Door Peter Kropotkin
De in deze tekst voorkomende hij-vormen zijn geheel voor verantwoording van de beide schrijvers. Wij hebben gemeend hier vanuit geschiedkundig opzicht geen verandering in aan te brengen, hoewel wij hier wel moeite mee hebben.
Op 18 maart 1871 kwam het volk van Parijs in opstand tegen een door iedereen verachtte en verafschuwde regering en verklaarde Parijs tot een onafhankelijke, vrije en zichzelf besturende stad.
Deze omverwerping van de centralistische staatsmacht voltrok zich zonder de gewoon lijk bij een revolutie horende verschijnselen, zonder geweerschoten en zonder op de barricaden vergoten bloed, De machthebbers vluchtten voor het bewapende volk in de straten, de troepen ontruimden de stad, de ambtenaren namen zo snel mogelijk de benen naar Versailles, alles meenemend wat ze dragen konden. De regering verdween zoals een plas stinkend brak water verdwijnt door de lentewind, en op de morgen van de 19de maart was Parijs vrij van de vuiligheid, die de grote stad verpest had.
Op deze manier zorgde deze revolutie voor een nieuwe episode in de reeks omwentelingen, via welke het volk zich een weg baant door de slavernij naar de vrijheid. Met de woorden “Parijse Commune” werd een nieuw idee geboren, een idee dat voorbestemd was uitgangspunt te worden voor toekomstige revoluties.
Zoals het meestal het geval is bij grote ideeën was ook dit idee niet het resultaat van denkwerk van een of andere filosoof, een enkel persoon, maar een product van haar tijd, ze kwam uit de harten van heel het volk. Maar in het begin was het vaag, en zelfs voor diegenen di het tot werkelijkheid omvormden en hun levens daarvoor gaven was het in het begin niet zo duidelijk zoals nu. Voor geen enkele strijder was het helemaal duidelijk, zowel de essentie van de revolutie waaraan ze werkten, als de levensvatbaarheid van het nieuwe grondbeginsel, dat ze poogden te realiseren. Pas na andere praktische pogingen kwam men ertoe de toekomstige verspreiding van het begrip te overzien en pas na denkwerk, dat daarvoor ook al verricht was, werd het nieuwe grondbeginsel duidelijker en preciezer geformuleerd. Hierdoor verscheen het beginsel scherp omlijnd, mooi en rechtvaardig en liet het belang van de gevolgen zich aanzien.
Omdat het socialisme door de Commune een nieuwe sprong gemaakt had van vijf of zes jaren, hield vooral één vraag de propagandisten van de volgende sociale revolutie bezig.
Het was de vraag, op welke manier de politieke verbanden van de maatschappij het beste aan kunnen sluiten op de grote maatschappelijke omwenteling, die als gevolg van de moderne ontwikkelingen van de industrie ons te wachten staat; en verder wie zorgt voor het afschaffen van het privébezit en welke plaats zal het gemeenschappelijk bezit van alle van onze voorouders overgenomen maatschappelijke rijkdom in gaan nemen. De Internationale Arbeiders Associatie beantwoordde deze vraag. De vereniging, zei de Associatie, mag zich niet tot één land beperken, ze moet zich over de kunstmatig getrokken grenzen heen werken. En spoedig drong deze gedachte door tot in de harten van de volkeren en nam bezit van de geesten. Sindsdien had de Internationale, ondanks alle vervolgingen door de verenigde reactionaire meute, geleefd. Wanneer op een dag de hindernissen, die men haar in de weg gelegd heeft, door de volkeren opzij geschoven zullen worden, zal de Associatie sterker dan ooit op de voorgrond treden.
Welke bestanddelen zien we vandaag de dag nog van die grote vereniging? Er antwoorden twee grote ideeënstromingen op deze vraag, de ene noemt zich heerschappij door het volk, volksstaat, de andere, anarchie. Volgens de opvatting van de Duitse socialisten moet de staat de gehele maatschappelijke rijkdom in bezit nemen en deze rijkdom onder de arbeidersassociaties verdelen. De staat moet de productie en de handel in handen nemen en zowel over de persoonlijke zekerheid als over de bestaansvoorwaarden van de maatschappij waken. Daarentegen beweren de socialisten uit de Romaanse landen op grond van hun ervaringen, dat zo'n staat, nog afgezien van het feit, dat zo'n staat nooit zal kunnen bestaan, de meest verschrikkelijke tirannie zal vertegenwoordigen, en zij stellen tegenover dit achterhaalde ideaal, een nieuw ideaal: de anarchie. Dit begrip houdt de volledige afschaffing van de van de staat in en de vervanging daarvan door de vrije verenigingen van de volksmachten, de producenten en de consumenten.
Zelfs enige etatisten[2], aanhangers van het staatsidee, die niet zo door machtsvooroordelen beïnvloed waren, gaven toe dat het anarchisme een ideale organisatie voorstelt, door middel van een volksstaat te bereiken. Maar, betogen ze voort, de mogelijkheid het anarchistische ideaal te verwezenlijken, ligt nog zo ver weg dat het zinloos is, je er nu al mee bezig te houden. Daarnaast ontbreekt het de anarchistische theorie aan een grijpbare en tegelijk eenvoudige vorm om haar uitgangspunt vast te leggen, om haar gedachtenrijkdom gestalte te laten krijgen en om te laten zien dat deze gedachten aansluiten op een reeds onder het volk bestaande beweging. De organisatie van productie- en consumptiecoöperaties, die zich over de afgebakende staatsgrenzen heen verbroederen buiten de staat om, bleek nog te vaag, te weinig in overeenstemming met de werkelijke verhoudingen. Tegelijkertijd was het zeer gemakkelijk in te zien, dat zo’n organisatie onmogelijk de verscheidenheid van menselijke betrekkingen kan bevatten. Daarom moest er een vorm geschapen worden, die meer helder, afgeronder en duidelijker was, maar die ook haar bestanddelen uit de werkelijkheid van het aanwezige haalt.
Natuurlijk, wanneer het om niets anders gehandeld had dan om een theorie uit te broeden, voorwaar, dan zouden we gezegd hebben: theorieën op zich hebben weinig waarde. Maar zolang nieuw idee nog niet haar heldere uitdrukking ge¬zonden heeft, goed beschreven en met het bestaande rekening houdend, kan ze geen geest¬drift opwekken of het volkaansporen tot een beslissend gevecht. Het volk werpt zich niet in het onbekende, zonder te kunnen steunen op een bepaald helder geformuleerd idee, waarvan de uitgangspunten, om zo te zeggen, dienen als springplank. En deze uitgangspunten worden ons door het leven zelf aangewezen.
Parijs was 5 maanden lang door de belegering van de kant van het Duitse leger van de buitenwereld afgesloten, helemaal op zichzelf aangewezen. De bevolking had ondervonden over welke economische, morele en geestelijke hulpbronnen ze kon beschikken. Ja, het volk had haar macht duidelijk ingezien en geleerd uit te oefenen. Tegelijkertijd was het volk ook tot het inzicht gekomen, dat die horde idiote kletsers, die zich macht toe-eigenden, tot niets in staat waren, noch tot het verdedigen van Frankrijk, noch tot bevordering van de ontwikkeling van Parijs. Het volk zag hoe de regering alles tegenwerkte, wat door de intelligentie van een grote stad tot bloei gebracht had kunnen worden. Het volk had iets belangrijkers ingezien: het besefte de onmacht en onbekwaamheid van iedere regering, een grote tegenspoed tegen te houden en de ontwikkeling te bevorderen. Het volk had gedurende belegering onder de meest verschrikkelijke toestanden geleden, onder de ellende van hun bestaan als arbeider en verdediger van de stad met daar lijnrecht tegenover de protserige luxe. Dankzij de regering kon de bevolking de pogingen om aan deze heerschappij een einde te maken alleen maar zien mislukken. Iedere keer als het volk op het punt staat een bevrijdingsbeweging te volgen, wordt het geketend door de regering. Zo werd vanzelf het idee geboren om van Parijs een onafhankelijke commune te maken en binnen haar muren alleen te laten gebeuren, wat door de volksgeest gedicteerd wordt. Zo lag het woord “commune” op aller lippen.
De commune van 1871 kon niets anders zijn dan een eerste zwakke poging: ontstaan aan het einde van een oorlog, bedreigd door twee legers die bereid waren samen te werken om het volk te onderwerpen. De commune had niet de moed zich op het economische gebied te werpen. Zij verklaarde zich niet socialistisch en ging niet verder, noch met de onteigening van het kapitaal, noch met de organisatie van de arbeid, ja zelfs ook niet met een grondig onderzoek van de hulpbronnen van de stad. De commune brak niet één keer met de traditie van de staat en van de vertegenwoordigers-regering. Zij heeft nooit geprobeerd de volledige onafhankelijkheid en het vrijwillige samenwerken van iedere afzonderlijke commune in het groot te verwezenlijken.
Maar het is zeker dat de Parijse commune, wanneer ze een maand langer geleefd had, genoodzaakt door de loop van de omstandigheden, dit doel bereikt had. We moeten niet vergeten, dat de bourgeoisie de al vier decennia durende revolutie gebruikte, om van een gematigde monarchie over te gaan naar een burgerlijke republiek. We moeten niet verbaasd zijn, dat het Parijse volk niet met een enkele sprong dat tijdperk doorlopen kon, dit scheidt de anarchistische commune van de staatsbandieten. Maar we weten ook, dat de volgende revolutie in Frankrijk, die hier en zeker ook in Spanje zuiver communistisch zal zijn, het werk daar zal afmaken, waar het door de verraderlijke overvallers van Versailles afgebroken werd. De commune had verloren en de bourgeoisie wreekte zich - we weten op wat voor manier - voor de angst die het volk haar ingeboezemd had, toen het zich het juk van de regeerders afschudde. De commune bewees duidelijk, dat de maatschappij in twee klassen verdeeld is: aan de ene kant de arbeider, die de ondernemer meer dan de helft van zijn producten geven moet en die ondanks dat alles toch nog de misdaden van zijn werkgever voor lief moet nemen; aan de andere kant de luiaard, de parasiet, die door dierlijke instincten geleid wordt, die zijn slaven haat en bereid is hen te verscheuren als een roofdier.
Nadat deze laatste klasse het Parijse volk ingesloten en elke uitgang gebarricadeerd had, liet zij de door het kazerneleven en wijnzuiperij verdierlijkte soldaten optrekken en beval hen: “Dood deze wolven en pak hun wolvinnen en hun gebroed!” En tot het volk zeiden zij: “Wat u ook doet, u moet sterven! Wanneer u de wapens ter hand neemt, u moet sterven! Naar welke kant u ook kijkt, naar rechts of naar links, naar voren of naar achteren, naar de hemel of naar de aarde, u moet sterven! U staat niet alleen buiten de wet, maar ook buiten de mensheid, leeftijd noch geslacht zullen jullie redden, jullie noch alles wat van jullie is, jullie moeten sterven!
Wanneer jullie aan ons jullie wapens afgeven, jullie moeten sterven! Of jullie d'r op inhakken of dat jullie om genade smeken, jullie moeten sterven! Maar eerst moeten jullie nog van het voorproefje bekomen, wat daaruit bestaat, dat jullie, jullie vrouwen, zusters, moeders, dochters en zonen, zelfs diegenen die nog in de wieg liggen, zult zien sterven. Men zal de gewonden uit het lazaret halen en ze voor jullie ogen met hun bajonetten in stukken hakken en met hun geweerkolven in stukken beuken. Dan zal men ze nog levend, slepend en trekkend aan hun versplinterde benen en bloederige armen, in de sloten gooien, als een bloederige hoop vuilnis. Jullie moeten sterven, sterven, STERVEN!”[3]
Zal hetzelfde volk, dat op een gruwelijke wijze bij duizenden afgeslacht is, door folteringen, honger en door alle mogelijke geslepenheden van een onbeteugelde wraakzucht, zal datzelfde volk deze misdaden van bloeddorstige gemeenheid, ooit vergeten? In het verleden tegen de grond gesmeten, maar niet overwonnen, zal de commune in de toekomst nog eens opstaan. En dat is niet enkel meer de droom van een overwonnene, die in zijn fantasie een hersenschim van de hoop liefkoost. Nee, de commune zal worden tot een scherp omlijnd doel. Het idee dringt door tot de massa's, het geeft hen een vaandel en we verwachten vol vertrouwen, dat de huidige generatie aan de onwaardige bourgeois uitbuiting een einde maakt en dat de volkeren de staatsvoogdij van zich afgooien en dat de ontwikkeling van de menselijke soort ingewijd wordt in een periode van vrijheid, gelijkheid en solidariteit.
Al 35 jaren scheiden ons van de dag, waarop Parijse volk de regering van verraders ten val bracht, die zich sinds de val van het keizerrijk het gebruik van geweld toegeëigend had en van de dag waarop het volk van Parijs de commune instelde en haar volledige onafhankelijkheid verkondigde. En toch richten al onze blikken zich nog op de 18de maart 1871, daar kleven onze beste herinneringen aan vast; het proletariaat van beide werelden is genegen, de jaarlijkse terugkomst van deze gedenkwaardige dag feestelijk te vieren. In de herinnering aan deze dag zullen honderdduizenden arbeidersharten hun samenklank vinden, zij zullen zich verbroederen over de grenzen der wereldzeeën, in Europa, in de Verenigde Staten, in Zuid-Amerika, allen de opstand van het Parijse proletariaat gedenkend.
Want het idee, waarvoor het Franse proletariaat haar bloed vergoot en waarvoor het op de kust van Nieuw-Caledonië [4] geleden heeft, is een idee dat op zichzelf al een hele revolutie in zich bergt, een idee, onder welke banier(vlag) ruimte is voor het revolutionaire streven van hun vrijheid tegemoet gaande volkeren. Overigens, wanneer we ons uitsluitend met de werkelijke en tastbare daden van de commune bezig houden, dan moeten we zeggen, dat dit idee niet allesomvattend was, dat het maar een deel van een heel revolutionair programma besloeg. Maar als we ons daarentegen bezig houden net de revolutionaire geestdrift, die de volksmassa's sinds de opstand van 18 maart vervulden, met de tendensen die zichzelf wilden laten gelden en geen tijd kregen om feiten te kunnen worden, omdat zij al in de kiem onder een berg van lijken verstikt werden - dan begrijpen we pas de gehele reikwijdte van deze opstand en dan pas begrijpen we de sympathieën die de opstand, de arbeiders van beide werelden inboezemt. De commune ontvlamt de harten niet door hetgeen zij gedaan heeft, maar door hetgeen waartoe zij eens in staat zal zijn.
Vanwaar stamt die onweerstaanbare kracht, die ie sympathieën van alle onderdrukte massa's naar de opstand van 1871 doet uitgaan? Welk idee vertegenwoordigt de Parijse commune? En waarom is dit idee zo bekoorlijk voor alle proletariërs van alle landen, van alle volken?
Het antwoord is simpel. De revolutie van 1871 was bij uitstek een volksbeweging. Door het volk zelf geregisseerd en uit haar binnenste geboren, vond deze beweging ook in de brede volksmassa's haar voorvechters, haar helden en haar martelaren. Dit “lage” gedrag zal het volk door de bourgeoisie nooit vergeven worden. Het idee dat uit deze revolutie geboren werd - toen nog niet zo duidelijk, misschien nog wel onbewust maar niettemin toch in iedere actie herkenbaar - is het idee van de sociale revolutie, die na zoveel eeuwen van strijd de volle vrijheid en de volledige gelijkheid brengen moet.
Dat was de revolutie van het “lage” volk, dat voor de verovering van haar rechten opkwam.
Men probeerde en het is waar dat men nog steeds probeert de ware inhoud van deze revolutie te misvormen en deze als een eenvoudige poging af te doen, de onafhankelijkheid van Parijs te bevechten en zo een kleine staat binnen de Franse staat in te stellen. Maar dit ging gewoon aan de feiten voorbij. Parijs wilde zich niet van Frankrijk afscheiden net zo min als zij datzelfde met wapens wilde doen. Parijs was niet van plan zich binnen op te laten sluiten, zoals een monnik in zijn klooster; het is geen reactie op de bijna kerkelijke inmenging van de staatsmacht in de Parijse verdedigingspolitiek. Wanneer Parijs de onafhankelijkheid eiste, wanneer zij dat wilde, dan moest het gebeuren, omdat in deze onafhankelijkheid de mogelijkheid lag de grondslagen boor een toekomstige maatschappij vorm te leggen en daarin de sociale revolutie te verwezenlijken, de productie- en ruilverhoudingen zouden ingrijpend veranderd worden als de betrekkingen tussen de mensen op een eerlijke verdeling gebaseerd zouden zijn, zouden zij een heel andere vorm aankomen hebben omdat zij op gelijkheid gegrondvest zouden zijn en de moraal van onze maatschappij zou opnieuw herrijzen op basis van gelijkheid en solidariteit.
De onafhankelijkheid van de commune was voor het Parijse volk enkel een middel, de sociale revolutie echter een doel.
Dit doel zou zeker bereikt zijn, als de revolutie van de 18de maart haar natuurlijke beloop had kunnen gaan, als het volk van Parijs niet neergesabeld zou zijn door de moordenaars van Versailles. Inderdaad voldeed het Parijse volk vanaf de eerste dag van haar onafhankelijkheid aan de opgave een helder, overzichtelijk en voor de hele wereld te begrijpen idee te vinden, dat in weinig woorden samengevat zegt wat er ter voltooiing van het revolutiewerk gebeuren moet. Alleen een waarachtig groots idee groeit niet binnen een dag uit, hoe snel de uitbreiding en verbreiding van nieuwe ideeën tijdens revolutionaire periodes ook altijd gaat. Ideeën hebben altijd een bepaalde tijd nodig gehad om zich te ontwikkelen, om tot de massa's door te dringen, zich in daden om te laten zetten - en aan deze tijd ontbrak het de Parijse commune. Daar kwam nog eens bij, dat tien jaar geleden de Ideeën van het moderne socialisme zelf een tijdperk doorlopen hadden. De commune ontstond, om zo te zeggen, tussen twee ontwikkelingsstadia van het moderne socialisme.
In 1871 had het autoritaire, min of meer religieuze staatssocialisme geen invloed meer op de praktische en vrijheidslievende geest van onze tijd. Waar waren nu nog Parijzenaren te vinden, die bereid waren, zich in een kazerneachtige ‘phalansterium’[5], op te laten sluiten? Aan de andere kant bleef het collectivisme, dat de uitbetaling van de producenten met het collectief bezit verenigen wil, volstrekt onbegrepen en door de moeilijkheden, die bij de realisering opdoemen, trok dit nog maar weinigen aan. En het vrije communisme trad toen nog nauwelijks in het daglicht, want het kon het nog niet wagen zich aan de aanvallen van de bewonderaars van het heerschappijsysteem bloot te stellen.
Zo heerste er besluiteloosheid onder de verschillende geesten en zelfs de socialisten hadden|| niet de moed, zich te zetten aan de vernietiging van het privé-eigendom, omdat zij geen helder, duidelijk en vast doel voor ogen hadden. Daarom maakt men zich zelfs wijs, wat de licht-gelovigen nu al sinds eeuwen huldigen: “wanneer we eerst nu maar gewonnen hebben, dan zullen we daarna wel zien wat er dan moet gebeuren.“ Eerst overwinnen en dan pas verder kijken! Alsof het überhaupt mogelijk is een vrije commune in te stellen, zonder het privébezit aan te tasten! Alsof het denkbaar zou zijn de vijand te overwinnen, zonder dat de grote massa direct in de gevolgen van de revolutie geïnteresseerd is, waarbij de grote massa bovenal de materiële, geestelijke en morele vruchten voor ogen heeft. Men probeerde eerst de commune zeker te stellen, om later op de sociale revolutie terug te komen, terwijl de enige juiste weg geweest was, de commune door de sociale revolutie zeker te stellen!
Precies zo, wat betreft het heerschappijprincipe. Met de vrije commune riep het Parijse volk en wezenlijk anarchistisch principe uit. Maar nadat in de vorige periode de anarchistische ideeën zeer spaarzaam in de geesten binnengedrongen waren, bleef men halverwege staan en bevorderde in de commune het autoritaire, door zichzelf een communeraad te geven.
Wanneer we inderdaad toegeven, dat een bovenstaande regering absoluut onontbeerlijk is voor de betrekkingen tussen de verschillende communes onderling, waarom dan de noodzakelijkheid van een regering van de onderlinge betrekkingen van de verschillende groepen, die de commune vormen, staande te houden? En wanneer we het aan het vrije initiatief van iedere commune over laten, zich onder elkaar over verschillende zaken te raadplegen, die meerdere steden tegelijkertijd betreffen, waarom dan toch datzelfde vrije initiatief tussen de groepen waaruit een commune bestaat, afwijzen? Een regering in een commune heeft niet meer bestaansrecht, dan een regering daarbuiten.
Enkel en alleen in het jaar 1871 deed het Parijse volk, dat al zovele regeringsvormen had afgezet, de eerste poging om het regeringssysteem op zich te revolteren: het liet zich makkelijk daar regeringsbijgeloof meeslepen en gaf zich zelf een regering. De consequenties daarvan zijn genoegzaam bekend. Het volk zond haar toegedane mannen naar het stadhuis. Daar, onder stapels beschreven papier tot nietsdoen gedwongen, waren zij genoodzaakt te regeren, terwijl hun instinkt hen beval met het volk te zijn en vooruit te komen. Gedwongen te debatteren, waarbij handelen afgedaan heeft, verloren zij het contact met de massa en waren ze niet in staat iets te presteren. Lam gelegd door hun afzondering van haf volk, de dragers van de revolutie, legden zij zelfs al spoedig de initiatieven van het volk lam.
Ontstaan tijdens een overgangsperiode, waarin de ideeën van het socialisme en het autoriteitsprincipe een grondige verandering moesten ondergaan; op het einde van een oorlog, onder Pruisische kanonnen geboren, moest de Parijse commune het onderspit delven. Alleen door haar uitnemende volkse karakter was ze uitverkoren een nieuwe episode in de serie van revoluties in te leiden. Door het in haar verwerkelijkte idee werd ze tot een voorloper van de grote sociale revolutie. De ongehoord gruwelijke slachting waarmee de bourgeoisie de val van de commune vierde, de laaghartige wraak, die deze beulen negen jaar lang uitleefden op hun gevangenen, dit gewroet in mensenvlees kloof tussen bourgeoisie en proletariaat teweeg gebracht, die nooit meer overbrugt kan worden. In de volgende revolutie zal het Franse volk weten, wat haar te doen staat; het zal weten, wat er in haar hart omgaat, wanneer zij de overwinning niet tot een beslissende kan maken, zij zal er naar handelen!
We weten nu dat op een dag, waarop in Frankrijk de communes zullen revolteren, het volk geen nieuwe regering zal durven te kiezen om daarvan de bevelen voor revolutionaire maatregelen te verwachten. Nadat de gulzige parasieten onschadelijk gemaakt zullen zijn, zal het volk de gehele maatschappelijke rijkdom bemachtigen en deze naar de principes van het communistische anarchisme tot gemeenschapseigendom te maken. En nadat het volk afgerekend zal hebben met het privébezit, de staat en de regering, moet het zich vrij organiseren, alleen die noodzakelijkheid gehoorzamend, die door het leven zelf gedicteerd wordt. Als de boeien en valse goden verbrijzeld zijn, de mensheid een heerlijke toekomst tegemoet gaan. De mensheid zal bazen noch slaven kennen en geen personen verheerlijken, behalve de moedige martelaren, die eens de eerste emancipatie- poging met hun eigen bloed en duizendvoudig lijden betaalden en die ons op de weg voor het bevechten van de vrijheid zo schitterend voorgegaan zijn.
De openbare manifestaties en bijeenkomsten, die op 18 maart, overal waar socialistische connecties zijn, plaatsvinden, verdienen onze bijzondere aandacht. Niet alleen als boodschap van het proletarische leger, maar ook als uitdrukking van het gevoel, dat de socialisten van beide halfronden hebben. Op deze manier kan men beter, dan met allerlei rekensommetjes, wapenschouwing houden en streefdoelen formuleren, zonder zich door de bedenkelijke verkiezingstactiek te laten beïnvloeden. En inderdaad beperken de op deze dag verzamelde proletariërs zich niet tot het uitspreken van lof voor de heldenmoed van de Parijse proletariërs en schreeuwen over de massaslachting van mei 1871. Terwijl zij de herinneringen aan de
heldhaftige strijd van de Parijzenaren uitwisselen gaan ze tegelijkertijd verder. Ze bediscussiëren de lessen, die uit de commune van 1871 getrokken moeten worden. Ze zoeken naar de fouten van de commune en niet alleen om kritiek uit te oefenen maar om helderheid te krijgen, hoe de vooroordelen die toendertijd binnen de proletarische organisaties heersten het revolutionaire idee tegenwerkten om zich te ontvouwen, te rijpen en de gehele wereld met haar tot leven brengende stralen te verlichten.
De les van 1871 is het proletariaat van de hele wereld van pas gekomen en met alle vooroordelen brekend, hebben de proletariërs al klip en klaar gezegd, wat zij onder hun revolutie verstaan.
Het is zeker, dat de volgende opstand van communes in Frankrijk niet meer een eenvoudige communale beweging zal zijn. Diegenen die nog steeds geloven, dat men een onafhankelijke commune moet stichten en dan tegelijkertijd economische aanpassingen moet doorvoeren, zijn door de ontwikkelingen van de volksgeest al lang achterhaald. We weten, dat de communes van de volgende geschiedenisperiode alleen door revolutionaire, socialistisch maatregelen, na de afschaffing van het privébezit, gegrondvest kunnen worden en hun onafhankelijkheid kunnen behouden.
Op de dag, dat als gevolg van de vooruitgang de regeringen weggeveegd zijn en in het kamp van de bourgeoisie, dat zich alleen nog maar onder het schild van de staat kan ophouden, de meest radeloze verwarring binnengetrokken is, op die dag zal het volk niet meer verwachten, dat er een of andere regering met de wijsheid in pacht komt en economische maatregelen afkondigt. Het volk zelf zal door onteigening het privébezit afschaffen en in naam van het gehele volk bezit nemen van de maatschappelijke rijkdom, die vorige geslachten met hun arbeid opgestapeld hebben. Het volk zal er geen genoegen mee nemen de onrechtmatige toe-eigenaars van de maatschappelijke rijkdom door een decreet, dat maar een dood aktestuk blijft, te onteigenen. Het volk zal ter plaatse het bezit afnemen en haar recht laten gelden, de voor handen zijnde maatschappelijke rijkdom, zonder uitstel in gebruik te nemen. Het volk zelf zal de werkplaatsen inrichten en in gebruik nemen. Het volk zal het krot inruilen voor een goede woning. Het zal op staande voet maatregelen nemen, om gebruik te maken van de in enkele steden opgehoopte rijkdom en het zal deze rijkdommen in bezit nemen, alsof het volk nooit door de bourgeoisie bestolen is geweest. En als eenmaal de industriebaron, die de arbeider de vruchten van zijn arbeid afneemt, van zijn aangemeten plaats verdrongen is, kan de productie ongestoord voortgang vinden, waarbij de productie aangepast zal worden aan de vrije arbeid en aan de tijd. Nooit werd er in Frankrijk zo hard gewerkt als in 1793, toen de grond uit handen genomen was van de feodale heren.” zei Michelet. [6] Nog nooit werd er gewerkt, zoals men zal werken op de dag, waarop eindelijk de arbeid vrij geworden zal zijn en van dan af zal elke stap vooruit van de arbeiders een bron van welbehagen voor de commune betekenen.
Met betrekking tot de sociale rijkdom heeft men geprobeerd, een onderscheid te maken, ja men is zelfs gekomen, met dit onderscheid, tot een tweedeling van de Socialistische Partij. De ene school, tegenwoordig collectivistisch genoemd, omdat zij zich op het standpunt stelt van het collectivisme van de oude “Internationale” (die daaronder niets anders verstond dan het antiautoritaire communisme), een soort star collectivisme, probeerde een onderscheid aan te brengen tussen kapitaal, dat nodig is voor de productie en rijkdom die de levensbehoeften bevredigt. Machines, fabrieksgebouwen, grondstoffen, verkeerswegen en grond behoren tot de ene, woningen, producten kleding en levensmiddelen behoren tot de andere categorie. De eersten zullen collectief- bezit worden, de laatsten echter, volgens de leraren van deze school, privébezit blijven.
Maar de gezonde volkszin kwam al gauw tot het inzicht dat dit onderscheid, onderillusoir en onmogelijk is. Al gebrekkig in de theorie moest dit onderscheid ook in de praktische uitvoering vervallen. De arbeiders erkenden, dat het huis dat we bewonen, de kolen en het gas dat we verstoken, het voedsel dat onze menselijke machine verbruikt om ons in leven te houden, de kleding waarmee men zich bedekt om zijn lichaam te beschermen, het boek dat men leest om zichzelf te scholen, ja zelfs de luxevoorwerpen waarmee men zich omgeeft, net zulke onvervangbare noodzakelijke vereisten voor zijn bestaan en net zo onontbeerlijk voor de opbrengst van zijn arbeid en voor de voortschrijdende ontwikkeling van het mensdom zijn, als machines, fabrieken, grondstoffen en alle andere productiemiddelen. Zij weten, dat het vasthouden aan privébezit voor welke rijkdom dan ook, de voortduring betekent van ongelijkheid, onderdrukking en uitbuiting, waardoor de resultaten van de vooraf ganse onteigening teniet gedaan worden. Afgezien van de eigenaardigheden van de theoretici, komt het neer op een eenvoudige en praktische vorm van antiautoritair communisme.
En de revolutionaire proletariërs spreken tijdens hun bijeenkomsten inderdaad klip en klaar over hun aanspraken op de gehele sociale rijkdom en over de noodzakelijkheid het privébezit, zowel voor gebruiks- als productiegoederen, af te schaffen. “Op de dag van de revolutie zullen we ons alle in de stad voor handen zijnde voorraden toe-eigenen en tot gemeenschapsgoed maken!” roepen de meevoerende stemmen van de arbeiders en de toehoorders bekrachtigen het door hun eensgezinde instemming.
“Laat een ieder uit de voorreden nemen wet hij nodig heeft. Laten wij in het achterhoofd houden, dat de graanschuren van onze steden genoeg voedsel bevatten om ieder te voeden, zelfs tot de dag waarop de vrije productie haar intrede zal doen. In de kledingzaken van de steden is genoeg voorraad om iedereen te kleden, terwijl de voorraad als gevolg van de algemene misère geen afzet kan vinden. Ja, er zijn zelfs zoveel luxegoederen aanwezig, dat iedereen naar smaak kan uitzoeken.”
Naar waar tijdens de bijeenkomsten over gesproken wordt te oordelen, stelt het proletariaat zich het verloop van de revolutie als volgt voor: onmiddellijke invoering van het communistisch-anarchisme en vrije organisatie van de goederen productie. Dit zijn de beide duidelijk vaststaande punten en in dit opzicht zullen de communes van de toekomst niet dezelfde fouten maken als hun voorgangers.
Op het punt van het regeringsvraagstuk heerst thans nog geen eenstemmigheid, hoewel het tijdstip waarop dat wel het geval zal zijn, niet meer ver weg ligt.
Het is bekend, dat er tegenwoordig met betrekking tot deze vraag twee geheel verschillende meningen bestaan. “We moeten,” zegt de ene, “op de dag van de revolutie een regering instellen, die alle macht naar zich toetrekt. Deze sterke, machtige en vastberaden regering zal de revolutie volbrengen, door het een en ander te besluiten en haar regels met geweld te laten gehoorzamen.”
“Betreurenswaardige vergissing,” zegt de ander. “Iedere centrale instantie, die bedoeld is om het volk te regeren, is ongelukkigerwijze samengesteld uit geheel verschillende elementen en aangezien zoiets op grond van het heers-principe steeds verstarrend werkt, kan dat voor de revolutie alleen maar een groot obstakel betekenen.”
Het kan alleen maar schadelijk zijn voor de revolutie in iedere commune, die bereid is vooruit te gaan. En het is ook niet in staat de achtergebleven gemeentes de revolutionaire geest in te blazen.
De aanwezigheid van een regering zou net zo hinderlijk zijn in een reeds bestaande commune. Of de communale regering zal zich beperken tot het formeel bevestigen van reeds voorbije gebeurtenissen: dat is dus een hoogst overbodige en gevaarlijke institutie; of de regering wil aan het begin van alles staan en zal dus alle dingen willen gaan veranderen, die zich eigenlijk onder het volk zelf zouden moeten ontwikkelen, om levensvatbaar te kunnen zijn. Zij zal theorieën gebruiken, terwijl de gehele maatschappij nieuwe vormen voor het maatschappelijk leven moet vinden uit de scheppende kracht, die in de maatschappij tot leven komt, nadat het zijn boeien verbroken heeft en een nieuwe horizon voor ogen komt. Voor de mensen van de regering zal deze opkomst alleen hinderlijk zijn, zonder ook maar een fractie te hebben hoeven presteren van waartoe ze zelf in staat waren, als ze onder het volk gebleven zouden zijn en met hen gemeenschappelijk de nieuwe organisatie op te bouwen, in plaats van zich op een kantoor op te sluiten en zich bezig te houden met vruchteloze debatten. Zo zou deze regering dus een hindernis en een gevaar zijn: niet toegerust voor het goede, verschrikkelijk voor het slechte en daarom heeft ze geen recht van bestaan.
Zo juist en natuurlijk deze tegenwerping ook is, het doet niet af aan het eeuwenoude vooroordeel, die door diegenen, die voordeel hebben bij het voortbestaan van het regeringsbijgeloof, tezamen met het bezits- en godsdienstbijgeloof.
Dit vooroordeel - de laatste in de reeks: god, bezit, regering, - bestaat nog steeds en vormt een groot gevaar voor de ontwikkeling van het socialisme. Maar men kan al zien, dat het steeds meer begint te wankelen. “Wij willen zelf de zaken ter hand nemen, zonder op de bevelen van een regering te moeten wachten en we zullen over diegenen heenlopen, die zich tegenover ons als geestelijken, kapitalisten en regeringsleden willen doen gelden”, zeggen de proletariërs tegenwoordig al. Wanneer de anarchisten doorgaan met het bestrijden van het regeringsbijgeloof en zich daarbij niet van de wijs laten brengen, door zich ook met de strijd om de regeringsmacht in te laten, dan is het te verwachten, dat binnen een aantal jaren het vooroordeel van de soevereine staat voldoende afgebroken zal zijn, om niet meer in staat te zijn de proletariërs te misleiden.