Door Coördinatie van Autonome Groepen in Spanje
De autonome groepen in hun huidige samenstelling zijn gebaseerd op een oude band van revolutionaire activiteit, in het begin van de jaren 70 ontstaan uit een eerste praktisch optreden door ondersteuning van en deelname aan de sociale strijd voor de klasse-autonomie en de zelfopheffing van het proletariaat, dat wil zeggen voor de verwezenlijking van een werkelijk communistische maatschappij.
Deze band is na de gelegaliseerde moord op Salvador Puig Antich door de Spaanse staat, in maart 1974, hechter geworden. De gewapende solidariteitsacties van voor en na deze moord — in Spanje zowel als in het buitenland — dienden als platform voor het samengaan van de verschillende autonome groepen en individuen om vervolgens op een hoger coördinatieniveau verder te gaan, wat ons in staat heeft gesteld het kapitaal meer en beter te bestrijden.
Het is voor ons een vanzelfsprekend iets dat fascisme en democratie twee vormen zijn van dictatuur over en uitbuiting van het proletariaat door het kapitaal, en dat de zogenaamde “socialistische” landen slechts een andere variant hiervan vormen — van het bureaucratische type.
De praktische interventies van de autonome groepen werden gemotiveerd door de in de moderne sociale oorlog bestaande radicale strijd tussen het proletariaat en alle verdedigers van het kapitalisme. Zij bleven niet beperkt tot een gedeeltelijke aanval op slechts enkele van de meest flagrante aspecten van de tegenstellingen in het kapitalistische systeem; zij waren bedoeld als dagelijks en globaal antwoord op het kapitalisme in zijn geheel. Deze interventies werden onder andere in de volgende feiten geconcretiseerd: in 1976 en 1977 werd met bommen en molotovcocktails een reeks aanslagen gepleegd op Duitse ondernemingen om de door de staat gepleegde “zelfmoorden” van bepaalde militanten van de RAF te beantwoorden en, na de uitlevering van Klaus Croissant, ook op Franse ondernemingen; dit zowel in Barcelona als in Madrid. De acties van 1977 werden gevoerd in coördinatie met Franse autonome groepen, die met hetzelfde doel in Frankrijk intervenieerden. Midden 1978, naar aanleiding van het bezoek van Giscard d’Estaing aan Spanje, een nieuwe reeks aanslagen in coördinatie met Franse groepen: in Frankrijk op Spaanse, en in Barcelona en in Valencia op Franse bedrijven. Al deze interventies vormden een revolutionair internationalistisch antwoord op de grenzeloze onderdrukking door het kapitaal.
Als steun aan de autonome arbeidersstrijd: in Barcelona in 1977, voor de stakingen bij “Roca” en bij “Mateu-Mateu” (transport); in Madrid, voor de stakingen in de bouw in 1976, voor die bij “Roca” en in de metro, respectievelijk in 1977 en 1976; begin 1978, nieuwe interventie in de metro tegen de tariefverhogingen. Alles door middel van aanslagen op lokalen van genoemde ondernemingen vanwege de militaire interventie van de politie in de vergaderingen en de ontbinding van de organisatie van de arbeiders. In 1975, 1976 en 1977 in Barcelona, Valencia en Madrid, telkens op de verjaardag van de moord op Salvador Puig: aanslagen en molotovcocktails tegen banken en gerechtsgebouwen. In Madrid in de lente van 1976 als antwoord op het bloedbad van Vitoria: molotovcocktails tegen banken; en begin 1977 naar aanleiding van de moorden in de straten van Euskadi door de politie: molotovcocktails en zware commando-overvallen op kazernes van de Guardia Civil en op politiebureaus.
Als steun aan de strijd van de gevangenen: in Barcelona, Valencia en Madrid, het hele jaar 1977 en begin 1978, talrijke aanslagen op rechtbanken, op de Modelgevangenis te Barcelona en op verschillende officiële gebouwen van het ministerie van Justitie.
Om te voldoen aan de economische behoeften van ons soort strijd zijn wij overgegaan tot onteigening van banken en privé-ondememingen en tot vervalsingen. We hebben het kapitaal aangevallen en onszelf direct en zonder bemiddeling een deel toegeëigend van wat we nodig hadden. Sommigen van ons, die nu in de gevangenis zitten, nemen bepaalde aanslagen en onteigeningen voor hun rekening. De anderen sluiten zich hierbij aan en verklaren zich solidair met deze acties en het opeisen ervan, hoewel zij aan geen van alle deel hebben gehad; de politie en de rechters beschuldigen ons immers zonder enig bewijs en wij hebben pas bekend na op beestachtige wijze te zijn gemarteld.
Het is niet de bedoeling onze acties op te dringen aan de proletariërs die zichzelf verdedigen en hun vervreemding bestrijden buiten het politieke en vakbondsterrein om (wilde stakingen, soevereine algemene vergaderingen).
Rond midden 1975 stelde de autonome beweging in de bedrijven, in de wijken en bij de studenten de kwestie van de heroprichting van de CNT aan de orde, en een eventuele deelname daaraan, waarbij haar anarcho-syndicalistische structuur en haar mogelijkheden om de revolutionaire elementen over het hele gebied van de Spaanse staat te verenigen, positief werden gewaardeerd. Door de dood van Franco werd het voor de arbeiders- en revolutionaire beweging mogelijk, na veertig jaar “franquistische” dictatuur van het kapitaal, in het openbaar bijeen te komen en zich te verenigen in politieke en vakbondsorganisaties. Alle kracht en eenheid die tot de ontwikkeling hadden geleid van de moderne proletarische beweging van de wilde algemene vergaderingen, zowel op het werk als daarbuiten, gingen te gronde toen de meerderheid van haar leden toetrad tot politieke partijen en vakbonden, zodat zij het klasseterrein verlieten en zich Heten integreren in de verschillende formele keuzen die door het democratische kapitalisme werden geboden.
De CNT was de enige klassieke arbeidersorganisatie die in sommige arbeiderskringen een bepaalde sympathie genoot, een sympathie die een zeker revolutionair verleden gold, dat angstvallig werd gekoesterd en gecontroleerd door haar bureaucraten in ballingschap — en waarbij juist werd verzwegen wat dit revolutionaire verleden heeft mogelijk gemaakt: de strijd die werd gestreden door de militanten aan de basis, tot mei 1937, en daarna door de guerrillero’s in de steden en in de bergen, sinds het eind van de oorlog tot de jaren 60, dikwijls tegen en in weerwil van deze bureaucratie, die er steeds op uit is geweest de echte “ongecontroleerden” te controleren en met politieke middelen te bestrijden, omdat zij het waren die dit revolutionaire verleden hadden gemaakt. En dit verleden, samen met een betrekkelijke autonomie, hebben de interne functionering van de CNT mogelijk gemaakt in de eerste tijd na haar oprichting, toen er nog geen heldere definitie bestond van wat de CNT zou moeten zijn: een vakbond of een organisatie van autonome groepen. Het vergemakkelijkte de toetreding tot de CNT van uiteenlopende elementen: van syndicalisten tot faïsten en van de bureaucratie in ballingschap tot leninisten en autonomen.
De coördinatie van autonome groepen die de gewapende en theoretische agitatie voorstonden in samenhang met de sociale onrust, bood het alternatief van voortzetting en versteviging van de autonome vergaderstructuren die op dat moment reeds bestonden, zowel in de bedrijven als in de wijken en de studentenbeweging; er werd gezamenlijk strijd gevoerd, anoniem, tegen partijen en vakbonden, op het lokale en regionale niveau dat was overgeleverd uit de tijd van de gedwongen clandestiniteit onder de franquistische dictatuur, in een poging die strijd over heel Spanje organisatorisch op een hoger niveau te brengen door het voornaamste gebrek ervan te overwinnen: het isolement en de verbrokkeling.
Dankzij de nieuwe situatie die ontstond na de dood van Franco en zijn vervanging aan het hoofd van de Spaanse staat door een democratische dictatuur, minder verrot dan de franquistische die niemand meer kon misleiden, bestond (bestaat) de mogelijkheid in het openbaar te vergaderen op een manier die eerst werd geduld en vervolgens gelegaliseerd; en toch heeft het grootste deel van de autonome beweging in de bedrijven, in de wijken en onder de studenten — in plaats van gebruik te maken van de bestaande “legaliteit” om deze autonomie sterker en breder te maken door de reeds bestaande organisatie te verbeteren en uit te breiden — deze structuren op onbegrijpelijke wijze verlaten en zich massaal aangesloten bij de CNT, eerst bij de oprichting ervan, later door eraan mee te werken. Bijgevolg waren de autonome groepen die de gewapende en theoretische strijd voorstaan, samen met enkele schaarse groepen aan de basis volkomen geïsoleerd in de autonome coördinatie en bleven zij als enige over om binnen de autonome beweging de keuze voor het klasse-offensief te steunen.
In de coördinatie van autonome groepen die voorstander zijn van de gewapende en theoretische agitatie in samenhang met de sociale onrust, hebben sommige leden, op individueel niveau, gekozen voor een lidmaatschap van de CNT in een poging haar als mogelijke revolutionaire organisatie te versterken, zonder daarom af te zien van revolutionaire activiteiten in coördinatie met andere autonome groepen die weigerden tot de CNT toe te treden, omdat zij haar beschouwden als een vakbond te meer in het scala van keuzen die het kapitalisme biedt om een uitweg te vinden uit de huidige economische crisis; een vakbond die de ontwikkeling van een autonome beweging van het proletariaat niet zou toestaan, die haar uiteindelijk zou remmen en haar revolutionaire doel zou ombuigen naar zuiver syndicalistische en dus reformistische doeleinden. Deze ogenschijnlijke tegenstrijdigheid werd overwonnen door onze gezamenlijke praktijk, wat trouwens volkomen in overeenstemming is met onze opvatting van autonomie; wij vormen immers geen permanente organisatie van het type van de partij, met haar specialisten, haar hiërarchie en haar strakke ideologische schema’s. Deze verscheidenheid stelt ons integendeel beter in staat onze revolutionaire praktijk te verrijken.
De kritiek op de CNT van de kant van die leden van de gecoördineerde autonome groepen die de oprichting ervan hadden verworpen en weigerden eraan mee te werken, omdat zij haar samen met andere partijen en vakbonden beschouwden als integratiestructuren ten bate van het voortbestaan van de loonarbied, en bijgevolg van het kapitaal, en dus volkomen ongeschikt om het af te schaffen; deze kritiek is vier jaar later volkomen bevestigd door de individuele ervaring van sommigen onder ons die juist besloten hadden de CNT te radicaliseren, maar nu constateerden dat alle oude gebreken die inherent zijn aan partij en vakbond, ook hier overheersten: bureaucratie, strijd om de macht, controle over de basis, die geen rechtstreekse toegang heeft tot de media om uitdrukking te geven aan haar ideeën. En het zijn de vakbondsstructuren van de CNT die dit alles teweegbrengen. Wij moeten publiekelijk erkennen dat wij gebruik hebben willen maken van het image van een revolutionair verleden; nu beamen wij dat het een dood verleden was dat ons heeft willen gebruiken.
De strijd om de macht tussen de verschillende stromingen en de afwezigheid van werkelijke klasse-alternatieven hadden tot gevolg, en bevorderden, dat vele revolutionaire elementen die indertijd aan haar oprichting hadden meegewerkt, hun lidmaatschap van de CNT opzegden: zij waren voortgekomen uit de autonome beweging in de bedrijven, in de wijken en onder de studenten, en door toetreding tot de CNT hadden zij hun vroegere autonome praktijk volkomen verlaten om zich in de vakbondsstructuren te laten integreren. Dit werd in de hand gewerkt door het feit dat de meeste lid werden in de hoop op een oplossing voor hun problemen, zowel op persoonlijk als op organisatorisch vlak, terwijl zij hadden nagelaten die problemen op autonoom niveau te stellen. Zo werden alleen voor de bureaucratie de problemen opgelóst: zij werd enige symbolen en militanten rijker.
De autonome arbeidersbeweging had geen helder beeld van wat klasse-autonomie in de praktijk betekent - anders zou haar toetreding tot de CNT onverklaarbaar zijn — en dat kwam door een onmiskenbaar gebrek aan theorie: want men moet niet vergeten dat het grootste deel van de arbeidersbeweging minachting koestert voor de theorie, die zij beschouwt als werk voor intellectuelen. Wij daarentegen, wij verachten de “intellectuelen” die het aan lust ontbreekt om de gebruiksaanwijzing van de revolutionaire theorie toe te passen, maar nooit de theorie zelf, waarvan wij gebruik maken, ook tegen henzelf. Wij noemen dat theoretische onteigening.
De autonomie is niet alleen een gemeenschappelijke 'praktijk op grond van een minimumovereenkomst om tot actie over te gaan, het is ook een autonome theorie die overeenkomt met onze manier van leven en strijden en beantwoordt aan onze concrete behoeften. Wij hebben er geen enkel bezwaar tegen om, als een van de aspecten van deze theorie ons verouderd lijkt, er de eerste, onverbiddelijke critici van te worden en aldus te voorkomen dat de theorie verwordt tot een blijvende ideologie of een vast dogma, waardoor ons zou worden verhinderd verder te gaan, tot en met de verwezenlijking van het communisme.
Toch zijn er op dit moment [1979] in de CNT nog enkele potentieel revolutionaire kernen te vinden, die sympathiseren met de gewapende strijd en met de theoretische posities van de coördinatie van autonome groepen. Tot deze kernen richten wij ons, evenals tot degenen die afkerig zijn geworden van de CNT en eruit zijn gegaan, die nu verspreid en geïsoleerd zijn en geen enkel perspectief meer hebben voor de strijd; we richten ons eveneens tot de meest radicale elementen die uit de organisatie zijn gestoten, omdat zij hebben voorgesteld (wij hebben voorgesteld) een nieuwe, niet permanente organisatie op te richten, op basis van autonome klasseposities, waarvan de structuren de autonomie van groepen en individuen maximaal bevorderen en waarbij de coördinatie en de strijd worden gestimuleerd in plaats van geremd. De CNT is immers absoluut ongeschikt voor deze taak, als men eenvoudig vaststelt dat organisatie uitsluitend en simpelweg betekent organisatie van concrete taken, die zelf overal beginnen georganiseerd te worden waar hun maatschappelijke activiteit zich afspeelt.
Wij vinden de klasse-autonomie ook vertegenwoordigd onder degenen die zich opnieuw durven toe te eigenen wat het kapitaal ons belet te gemeten, tenzij dan in de vorm van een loon; wat wij nodig hebben nemen wij rechtstreeks en zonder bemiddeling, daar waar het te vinden is. Die herovering is de huidige communistische praktijk en strekt zich uit van economische onteigeningen van banken tot het kraken van huizen, van het niet betalen in het openbaar vervoer, het stelen in supermarkten, “vrije radio’s”, tot het weigeren van kerncentrales en loonarbeid, enzovoort. Geen activiteit wordt er bevoorrecht. Zij worden er alle tot een geheel gesmeed dat het kapitaal aanvalt en afwijst. Het zijn activiteiten die elkaar aanvullen, de ene sluit de andere niet uit.
De organisatie van taken, met andere woorden onze coördinatie van autonome groepen en individuen, is voor ons in de eerste plaats het plezier dat wij eraan beleven bij elkaar te zijn, verhoudingen te scheppen waarin de communicatie volledig is; als autonome individuen willen wij liever nu meteen communistische verhoudingen meemaken dan te wachten tot op een bepaalde dag de revolutie ons misschien in staat stelt erin te leven.
Onze eenheid en onze praktijk dringen zich op dankzij de gemeenschappelijkheid van onze behoeften, die worden genegeerd door de ellende van de loonarbeid, die ze niet bevredigen kan. Als wij een aanslag plegen of een bank overvallen, zoeken wij in de eerste plaats het opstandige plezier dat wij beleven aan een aanval op het kapitalistische systeem dat ons onderdrukt en uitbuit. Niet omdat het onze “plicht” als militant zou zijn de arbeidersklasse te “bevrijden”, in haar naam en als afgescheiden voorhoede — met de mogelijkheid permanent en dus contrarevolutionair te worden — maar om opnieuw het genoegen te smaken van het opstandige spel, dat alles vernielt wat ons belet onze verlangens en hartstochten te bevredigen, om te leven en onszelf terug te vinden in menselijke verhoudingen die niet meer tot waar kunnen worden gemaakt en niet zijn vervreemd.
Wij moeten erop wijzen dat bovenstaande oproep tot de strijd voor de bevrijding van alle revolutionaire gevangenen van Europa die ervan beschuldigd worden gewapende acties te hebben gepleegd of ermee te sympathiseren, voor ons niet de oprichting betekent van een gemeenschappelijk front van de gewapende strijd. Want we zijn uitsluitend solidair op het gebied van de repressie. De politieke methoden van de RAF, de Rode Brigaden, en ook de nationalistische ideologie van de ETA of de IRA, wijzen wij af en bekritiseren wij.
Revolutionaire solidariteit is voor ons actie in de fabriek en op straat, en geen passief militantendom; zij is daarom een dagelijkse en globale strijd tegen de oude wereld van het kapitaal in haar geheel.
Autonome Groepen
(oktober 1979)