig boek Instead of a Book by a man too busy to write one (In plaats van een boek door iemand die het te druk heeft om er een te schrijven) ook heeft opgedragen. Dit boek bevat de artikelen van zijn hand in Liberty. Het is veelal polemisch van karakter, daar hij links en rechts nu eens aanvallender en dan verdedigerwijze te werk gaat. Het communisme bestrijdt hij en hij ontzegt het recht aan Most, Kropotkin en de communistische anarchisten om zich anarchisten te noemen, daar de begrippen van communisme en anarchisme zich niet met elkaar verstaan. Op de beschuldiging van Most dat de individuele anarchisten consequente Manchesterlui zijn, antwoordt Tucker dat dit zo is, want het Manchesterbeginsel is de vrijheid en consequent Manchesterdom is consequent aanhangerschap der vrijheid. De enige inconsequentie van de Manchesterlui ligt in hun ontrouw aan de vrijheid. En die ontrouw aan de vrijheid is juist de noodlottige inconsequentie der Freiheitschool (Most, c.s.), daar het enige verschil tussen de aanhangers van deze en de Manchesterlui hierin bestaat dat in vele opzichten, waarin de laatsten ontrouw en de eersten getrouw zijn, terwijl in anderen de laatsten ontrouw en de eersten getrouw zijn. Werkelijk anarchisme is consequent Manchesterdom en communistisch of pseudo-anarchisme is inconsequent Manchesterdom. Tucker en de zijnen sluiten zich dan ook aan bij Proudhon, de “vader van de anarchistische school van het socialisme, de anarchist bij uitnemendheid”. Hun invloed is betrekkelijk niet groot, ofschoon men niet vergeten moet dat de individualistische neigingen van Amerika een ruim veld van werkzaamheid voor hen openen, meer dan in Europa waar de militaire dressuur in de opvoeding gewerkt heeft om de individualiteit niet als het hoogste, maar als een bijkomstigheid te beschouwen. | ||
- | Het anarchisme van de daad | + | |
+ | ==== Het anarchisme van de daad ==== | ||
In de verschillende programma’s van de sociaaldemocratische partij stond te lezen, dat men om zijn doel te bereiken gebruik zou maken “van alle ons ten dienste staande middelen”. En geen wonder, want die partij was op voet van oorlog met de gehele maatschappij. Waar nu de vijand, d.i. de bezittende klasse, roof pleegde op de arbeid der werklieden en geweld uitoefende tegen hen, om hen er onder te houden, daar wordt het begrijpelijk dat het gewone à la guerre comme à la guerre toepassing begon te vinden. | In de verschillende programma’s van de sociaaldemocratische partij stond te lezen, dat men om zijn doel te bereiken gebruik zou maken “van alle ons ten dienste staande middelen”. En geen wonder, want die partij was op voet van oorlog met de gehele maatschappij. Waar nu de vijand, d.i. de bezittende klasse, roof pleegde op de arbeid der werklieden en geweld uitoefende tegen hen, om hen er onder te houden, daar wordt het begrijpelijk dat het gewone à la guerre comme à la guerre toepassing begon te vinden. | ||
Regel 760: | Regel 774: | ||
Verheerlijkt in theorie en in dicht wordt de daad in de regel geprezen, als zij past in het kader en veroordeeld, als de daad niet bevalt of hinderlijk is voor de tijdelijke machthebbers. Wees doeners van het woord – zo luidt het veelal, maar wee als het doen tegen de stroom ingaat en toch begrijpen wij de dichter, die de daad verheerlijkte in deze woorden: | Verheerlijkt in theorie en in dicht wordt de daad in de regel geprezen, als zij past in het kader en veroordeeld, als de daad niet bevalt of hinderlijk is voor de tijdelijke machthebbers. Wees doeners van het woord – zo luidt het veelal, maar wee als het doen tegen de stroom ingaat en toch begrijpen wij de dichter, die de daad verheerlijkte in deze woorden: | ||
- | |||
Ja, de gedachte maakt vrij! Wat verlossing bereidt aan de volkren | Ja, de gedachte maakt vrij! Wat verlossing bereidt aan de volkren | ||
Regel 767: | Regel 780: | ||
Niet de gedachte alleen roept gewenst verbet’ring te voorschijn, | Niet de gedachte alleen roept gewenst verbet’ring te voorschijn, | ||
Doch slechts de daad. | Doch slechts de daad. | ||
- | Enige sympathiserende theoretici | + | |
+ | ==== Enige sympathiserende theoretici ==== | ||
+ | |||
+ | //Herbert Spencer – Wordsworth Donistharpe – Max Nordau – Novicov – Friedrich Nietzsche – Moritz von Egidy – Emerson – Ed. Douwes Dekker.// | ||
Ofschoon de lijn niet met wiskundige zekerheid is te trekken, toch kan men bij de sympathiserende theoretici zeer goed bemerken of hun neiging gaat in de richting van de staat dan wel of de vrijheidsidee hen daarvan afvoert. Zo staan een Bastiat, een Molinari theoretisch meer aan de zijde van hen, die bevreesd zijn voor uitbreiding van staatsbemoeiing, zo heeft Mill nu eens neigingen naar rechts en dan naar links, maar er is toch ook een categorie van mensen wier hoofdneiging zich openbaart in afkeer van al wat de staat betreft en in de grootst mogelijke vrije ontwikkeling van het individu alleen heil ziet. | Ofschoon de lijn niet met wiskundige zekerheid is te trekken, toch kan men bij de sympathiserende theoretici zeer goed bemerken of hun neiging gaat in de richting van de staat dan wel of de vrijheidsidee hen daarvan afvoert. Zo staan een Bastiat, een Molinari theoretisch meer aan de zijde van hen, die bevreesd zijn voor uitbreiding van staatsbemoeiing, zo heeft Mill nu eens neigingen naar rechts en dan naar links, maar er is toch ook een categorie van mensen wier hoofdneiging zich openbaart in afkeer van al wat de staat betreft en in de grootst mogelijke vrije ontwikkeling van het individu alleen heil ziet. | ||
Regel 774: | Regel 790: | ||
In 4 hoofdpunten schijnen maatschappijen en individuele organismen hem toe met elkaar overeen te stemmen: | In 4 hoofdpunten schijnen maatschappijen en individuele organismen hem toe met elkaar overeen te stemmen: | ||
- | 1. Zij nemen onmerkbaar toe, zodat enkelen worden tot duizenden; | + | |
- | 2. Terwijl de structuur in den beginne zo eenvoudig is, dat zij bijna geen structuur schijnt, wordt deze bij het groeien meer samengesteld; | + | - Zij nemen onmerkbaar toe, zodat enkelen worden tot duizenden; |
- | 3. Terwijl in de oorspronkelijke onontwikkelde toestand ternauwernood wederzijdse afhankelijkheid der delen bestaat, neemt deze toe, tot zij ten slotte zo groot wordt, dat het leven van elk deel dat van de rest tot voorwaarde heeft; | + | - Terwijl de structuur in den beginne zo eenvoudig is, dat zij bijna geen structuur schijnt, wordt deze bij het groeien meer samengesteld; |
- | 4. Het leven der maatschappij duurt langer en is onafhankelijk van dat der eenheden, die haar vormen, die geboren worden, groeien, werken, zich vermenigvuldigen en sterven, terwijl het maatschappelijke lichaam, dat zij vormen, geslachten overleeft en daarbij aan volledigheid en veelzijdigheid toeneemt. | + | - Terwijl in de oorspronkelijke onontwikkelde toestand ternauwernood wederzijdse afhankelijkheid der delen bestaat, neemt deze toe, tot zij ten slotte zo groot wordt, dat het leven van elk deel dat van de rest tot voorwaarde heeft; |
+ | - Het leven der maatschappij duurt langer en is onafhankelijk van dat der eenheden, die haar vormen, die geboren worden, groeien, werken, zich vermenigvuldigen en sterven, terwijl het maatschappelijke lichaam, dat zij vormen, geslachten overleeft en daarbij aan volledigheid en veelzijdigheid toeneemt. | ||
De maatschappelijke ontwikkeling volgt dus de algemene ontwikkelingswet, die geldt voor alle andere organismen. | De maatschappelijke ontwikkeling volgt dus de algemene ontwikkelingswet, die geldt voor alle andere organismen. | ||
Toch miskent hij het onderscheid tussen beiden niet, dat hierin bestaat: | Toch miskent hij het onderscheid tussen beiden niet, dat hierin bestaat: | ||
- | 1. Maatschappijen hebben geen bepaalde uitwendige vorm; | + | |
- | 2. Het levende weefsel, waaruit een individueel organisme bestaat, vormt een gesloten geheel, de levende elementen van een maatschappij zijn min of meer verstrooid over een deel der aarde; | + | - Maatschappijen hebben geen bepaalde uitwendige vorm; |
- | 3. De laatste levende eenheden van een individueel organisme hebben meestal haar betrekkelijke toestand bepaald, die der sociale organismen kunnen zich van plaats tot plaats bewegen; | + | - Het levende weefsel, waaruit een individueel organisme bestaat, vormt een gesloten geheel, de levende elementen van een maatschappij zijn min of meer verstrooid over een deel der aarde; |
- | 4. Het belangrijkste onderscheid bestaat hierin: terwijl in het dierlijke lichaam een bijzonder weefsel met gevoel is begaafd, zijn in het maatschappelijke alle eenheden met gevoel begaafd. | + | - De laatste levende eenheden van een individueel organisme hebben meestal haar betrekkelijke toestand bepaald, die der sociale organismen kunnen zich van plaats tot plaats bewegen; |
+ | - Het belangrijkste onderscheid bestaat hierin: terwijl in het dierlijke lichaam een bijzonder weefsel met gevoel is begaafd, zijn in het maatschappelijke alle eenheden met gevoel begaafd. | ||
Hij zegt: “wij mogen dat onderscheid nooit over het hoofd zien. Het herinnert er ons aan, dat in het individuele organisme het welzijn van alle overige delen wel terecht is onderworpen aan het welzijn van het zenuwstelsel, waarvan de vreugde- of smartvolle werkzaamheid het wel of wee van het leven uitmaken, maar dat in het politieke lichaam dit niet of slechts tot op zekere hoogte kan gelden. Het is juist dat het leven van alle delen van een dier moet opgaan in dat van het geheel, terwijl het geheel een corporatief bewustzijn heeft, dat vreugde of smart kan ondervinden. In de maatschappij is die verhouding echter een andere. Want haar levende eenheden verliezen haar individueel bewustzijn niet en kunnen dit niet verliezen en de gemeenschap als geheel heeft geen corporatief bewustzijn. Dat is de eeuwige reden, waarom het niet juist is het welzijn der burgers ten offer te brengen aan een aangenomen welzijn van de staat en waarom aan de andere zijde de staat alleen bestaat voor het welzijn der burgers. Het corporatieve leven moet hier het leven der delen dienen en niet omgekeerd.” | Hij zegt: “wij mogen dat onderscheid nooit over het hoofd zien. Het herinnert er ons aan, dat in het individuele organisme het welzijn van alle overige delen wel terecht is onderworpen aan het welzijn van het zenuwstelsel, waarvan de vreugde- of smartvolle werkzaamheid het wel of wee van het leven uitmaken, maar dat in het politieke lichaam dit niet of slechts tot op zekere hoogte kan gelden. Het is juist dat het leven van alle delen van een dier moet opgaan in dat van het geheel, terwijl het geheel een corporatief bewustzijn heeft, dat vreugde of smart kan ondervinden. In de maatschappij is die verhouding echter een andere. Want haar levende eenheden verliezen haar individueel bewustzijn niet en kunnen dit niet verliezen en de gemeenschap als geheel heeft geen corporatief bewustzijn. Dat is de eeuwige reden, waarom het niet juist is het welzijn der burgers ten offer te brengen aan een aangenomen welzijn van de staat en waarom aan de andere zijde de staat alleen bestaat voor het welzijn der burgers. Het corporatieve leven moet hier het leven der delen dienen en niet omgekeerd.” | ||
Regel 811: | Regel 829: | ||
Donisthorpe ziet in het socialisme het grote gevaar op de weg van de sociale vooruitgang, dat te meer te vrezen is, omdat die leer overal wint in populariteit. Lord Wemyss verdeelde in een redevoering, die hij hield in het Hogerhuis, de socialisten in drie klassen, nl. de socialisten van de straat, van de school en van de senaat. De eerste klasse achtte hij geen ernstige beschouwing waard. En wat het socialisme van de communist aangaat, hij paste daarop deze vier regels toe: | Donisthorpe ziet in het socialisme het grote gevaar op de weg van de sociale vooruitgang, dat te meer te vrezen is, omdat die leer overal wint in populariteit. Lord Wemyss verdeelde in een redevoering, die hij hield in het Hogerhuis, de socialisten in drie klassen, nl. de socialisten van de straat, van de school en van de senaat. De eerste klasse achtte hij geen ernstige beschouwing waard. En wat het socialisme van de communist aangaat, hij paste daarop deze vier regels toe: | ||
- | What is a communist? One who has yearnings | + | What is a communist? One who has yearnings; |
- | For equal division of unequal earnings: | + | For equal division of unequal earnings; |
- | An idler or bungler, or both, he is willing | + | An idler or bungler, or both, he is willing; |
To fork out his penny and pocket your shilling! | To fork out his penny and pocket your shilling! | ||