Door Abel Paz
Terwijl op kamer vijftien op de eerste etage van Hotel Ritz Durruti langzaam maar zeker lag dood te gaan, ging in de Straat van de Agrarische Hervorming de vergadering verder van de militanten van de Confederación Nacional del Trabajo (CNT) van Madrid. Ariel, de correspondent van Solidaridad Obrero waagde het niet om naar Barcelona te bellen om zijn krant van het nieuws op de hoogte te brengen, zolang de overeenkomst die op deze vergadering van militanten gesloten was, nog niet bekend was gemaakt. ‘Om de dood van Durruti openbaar te maken te maken zonder de gevolgen daarvan te hebben bestudeerd, zou op dit moment een lichtzinnigheid zijn.’ Voor Ariel had de geheimhouding van dit nieuws geen andere reden dan om de morele krachten te sparen van de strijdende militiemannen en -vrouwen. De troepen van Franco hadden hun offensief met man en macht verdubbeld en onder deze omstandigheden zou welke verandering binnen de republikeinse linies dan ook, desastreuze gevolgen kunnen hebben voor de verdediging van Madrid.
Cipriano Mera kwam tegen 6 uur in de morgen in Valencia aan, waar hij, op dit vroege uur van de dag, constateerde dat het lokaal waar zich het Nationale Comité (van de CNT) geïnstalleerd had, verlaten was. Maar gelukkig kwam hij daar een jongen tegen die Mera bleek te kennen en hij vertelde hem dat hij met spoed García Oliver moest spreken. Bijna alle ministers van de regering van Largo Caballero waren ondergebracht in Hotel Metropolitano, en daar was het ook waar Mera García Oliver en Federica Montseny aantrof.
De reactie van García Oliver was er een van een diepe bedroefdheid zoals natuurlijk te voorzien was. Toen de CNT had besloten om Durruti naar Madrid te sturen, had híj zich verzet en had verklaard dat in zijn optiek, diens aanwezigheid in Aragón belangrijker was dan in Madrid.
Federica Montseny, die zich verantwoordelijk voelde voor wat er gebeurd was, omdat zij degene was geweest die er op aan had gedrongen dat hij naar Madrid ging, kreeg een zenuwaanval. Op datzelfde moment ging de telefoon die García Oliver meedeelde dat Durruti om 6 uur in de ochtend overleden was. Het was te verwachten dat het drietal het bericht als verdoofd ontvingen en ze vroegen zich af wat er zou gebeuren als deze ongelukkige gebeurtenis bekend zou worden bij de strijders van de CNT.
‘Uiteindelijk verlieten we met ons drieën het hotel en gingen naar het Nationale Comité. Toen we bij Marianet kwamen, die pas sinds een paar dagen secretaris-generaal (van de CNT) was, vertelde hij ons dat Val hem telefonisch uit Madrid al op de hoogte had gesteld van de dood van Durruti. Nadat hij had nagedacht over het probleem dat zich had aangediend, keek hij ons allen aan vertelde dat hij zocht naar een vervanger voor onze verdwenen compañero (…) Er werden verschillende mannen genoemd: Ortiz, Jover, Ricardo Sanz. Tenslotte waren ze er van overtuigd, dat de laatstgenoemde de beste eigenschappen had om zich aan het hoofd te stellen van de colonne in Madrid en om daar de strijd voort te zetten. Manzana, zo werd besloten, zou naar Aragón vertrekken om zich te vervoegen bij het front dat daar opereerde.’ “Persoonlijk”, schrijft Mera, “voelde ik me niet tevreden met de oplossing, omdat ik van mening was dat de aangewezen persoon om de plaats van Durruti in te nemen, García Oliver was.”
‘De zaal waarin het lijk van Durruti was neergelegd was wit en vierkant. Op een klein ijzeren bed lag het lichaam van Buenaventura, gewikkeld in een wit laken. Zijn hoofd rustte op een kussen. Het licht van de nieuwe dag drong door de glazen deuren van het balkon dat recht uitkeek op het pleintje, waar het standbeeld van de helden van de Tweede Mei staat… Dit alles was als een symbool en een nagedachtenis van de nieuwe held van het volk. Een paar kastanjebomen lieten wat late gouden najaarsbladeren vallen.’
‘Om 8 uur ‘s morgens arriveerde Victoriano Macho, de grote Spaanse beeldhouwer, om een gezichtsmasker van Durruti te maken. Hij werd vergezeld door andere kunstenaars van de Intellectuele Alliantie (…). Macho verzocht om het laken te verwijderen dat het lijk bedekte om zo beter te kunnen werken:
“Een Hercules, een waarachtige Hercules”, riep Victoriano Macho uit toen hij het ontklede lichaam van Durruti zag…”
‘Op 20 november om 12 uur ‘s middags, bevond ik mij in Figueras waar ik werd vergezeld door commandant Ramos de Iglesias (op een missie ter inspectie van de verdediging van de kust.) De tafel was gedekt. We gingen eten… Een telefoontje van García Oliver gaf me het verschrikkelijke bericht door:
“Neem zonder tijd te verliezen de auto en keer onmiddellijk naar Barcelona terug. We hebben zojuist uit Madrid het bericht gekregen dat Durruti gedood is in la Ciudad Universitaria, de Universiteitswijk. Wij van de Verdedigingsraad hebben in vergadering besloten dat jíj nu zijn plaats gaat innemen. Verlies geen seconde, kom onmiddellijk hierheen”.
‘Totaal ontdaan ging ik de eetzaal binnen,’ schrijft Ricardo Sanz. ‘Ze zaten allemaal aan tafel op me te wachten om te gaan eten. Ik bracht ze het verschrikkelijke nieuws over (…). Minuten later vertrokken we met grootste spoed naar Barcelona.
Bij de Conselleria de Defensa, de Catalaanse Verdedigingsraad beschikten ze niet over meer details dan die ik al kende. Ze vertelden me van mijn benoeming van chef van de Catalaanse troepen in Madrid. Van García Oliver kreeg ik de volgende boodschap: “Zoek uit wat er gebeurt, en hou me van alles op de hoogte”.’
‘’s Nachts werd het lijk overgebracht naar het gebouw van het Nationale Sub-Comité en werd het in een mahoniehouten kist gelegd. Die werd bedekt met zijn enige bagage, de koffer van Durruti. Wat was de inhoud van die koffer? Een koffer die eerder oud was dan nieuw en van geringe omvang. In deze tijden van overvloed, was de koffer van Durruti zo goed als leeg. Hij was niet helemaal leeg want hij bevatte vuil ondergoed. En scheerspullen. Dat was alles wat er in zat. Dat was de hele bagage van Durruti.’
‘Daarmee werd de soberheid van de strijder tentoongesteld. Dagen tevoren had hij het Nationale Sub-Comité verzocht om 100 peseta’s om in kleine levensbehoeften te voorzien(…) Hij, die grote middelen had kunnen verkrijgen voor de Confederale Organisatie (CNT), terwijl hij speelde met zijn leven, wees dit alles af om een voorbeeld te kunnen zijn van voortreffelijk gedrag. Die koffer was een schatkist van waardigheid.’
‘Hij had afgezien van alles, behalve van de overwinning. Maar de overwinning was voor hem de leidraad van iedere dag, en het lichtend spoor dat hij achterlaat, dient als een herinnering aan die richtlijn.’
‘(…)’ Het meest emotionele bezoek was dat van een groep compañeros van de strijdkrachten van Durruti. Petten en jacks van leer en broeken van corduroy. Ze droegen geweren die nog heet waren van de laatste schoten. Ze hadden het strijdperk een moment verlaten. Alle compañeros van de eenheid wilden naar het lijk komen van de dode kameraad, van wie ze zoveel hielden, om zo veel mogelijk blijk te geven van eer en waardering. Maar dat was niet mogelijk. Ze konden het front niet alleen achterlaten. In hun ogen kon je een traan van diep verslagenheid zien blinken (…) En in de stilte, in de doodse stilte van hun emotie (…) beloofden ze vanuit het diepst van hun ziel om door te gaan met de strijd tot aan de definitieve overwinning van de vrijheid (…) tot aan het bereiken van de overwinning van het proletariaat.’
‘Bij het aanbreken van de dag 21 november ging ik op weg naar Madrid. Bij de toegangsweg naar Valencia vlakbij de gevangenis van San Miguel de los Reyes, kwam ik een stoet auto’s uit tegengestelde richting tegen die de wagen volgden die het lijk van Durruti naar Barcelona vervoerde. Ik hield een moment stil om details van het gebeurde in me op te kunnen nemen en vragen te stellen aan de aanwezige getuigen die Durruti begeleidden, en ik zette mijn reis naar Madrid voort.
Ik kwam in Madrid aan bij het vallen van de avond. Aan alle kanten heerste er een grote wanorde. Niemand kon geloven dat Durruti was gestorven. Iedereen had gedacht dat Durruti niet kon doodgaan. Alles kon gebeuren, maar dit niet. Het firmament zou op ons neer kunnen storten, de laatste kat van Madrid zou dood neer kunnen vallen. Maar wat op geen enkele manier te begrijpen viel was dat Durruti deze keer door een vijandige kogel in het hart was getroffen.
“De communisten hebben hem gedood”, zeiden sommigen. “Hij is vanaf een balkon vermoord”, voegden anderen er aan toe. “Niemand, behalve een van zijn vijanden zou hem kunnen vermoorden”, waren anderen het er mee eens. Door er op deze manier over te praten, dacht niemand er aan dat Durruti gestorven zou kunnen zijn door een vijandelijke kogel, afgevuurd vanuit de loopgraven van het front.’
‘s Morgens vroeg op 22 november kwam de stoet, die het lijk van Durruti vergezelde, aan in Barcelona. Van toen tot aan de ochtend van de 23e toen de begrafenis plaatsvond, waren de Vía Layetana en het ‘Huis van de CNT-FAI’ onbereikbaar.
‘De volgende dag in de morgen vond de begrafenis plaats. Het was goed te zien dat de kogel die Durruti had gedood ook Barcelona midden in het hart had geraakt. Er is uitgerekend dat van iedere vier of vijf inwoners er één in de stoet achter de doodskist aanliep, zonder hierbij nog de massa’s te rekenen die in de straten stonden, die in de vensterbanken zaten en die op de daken geklommen waren en in de takken van de bomen op de Ramblas. De partijen en de vakbewegingen van alle richtingen hadden hun leden opgeroepen en de vlaggen en banieren van alle anti-fascistische organisaties wapperden naast die van de anarchisten boven deze geweldige mensenzee. Het was grandioos, subliem, het absolute einde. En deze mensenmenigte liep zonder geleid te worden, zonder voorschrift en zonder organisatie. Alles gebeurde gewoon, de situatie was niet te beschrijven.’
‘De begrafenis was vastgesteld op 10 uur. Een uur tevoren was het al onmogelijk om het gebouw van het Regionale Anarchistische Comité te bereiken. Niemand had er aan gedacht om de route die de stoet zou gaan, te ontruimen. Van alle kanten kwamen groepen mensen aangelopen. Ze kwamen uit de fabrieken, kruisten elkaars wegen, mengden zich onder elkaar en sloten de weg af. In het centrum werden het detachement cavalerie en de gemotoriseerde brigade die de rouwstoet zouden begeleiden vastgehouden. Aan alle kanten stonden auto’s met rouwkransen die voor noch achteruit konden. Met grote moeite konden de ministers naar kist worden geleid.’
‘Om half 11 verliet het lichaam van Durruti bedekt met een rood-zwarte vlag het huis van de anarchisten op de schouders van de militiemannnen van zijn colonne. De massa hief de vuist als laatste groet. De anarchistische hymne Hijos del pueblo weerklonk. Het was een emotioneel moment.’
‘Maar, onaangekondigd waren er ergens vandaan twee orkesten gekomen; het ene speelde heel laag en de andere zeer hoog en ze waren niet in staat zijn om eenzelfde ritme te vinden. De motoren maakten lawaai, auto’s toeterden met hun claxons, de chefs van de milities bliezen op fluitjes om aanwijzingen te geven, en de dragers van de doodskist konden geen stap verzetten. Het was onmogelijk om de begrafenis in banen te leiden. De orkesten speelden nog een keer en nog een keer en nog een paar keer hetzelfde lied; ze speelden zonder zich om het andere orkest te bekommeren en de klanken vermengden zich tot een muziek zonder melodie. De vuisten bleven geheven. Aan het einde stopte de muziek en gingen de vuisten omlaag. Vanaf dat moment was alleen het lawaai van de massa te horen waar midden in Durruti rustte op de schouders van zijn compañeros.’
‘Het kostte minstens een half uur voor de straat enigszins ontruimd was en de begrafenisstoet zich in beweging kon zetten. Verscheiden uren gingen voorbij voordat ze bij de Plaza de Catalunya aankwamen, een afstand van nauwelijks enige honderden meters. De mannen te paard van de cavalerie zochten individuele hun weg, op eigen houtje. Verdwaalde musici probeerden zich weer te groeperen. De auto’s die uit tegengestelde richting gestrand waren, reden achteruit. De auto’s die rouwkransen meevoerden probeerden via omwegen bij elkaar te komen om een begrafenisstoet te formeren. En iedereen schreeuwde en gilde.’
‘Nee het was geen koninklijke begrafenis, het was een volksbegrafenis. Niets was geregeld, alles gebeurde spontaan en geïmproviseerd. Het was een anarchistische begrafenis: ziehier zijne majesteit! Soms wat vreemd maar zonder een ogenblik zijn grootsheid te verliezen, een vreemde en soms lugubere grootsheid.’
‘Aan de voet van het standbeeld van Christoffer Columbus, niet ver van de plek waar 19 juli Ascaso, de vriend van de dode, aan zijn zijde had gevochten en naast hem was gevallen, werden de grafredes uitgesproken.’
‘García Oliver, de enige overlevende van de drie vrienden, sprak in de kwaliteit van vriend en compañero en als minister van Justitie van Spanje. “In deze tijden van smart”, zei hij, “neemt de Regering van de Revolutie met diepe emoties afscheid van Durruti en van alle anderen die zijn gevallen in de strijd tegen het fascisme. Ze brengt een groet aan zijn compañero en aan alle andere vrouwen die huilen omdat ze een geliefde verloren hebben. Een groet ook voor de dochter van Durruti en voor alle zoons en dochters die hun vaders en moeders hebben verloren. We groeten allen die strijden aan het front en die zullen doorgaan tot aan de uiteindelijke overwinning”.’
‘Daarna nam de Russische consul het woord en hij besloot zijn betoog met de uitroep in het Catalaans: “Mort al feixisme, dood aan het fascisme!” De president van de Generalitat, de Catalaanse regering, Companys, sprak als laatst: “Kameraden”, zei hij en hij eindigde met “Adelante, Voorwaarts!”’
‘Vooraf had men gedacht dat de mensen zich na de toespraak zouden verspreiden en dat alleen wat vrienden de kist naar het kerkhof zouden begeleiden. Maar het was onmogelijk om het programma te volgen zoals dat was afgesproken. De menigte, die zich niet verspreidde, bezette het kerkhof en vulde de weg die naar de graftombe leidde. Het werd steeds moeilijker om daar dichterbij te komen want de paden op het kerkhof waren onbegaanbaar door de duizenden kransen.’
‘Het had ‘s nachts geregend. Het begon opnieuw te regenen. En al snel viel het water met bakken tegelijk uit de hemel. Het kerkhof veranderde in een modderpoel waar de bloemen in verdronken. Op het allerlaatste moment werd besloten om de teraardebestelling uit te stellen en de dragers van de kist draaiden zich een halve slag en droegen hun last naar het mortuarium. Een dag later werd Durruti alsnog begraven. Zijn definitieve rustplaats zal in het mausoleum zijn dat voor Ascaso en hem wordt gebouwd. Het zal een plaats worden voor dit volk dat de dood van de twee helden betreurt, zonder ze te bewenen en zij worden vereerd zonder die sentimentaliteit, die overdreven gevoeligheid die wij vroomheid noemen.’
‘Op 23 november 1936 vond in Leganés een zeer belangrijke bijeenkomst plaats, die werd voorgezeten door de Generalísimo (Franco) en werd bijgewoond door de generaals Mola, Saliquet en Varela met hun chefs van de generale staf. Daar werd de uiterst belangrijke beslissing genomen om af te zien van een frontale aanval op Madrid, waarmee de koers en het karakter van de strijd verlegd werden…’
‘De demonstratie van het proletariaat die het lichaam van Durruti vergezelde, samen met die van de begrafenis van Lenin, is een van de belangrijkste manifestaties van arbeiders in de geschiedenis van het proletariaat. Meer dan een half miljoen mensen waren aanwezig, maar de grootsheid van deze gebeurtenis werd niet veroorzaakt door de lichamelijke aanwezigheid van deze mensenmassa, maar door de diepe emotie die de dood van Durruti in heel revolutionair Spanje teweeg had gebracht’, zoals Kaminsky treffend beschreef.
El Frente, het orgaan van de colonne ‘Durruti’, gedateerd in Pina de Ebro op 20 november 1936, vat het als volgt samen: ‘De geschiedenis en de legende zullen voorname herauten worden’, en dit werd bewaarheid: vanaf het moment dat het nieuws van de dood van Durruti zich verspreidde kwam een legende tot leven die 40 jaar later nog steeds voortduurt. De verbeelding van het volk vond het einde van Durruti niet in overeenstemming met zijn historische afmeting. En zoals van andere momenten van zijn avontuurlijk bestaan weeft deze verbeelding een nieuwe historische dimensie. Eén die meer in overeenstemming is met het beeld van de man, die in die uren hun aspiraties belichaamde. In verband hiermee schrijft Ruta, het orgaan van de Libertaire Jongerenorganisatie Juventudes Libertarias:
‘Durruti, de strijder die nooit de werkplaats had vergeten; Durruti, de verantwoordelijke leidinggever aan de Colonne die eerbewijzen en sterren verachtte; Durruti, de man van het volk die leefde voor het volk, was voor ons, de anarchistische jongeren, een rotsvaste hoop.’
Het orgaan van de Milicias Confederadas, van de anarcho-syndicalistische milities, El Frente Libertario citeerde de laatste woorden van Durruti als ‘een schreeuw van geestkracht’:
‘Hermanos, broeders, adelante por la revolución! Voorwaarts, voor de revolutie!’ De krant voegt er aan toe: ‘We zouden het verdienen om als verraders geminacht te worden indien wij niet aan deze laatste wens zouden voldoen.’
De pers van de andere anti-fascistisch groeperingen bewezen eer aan de held, maar de anarchisten, vijanden van alle erediensten, schreven in Solidaridad Obrera:
‘Een organisatie die niet van de CNT was, zou hem hebben vereerd als een caudillo, een hoogste leider’.
Het orgaan van de FAI, Tierra y libertad zei:
‘De man en de stad zochten elkaar, ze ontdekten elkaar en drongen tot elkaar door en waren beiden elkaar waardig.’
Duizenden brieven en telegrammen afkomstig uit alle delen van de wereld kwamen binnen bij de comité’s van de CNT en van de FAI. Politieke persoonlijkheden en afgevaardigden en chefs van de Colonnes gaven uiting aan hun verdriet. Personen van revolutionair links als Andreu Nin of Marco Pivert onderstreepten het verschrikkelijke verlies dat de dood van Durruti voor de revolutie betekende.
Vele tientallen Spaanse en buitenlandse schrijvers stuurden condoleances. Onder hen was Pierre Scize een van degenen die het beste het belang signaleerde van de leegte die Durruti achterliet:
‘Wie zal genoeg kracht hebben en voldoende waardig zijn om de verschrikkelijke erfenis op zich te nemen die Durruti heeft nagelaten?’
Hoe zouden we dit legaat kunnen samenvatten? Niet beter dan door een alinea te citeren uit zijn laatste brief die Durruti 24 uur voordat hij stierf schreef aan Liberto Callejas:
‘Voor uit Catalonië te vertrekken, vroeg ik aan degenen die geïnteresseerd zijn in hetzelfde, om bewust te handelen. Ik doe geen beroep op mensen die arm zijn aan ziel en energie. Ik doe een beroep op ons die vastbesloten zijn om een laatste duw voorwaarts te geven. Geweren stellen niets voor als er geen wilskracht bestaat en geen berekening in het schieten. Er bestaat geen enkele twijfel over dat de fascisten Madrid niet binnen komen, maar ze moeten er snel weer uit worden gegooid, omdat de stad voor Spanje opnieuw veroverd moet worden.’