Hendrik Wilhelm Eikeboom (1898-1945) was een anarchist, antimilitarist en uitgever in Nederland. Hij was in het interbellum - tussen de twee wereldoorlogen - de bekendste woordvoerder van de Nederlandse anarchisten en dienstweigeraars. Als redenaar, schrijver van gedichten, artikelen en hoorspelen, medewerker van vele bladen, vertaler en uitgever was hij de spil van de vaak in losse groepjes opererende beweging. Hij was een man van de daad, die de taal van het volk sprak en altijd manieren wist te vinden om - legaal of illegaal - aan de benodigde middelen te komen.
Al tijdens zijn opleiding als onderwijzer was Henk Eikeboom in de ban geraakt van het anarchisme van Domela Nieuwenhuis. Vooral de antimilitaristische component daarvan, belichaamd in de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging met haar tijdschrift De Wapens Neder, sprak hem aan.
Toen hij in 1917 werd opgeroepen voor de landstorm trok hij dan ook de consequentie uit zijn overtuiging en weigerde het uniform aan te trekken. Eikebooms dienstweigering werd afgestraft met militaire detentie. Op 26 oktober 1917, de eerste dag van zijn opsluiting, schrijft hij in zijn dagboek:[2]
“Zo zit ik dan eindelijk opgesloten in een cel. […] van morgen heb ik geweigerd de militaire uniform […] aan te trekken. Voorwaar een grote misdaad! Ik trek de uniform niet aan omdat ik vrede wil. Ik wil hetzelfde wat regering en andere autoriteiten willen (of zèggen te willen). In doelstelling verschil ik dus niet met hen, allen in de manier waarop ik dat doel bereiken wil. En om verschil in tactiek zullen ze me god-weet-hoe-lang opsluiten.“
Vijftien maanden werden het. Halverwege 1918 werd hij overgebracht naar Fort Spijkerboor, dat sinds kort speciaal was ingericht voor detentie van de steeds talrijker wordende dienstweigeraars. Hier verbleef hij de rest van zijn gevangenschap, “op klompen en in een groen boevenpakje”, zoals hij in zijn dagboek schreef.
Contact met de buitenwereld was vrijwel onmogelijk. De censuur was streng en het fort was omsloten door een viervoudige ring gevormd door muur, gracht, prikkeldraadversperring en schildwachtenkring. Misdadigers werden minder streng bewaakt. Van het dagboek dat Eikeboom gedurende zijn gevangenschap bijhield zijn slechts fragmenten bewaard gebleven.
Het grootste deel werd in beslag genomen door de commandant van Fort Spijkerboor, kapitein Loeffen. Het is verleidelijk te denken dat Eikeboom juist déze militair geportretteerd heeft in het gedicht Officiertje dat ook opgenomen is in Het Monster van de Oorlog.
Officiertje
Protsig officiertje Steekt in stijf corset Drinkt z’n groc en biertje Heeft van niets verlet.
Kranig officiertje Stapt kordatig voort, Is een reuzekliertje “op m’n eerewoord!”
Poenig officiertje Voelt zich ’s werelds heer Geeft om niets een ziertje Dan om “Land van Eer!”
Pauwig officiertje Vloekt de rooien stijf ’t Land in als een stiertje loopt hij een tegen ’t lijf.
Onnut officiertje Voelt z’n pronk bedreigd, Als de mooie wereld ’t Socialisme krijgt
Op 7 januari 1919 werd Henk Eikeboom uit zijn detentie ontslagen. De oorlog was toen al drie maanden voorbij. Op de dag van zijn vrijlating noteert hij in zijn dagboek:
“De dienstweigering is heus geen heldendaad, maar alleen een daad van mensenplicht. Degenen die niet weigeren en onbezorgd in hun soldatenpakkie voort blijven sjokken, verzuimen een plicht…”
Rond 1930 was Henk Eikeboom een bekende figuur in anarchistische kringen. Hij was auteur, vertaler, redacteur en uitgever van talloze politieke en antimilitaristische pamfletten en tijdschriftjes. Ook schreef hij gedichten die af en toe verschenen bij Het Roode Baken. Lid van de SKK is hij nooit geworden.
Eikeboom was in het begin van de jaren ‘20 samen met Anton Bakels actief bij De Vrije Socialist. Samen wilden ze het blad vernieuwen. In een soort ‘paleisrevolutie’ gaven ze een nummer onder hun naam en zonder Rijnders uit. Na deze actie kwamen verschillende wantoestanden van het blad aan het licht. Maar uiteindelijk bleef alles bij het oude. Rijnders bleef, Eikeboom en Bakels gingen.[1]
In de brochure-reeks 'Pro en Contra' voerde hij een pennenstrijd met Erich Wichmann - de broer van Clara Wichmann. Waar Wichmann eerder met verschillende anarchisten had samengewerkt binnen de Rapaillepartij, richtte hij zich later tot het fascisme. Wichman schreef de pro-fascistische positie waarin hij veel bewondering voor de situatie in Italië toonde. Hij beweerde: ‘iedere geest is in zekeren zin „Fascist“ en in zekeren zin anarchist. Wie het niet beide is, is niet compleet en dus geen - mensch.’[2] Tegen deze eigenaardige redenering nam Eikeboom het in de contra-fascistische positie op. Hij noemde het fascisme ‘een kwakzalver op de kermis’ die een middel aan de man wil brengen dat hij ‘pas-ontdekt en onfeilbaar’ noemt, maar dat eigenlijk ‘reeds lang door de wetenschap als onbruikbaar op zijde geleegd’ werd. Het fascisme was volgens hem ‘niets anders dan de geest van het kapitalisme, echter ontdaan van alle versiering, schoonen schijn, frasen en leugens.’ Hij vroeg vervolgens ‘als men zich niet beter van het barbarisme redden kan, dan door vlucht tot het feodalisme, kan daar eenig goeds in te vinden zijn?’[3] Deze strijd werd niet verder voortgezet omdat Wichmann eind in 1929 overleed.
Begin jaren 30 initieerde Eikeboom samen met een aantal andere anarchisten de Vereniging Anarchistische Uitgeverij (VAU). Hier kon met voor 12 cent per week lid worden, waarvoor men dan elke 2,5 maand een boek toegestuurd kreeg. De uitgaven richtte zich vooral op toen der tijd hedendaagse nieuwe auteurs en actuele sociale vraagstukken. Er werden belangrijke titels uitgegeven over de Spaanse Burgeroorlog, zoals De economische organisatie van de revolutie (1936) van Diego Abad de Santillán, maar ook toentertijd controversiële titels over seksualiteit, zoals het boek van Wilhelm Reich genaamd Seksualiteit en nieuwe cultuur (1939). Met de Spaanse Burgeroorlog en Revolutie en de opkomst van het fascisme overal in Europa zag de uitgeverij het zichzelf als taak het publiek te informeren over de actuele strijd hiertegen gaf o.a. het meesterwerk van Rudolf Rocker genaamd Nationalisme en cultuur uit.
Eind jaren 30 kwam Eikeboom in de financiële problemen en werd ervan verdacht gesjoemeld te hebben met de financiën van de VAU. Hierom werd in 1938 het vertrouwen in hem opgezegd, en werd hij aan de kant geschoven.[4]
Ook meer dan zestien jaar later, toen Nederland bezet werd, werkte Eikeboom tegen het fascisme. Hij ‘schreef, tikte zelf, maakte stencils klaar en draaide die af […] en bundelde en niette [illegale publikaties] en naaide ze soms in’[5]. Hij was betrokken bij De Vonk, waar hij bijvoorbeeld verslag deed over de februaristaking in Amsterdam,[6] en misschien was hij in het begin ook betrokken bij Het Parool. In ieder geval moest hij al gauw Amsterdam ontvluchtten en dook in juni 1941 in Den Haag onder. Volgens zijn vrienden was hij heel onvoorzichtig en vertelde iedereen waar hij ondergedoken zat. In december 1941 werd hij gearresteerd. Volgens een oude vriendin van hem was hij verraden ‘waarschijnlijk door een vrouw’.[7] Nu volgde een tocht door verschillende concentratiekampen. Hij zat onder andere in Sachsenhausen in de buurt van Berlijn, Neuengamme bij Hamburg en Sandborstel in Niedersachsen.
Op 11 mei 1945 overleed hij in de buurt van Sandbostel op een ‘verzameltocht’, een van de beruchte dodenmarsen die de nazi’s hun gevangenen lieten maken toen ze merkten dat de oorlog bijna verloren was.[8][9]