Het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS) was een Nederlandse vakbondsfederatie en bestond van 1893 tot 1940. Het NAS was opgericht met het idee dat de vakbonden onafhankelijk moesten zijn van politieke partijen en religie en volgde daarmee in eerste instantie een syndicalistische lijn.[1]
In de late jaren 1880 ontstond er in Europa een groeiende tendens tot de afhankelijkheid van de vakbonden. Deze waren voorheen veelal verbonden geweest aan de sociaaldemocratische partijen, wat in Nederland op dat moment de Sociaal-Democratische Bond (SDB) was. In 1893 werd het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS) opgericht. Het NAS bestond echter toch ook nog uit de SDB en acht vakbonden en had bij de oprichting zo'n 13.000 leden.[2] Hoewel het NAS zich politiek neutraal verklaarde was deze in feite dus nog altijd gedomineerd door de SDB.
Het SDB zou zich opsplitsen in de Socialistenbond (SB) en de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), wat binnen het NAS ook tot spanningen zou leiden. Na het Londense Congres van Tweede Internationale in 1896 er besloten beide partijen uit het NAS te verwijderen.[3]
In 1896 had het NAS 13 landelijke en 16 lokale bonden in de federatie. Er ontstond echter geleidelijk een conflict over hoe de gelden van de organisatie werden verdeeld. Alle bonden hadden binnen de federatie één stem, onafhankelijk van het aantal leden van de lid-zijnde bonden. Contributie werd echter per lid betaald, wat zorgde voor een scheve invloed van de bonden binnen de federatie (kleine hadden relatief veel invloed t.o.v. van de grotere). Daarnaast steunde het NAS alle stakingen in het land, niet slechts die van aangesloten bonden. Dit leidde tot financiële tekorten waardoor er onvrede ontstond binnen de organisatie. Hierdoor traden een aantal van de grotere bonden in 1903 uit. Er waren tot nog 15 landelijke bonden over maar wel een groot aantal lokale afdelingen, 61.[4]
In 1903 was er er de enige en ook succesvolle algemene staking in Nederland. Vlak hierna werd er in Nederland een wet aangenomen die sectoroverstijgende algemene stakingen verbiedt. Hierop werd er een “Verzetscomité” opgericht waarvan naast het NAS ook de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) deel uitmaakte.
In de jaren daarop richtte het NAS zich meer en meer op het syndicalisme. Dit kwam door de oprichting in 1906 van de gematigde tegenhanger van het NAS, het NVV, maar ook door de inspanningen van de libertair communist Christiaan Cornelissen, die geïnspireerd werd door de Franse syndicalisten van het CGT. Cornelissen had een sterke invloed in deze periode. Het Internationale Anarchistische Congres in Amsterdam in 1907 was ook invloedrijk geweest op deze ontwikkeling. Harm Kolthek, een libertair-socialist werd secretaris, wat de weg vrijmaakte voor een duidelijk syndicalistische koers. Koltheks eerste opgave was om de financiële problemen van het NAS op te lossen. Daarnaast zou hij ook een nieuwe beginselverklaring van het NAS schrijven. Hierin nam hij ook de gewraakte 'ongeacht' clausule op: het NAS zou ongeacht de politiek of religieuze voorkeur van de arbeiders de economische klassenstrijd voeren. Daarmee nam het afstand van de bredere vrij-socialistische doelen wat kritiek oproep bij anarchistische opposanten.[5] Hoewel hij de financiële problemen had bezworen en het lidmaatschap van het NAS onder in zijn periode verdrievoudigd was, kwam na zijn ziekte een einde aan zijn leiding. Kolthek handelde ook veel naar eigen inzicht en had aan draagvlak verloren.
Na het Internationale Syndicalistische Congres in 1913 in Londen liet het NAS zich inspireren door het model van de Industrial Workers of the World (IWW). Hierbij kwam er een nadruk op de federalistische structuur binnen de organisatie en de lid-zijnde federaties zouden de basis vormen. Het NAS bleef echter een reformistischere koers varen waarbij zij deelnam aan verschillende overlegorganen, waaronder de Hooge Raad van Arbeid. Hier kan men de eerste tekenen zien van het zogenaamde 'sociaal-partnerschap' zoals dit na de Tweede Wereldoorlog in Nederland zou ontstaan door de reformistische koers van de vakbonden.
Na de Eerste Wereldoorlog steeg het lidmaatschap van het NAS sterk, net als in veel andere Europese landen. Er ging een revolutionaire golf door Europa met de Russische Revolutie in 1917 en de Radenrevoluties in Duitsland in 1918 en 1919 tot gevolg. Hoewel Nederland neutraal was gebleven in de oorlog, en daarom grotendeels gespaard was gebleven van het directe geweld, waren er ook ook hier economische problemen en voedseltekorten. Het ledenaantal van de NAS groeide van 10.500 in 1916 tot 51.000 in 1920.
Het NAS kwam in deze periode onder invloed van de socialistische en communistische partijen waardoor het aanstuurde op het aansluiten bij de Rode Vakverenigings Internatiole (RVI). Het RVI was de vakbondtak van de Comintern en daarmee loyaal aan de Sovjet Unie.
Door de toenadering tot het Rode Vakverenigings Internationale ontstaat er bij de syndicalistische en anarchistische vleugel van het NAS dermate onvrede dat er een scheuring plaatsvindt. Zo'n 8000 leden verlaten de organisatie en richten het Nederlands Syndicalistisch Vakverbond op.[6] Het NSV wil trouw blijven aan de syndicalistische principes van politieke en godsdienstige neutraliteit.
In 1927, nam het NAS toch weer afstand neemt van het RVI na de machtsovername van Stalin. Hierdoor zou er nog een poging tot een nieuwe fusie tussen de twee organisaties komen, maar dit ketst af. Hierna zou het NSV zich richting het anarcho-syndicalisme ontwikkelen en zich aansluiten bij de Internationale Arbeidersassociatie (IAA/IWA) en daarmee een standpunt innemen waarbij het zich tot doel stelt politieke en religieuze macht te bestrijden. Het NSV was van mening geworden dat de politieke en economische strijdt steeds meer met elkaar verweven waren geraakt door de groeiende staatsregulering in de arbeid.
Na de breuk met het RVI was het NAS echter noch altijd verboden aan een communistische lijn. Deze werd door het aantreden van Henk Sneevliet versterkt, die zich net als Leon Trotski richtte op een Vierde Internationale. Het NAS hield zich meer en meer bezig met politieke ontwikkelingen en minder met de dagelijkse arbeidsstrijd, waardoor de bond uiteindelijk sterk verzwakt raakte. Zeker toen een aantal grote stakingen de organisatie verder uitputte.
Ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog en Revolutie keerde het NAS zich tegen het fascisme en koos ervoor om de Partido Obrero de Unificación Marxista (POUM) te steunen. Dit werd door Leon Trotski bekritiseerd. Deze drong er daarnaast op aan om het NAS op te laten gaan in de gematigde algemene vakbond NVV.[7]
Terwijl Sneevliet vasthield aan zijn revolutionaire opvattingen, wilden de federaties de belangenbehartiging van hun vakbondsleden veilig te stellen. Door deze spanning vervreemde Sneevliet van de lid-zijnde federaties wat in 1937 tot een botsing voerde met het voorstel tot de zogenaamde 'comité-vorming', waarmee de federaties overbodig zouden worden.
Ook nam de repressie toe. Zo werd het ambtenaren verboden lid te zijn van de Nederlandsche Federatieve Bond van Personeel in Openbare Dienst die aangesloten was bij het NAS.
Met de bezetting van Nederland door de Nazi's kwam een einde aan het NAS. Net als in Nazi-Duitsland werd ook in Nederland de arbeidersoppositie op 8 september 1940 verboden.[8] Het NAS evenals het NSV kwamen op een lijst van verboden 'marxisitische' organisaties. Enkele leden zetten tijdens de Tweede Wereldoorlog hun activiteiten ondergrond voort, maar de organisatie wordt na de oorlog niet meer nieuw opgericht.