Diego Abad de Santillán (20 mei 1897 – 18 october 1983), geboren als Sinesio Vaudilio García Fernández, was een anarchosyndicalist, econoom en auteur. Hij was een prominent figuur in de Spaanse en Argentijnse anarchistische beweging. In Spanje was hij actief binnen de FAI en hield zich voornamelijk bezig met de organisatie van de economie. Vlak voor de Spaanse Burgeroorlog en Revolutie verscheen in 1936 zijn werk De economische organisatie van de revolutie.
Diego Abad de Santillán werd in 1897 in Reyero geboren, een bergdorpje in de provincie León in het Noordwesten van Spanje. De Santillán emigreerde op 8 jarige leeftijd met zijn ouders naar Argentinië. Toen hij 10 jaar oud was, ging hij s' avonds naar school en werkte overdag bij verschillende baantjes, vooral bij de spoorwegen. Hij keerde in 1912 terug naar Spanje om daar een vooropleiding te doen voor de universiteit. In 1915 trad hij toe tot de universiteit van Madrid, om daar filosofie en literatuur te studeren.
Na de algemene staking van 1917 werd de Santillán in Madrid gevangengenomen, waardoor hij via Tomás Herreros in contact kwam met de anarchistische beweging. Na zijn vrijlating in 1918, na een amnestie, keerde de Santillán terug naar Argentinië waar hij als een activist zich inzette voor de anarchosyndicalistische vakbond FORA (Federación Obrera Regional Argentina, Regionale Arbeidersfederatie van Argentinië). Voor FORA was hij onder andere redacteur van diens krant La Protesta.
In 1922 representeerde de Santillán Federación Obrera Regional Argentina (Argentijnse Regionale Arbeidersfederatie, FORA) bij de oprichting van de anarchosyndicalistische Internationale Arbeidersassociatie (IAA) in Berlijn. Terwijl hij daar was, begon hij aan een studie Medicijnen. Daar leerde hij Elise Kater kennen, waarmee hij later zou trouwen. Elise Kater was de dochter van Fritz Kater, welke één van de medeoprichters van de Duitse FAUD (Freie Arbeiter Union Deutschlands).
In 1925 verscheen zijn eerste van vele historische werken genaamd Ricardo Flores Magón: el apóstol de la revolución social Mexicana (Ricardo Flores Magón: De apostel van de Mexicaanse sociale revolutie) en tevens El anarquismo en el movimiento obrero (Het anarchisme in de arbeidersbeweging).
In 1926 onderbrak de Santillán zijn studie om naar Mexico af te reizen, waar hij de Confederación General de Trabajadores (Algemene Arbeidersconfederatie, CGT) ondersteunde. Daarna keerde hij terug naar Argentinië om verder te werken aan de krant La Protesta, alsmede aan een nieuwe uitgave La Antorcha. Daarnaast werkte hij aan een geschiedenis van de anarchistische beweging in Argentinië. Aan het eind van de jaren 1920 kwam de Santillán in conflict met Severino Di Giovanni, een pleitbezorger van het zogenaamde propaganda van de daad, waardoor meerdere doden vielen.[1]
Omdat hij zich verzette tegen de coup van generaal José Félix Uriburu op 6 september 1930, werd de Santillán ter dood veroordeeld. Hij kon echter ontkomen en vluchtte naar Uruguay, vanwaar hij naar doorreisde naar Spanje toen daar in 1931 de Tweede Republiek werd uitgeroepen. Toch keerde hij in het geheim terug naar Argentinië. Daar zette hij zijn militante activiteiten clandestien voort en schreef onder verschillende teksten, waaronder Het bankroet van de kapitalistische economie en het politieke systeem (1932), De ideologie van FORA en de richting van de revolutionaire arbeidersbeweging in Argentinië (1933) en Sociale reconstructie: Het fundament voor een nieuwe economische structuur in Argentinië (1933). Eind 1933 keerde de Santillán uiteindelijk toch terug naar Spanje, en vestigde zich in Barcelona.
Het jaar daarop begon Diego Abad de Santillán zich in te zetten voor de Federación Anarquista Ibérica (FAI). In 1935 werd hij secretaris van het Schierlandbrede Comité van de FAI en redacteur voor Solidariad Orbrera (Arbeiderssolidariteit) en Tierra y Libertad (Land en Vrijheid). Daarnaast richtte hij ook nog drie nieuwe tijdschriften op: Tiepos Nuevos, Butlleti de la Conselleria d'Economia en Timón. Na het uitbreken van de Spaanse Burgeroorlog en Revolutie in 1936 vertegenwoordigde hij de FAI in het Comité de Milíces Antifeixistes de Catalunya (Comité van Antifascistische Milities in Catalonië), dat de verschillende milities in Catalonië coördineerde en in de vroege jaren van de revolutie de facto het bestuur van Catalonië vormde.
De Santillán lijkt op dit moment het meest bezit te zijn met het economische vraagstuk, wat zich uiteraard toont in het werk De economische organisatie van de revolutie (1936) dat uit wordt gegeven door de Confederación Nacional del Trabajo (Nationale Conferatie van de Arbeid, CNT); later wordt dit werk herdrukt onder de titel Na de revolutie: economische reconstructie in het Spanje van vandaag (1937).[2]
Van december 1936 tot april 1937 treed de Santillán, niet geheel onomstreden, toe tot de Generalitat (de regionale regering) van Catalonië als minister van economie. Daar probeert hij de anarchistische vrije deelname aan de politiek en economie te verdedigen. Hij was uiterst kritisch tegenover de regering en in het bijzonder op Juan Negrin, de leider van Partido Socialista Obrero Español (Spaanse Socialistische Arbeiderspartij, PSOE). Hij beklaagde zich over de misdaden die door de aan de Comintern in Moskou loyale Spaanse Communistische Partij (PCE) tijdens de burgeroorlog werden gepleegd. Zo haalt de Santillán de auteur van Timón aan die stelde dat tussen februari en mei 1937 in de omgeving van Madrid meer dan 80 leden van de CNT werden vermoord. Hieronder volgt een ander voorbeeld van de Santillán:
Op een goede dag ontvangen de brigades die tot het 23ste Legerkorps behoren (dat onder communistisch bevel staat) dat zij onder commando van deze staan - zodat elk peleton en elke eenheid onder leiding van een bewezen antifascist staat. Hierop werden instructies gegeven om naar Turón te gaan, een klein dorp in de Alpujarra van Granada.
Ze werden verteld dat ze daar fascisten moesten vermoorden voor het goede doel. Degene die deze opdracht kregen kwamen in Turón aan en vermoordde 80 mensen, waarvan de meerderheid deze straf absoluut niet verdiende, het was gevoelloos en zelfs risicovol. Er waren gevallen dat elementen van de CNT en de socialistische partij en andere groepen, kameraden van hun eigen organisaties doodde. Ze negeerde dit en geloofden dat zij rechtmatig handelden omdat hun leidinggevenden hen daartoe hadden opgedragen.
Er waren ook gevallen van verkrachting van de dochters,die zich aanboden om te voorkomen dat hun ouders zouden worden vermoord. En het meest weerzinwekkende was dat deze daden op klaarlichte dag voor de ogen van de wereld werden plaatsvonden. Er trok een golf van tragische terreur door de hele regio. Er werd een weg aangelegd en de doden werden in de greppel ernaast begraven.[3] Diego Abad de Santillán
De Santillán schrijft in september 1937 meerdere artikelen waarin hij kritisch terugkijkt op de collaboratie met de regering door de CNT en de FAI - deze worden in het begin onderdrukt. In 1938 verschijnt in Timón uiteindelijk een groot deel van dit werk.[4] In april van 1938 treed de Santillán dan toe tot het Nationale Comité van het antifascistische Volksfront - welke werd opgericht tussen de anarchistische CNT en de socialistische UGT. Met het verlies van de Spaanse Republiek en de militaire overwinning van de fascistische troepen van generaal Francisco Franco in 1936, vlucht de Santillán naar Frankrijk, waar hij in meerdere concentratiekampen verblijft. Tegen het einde van de Tweede wereldoorlog keer hij terug naar Argentinië.[5]
Vanaf dat moment leeft de Santillán een meer teruggetrokken leven. Hij schrijft nog voor meerdere kranten en zet zijn onderzoekswerk voort, waarbij hij nauw samenwerkt met het Gran Eciclopedia Argentina. Tevens werkt hij aan een kritische analyse van de arbeidersbeweging genaamde en het zogenaamde peronisme. Werken zijn onder andere Por qué perdimos la guerra: una contribución a la historia de la tragedia española (Waarom wij de oorlog verloren: een bijdrage aan de geschiedenis van de Spaanse tragedie, 1940) - welke later verfilmd zou worden voor Francisco Galindo onder de titel La crisis del capitalismo y la misión del proletariado (De crisis van het kapitalisme en de missie van het proletariaat, 1946) en Estrategia y táctica: ayer, hoy y mañana (Strategie en tactieken: gister, vandaag en morgen, 1976).
Na de dood van Franco keerde de Santillán in 1977 op tachtigjarige leeftijd terug naar Spanje, waar hij wederom in Barcelona ging wonen. Daar schreef hij zijn laatste tekst: Memorias 1897-1936 (1977). Diego Abad de Santillán stierf uiteindelijk op 18 oktober 1983 op 86 jarige leeftijd in Barcelona.
Er is een reeks aan onuitgegeven werk van de Santillán, waaronder Ideas y sugestiones para una nueva estrategia revolucionaria (Ideeën en suggesties voor een nieuwe revolutionaire strategie) en Delincuencia política (Misdadige Politiek). Deze en de rest van zijn uitvoerige archieven zijn in het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam te vinden.