Inhoud

Organisatie en partij

Door Maria Goldsmith

Deze tekst verscheen als onderdeel van discussie over het Organisatorisch Platform. Het Organisatorisch Platform werd in 1926 gepubliceerd door de Dielo Trouda-groep. Maria Goldsmith publiceerde haar reactie in het Frans onder haar pseudoniem Maria Isidine.

Peter Arshinov reageerde in de krant Dielo Trouda met zijn tekst Het oude en het nieuwe in het anarchisme (nov. 1927) op haar reactie, maar richtte zijn brief aan M. Korn, wat eveneens een pseudoniem was van Goldsmith. Arshinov en Goldsmith waren beiden onderdeel van de Russische emigré in Frankrijk en Goldsmiths artikel werd in 1928 onder de naam M. Korn in de Dielo Trouda gepubliceerd. Vermoedelijk heeft Goldsmith na de publicatie van Arshinovs tekst alsnog besloten haar reactie ook in het Frans te publiceren in de krant Plus Loin (mrt./apr. 1928).


Organisatie en partij

Het probleem van de organisatie van de anarchistische krachten is aan de orde van de dag. Veel kameraden stellen dat de anarchisten in de Russische Revolutie, ondanks dat zij zich altijd vooraan bevonden in de revolutionaire strijd, slechts beperkt invloed hadden op de loop der gebeurtenissen – grotendeels vanwege hun gebrek aan een gedegen organisatie. Zij werpen daarom als primaire voorwaarde voor meer succesvolle toekomstige pogingen het idee op om zo’n organisatie te vormen: een anarchistische partij. Het woord ‘partij’ roept daarbij enige controverse op. Kan er iets als een anarchistische ‘partij’ bestaan? Dat hang allemaal af van de betekenis die men aan het woord geeft.

We kunnen het begrip ‘partij’ gebruiken voor een groep gelijkgestemde mensen die het met elkaar eens zijn over de te bereiken doel en de daarvoor in te zetten middelen. Zelfs als zij niet op formele wijze met elkaar verbonden zijn, zelfs als zij elkaar niet kennen. Des te sterker hun inzichten verenigd zijn, des te eenstemmiger men tot een geschikte oplossing voor een specifiek vraagstuk komt en des te sterker het gebruik van de term ‘partij’ er mee samenhangt. De Internationale[1] sprak op deze manier over de “grote partij van de werkenden” en Kropotkin, Malatesta en andere militanten uit onze beweging – zeker die uit de oudere generaties – hanteren het eveneens op deze wijze als zij spreken over de “anarchistische partij”. In die zin heeft de “anarchistische partij” altijd al bestaan. Daarnaast hebben we altijd organisaties gehad, zelfs duidelijk gedefinieerde organisaties, zoals groepen en zelfs federaties die alle groepen van een stad, regio of land behelsden. Zulke federaties zijn wereldwijd altijd de gebruikelijke anarchistische organisatievorm geweest.

Wat dat betreft bevat noch het voorstel zoals dit door onze Russische kameraden in het “Platform” is geformuleerd, noch de organisatievorm zoals deze door Union Anarchiste bij diens laatste congres is aangenomen, iets nieuws. Toch is één ding wel nieuw, en dat is het volgende: het “Platform” wil het fundamentele karakter van de relatie die anarchistische groepen tot nog toe met elkaar verbond veranderen. Ze willen de onuitgesproken “constitutie” wijzigen die binnen onze rangen – zonder twijfel – als vanzelfsprekend, altijd aan de basis van elke anarchistische organisatie heeft gelegen. In hun verlangen om de relaties tussen militanten te versterken, stellen de auteurs van het “Platform” voor een nieuw soort anarchistische ‘partij’ op te richten op een manier zoals dit door andere partijen wordt voorgesteld: met bindende besluiten door middel van meerderheid van stemmen, een centraal leidend comité etc. Zo’n partij zou, naar hun idee, de anarchistische beweging van diens grootste kwalen moeten genezen.

Het verrast ons dat de ervaringen uit de Russische Revolutie, die op de meest spectaculaire wijze heeft aangetoond dat een partijdictatuur ongeschikt is om het sociale leven aan te sturen, onze kameraden er niet toe hebben aangezet zich afvragen welke andere organisaties dan een hoofdrol moeten vervullen bij de revolutionaire inspanningen, maar hen ertoe hebben aangezet een sterke en gecentraliseerde partij na te streven. Hetzelfde geldt voor onze Franse kameraden. We weten dat op het congres van Union Anarchiste in Orléans een principeverklaring is aangenomen die wegbreekt van de individualistische anarchistische school en een reeks fundamentele voorstellen doet wat betreft het sociale ideaal en de methodes van het anarchisme. Op het meest recente congres werd deze verklaring als het leidraad van Union aangenomen. Dat was echter niet genoeg voor het congres. Men vond het ook nodig om statuten op te stellen en daarin komt de centralistische tendens aan de oppervlakte. Deze is niet alleen in strijd met algemene anarchistische principes, maar ook met de inhoud van hun eigen “principeverklaring” zoals zij die zojuist hadden aangenomen.

In het begin van de verklaring van Orléans[2] wordt gesteld dat het autoriteitsprincipe de wortel is van alle sociale kwalen, dat centralisme zowel politiek als economisch overduidelijk heeft gefaald en dat de vrije commune en de vrije federatie van communes de basis moeten vormen van de toekomstige samenleving. Volgens het document bestaat de commune simpelweg uit het spectrum van associaties binnen een bepaald gebied. Alle centralisme wordt principieel uit de sociale organisatie verbannen, die flexibel genoeg moet zijn zodat ieder individu binnen de associatie, en iedere associatie binnen de federatie, volledige vrijheid geniet. Dit wordt door alle anarchisten unaniem geaccepteerd en de reden dat de auteurs van de principeverklaring van Orléans deze formulering gebruikt hebben, lijkt vooral vanwege propagandadoeleinden. Je zou verwachten dat de “statuten” met die principes in overeenstemming zouden zijn. Maar dat was niet het geval. Hoewel ze dachten dat ze iets nieuws creëerden, begaven onze kameraden zich op de gebaande paden van andere partijen.

Om te beginnen worden besluiten binnen de Union op basis van de meerderheid van stemmen besloten. Het vraagstuk van de meerderheid wordt behandeld alsof het slechts als een klein detail is, een handige manier om dingen af te handelen. Maar het is van fundamenteel belang. Want het is onlosmakelijk verbonden met de precieze opvatting over een samenleving zonder macht. Anarchisten hebben in hun kritiek op alle staatsvormen – zelfs de meest democratische – altijd het principe gevolgd dat besluiten die door een groep individuen zijn gemaakt, nooit bindend kunnen zijn voor anderen die daar niet bij betrokken zijn geweest of die het er niet mee eens zijn. Het maakt daarbij niet uit of het besluit door een meerderheid of een minderheid is getroffen. Het is natuurlijk zinloos om hier alle argumenten tegen het principe van de meerderheid, waarmee onze literatuur doordrenkt is, te herhalen. Alle kameraden zijn hiermee bekend, vooral diegenen die ze dagelijks gebruiken om het fictieve karakter van de volksrepresentatie onder het parlementaire regime te onthullen. Hoe kan het dat dit principe – dat in het geval van een toekomstige samenleving zo overduidelijk absurd en oneerlijkheid is – nu plots praktisch en eerlijk is als het gaat over het toepassen ervan binnen onze eigen kringen? Ofwel de meerderheid heeft altijd het recht hun mening door te zetten, of we moeten ophouden met deze mathematische methoden om de “waarheid” vast te stellen en naar een andere (methode) zoeken.

Onze kameraden hebben, in hun obsessie voor organisatie, het feit over het hoofd gezien dat ze door het overstemmen van de minderheid in plaats van de Union te versterken, slechts ruimte voor conflicten binnen de organisatie creëren. In plaats van productief te zijn, zal energie worden verspild aan het winnen van meerderheden tijdens congressen, binnen comités, etc. En begrijpelijk. Het leven binnen de partij is onder deze voorwaarden alleen makkelijk voor de leden die tot de winnende meerderheid behoren. De anderen zullen worden belemmerd in hun handelen. De resolutie van het congres van de Union bevestigt dit botweg door te stellen dat de minderheid, nadat een resolutie is aangenomen, deze dan wel mag bekritiseren, maar het uitvoeren ervan niet mag belemmeren. Dit betekent dat de minderheid het besluit moet accepteren of de partij moet verlaten en dat we, in plaats van één partij, nu twee partijen hebben; meestal venijniger tegen elkaar dan dat zij tegen hun gemeenschappelijke vijand zijn. Een andere resolutie van het congres stelt dat er buiten de organisatie geen kritiek zou moeten worden geuit over besluiten en dat niemand het recht heeft om de pagina’s van Le Libertaire[3] te gebruiken om besluiten die zijn genomen te bekritiseren. Nou is Le Libertaire het officiële orgaan van de Union en zou deze daarom eigenlijk de inzichten binnen die organisatie moeten reflecteren. Het neemt daarmee een nogal andere positie in in vergelijking met een uitgave van een aantal kameraden met grotendeels dezelfde opvattingen; deze kameraden staan volledig in hun recht om binnen hun blad geen ruimte te bieden aan kritische stemmen, zij pretenderen namelijk niemand anders te representeren dan zichzelf. Dat is hoe het was binnen de oude Le Libertaire, binnen Les Temps Nouveaux en bij bijna alle andere bladen van de anarchistische pers. Maar als een krant zich opwerpt als een orgaan van Union, van de anarchistische federaties van heel Frankrijk, hebben alle leden van Union daar aanspraak op. Maar de aangenomen resolutie toont dat die aanspraak simpelweg enkel en alleen aan de meerderheid is voorbehouden.

Hoewel onze anarchistische beweging op meerdere punten te bekritiseren valt, moeten we deze ook recht doen: deze is altijd vrij geweest van intriges bij congressen, van fraude bij stemmingen, de kunstmatige vorming van meerderheden etc. Dit is enkel te danken aan het tot op heden zegevierende principe dat besluiten slechts bindend zijn voor diegene die ze hebben genomen en dat deze besluiten anderen, die deze niet willen accepteren, niet mogen worden opgedrongen. De kracht van zulke besluiten en de toewijding die ze daardoor genieten, zijn des te groter. Want iemand is veel sterker betrokken bij een beslissing die men zelf heeft genomen, dan bij een besluit dat zonder iemands inbreng en vaak tegen diens wil tot stand is gekomen.

Men kan ons misschien vertellen dat, “als kameraden zich rondom een goed doordacht en goed geformuleerd programma organiseren dat door iedereen geaccepteerd is, meningsverschillen zich slechts tot details zullen beperken en dat het offer dat de minderheid maakt, minimaal zal zijn.” Dit is echter verre van waar. Het dagelijks leven werpt telkens nieuwe problemen op, soms zeer belangrijke die van te voren niet te voorzien waren ten tijde van de oprichting van de organisatie. Men zou bij zulke problemen op verschillende manieren kunnen reageren. De afgelopen tijd raakten de anarchisten in Frankrijk verdeeld vanwege de vakbondsbeweging[4] en meer recentelijk over de oorlog[5] en over de rol van de anarchisten in Rusland (vanwege de Makhnobeweging, de houding die werd aangenomen tegenover het Bolsjewisme, etc.). Zou, als anarchisten zich in deze gevallen hadden “verenigd in een echte partij”, op een congres een besluit van dergelijke gewichtigheid door iedereen geaccepteerd worden? Deze zaken zijn voor het individuele bewustzijn en diens begrip van de revolutie. Kan een mechanisch besluitvormingsproces in dat geval de voorkeur hebben?

***

Toch komt er nu een stroming ten tonele die het meerderheidsprincipe en de beperkingen die de autonomie van groepen introduceert; deze ziet het liefst dat anarchistische initiatieven worden gecontroleerd door een organisatie – van het hiërarchische type – met aan het hoofd een bijzonder Uitvoerend Comité. De statuten zoals deze op het meest recente congres van de Union zijn aangenomen, bevatten een reeks voorstellen die ons erg bekend in de oren klinken. Neem, laten we zeggen, groepen die toebehoren aan de minderheid, die laten we zeggen, de resolutie die op een congres is aangenomen niet accepteren. Het recht van die minderheid om kritiek te uiten wordt inderdaad erkend (tot nog toe althans), maar de groep mag diens kritiek uitsluitend richten aan de federatie waartoe deze behoort (en waartoe deze gedwongen is, wil zij deel van Union zijn) of aan de centrale administratieve commissie “die als enige bekwaam is om hen te horen en genoegdoening te geven.” In andere woorden, de minderheid heeft simpelweg niet het recht om openlijk hun mening onder hun kameraden te verspreiden (laat staan het publiek). Deze moet zich richten tot de eerder genoemde organen en moet hiërarchische procedures volgen. Eveneens wordt hierdoor het ongehinderde initiatief van groepen overal vervangen door het principe van verkiezing en delegatie. Niemand moet zomaar iets proberen tenzij zij de autorisatie van de volledige organisatie hebben. Een krant of een artikel komt bijvoorbeeld niet tot stand door het besluit van een groep of een individu. Deze kunnen alleen nog worden gepubliceerd door gedelegeerden van de Anarchistische Federatie en mogen alleen de denkwijze zoals deze geformuleerd is op de congressen reflecteren. Hetzelfde geldt voor het uitgeven van boeken of pamfletten, voor lezingen, clubs, financiële steun voor gevangen kameraden. In eerste opzicht lijkt deze “organisatie” voor sommigen een uiterst praktisch iets. Maar in werkelijkheid maken zulke regels (als zij in anarchistische kringen worden aangenomen en gevolgd) een definitief einde aan de beweging. Neem een groep kameraden die het idee hebben om een nieuwe krant op te zetten om propaganda te voeren en de middelen hebben om dit te doen. Zij hebben het recht niet dit te doen; ze moeten hiervoor eerst toestemming van de betreffende organisatie zien te krijgen en deze de leiding over de publicatie geven. Laten we aannemen dat deze laatste instemt en hiervoor gedelegeerden aanstelt. Als het idee van de initiatiefnemers in harmonie is met dat van de meerderheid van de organisatie zullen zij afstand moeten nemen van de geplande publicatie en die in de handen van anderen moeten leggen (wat ook niet altijd goed is). Maar wat als die gedelegeerden, die voor de meerderheid spreken, niet dezelfde mening als de initiatiefgroep delen? Dan zou hen nog slechts één oplossing overblijven: afstand nemen van de publicatie. De krant zou het daglicht nooit te zien krijgen. Als een groep mensen met dezelfde aspiraties zich echter uit eigen initiatief en met eigen risico rond een publicatie verenigen, vergroten zij diens uitwerking en verbreiding. Anderen, met andere meningen, zetten andere organen op, en zulke diversiteit binnen de anarchistische pers schaadt de propaganda niet, maar werkt simpelweg in diens voordeel.

Neem een groep kameraden die een boek willen uitgeven, of een lezingen willen organiseren. Men vraagt hen “met wiens instemming?” “We moeten eerst uitvinden of de organisatie jullie hiervoor wilt aanstellen en of deze jullie programma wilt goedkeuren.” Het werk komt tot stilstand. Er worden binnen de groep discussies gevoerd over het opstellen van een aantal verschillende programma’s. Uiteindelijk wordt er geen manier gevonden om iedereen tevreden te stellen. De onderneming wordt afgebroken en diens initiatiefnemers hebben al lang geen zin meer om nog iets te beginnen.

Alleen platte onwetendheid over de geschiedenis en de dagelijkse gang van zaken binnen de anarchistische beweging kan de opkomst van zulke “organisatiemethoden” verklaren. Al het waardevolle en duurzame binnen onze beweging was het werk van groepen en individuen die begaafd waren met de drijfveer om door te zetten zonder op de toestemming van anderen te wachten. Dat is hoe de beste publicaties binnen de anarchistische pers tot stand zijn gekomen; de manier waarop de propaganda binnen de vakbonden begon en van waaruit het revolutionaire syndicalisme ontstond; de manier waarop het anarchistische idee – in al haar puurheid en logica, ondanks alle dwalingen en verraad – overleefde binnen groepen met standvastige overtuiging. Geen enkele technocratische organisatie zou de plaats van dit initiatief mogen innemen. De rol van een organisatie is om het werk van individuen te faciliteren, niet om het te bemoeilijken. Dit geldt net zo goed voor de bredere anarchistische beweging, die in aantallen niet sterk genoeg is en daarom de luxe niet heeft om de acties van haar leden te belemmeren of om waardevolle middelen te verkwisten. Dat is namelijk waar de stroming die zich ontwikkeld heeft bij het laatste congres van Union Anarchiste onvermijdelijk tot zal leiden.

De anarchistische beweging heeft momenteel geen nieuwe organisatorische formule of een concreet, goed uitgewerkt programma voor het werk dat ons te wachten staat nodig. In het kielzog van de succesvolle revolutie zal er in het streven naar een nieuwe samenleving voor ieder initiatief ruimte zijn. Alleen het bewustzijn over wat men op cruciale momenten moet voorstellen kan anarchisten de garantie bieden dat zij de invloed krijgen die hun ideeën verdienen. Hiervoor moet het initiatief niet worden verstikt en de geest niet wordt uitgeblust, maar is het juist van belang dat de vrije levendige uitwisseling van standpunten wordt aangemoedigd. Anders wordt er energie verspild aan onbeduidende interne fricties en zal de beweging geen stap vooruitkomen.

Het is altijd makkelijk kritiek te hebben; sommige kameraden zullen dan misschien ook bezwaar hebben. Het is veel moeilijker – en zinvoller – om een praktische organisatievorm voor te stellen die onze beweging zou bevrijden van dat wat deze momenteel zwak houdt. Bepaalde kameraden proberen dit door middel van een min of meer gecentraliseerde partij, gebaseerd op het meerderheidsprincipe. Anderen – waaronder de schrijfster van deze tekst – geloven dat zo’n partij eerder schade aanricht dan problemen oplost.[6] Natuurlijk ontkennen zij niet dat anarchisten zich moeten organiseren, noch ontkennen zij dat er de noodzaak bestaat om de beweging te ontdoen van diens tekortkomingen die deze verhinderen om de maatschappelijke invloed te verwerven die diens ideeën verdienen. Maar welke organisatievorm stellen zij voor in plaats van het voorgestelde “Platform”? En op welke principes gaan zij die organisatie – waarvan zij stellen dat deze vrijer is – dan baseren om tot eenzelfde resultaat te komen: overeenstemming over grondbeginselen, een voorgeschreven beleid voor praktisch handelen en aanvaarding door het individu van hun plichten tegenover de beweging?

De fundamentele fout van die kameraden die het “Platform” ondersteunen, ligt misschien in het feit dat zij een vereniging van groepen en zelfs een dirigerend centrum nastreven om onze beweging te herstellen, in plaats van te kijken naar de groepen zelf. Het is niet de federatie, maar het zijn eerder de groepen waaruit deze bestaat waarbinnen een bepaalde beleidslijn nodig is: daar ligt het zwaartepunt van de beweging, de federatie bestaat enkel uit de groepen die er deel van uitmaken. En als een onderwerp wordt aangesneden en bediscussieerd zal dit op groepsniveau en niet op het niveau van de federatie worden opgelost. Een groep krijgt voor elkaar wat een enorme organisatie niet kan. Het opstellen van één enkele beleidsregel voor de gehele federatie is een enorme uitdaging. Dit vraagt om het maken van keuzes op basis van meerderheidsstem en leidt daarom onvermijdelijk tot interne spanningen. Het rekruteren van leden en het uitschakelen van mensen met ongewenste standpunten die moeilijkheden met zich meebrengen voor de beweging is een taak dat het leidinggevende orgaan van de federatie onmogelijk met succes kan uitvoeren. Net als dat deze niet in staat is om de garantie te bieden dat de handelingen van alle leden conform anarchistische principes zijn. Maar binnen de groepen binnen de federatie zelf is dit eenvoudig en vanzelfsprekend. Dus de primaire vraag is eigenlijk de volgende: wat zijn de grondbeginselen waarop een anarchistische groep zich kan baseren?

Daarvoor bestaat geen eenduidig antwoord dat van toepassing is op alle groepen. Het antwoord kan sterk afhangen van de doelen die de groep nastreeft en de precieze context waarbinnen deze zich beweegt - voert een groep een specifieke taak uit, voert deze algemene propaganda, is deze actief in een relatief rustige periode of midden in een revolutie, functioneert deze openlijk of clandestien etc. Toch zijn er wel een aantal algemene overwegingen die we kunnen formuleren.

Neem de eerste vraag: is het wenselijk dat de groep bestaat uit kameraden met een gemeenschappelijke opvatting van de anarchistische ideeën of kunnen anarchisten van verschillende stromingen (communisten, individualisten etc.) daarbinnen werkelijk in harmonie met elkaar samenwerken? Dit punt werd tijdens het meest recente anarchistische congres opgeworpen. Bepaalde kameraden zijn van mening dat het, aangezien elk van de anarchistische tendensen een kern van waarheid bevat, beter zou zijn om niet te veel stil te staan bij hun verschillen, maar in plaats daarvan alles wat de moeite waard lijkt te “synthetiseren”, om zo tot een basis voor samenwerking te komen. In eerste opzicht lijkt deze aanpak heel logisch en praktisch, maar als men er beter over nadenkt, lijkt het dat eenheid in die zin in feite dan vooral op een formele eenheid neerkomt. Natuurlijk kunnen zich situaties voordoen waarin anarchisten met verschillende schakeringen in harmonie met elkaar samenwerken, maar dit geldt in het algemeen voor revolutionairen: de anarchisten werkten in de strijd tegen de Witte legers ook met de Bolsjewiki samen. Zulke situaties zullen zich tijdens revoluties vaker voordoen. Zulke verstandhoudingen zijn meestal tactisch van aard, en dus in feite normaal en noodzakelijk. Maar als het gaat om langdurige samenwerking in rustigere perioden, dan is samenwerking op grond van basisprincipes niet genoeg. Stel dat een individualistisch anarchist, een anarcho-communist en een anarcho-syndicalist tot overeenstemming komen dat zij hun oppositie tegenover de staat verklaren en instemmen met een communistische vorm van eigendom (er van uitgaande dat de individualist hiermee instemt); wat is dan de praktische betekenis hiervan? Want zij zullen hierna direct weer allen hun eigen weg gaan? De individualist houdt zich in de huidige sociale context weer bezig met de bevrijding van het individu (door middel van het leven in de kolonie , in de natuur, vrije liefde etc.), heeft een minachting voor de massa’s en hun bewegingen en zal zich ook niet met hen identificeren. Wat zou deze samen met diens communistische collega kunnen ondernemen? Dan de puur syndicalistische collega: deze stelt de arbeidersbeweging voorop en wil alleen samenwerken met bepaalde communistische collega’s. En zelfs zij zullen het soms niet met elkaar eens zijn, over de relatie tussen de vakbonden en anarchistische groepen bijvoorbeeld. En zo zijn we terug bij af. In alledaagse activiteiten spelen de algemene uitgangspunten van de verschillende stromingen een dermate belangrijke rol dat een overeenstemming over algemene principes verre van voldoende is. Als de onenigheid binnen een groep te groot is en niet slechts het gebruik van bepaalde labels betreft, zit dit het handelen van een groep dwars. De leden zijn dan noch in hun propaganda noch in hun gekozen methodes verenigd en verliezen veel energie aan intern geharrewar. Een werkelijk verenigde groep, bestaande uit kameraden die verder geen behoefte hebben om te discussiëren over de meest essentiële punten, en het wat betreft hun propaganda en activiteiten gewoon eens zijn, kan daarentegen een enorme invloed uitoefenen – zelfs als deze groep qua aantallen niet zo groot is. Groepen die op een andere manier functioneren zullen simpelweg falen. Niet dat daar dan enig verlies in schuilt. Want het is zinloos om zoveel mogelijk kameraden in één organisatie onder te willen brengen.

Willekeurige toetreding van leden is misschien wel de hoofdoorzaak voor de meeste gebreken binnen groepen. Vaak worden mensen veel te gemakkelijk en veel te snel anarchist, zonder dat ze goed kennis genomen hebben van de verschillende stromingen van het socialisme noch met het anarchisme en de belangrijkste punten van diens theorie. Op die manier ontstaan er bij die persoon en diens kameraden telleurstellingen. Want naar gelang iemands horizon zich vergroot, kan het zijn dat de persoon afdwaalt en blijkt dat de persoon zich slechts uit onwetendheid tot anarchist verklaarde. Ooit werd een Russische Sociaal Revolutionair[7] in mijn bijzijn gevraagd wat de oorzaak geweest was om op te houden een Marxist te zijn. “Toen ik iets anders dan Marx begon te lezen” was zijn antwoord.

Het kan echter veel serieuzer worden als het er niet alleen meer over gaat of een bepaalde theorie wordt geaccepteerd of afgewezen, maar over het doel waaraan iemand een deel van diens leven heeft toegewijd. Waarbij men het gevoel krijgt dat dit doel geen kans van slagen heeft omdat men de kritiek van diens tegenstanders nooit goed in overweging heeft genomen. Het leven van groepen wordt dan vaak ook bemoeilijkt door een te sterke praktische mentaliteit: men accepteert deze en gene kameraad op basis van de vaardigheden die deze heeft (als spreker, theoreticus, administratieve vaardigheden, etc.) zonder zorgvuldig te kijken of diens morele en intellectuele profiel ook bij dat van de groep past.

Zulke nauwe observaties bij de selectie van leden kunnen simpelweg alleen op groepsniveau plaatsvinden en niet bij de federatie. Geen federaal statuut zal dit ooit kunnen garanderen. Als de groepen die deel zijn van de federatie deze punten omzetten, zal de federatie dus heel wat lastige vraagstukken kunnen oplossen.

Naar ons idee is de band tussen verschillende groepen absoluut vrij. En deze ontstaat alleen vanuit de noodzaak. Er is geen centrum, geen secretariaat dat groepen kan dicteren dat zij op een bepaalde basis of manier moeten samenwerken. Er kan om zeer verschillende redenen een verband worden aangegaan: gelijkgestemdheid, gemeenschappelijke actie, territoriale verbondenheid, etc. Over het algemeen is het de regel dat groepen uit eenzelfde regio met elkaar in contact staan, maar het kan zijn een groep uit bijv. Parijs nauwere solidaire relaties onderhoudt met een groep in London of Genève dan met een groep in het volgende district (hiervan hebben we voorbeelden gezien). Algemene kaders, die elke groep verplichten zich bij die en die federatie aan te sluiten en elke federatie verplichten contact te onderhouden met diens buurman door middel van verplichte contacten tussen dit of dat comité kunnen erg zinvol zijn in het opzetten van communicatie. Maar het is slechts een middel dat gebruikt moet worden als daarvoor een noodzaak bestaat.

De anarchistische beweging heeft altijd congressen gehouden. Deze kunnen van zeer groot belang zijn als ze ontstaan uit de activiteit van groepen mensen die de noodzaak voelen om hun werk en ideeën te delen. Bepaalde specifieke aspecten van onze congressen hebben te maken met fundamentele principes van het anarchisme. Tot op heden hoefden de kameraden van het congres niet verplicht gedelegeerden van een groep te zijn. Zij konden ook vanuit persoonlijk initiatief deelnemen.[8] In tegenstelling tot de praktijk in andere partijen, waar gedelegeerden resoluties van het congres meenemen en waarvan de groepen deze simpelweg moeten volgen, brengen anarchistische gedelegeerden resoluties, meningen en standpunten van hun specifieke groepen naar het congres. Een congres is vrij om hierover een mening te vormen, maar daar blijft het ook bij. Het tellen van de stemmen (als men hier waarde aan hecht) is slechts een statistische oefening: het kan interessant zijn te weten hoeveel kameraden aan de ene of de andere kant staan en tot welke groepen zij behoren. Congressen hebben daardoor niet minder relevantie, hun functie wordt er juist alleen maar belangrijker door. In plaats van dat men een arena schept voor discussiepunten waarvoor meerderheden moeten worden behaald, richt men zich er op om de staat van de beweging op verschillende plekken te leren kennen, diens successen en mislukkingen, verschillende opvattingen, etc. De resoluties zijn niet meer dan indicaties en opvattingen die de gedelegeerden aan hun groepen voorleggen. En zij kunnen ervoor kiezen die aan te nemen of af te wijzen.

Kort samengevat is dit model dus eigenlijk een herhaling van dat wat we al kennen. Dingen die eigenlijk te vanzelfsprekend zijn om ze te vermelden… Maar de huidige verwarring is dusdanig groot dat men het soms belangrijk vindt om aloude feiten opnieuw uit te spreken. De formele verbinding tussen organisaties is in dit geval zeer zwak, want alle nadruk ligt op intellectuele en interne morele verbindingen. Daarnaast is in dit model het individu en de groep formeel vrij. Hoe minder onderworpen aan iets, hoe diepgaander en sterker de morele verantwoordelijkheid. Hier legt elk lid van de groep verantwoordelijkheid af voor de activiteiten van de hele groep – al helemaal omdat de overeenkomsten worden gesloten door algemene instemming en niet door middel van een meerderheidsbesluit. Daarnaast is de hele groep doordoor aansprakelijk voor de daden van ieder lid, omdat de leden ook gericht geselecteerd zijn en alleen diegenen geaccepteerd zijn die daarbij pasten. De federatie is dan een structuur die verantwoordelijk is voor de handelingen van de verschillende groepen waaruit deze bestaat – juist omdat er niets is om de relatie die is aangegaan op enige wijze bindend te maken en omdat de groepen op voorhand weten met wie en met welk doel ze hun krachten bundelen. Elke groep is verantwoordelijk voor de gehele federatie, omdat deze niets kan doen zonder diens goedkeuring.

Er is meer. Elke anarchist draagt de morele verantwoordelijkheid voor de handelingen van hun kameraden, zelfs als er geen formele relaties bestaan – of deze dit nu wil of niet. Elke daad die tegen het anarchistische idee indruist, elke tegengestelde houding heeft gevolgen voor de beweging in zijn geheel. Hierdoor reikt de verantwoordelijkheid voorbij dat van het individu, zelfs voorbij dat van hun directe groep. Het is dit bewustzijn over hun verantwoordelijkheid dat een stimulans vormt om binnen anarchistische kringen onderlinge solidariteit te waarborgen. Misschien wordt dit niet altijd even goed begrepen en misschien is zelfs het de bron van veel van de tekortkomingen van onze beweging; tekortkomingen die sommigen proberen op te lossen door middel van nieuwe organisatievormen. Wij zijn niet overtuigd van de effectiviteit van deze maatregelen. Wij hebben ons vertrouwen gevestigd op andere middelen, middelen die heel anders van aard zijn en waarvan we er hier slechts een aantal hebben aangestipt.

Voetnoten