De macht van de staat

Door Wolfi Landstreicher

Deze tekst is onderdeel van een bundel teksten van Wolfi Landstreicher genaamd The Network of Domination, evenals de teksten De prijs van overleven en Van proletarier tot individu - naar een anarchistisch begrip van klasse


De macht van de staat

De dag van vandaag is het niet ongewoon om, zelfs in anarchistische kringen, te horen dat de staat omschreven wordt als het loutere slaafje van multinationals, het IMF, de Wereldbank en andere internationale economische instituties. Volgens dit perspectief is de staat niet zozeer de macht-hebber en macht-arbiter maar slechts een coördinator van deze instituties van sociale controle waardoor corporate economische heersers hun macht handhaven. Vanuit dit perspectief is het mogelijk om conclusies te trekken die behoorlijk schadelijk zijn voor de ontwikkeling van een anarchistisch revolutionair project. Indien de staat enkel een politieke structuur die stabiliteit verleent en heden ten dage ten dienste staat van de grote economische machten is, in plaats van een macht an sich met eigen belangen die zich handhaaft door overheersing en repressie, zou de staat democratisch hervormd kunnen worden en een institutionele oppositie kunnen worden tegen de macht van multinationals. “Het Volk” zou enkel maar een tegenmacht moeten vormen en controle nemen over de staat. Dergelijk idee lijkt schuil te gaan achter de absurde notie van sommige huidige antikapitalisten dat we de belangen van de natiestaat zouden moeten verdedigen tegen de internationale economische instituties. Een duidelijker begrip van de staat is noodzakelijk om deze trend tegen te gaan.

De staat zou niet kunnen bestaan indien onze capaciteit om de voorwaarden van ons eigen bestaan als individuen in vrije associatie met elkaar te bepalen ons niet was afgenomen. Deze ont-eigening is de fundamentele sociale vervreemding die de basis vormt voor alle vormen van overheersing en exploitatie. Deze vervreemding kan teruggebracht worden tot het ontstaan van de eigendom (ik zeg bewust eigendom en niet privaat eigendom, omdat veel eigendom vanaf het prille begin institutioneel was – dwz. toegeëigend door de staat). Eigendom kan gedefinieerd worden als de exclusieve claim van bepaalde individuen en instituties over gereedschappen, ruimtes en materialen die noodzakelijk zijn om te leven, en deze daardoor ontoegankelijk maakt voor anderen. Deze claim wordt afgedwongen door expliciet of impliciet geweld. De onteigenden zijn niet langer in staat om vrijelijk te nemen wat noodzakelijk is om hun leven vorm te geven. Om hun bestaan in stand te houden worden ze gedwongen te conformeren aan condities die bepaald worden door de zelfverklaarde eigenaars van eigendom. Hun bestaan wordt dus een bestaan in verknechting. De staat is de institutionalisering van dit proces dat de vervreemding van de capaciteit van individuen om de voorwaarden van hun eigen existentie te bepalen, verandert in de accumulatie van macht in handen van een minderheid.

Het is futiel en onnodig te proberen vaststellen of er eerst accumulatie van macht en vervolgens accumulatie van rijkdom was of omgekeerd toen de eigendom en de staat voor het eerst de kop opstaken. Het is zeker dat beide nu door en door geïntegreerd zijn. Het lijkt waarschijnlijk dat de staat de eerste institutie was die eigendom accumuleerde om een surplus te creëeren dat onder zijn controle viel. Dit surplus gaf het zijn reële macht over de sociale condities waaronder zijn onderdanen moesten existeren. Dit surplus liet de staat toe om de verschillende instituties te ontwikkelen waarmee het zijn macht versterkte: militaire instituties, religieuze/ideologische instituties, bureaucratische instituties, politie-instituties, enz. De staat kan dus vanaf zijn oorsprong begrepen worden als een kapitalist in zijn eigen recht, met zijn eigen specifieke economische belangen die net dienen om zijn macht over de voorwaarden van het sociale bestaan te handhaven.

Zoals elke kapitalist voorziet de staat een specifieke dienst tegen een prijs. Meer bepaald voorziet de staat twee integraal gerelateerde diensten: bescherming van eigendom en sociale vrede. Het biedt bescherming aan privaat eigendom d.m.v. een systeem van wetten die de eigendom definiëren en beperken. De staat beschikt ook over een gewapende arm waarmee deze wetten afgedwongen worden. Echt privaat eigendom kan de facto enkel bestaan wanneer er staatsinstituties zijn om het te beschermen tegen diegenen die zonder deze institutionele bescherming gewoon zouden nemen wat ze willen. Zonder institutionele bescherming is er enkel een conflict van individuele belangen. Stirner omschreef privaat eigendom daarom als een vorm van sociaal of staatseigendom die door unieke mensen geminacht moet worden. De staat beschermt ook de “commons” tegen piraterij van buitenstaanders en bepaalt wat misbruik door de onderdanen is. Als de enige beschermer van alle eigendom binnen zijn grenzen – een rol die de staat handhaaft door een geweldsmonopolie – vestigt het een concrete controle over al deze eigendom (relatief natuurlijk ten overstaan van zijn reële capaciteit om deze controle effectief uit te oefenen). De kostprijs van deze bescherming bestaat niet alleen uit taksen en verschillende vormen van verplicht dienstbetoon, maar ook uit conformiteit aan rollen die noodzakelijk zijn voor het sociale apparaat dat de staat handhaaft en de aanvaarding van, in het beste geval, een vazalverhouding tot de staat. De staat kan alle eigendom claimen of kan ten allen tijde elke “common ruimte” insluiten “in het common belang”. Het bestaan van eigendom vereist een staat om die te beschermen en het bestaan van de staat houdt de eigendom in stand. De staat handhaaft de eigendom uiteindelijk altijd als staatseigendom, hoe “privaat” het zogezegd ook moge wezen.

Het impliciete geweld van de wet en het expliciete geweld van leger en politie waarmee de staat de private eigendom beschermt, zijn dezelfde middelen waarmee de staat de sociale vrede bewaart. Het geweld waarmee mensen onteigend worden van de capaciteit om een leven te creëeren onder hun eigen voorwaarden is niets anders dan een sociale oorlog die elke dag tot uitdrukking komt in de gewoonlijk graduele (maar soms zo snel als een politiekogel) slachtpartij van diegenen die door de sociale orde geëxploiteerd, uitgesloten en gemarginaliseerd worden. Wanneer mensen die aangevallen worden hun vijand beginnen herkennnen, gaan ze frequent in tegenaanval.

De taak van de staat om de sociale vrede te bewaren is dus een daad van sociale oorlog van de kant van de regeerders tegen de geregeerden – het is de onderdrukking en preventie van elke dergelijke tegenaaval. Het geweld van de regeerders tegen de geregeerden is inherent aan de sociale vrede. Een sociale vrede die louter gebaseerd is op brute kracht is altijd precair. De staat moet het idee in het hoofd van de mensen planten dat ze een aandeel hebben in het verderbestaan van de staat en de sociale orde die de staat in stand houdt. In het oude Egypte verkondigde religieuze propaganda bijvoorbeeld dat de heiligheid van de farao de afpersing rechtvaardigde waarmee hij al het graansurplus opeiste en daarmee de bevolking afhankelijk maakte van zijn goodwill in tijden van hongersnood. Of het kan een subtielere vorm van afpersing aannemen van instituties voor democratische participatie als we willen klagen, maar waarin we allemaal verplicht worden om “de wil van het volk” te aanvaarden als we meedoen. Achter deze vormen van subtiele of openlijke chantage, zijn er echter altijd wapens, gevangenissen, soldaten en flikken. Dit is de essentie van de staat en de sociale vrede. De rest is enkel vernis.

Hoewel de staat gezien kan worden als kapitalistisch (in de zin dat de staat in een dialectisch proces macht accumuleert door surplus eigendom te accumuleren), is het kapitalisme zoals we dat kennen met zijn “private” economische instituties een relatief recente ontwikkeling die gesitueerd kan worden aan het begin van de moderne tijd. Deze ontwikkeling heeft zeker belangrijke veranderingen in de machtsdynamieken teweeggebracht, aangezien een significant deel van de heersende klassie nu geen rechtstreeks onderdeel is van het staatsapparaat behalve als burgers, net als al diegenen die ze exploiteren. Deze veranderingen betekenen niet dat de staat onderworpen is aan de verschillende globale economische instituties of dat het perifeer geworden is in het functioneren van de macht.

Als de staat zelf een kapitalist is en eigen economische belangen najaagt en handhaaft, dan is de reden dat het werkt om het kapitalisme in stand te houden niet dat het ondergeschikt gemaakt is aan andere kapitalistische instituties, maar dat het, om zijn macht te behouden, zijn economische macht als kapitalist onder kapitalisten moet behouden. Bepaalde zwakke staten worden geknecht door globale economische belangen wegens dezelfde reden als kleine bedrijven: omdat ze de kracht niet hebben om hun eigen belangen veilig te stellen. De grote staten spelen een minstens even belangrijke rol in het bepalen van globaal economisch beleid als de grote corporaties. Het zijn, de facto, de armen van de staat die dit beleid zullen afdwingen.

De macht van de staat ligt in zijn legaal en institutioneel monopolie op geweld. Dit geeft de staat een erg concrete, materiële macht waarvan globale economische instituties afhankelijk zijn. Instituties als de Wereldbank en het IMF bestaan niet alleen uit gedelegeerden uit alle belangrijke staten in alle beslissingsprocessen, deze instituties zijn ook afhankelijk van de militaire macht van de machtigste staten om hun beleid op te leggen. Achter economische extortie moet er nog altijd een dreiging van fysiek geweld staan als deze effectief wil zijn. Omdat de reële macht van het geweld in hun handen rust, zullen machtige staten niet louter gaan functioneren als knechten van globale economische instituties. In zuiver kapitalistische vorm, is hun relatie er een van wederzijdse afpersing die aanvaard wordt ten voordele van het welzijn van de gehele heersende klasse.

Naast zijn geweldsmonopolie controleert de staat ook vele netwerken en instituties die noodzakelijk zijn voor handel en productie. Snelwegsystemen, spoorwegnetten, havens, luchthavens, satelliet- en vezelkabelsystemen die noodzakelijk zijn voor communicatie en informatienetwerken worden over het algemeen beheerd door de staat en vallen altijd onder controle van de staat. Wetenschappelijk en technologisch onderzoek dat noodzakelijk is voor nieuwe ontwikkelingen in de productie is voor het merendeel afhankelijk van staatsuniversiteiten en het leger.

Corporate power is dus afhankelijk van state power om zichzelf in stand te houden. Het is geen kwestie van de onderwerping van de ene soort macht aan de andere maar het is de ontwikkeling van een integraal machtssysteem dat zichzelf toont als de tweekoppige hydra van kapitaal en staat. Dit systeem functioneert als een éénheid om overheersing en exploitatie, de condities die opgelegd worden door de heersende klasse om onze existentie in stand te houden te handhaven. Binnen deze context kunnen instituties als het IMF en de Wereldbank best verstaan worden als instrumenten waarmee verschillende staten en corporate machten hun activiteiten coördineren om een eenheid in de overheersing over de geëxploiteerde klassen temidden de competitie van economische en politieke belangen te bewaren. De staat dient deze belangen dus niet, deze instituties dienen eerder de belangen van de machtigste staten en kapitalisten.

Voor wie de vernietiging van de sociale orde voorstaat, is het dus onmogelijk om de natiestaat uit te spelen tegen de kapitalisten en daar iets bij te winnen. Hun voornaamste belang, het behoud van de huidige orde, is hetzelfde. Wat ons betreft is het noodzakelijk om de staat en het kapitalisme met alle macht aan te vallen, en beide te herkennen als de tweekoppige hydra van overheersing en exploitatie die we moeten vernietigen als we ooit onze capaciteit om de voorwaarden van onze eigen existentie te bepalen willen terugnemen.