Inhoud

Een project van anarchistische organisatie

Door Errico Malatesta

Deze tekst is onderdeel van de discussie over het Organisatorisch Platform. Het artikel werd gepubliceerd in de krant Il Risveglio en was een reactie op de publicatie van het Organisatorisch Platform van de Libertaire Communisten (1926), geschreven door de Dielo Trouda-groep.

De tekst van Errico Malatesta zou reacties krijgen van o.a. Nestor Makhno en Peter Arshinov, beide betrokken bij het opstellen van het Organisatorisch Platform en onderdeel van de redactie van de krant Dielo Trouda.


Een project van anarchistische organisatie

Malatesta’s eerste reactie op de Platformtekst van Dielo Truda

Niet lang geleden stuitte ik op een Frans pamflet (in Italië kan de niet-fascistische pers zoals bekend vandaag de dag [1927] niet vrijelijk verspreid worden) met de titel ‘Organisatorisch Platform van de Algemene Anarchistische Bond (project)’.[1]

Dit is een voorstel tot anarchistische organisatie dat werd gepubliceerd onder de naam van een ‘groep van Russische anarchisten in het buitenland’, en lijkt voornamelijk gericht te zijn aan Russische kameraden. De vragen die erin besproken worden zijn echter van even groot belang voor alle anarchisten. Onder andere de taal waarin het pamflet geschreven is, maakt duidelijk dat de schrijvers ervan op zoek zijn naar de steun van kameraden over de hele wereld. Het is, voor de Russen en voor ieder ander, in ieder geval de moeite waard om te bestuderen of het voorstel compatibel is met anarchistische principes en of implementatie ervan daadwerkelijk de anarchistische zaak dient.

De intenties van deze kameraden zijn uitstekend. Ze klagen terecht over het feit dat de invloed die anarchisten tot nu toe gehad hebben op politieke en sociale gebeurtenissen, niet in verhouding staat tot de theoretische en praktische waarde van hun denkbeelden, moed en bereidheid tot zelfopoffering. Ze zijn van mening dat de voornaamste reden voor dit relatieve falen, ligt in een gebrek aan een grootschalige, serieuze en actieve organisatie.

En tot zo ver ben ik het min of meer met ze eens.

Organisatie, wat uiteindelijk niet meer betekent dat samenwerking en solidariteit in de praktijk, is een natuurlijke toestand die noodzakelijk is voor het functioneren van een samenleving; het is een onvermijdelijk feit waar iedereen bij betrokken is, of het nu gaat om de menselijke samenleving in het algemeen of om enige andere groep mensen die verenigd is door een gemeenschappelijk doel.

Mensen kunnen in isolatie niet overleven: ze kunnen enkel werkelijk mens worden en aan hun morele en materiële behoeften voldoen wanneer ze onderdeel uitmaken van een samenleving en samenwerken met anderen. Het is dan ook onvermijdelijk dat wie onvoldoende middelen of een onvoldoende ontwikkeld bewustzijn heeft, om zich vrijelijk te kunnen organiseren met diegenen waarmee ze gemeenschappelijke belangen en gevoelens hebben, zich moet overgeven aan organisaties die opgezet zijn door anderen; mensen die over het algemeen de heersende klasse of groep vormen en wiens doel het is om het werk van anderen uit te buiten voor hun eigen gewin.

De eeuwenlange onderdrukking van de massa door een kleine bevoorrechte groep, is altijd het gevolg geweest van het onvermogen van de grotere groep individuen om het met andere werkenden eens te worden en zich samen met hen te organiseren rondom productie en de rechten en baten die daaruit voortkomen, en ter verdediging tegenover diegenen die hen proberen uit te buiten en onderdrukken. Anarchisme, met zijn basisprincipe van vrije organisatie die tot stand komt en stand houdt door de ongedwongen overeenstemming van zijn leden zonder enige soort van autoriteit – dat wil zeggen, zonder dat iemand het recht heeft om hun wil op te leggen aan anderen – is ontstaan als een antwoord op deze stand van zaken. Het is daarom voor de hand liggend dat anarchisten ernaar zouden moeten streven om ditzelfde principe, waarvan ze geloven dat de hele menselijke samenleving erop gebaseerd zou moeten zijn, toe te passen op hun persoonlijke en politieke leven.

Als we sommige polemieken mogen geloven zijn er anarchisten die elke vorm van organisatie afwijzen; maar de talrijke, te talrijke, discussies over dit onderwerp gaan over de middelen en niet het eigenlijke doel van organisatie, zelfs wanneer deze discussies vertroebeld worden door taalkundige kwesties of persoonlijke problemen. Zo kan het best voorkomen dat de kameraden die het vijandigst tegenover organisatie lijken te staan, zich wanneer ze iets willen ondernemen organiseren zoals de rest van ons, en vaak nog effectiever. Ik herhaal dat het probleem enkel draait om de middelen.

Ik kan het initiatief dat onze Russische kameraden ondernomen hebben dan ook niet anders dan met welwillendheid bekijken. Ik ben ervan overtuigd dat een algemenere, meer verenigde, constantere organisatie dan die welke tot nu toe door anarchisten gerealiseerd werden – zelfs als deze organisatie er niet in zou slagen om af te rekenen met alle zwaktes en onvolkomenheden die wellicht onvermijdelijk zijn in een beweging als de onze - haar tijd ver vooruit is en daarom strijdt tegen onbegrip, de desinteresse en zelfs vijandigheid van de meerderheid. Maar zo’n organisatie kan ongetwijfeld een belangrijk element van kracht en succesvolle factor zou zijn, een krachtig middel om onze ideeën over te brengen.

Bovenal geloof ik, dat het voor anarchisten noodzakelijk en urgent is om zich te organiseren, zodat zij invloed kunnen uitoefenen op de richting die strijd voor vooruitgang en emancipatie van de massa’s neemt.

Tegenwoordig is de arbeidersbeweging (vakbondsbeweging) de grootste kracht voor sociale transformatie. Het is dan ook haar richting waar het verloop en de doelen van de volgende revolutie grotendeels van zullen afhangen. Via de organisaties die hun belangen verdedigen ontwikkelen arbeiders een bewustzijn van de onderdrukking waar ze onder lijden en het antagonisme dat hen onderscheidt van hun bazen. Het gevolg daarvan is dat arbeiders een beter leven beginnen te ambiëren, gewend raken aan collectieve strijd en solidariteit en verbeteringen die mogelijk zijn binnen het kapitalistische en statelijke systeem bewerkstelligen. En wanneer het conflict verdergaat dan een compromis, volgt revolutie of reactie. Anarchisten moeten het nut en het belang van de vakbondsbeweging inzien; ze moeten diens ontwikkeling ondersteunen en deze tot een hefboom van hun acties maken. Dit door alles in het werk te stellen om, door middel van samenwerking met andere progressieve krachten, ervoor te zorgen dat hun acties de weg vrij zullen maken naar een sociale revolutie die een einde maakt aan het klassensysteem en leidt tot volledige vrijheid, gelijkheid, vrede en solidariteit voor iedereen.

Maar het zou een grote en fatale fout zijn om, net als velen anderen, te geloven dat de arbeidersbeweging vanzelfsprekend en vanzelf kan en zal leiden tot een dergelijke revolutie. Het tegenovergestelde is waar: alle bewegingen die gebaseerd zijn op materiële en onmiddellijke belangen (en een grote arbeidersbeweging kan zich op niets anders baseren), neigen er onvermijdelijk naar om zich aan de omstandigheden aan te passen wanneer het ze ontbreekt aan stimulans, motivatie, en de gecoördineerde inspanningen van mensen en ideeën. Ze voeden een conservatieve houding en een angst voor verandering bij degenen die het voor elkaar krijgen om betere werkomstandigheden af te dwingen. Zo creeëren ze uiteindelijk vaak nieuwe en geprivilegieerde klassen en dragen ze bij aan de instandhouding en versterking van het systeem dat ze eigenlijk willen vernietigen.

Daarom is er dringende nood aan specifiek anarchistische organisaties die, zowel binnen de vakbonden als daarbuiten, strijden voor de verwezenlijking van het anarchisme en trachten om alle ontaarde en reactionaire neigingen in de kiem te smoren.

Maar het is duidelijk dat anarchistische organisaties als ze hun doelen willen bereiken, zowel in hun opbouw als in hun werkwijze in harmonie moeten zijn met de principes van de anarchie. Zij mogen op geen enkele wijze autoritair zijn, en moeten het vrije handelen van individuen weten te verenigen met de noodzaak en het plezier van de samenwerking. Zij moeten bijdragen aan het bewustzijn en de mogelijkheid tot het nemen van initiatief van hun leden, een educatief middel zijn voor de omgeving waarin de organisatie werkt en die moreel en materieel voorbereiden op de toekomst die wij wensen.

Voldoet het project dat nu op tafel ligt aan deze voorwaarden?

Volgens mij is dat niet het geval. Het project maakt anarchisten niet warm voor organisatie, maar lijkt juist doelbewust ontworpen ter bevestiging van de vooroordelen van kameraden die van mening zijn dat organiseren inhoudt dat je je overgeeft aan leiders en deel uitmaakt van een autoritaire, centraliserend orgaan dat elke poging tot vrij initiatief verstikt. Het bevat in feite precies die voorstellen die sommigen, tegen alle bewijs in en onze protesten ten spijt, blijven toeschrijven aan alle anarchisten die als organisatoren kwalificeren.

Laten we het Project nu bestuderen:

Allereerst lijkt het me een misstap (en in ieder geval onmogelijk te realiseren), om te geloven dat alle anarchisten gegroepeerd kunnen worden in één ‘Algemene Bond’, of, zoals het in het Project geschreven wordt, in een enkel actief revolutionair orgaan.

Als anarchisten kunnen we zeggen dat we allemaal deel uitmaken van dezelfde partij, als we met dat woord ‘partij’ doelen op iedereen die aan dezelfde kant staat. Dat wil zeggen dat we dezelfde algemene ambities delen en op de een of andere manier allemaal voor dezelfde doelen strijden tegen gemeenschappelijke tegenstanders en vijanden. Maar dit betekent niet dat het mogelijk is, laat staan nastrevenswaardig, dat we allemaal in één specifieke associatie verzameld zijn. Er zijn teveel verschillen wat betreft onze omgevingen en omstandigheden; teveel mogelijke actievormen waaruit we moeten kiezen en ook teveel verschillen in temperament en onverenigbare persoonlijkheden om een Algemene Bond, als die serieus wordt genomen, een succesvol middel voor coördinatie en overzicht van de inspanningen van iedereen te laten zijn. Zo’n Bond zou uitgroeien tot een obstakel voor individueel handelen en misschien zelfs zorgen voor meer verbitterde interne twist.

Hoe zou men bijvoorbeeld als één en dezelfde groep kunnen functioneren die tegelijkertijd opgezet is als een openbare associatie voor propaganda en agitatie, én daarnaast als geheim genootschap dat zich door politieke omstandigheden in een bepaald land genoodzaakt ziet om plannen, methodes en leden te verbergen voor de vijand? Hoe zouden de ‘volkspedagogen’, die geloven dat propaganda en het geven van het goede voorbeeld voldoende zijn voor de geleidelijke transformatie van individuen en dus van de samenleving, dezelfde tactieken kunnen omarmen als de revolutionairen die ervan overtuigd zijn dat de met geweld in stand gehouden status quo op gewelddadige wijze vernietigd moet worden en dat ze, geconfronteerd met het geweld van de onderdrukkers, eerst de noodzakelijke randvoorwaarden moeten scheppen voor de vrijelijke verspreiding van propaganda en de praktische omzetting van deze bevochten idealen? En hoe moeten mensen bij elkaar gehouden worden die, om welke reden dan ook, niet met elkaar kunnen opschieten, maar elkaar wel respecteren en even goede anarchistische militanten zouden kunnen zijn?

Daarnaast beschouwen zelfs de auteurs van het Platform het als een onzinnig idee om een organisatie op te richten die de vertegenwoordigers van de verschillende stromingen van het anarchisme samenbrengt. Zij stellen dat een dergelijke organisatie, ‘die in theoretisch en tactisch opzicht uitgesproken heterogene elementen zou incorporeren, slechts een mechanische verzameling van individuen zou zijn die stuk voor stuk een andere conceptie hebben van de anarchistische problemen. Op het kritieke moment zou zo'n club onvermijdelijk uit elkaar spatten.’

Dat is prima. Maar als ze het bestaan van verschillende stromingen erkennen, zullen ze het toch zeker aan henzelf overlaten om zich op hun eigen manier te organiseren en om te werken aan het anarchisme zoals hen dat het beste lijkt. Of claimen ze soms het recht om iedereen die hun programma niet accepteert te verbannen, uit het anarchisme te verstoten? Natuurlijk zeggen ze dat ze alle gezonde elementen van de libertaire beweging willen samenbrengen in één organisatie; en natuurlijk zullen ze geneigd zijn om enkel diegenen als geschikt te bestempelen die net zo denken als zij. Maar wat zullen ze doen met de elementen die ongeschikt zijn?

Natuurlijk bevinden zich onder diegenen die zichzelf als anarchist omschrijven, zoals dat in elke menselijke groepering het geval is, elementen van verschillende waarde; en erger nog is dat er mensen zijn die in naam van het anarchisme ideeën verspreiden die daar in feite heel weinig mee te maken hebben. Maar hoe moeten we dat probleem vermijden? De ‘anarchistische waarheid’ kan en mag niet het monopolie van één individu of comité worden, noch mag die waarheid afhangen van de beslissingen van echte of denkbeeldige meerderheden. Al wat nodig – en voldoende – is, is dat iedereen de grootst mogelijke vrijheid tot kritiek bezit en die uitoefent, en dat ieder van ons diens eigen ideeën koesteren en zelf diens kameraden kan kiezen. In laatste instantie zullen de feiten beslissen wie er gelijk had.

Laat ons daarom het idee om álle anarchisten in één organisatie onder te brengen laten voor wat het is, en deze Algemene Bond die de Russen ons voorstellen zien als wat het echt is, namelijk de Bond van een bepaalde fractie van anarchisten; en laten we bekijken of de organisatiemethode die zij voorstellen in overeenstemming is met anarchistische methodes en principes, en of hij daardoor kan bijdragen aan de triomf van het anarchisme.

Dit lijkt me wederom niet het geval te zijn.

Ik trek de oprechtheid van de anarchistische voorstellen van deze Russische kameraden niet in twijfel. Ze willen het anarchistisch communisme bewerkstelligen en zoeken naar manieren om dat zo snel mogelijk te doen. Maar het is niet genoeg om iets te willen; men moet zich ook de geschikte middelen eigen maken; om ergens te geraken moet men het juiste pad nemen om niet ergens anders uit te komen. Hun organisatie, die typisch autoritair is, zou niet bijdragen aan het bereiken van de overwinning van het anarchistisch communisme zoals ze verlangen, maar zou de anarchistische geest juist schaden en resulteren in het tegenovergestelde van wat hun intenties zijn.

In feite lijkt hun Algemene Bond te bestaan uit evenveel deelorganisaties als er secretariaten zijn die op ideologische wijze het politieke en technische werk aansturen; en om de activiteiten van alle groepen te coördineren is er een Uitvoerend Comité van de Bond dat belast is met de taak om de beslissingen van de Bond uit te voeren en erop toe te zien dat de ‘ideologische en organisatorische lijn van de groepen conform is met de ideologie en algemene tactische lijn van de Bond.’

Is dit anarchistisch? In mijn ogen is dit een regering en een kerk. Toegegeven, er zijn geen politieagenten of bajonetten, geen trouwe kudde om de gedicteerde ideologie te accepteren; maar dit betekent enkel dat hun regering een impotente en onmogelijke regering zou zijn, en hun kerk een kweekvijver voor ketterijen en schisma’s. De geest, de tendens blijft autoritair en het pedagogisch effect zou altijd anti-anarchistisch zijn.

Luister maar: ‘Het uitvoerend orgaan van de anarchistische beweging, de Anarchistische Bond, neemt een vastberaden houding aan tegenover onverantwoordelijk individualisme en introduceert in zijn rijen het beginsel van de collectieve verantwoordelijkheid: de gehele Bond zal verantwoordelijk zijn voor de politieke en revolutionaire actie van elk lid, zoals ook elk lid verantwoordelijk zal zijn voor de politieke en revolutionaire actie van de Bond in zijn geheel.’

En na deze passage, die neerkomt op de absolute ontkenning van elke individuele onafhankelijkheid en vrijheid tot initiatief en actie, herinneren de voorstanders hiervan dat ze anarchisten zijn, noemen ze zichzelf federalisten en gaan ze tekeer tegen centralisatie, waarvan ze zeggen dat ‘het ‘knechtschap en de werktuiggelijkheid van het sociale leven en het partijleven’ het onvermijdelijke gevolg zijn.

Maar als de Bond verantwoordelijk is voor wat elk lid doet, hoe kan deze diens individuele leden en subgroepen dan nog de vrijheid geven om het gemeenschappelijk programma toe te passen op de manier die hen het beste lijkt? Hoe kan men verantwoordelijk zijn voor een actie zonder de middelen te hebben om die te voorkomen? Daartoe zou de Bond, en in zijn naam het Uitvoerend Comité, de actie van zijn individuele leden moeten monitoren en hen moeten bevelen wat te doen en wat te laten; en aangezien afkeuring na een gebeurtenis een eerder opgenomen verantwoordelijkheid niet kan rechtzetten, zou niemand in staat zijn om ook maar iets te doen voordat ze groen licht, toestemming van het comité gekregen zou hebben. En andersom: kan een individu verantwoordelijkheid nemen voor de handelingen van een collectief nog voordat hij of zij weet wat deze zal doen? En hoe moet die persoon voorkomen dat het collectief iets doet dat hij of zij afkeurt?

Daarnaast zeggen de auteurs van het Project dat het de Bond is die voorstelt en besluit. Maar wanneer ze verwijzen naar de wensen van de Bond, verwijzen ze dan naar de wensen van alle leden? Zo ja, dan zou het goede functioneren van de Bond altijd vereisen dat iedereen dezelfde mening heeft over elke kwestie. Het is vanzelfsprekend dat iedereen het met elkaar eens zou moeten zijn over de algemene en fundamentele principes, omdat ze anders niet verenigd zouden zijn. Maar wij kunnen niet veronderstellen dat denkende mensen allemaal en altijd dezelfde mening zullen hebben over wat er moet gebeuren in verschillende omstandigheden en over de keuze van personen aan wie uitvoerende en sturende verantwoordelijkheden moet worden toevertrouwd.

In werkelijkheid – zoals blijkt uit de Platformtekst zelf – kan de wil van de Bond enkel slaan op de wil van de meerderheid, geuit via congressen die het Uitvoerend Comité nomineren en controleren en beslissingen nemen over alle belangrijke kwesties. Natuurlijk zouden de congressen bestaan uit vertegenwoordigers die verkozen worden door de meerderheid van ledengroepen, en zouden deze vertegenwoordigers ook aan de hand van meerderheidsbesluit beslissen wat er moet gebeuren. In het optimale geval zouden beslissingen dus genomen worden door de meerderheid van een meerderheid, maar die beslissing zou gemakkelijk enkel een minderheid van alle leden kunnen vertegenwoordigen, zeker wanneer er meer dan twee tegengestelde meningen zijn.

Verder moet gezien de omstandigheden waarin anarchisten leven en strijden opgemerkt worden dat hun congressen in feite nog minder representatieve waarde hebben dan de parlementen van de bourgeoisie. En hun controle over uitvoerende organen door middel van autoritaire macht is zelden tijdig en effectief. In de praktijk worden anarchistische congressen bijgewoond door iedereen die dat wil en kan, door wie genoeg geld heeft en niet tegengehouden wordt door politiemaatregelen. Er zijn vaak net zoveel aanwezigen die enkel zichzelf of een klein aantal vrienden vertegenwoordigen als aanwezigen die werkelijk de meningen en wensen van een groter collectief vertegenwoordigen. En tenzij er voorzorgsmaatregelen genomen worden tegen mogelijke verraders en spionnen – eigenlijk juist door de noodzaak van deze maatregelen – is het onmogelijk om de vertegenwoordigers en de waarde van hun mandaat goed vast te stellen.

In elk geval komt dit alles neer op een puur meerderheidssysteem, op puur parlementarisme.

Het is algemeen bekend dat anarchisten het bestuur door een meerderheid (democratie) net zo min accepteren als het bestuur door enkelen (aristocratie, oligarchie, of dictatuur van één klasse of partij) of dat van één individu (autocratie, monarchie of persoonlijke dictatuur).

Al duizenden keren hebben anarchisten zogenaamde meerderheidsregeringen bekritiseerd, aangezien ze, op z’n minst in de praktijk, altijd leiden tot overheersing van een kleine minderheid. Moeten we dit alles nog eens voor onze Russische kameraden herhalen?

Anarchisten zien zeker wel in dat het gemeenschappelijke leven er vaak om vraagt dat de minderheid zich schikt naar mening van de meerderheid. Als het duidelijk noodzakelijk of nuttig is om iets te doen en het ieders instemming vereist om dat te doen, zouden de enkelen zich genoodzaakt moeten voelen om zich aan te passen aan de wensen van de meesten. En met het oog op een vreedzaam en gelijkwaardig samenleven is het normaliter noodzakelijk dat iedereen gemotiveerd wordt door een geest van overeenstemming, tolerantie en flexibiliteit. Maar een dergelijk aanpassing van de ene groep aan de andere moet wederzijds en vrijwillig zijn, en bovendien voortkomen uit een bewustzijn van de noodzaak en de wil om te vermijden dat het regelen van sociale aangelegenheden wordt lamgelegd door halsstarrigheid. Het mag niet als een principe en statutaire regeling worden opgelegd. Dit is een ideaal dat doorgaans in het dagelijks leven wellicht moeilijk volledig te bereiken is, maar het is een feit dat in elke menselijke groepering anarchisme zo veel dichterbij komt wanneer een akkoord tussen meerderheid en minderheid vrijelijk en spontaan tot stand komt en voortkomt uit de natuurlijke aard van de kwestie.

Dus als anarchisten de meerderheid het recht ontzeggen om de menselijke samenleving te regeren – waarin individuen niettemin genoodzaakt zijn om bepaalde beperking te accepteren, aangezien ze zichzelf niet kunnen isoleren zonder de voorwaarden van het menselijk leven op te geven – en willen dat alles tot stand komt door de vrije overeenstemming van iedereen, hoe is het dan mogelijk het idee een meerderheidsbestuur aan te nemen voor hun in wezen vrije en vrijwillige associaties, en dat zij beginnen met het verkondigen dat zij zich onderwerpen aan de beslissingen van de meerderheid voordat ze zelfs nog maar weten hebben wat die zullen inhouden?

Het is begrijpelijk dat niet-anarchisten de anarchie, gedefinieerd als vrije organisatie zonder de overheersing van de meerderheid over de minderheid of vice versa, af zouden doen als een onrealistische utopie of een utopie die enkel in een zeer verre toekomst realiseerbaar is; maar het is onvoorstelbaar dat iemand die beweert anarchistische ideeën te hebben en de anarchie liever vandaag dan morgen wil bereiken – of tenminste een serieuze benadering daarvan –, afstand doet van de basisprincipes van het anarchisme binnen de organisatie waarmee hij of zij voor de triomf van die ideeën wilt strijden.

Een anarchistische organisatie moet in mijn optiek moet op een heel andere basis steunen dan voorgesteld door deze Russische kameraden. Volledige autonomie, volledige onafhankelijkheid en daardoor volledige verantwoordelijkheid van individuen en groepen; vrije overeenstemming tussen zij die menen dat het nuttig is om zich te verenigen met het oog op een gemeenschappelijk doel; een morele plicht om aangegane verplichtingen tot een goed einde te brengen en om niks te doen dat in strijd zou zijn met het geaccepteerde programma. Op basis hiervan worden de praktische structuren en het juiste middelen om deze organisaties gestalte te geven gebaseerd: de groepen, de federaties van groepen, de federaties van federaties, de vergaderingen, de congressen, de communicatiecomités enzovoorts. Maar dit alles moet vrijelijk gedaan worden, op zo’n manier dat het denken en het initiatief van individuen niet gedwarsboomd wordt en enkel met een focus op een toegenomen effectiviteit van hun inspanningen die in isolatie ofwel onmogelijk, of wel zonder effect zouden zijn.

Op die manier zijn de congressen van een anarchistische organisatie als representatief orgaan, ondanks alle imperfecties waar ik op gewezen heb, dus vrij van autoritairen tendensen, omdat ze niemand de wet opleggen; ze dringen hun resoluties niet op aan anderen. Ze dienen om persoonlijke banden tussen de meest actieve kameraden te scheppen en onderhouden, voor programmatisch onderzoek naar de manieren en middelen van acties te coördineren en aanmoedigen, om iedereen op de hoogte te brengen van de situatie in verschillende regio’s en de daar nodige acties; om de verschillende meningen onder anarchisten die leven te formuleren en hier een soort statistieken op te baseren – en hun beslissingen zijn geen verplichtende regels maar suggesties, aanbevelingen, voorstellen om voor te leggen aan alle betrokkenen en worden nooit bindend en afdwingbaar, behalve voor diegenen die ze accepteren en voor zo lang als zij dat doen.

De administratieve organen die deze congressen nomineren – correspondentiecommissie enz. – hebben geen directieve macht, behalve dan namens zij die vragen om zulke initiatieven en ze goedkoeren. Zij hebben het gezag niet om anderen hun eigen denkbeelden op te leggen – die ze er zeker wel op na kunnen houden en als groep van kameraden kunnen uitdragen, maar die kunnen zij niet als de officiële standpunten van de organisatie presenteren. Ze verspreiden de resoluties van de congressen en de meningen en voorstellen die groepen en individuen aan hen communiceren; en ze dienen – voor wie hier behoefte aan heeft – voor het faciliteren van relaties tussen groepen en de samenwerking tussen diegenen die het eens zijn over de verschillende initiatieven. Het staat echter iedereen vrij te corresponderen met wie zij willen of om gebruik te maken van de diensten van andere comités die door speciale groepen zijn aangesteld.

In een anarchistische organisatie kunnen de individuele leden elke mening kenbaar maken en elke tactiek gebruiken als deze niet in strijd is met de geaccepteerde principes en deze de activiteiten van anderen niet dwars zitten. In elk geval bestaat een organisatie zolang de redenen voor vereniging zwaarwegender zijn dan die voor meningsverschillen. Als dat niet meer het geval is, wordt de organisatie ontbonden en maakt hij plaats voor andere, meer homogene groepen. Uiteraard hangt de duur en de bestendigheid van een organisatie af van zijn succes in de lange strijd die we moeten aangaan, en het is normaal dat elke institutie instinctief voor altijd wil voortbestaan. Maar de duur van een libertaire organisatie moet het gevolg zijn van de spirituele affiniteit van zijn leden en van het aanpassingsvermogen van zijn grondprincipes aan de continue veranderingen van omstandigheden. Wanneer deze niet langer er toe in staat is om een nuttige taak te volbrengen, is het beter dat deze sterft.

Onze Russische kameraden zullen misschien van mening zijn dat het een organisatie, zoals ik die voorstel, in min of meer dezelfde vorm op verschillende momenten al heeft bestaan, en dat het deze aan effectiviteit ontbreekt. Dat begrijp ik. Deze kameraden zijn geobsedeerd door het succes van de Bolsjewieken in hun land en zouden net als de Bolsjewieken de anarchisten het liefst in een of ander gedisciplineerd leger verzamelen, dat dan onder het ideologische en praktische leiderschap van enkelen met gesloten rijen richting de bestaande regimes zou marcheren, deze zou bestormen en na de materiële overwinning leiding zou geven aan de opbouw van de nieuwe samenleving. En misschien klopt het wel dat onze materiële effectiviteit in een dergelijk systeem groter zou zijn, aangenomen dat het mogelijk is dat anarchisten hieraan deel kunnen nemen, en de leiders geniale mannen zijn. Maar met welk resultaat? Zou wat er is gebeurt met het socialisme en het communisme in Rusland niet ook gebeuren met het anarchisme?

Deze kameraden verlangen net zozeer naar succes als wij. Maar om te leven en te slagen mogen wij de redenen om te leven niet opgeven en het karakter van de toekomstige overwinning niet misvormen.

We willen strijden en winnen, maar als anarchisten en voor het anarchie.

Malatesta

Voetnoten