Inhoud

Conclusies uit het tijdperk van revoluties

Door Murray Bookchin


Conclusies uit het tijdperk van revoluties

Voorwoord

Een aantal weken geleden werden hier zienswijzen over het anarchisme van de Italiaanse historicus Nico Berti besproken. Hij kondigde onder meer het einde van het klassieke anarchisme aan. Waar hij bedoelt, dat het anarchisme heden geen deel meer is van de arbeidersbeweging uit de 19de eeuw heeft hij natuurlijk gelijk: die beweging zelf bestaat niet meer. Het is evenwel de vraag of klassieke anarchisten uitsluitend daarmee verbonden waren. De bespreking van het boek van een hedendaagse Franse socioloog, Bernard Lahire, gaf aanleiding te laten zien dat bijvoorbeeld Michael Bakoenin kan worden beschouwd als een van de voorlopers van de sociologie. Bakoenin’s denkwereld ligt dus niet uitsluitend in de 19de eeuwse arbeidersbeweging. Zijn betekenis gaat er ver overheen en reikt tot in onze tijd.

In de terminologie van Berti zou men kunnen zeggen dat Bakoenin inhoud geeft aan de ‘historisch-genetische elementen’ van het anarchisme (ik spreek hier zelf over ‘constanten’) en dan zijn er allerlei evolutionaire processen te ontwaren. Het valt op dat daarvan ook sprake is bij andere anarchisten, zoals we bij Gustav Landauer zagen, die de geweldskwestie binnen het anarchisme bespreekt. Het is zelfs mogelijk om alleen in de actie, en zonder verwijzing naar ‘het anarchisme’, die evolutie tot uitdrukking te brengen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de actie van de ‘Anarchisten tegen de Muur’ een libertaire herkomst kent. Het anarchisme drijft dan ook op permanente herziening omdat het open en reflexief is – wat niet ontkent, dat er verstokte anarchisten kunnen rondlopen.

Iemand die zeker niet tot die laatste categorie behoort, is Murray Bookchin. Hij introduceerde in het anarchisme de ‘sociale ecologie’ en is mede te portretteren als een moderne Peter Kropotkin. Murray Bookchin overleed tien jaar geleden, op 30 juli 2006, op 85-jarige leeftijd. Het jaar voordien was het vierde (en laatste) deel van zijn uitvoerige studie over ‘het tijdperk van de revoluties’ verschenen: ‘The Third Revolution’ (1996-2005). In het slothoofdstuk trekt hij enkele conclusies met betrekking tot de toekomst. Johny Lenaerts vertaalde de laatste bladzijden van deze studie, die beschouwd kunnen worden als Bookchins politiek testament. Het levert tevens een mooie afsluiting van de miniserie op.

Johnny Lenaerts


Conclusies uit het tijdperk van revoluties

Een beschaafd standpunt

Op de drempel van de 21ste eeuw vormen de industriearbeiders een klein gedeelte van de bevolking, hun aantal neemt zelfs af. Maar elke revolutie die succes wil boeken dient op de steun van de overgrote meerderheid van de bevolking te kunnen rekenen; daarom dienen de programma’s van de ‘arbeiderspartijen’ radicaal gewijzigd te worden. Hun programma dient een beschaafd standpunt in elke betekenis van het woord in te nemen: zowel humanistisch, ecologisch en ethisch als economisch. Ze dienen zorgvuldig de ingewikkelde structuren van de verschillende overheidsinstellingen te ontwarren en wegen te vinden om die te gebruiken voor een zich ontwikkelende vrije samenleving, waarbij men zijn hoop niet kan stellen in een mirakeloplossing maar in een geleidelijke vooruitgang.

Revoluties zijn weinig waarschijnlijk, tenzij een grote noodzaak de mensen ertoe drijft voor zichzelf gevaarlijke en voor de maatschappij destabiliserende maatregelen te nemen: het uitbreiden van de in de loop der eeuwen uitgebouwde democratische instellingen. Volgens de marxisten waren de klassieke drijfveren (zoals Marx in het derde deel van Het kapitaal geschreven heeft) van economische aard en beoogden ze de politieke drijfveren uit de Franse Revolutie aan te vullen. Een ‘daling van de winstgraad’ zou een ‘algemene crisis in de kapitalistische accumulatie’ veroorzaken, zo dachten de marxisten, hetgeen de arbeidersklasse in zo’n diepe ellende (‘verpaupering’) zou storten, dat het proletariaat als meerderheid van de bevolking in opstand zou komen en het vervangen door een socialistische maatschappij. Aldus zou het kapitalisme ‘noodzakelijkerwijs’ of ‘onontkoombaar’ vervangen worden door het socialisme – en volgens vele marxisten zelfs zonder menselijke tussenkomst.

De voorbije halve eeuw heeft aangetoond dat de oude marxistische opvatting niet langer houdbaar is. Sedert de jaren 1930 heeft er zich geen ‘algemene crisis’ voorgedaan en het kapitalisme is momenteel veel sterker dan een revolutionaire socialist ooit kon voorzien. De socialistische theorie zou zich moeten afvragen of het kapitalisme ooit zijn volle ontwikkeling gekend heeft. In welke ‘periode’ we ons in de ‘levenscyclus’ van het kapitalisme zouden bevinden – jeugd, adolescentie of rijpheid –, weten we echt niet. Daarenboven heeft het proletariaat geleidelijk haar identiteit en haar strijdtradities tegen de bourgeoisie als klasse verloren. Ze heeft zelfs een grote affiniteit met de middenklasse ontwikkeld. Het kapitalisme is nog steeds een sterke sociale orde waarvan de ondergang ergens in de toekomst ligt. Ze bevindt zich niet in een doodsstrijd, ze loopt niet haar ondergang tegemoet en ze vormt geen belemmering voor de technologische ontwikkeling, zoals Marx zelf en vele marxisten in de periode tussen beide wereldoorlogen beweerden.

Rationele ecologische samenleving

Er is evenwel een nieuw element opgedoken, een element dat wellicht de toekomst van het kapitalisme kan bedreigen. Dit element is niet van strikt economische maar van ecologische aard. De levenswet van de kapitalistische economie schuilt in de groeiende concurrentie op de markt en in de onbegrensde kapitaalsexpansie. De kapitalistische maatschappelijke orde is gebaseerd op de technologische drijfveer van ‘groei of sterf’. Door deze drijfveer moet de kapitalistische maatschappij uiteindelijk in conflict komen met de natuurlijke wereld en leiden naar diens simplificatie door het reduceren van grond tot zand en van het organische tot het anorganische.

Het kapitalisme wordt onverbiddelijk ertoe gedreven de rijke flora en fauna van de biosfeer te vervangen door glas, staal, cement en baksteen, waarbij oceanen tot onleefbare rioleringen en bosland tot woestijnen van zand en mortel omgevormd worden. Net zo vervuilt het de atmosfeer met giftige substanties en verontreinigt het rivieren en kanalen met chemische producten die onverenigbaar zijn met het behoud van complexe levensvormen. Dit probleem is geen abstracte theorie maar kan erg objectief gemeten worden door de hoeveelheid kooldioxide in de atmosfeer; door de graad van gronderosie dat het vruchtbare land aantast; door de industrialisering van de landbouw dat gewassen van een twijfelachtige voedingswaarde voortbrengt; door het groeiende aantal kankergevallen; enzovoorts.

De ecologische crisis raakt niet enkel één klasse. Omdat het een marktmechanisme impliceert dat eigen is aan de maatschappij zelf, bedreigt het alle maatschappelijke klassen. Kortom, revolutie is niet langer beperkt tot één klasse: ze behelst de mensheid in zijn totaliteit. De ‘achterban’ van ecologische bewegingen bestaat uit de overgrote meerderheid van de bevolking. Een ecologische neergang kan enkel vermeden worden door het concurrentiële marktsysteem af te schaffen en de vruchtbaarheid van de natuurlijke wereld te ontwikkelen.

Zo’n revolutie dient niet opgevat te worden als een gewelddadige maatschappijtransformatie. Met de steun van de overgrote meerderheid van de bevolking kunnen nieuwe instellingen het beste middel voor een maatschappijtransformatie vormen. Het gaat dan om de ontwikkeling van town-meetings op menselijke schaal en de uitbreiding van de bestaande democratische instellingen; dankzij een vrije pers en de nieuwe communicatietechnologie, kunnen zij het bewustzijn veranderen en een sociale ethiek nieuw leven inblazen, waardoor het eigenbelang plaats maakt voor het publieke welzijn. In een rationele ecologische samenleving zullen traditionele politieke instellingen zodanig verfijnd worden, dat ze, ondanks de verschillende beroepsactiviteiten en de uiteenlopende belangen, de democratie onder brede lagen van de bevolking verbreiden.

Een rationele ecologische samenleving heeft het niet nodig de waardevolle technologische uitvindingen die de vroegere maatschappijvormen in de loop van duizenden jaren gecreëerd hebben, op te geven. Integendeel, door de ontwikkeling van de automatische productie zou een nieuwe maatschappij de vrije tijd kunnen leveren die nodig is voor zelfontwikkeling en politiek engagement. De toename van de goederen zou schaarsheid en gezwoeg kunnen vervangen door vruchtgebruik en ontspanning, waarbij de menselijke mogelijkheden op esthetisch, psychologisch en politiek vlak tot bloei kunnen komen en de eendimensionale werker vervangen door de multidimensionale burger (citizen) als actor voor maatschappelijk beheer en verandering.

De tijd zal uitwijzen of het bereiken van de grote idealen van het tijdperk van de revoluties te veel van de menselijke kracht zou vergen. Het grote maatschappelijk project dat twee eeuwen geleden door het socialisme ontgonnen werd, kan momenteel nog zo broos lijken, volgens mij is het geenszins dood. Naarmate authentiek democratische instellingen getransformeerd en uitgebreid worden, zou het begrip ‘revolutie’ zèlf dienen aangepast te worden. Maar dat vooruitzicht moet het oordeel van de tijd afwachten: het creëren van een nieuwe sociale orde blijft een taak voor de komende generaties.