Pjotr Andrejevitsj Arshinov (1887 - 1937) was als revolutionair in eerste lid van de Bolsjewistische partij in Rusland. In 1906 vluchtte hij naar Ekaterinoslav om aan de aandacht van de politie te ontkomen. Daar stapte hij over naar het anarchisme. Na ter dood veroordeeld te zijn voor de moord op een spoorwegbaas ontvluchtte Arshinov Rusland. Vanuit Frankrijk ging hij in 1909 terug naar Rusland waar hij een tweede keer werd gearresteerd, dit keer voor wapensmokkel. In de gevangenis in Moskou leerde hij Nestor Makhno kennen met wie hij jaren actief zou zijn binnen de Makhnovshchina.
Peter Arshinov was een metaalarbeider uit Oekraïne die in 1904 lid was geworden van de Bolsjewistische partij. Hij vluchtte In 1906 naar Jekaterinoslav om de tsaristische politie te slim af te zijn. Daar werd hij een anarchist. Op 7 maart 1907 schoot hij de baas van het spoorwegenatelier van Alexandrovska dood. Na gearresteerd te zijn op 9 maart 1907 werd hij veroordeeld tot dood door opknoping door een militair tribunaal. In de nacht van 22 april 1907 ontsnapte hij met andere gevangenen tijdens een paasmis, hun toevlucht zoekende in Frankrijk.
In 1909, keerde Arshinov terug naar Rusland waar hij werd betrapt tijdens het smokkelen van wapens vanuit Oostenrijk. Hij werd veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf in Moskou , waar hij Nestor Makhno ontmoette. Beide mannen werden bevrijd door de Revolutie in 1917. Arshinov is vervoegde Makhno opnieuw in 1919 en raakte betrokken bij cultureel en educatief werk in het gebied gecontroleerd door het 'Revolutionair Opstandig leger van Oekraïne'. Hij was ook de voorzitter van de “Nabat”( Confederatie van de anarchistische organisaties van Oekraïne) en schreef hij voor het blad Golos Anarkhista. In 1921 emigreerde Arshinov naar Parijs waar hij samen met Nestor Makhno zou deelnemen aan de Dielo Trouda groep. Hierbij schreef Arshinov ook mee aan het “Organisatorisch platform van de libertaire communisten”
In 1931 nam Arshinov een standpunt in als voorstander van de dictatuur van het proletariaat als overgangsfase naar de volledige arbeidersdemocratie. Het proletariaat zou daartoe gedwongen zijn wilde zij een succesvolle greep naar de macht door de bourgeoisie voorkomen. Als bewijs en als argument voerde hij het falen van de Duitse Revoluties van 1918-1923 en het falen van de Italiaanse fabrieksbezettingen van 1920 aan. Zijn oordeel hield tevens een waarschuwing in voor de zich libertair ontwikkelende situatie in Spanje. Tegelijk betekende het een veroordeling van de Makhnovschina, welke hij nu een utopie en een hersenschim noemde.
Arshinov nam kwam steeds verder van het anarchisme af te staan en schreef twee pamfletten met een anti-anarchistisch karakter: Anarchisme en de dictatuur van het proletariaat (1931) en Anarchisme in onze tijd (1933). Hierdoor kwam hij op slechte voet te staan met de anarchistische beweging en Camillo Berneri schreef over hem: “hij had de beweging niet stil en met waardigheid verlaten, maar trok de deur met een klap achter zich dicht als een dronkenlap.”
Arshinov was in zijn conflict met de andere anarchisten alleen komen staan. Na gesprekken met communistische leider Ordzhonidze keerde hij in 1934 terug naar Rusland op voorwaarde van een breuk met het anarchisme.[1] Hij had in de komst van Stalins eerste 5-jarenplan in Rusland een verschuiving naar links zien ontstaan. Hij verwachtte een rol te kunnen spelen in de nieuwe ontwikkelingen en had daarbij zijn hoop gesteld op het revolutionaire élan van de jonge communisten maar kreeg daartoe geen kans.[1] In 1937 werd hij gearresteerd en kwam hij om in een van Stalins zuiveringen. Er werd hem voorgeworpen dat hij “een anarchistische ondergrondse organisatie opbouwde en leidde.” De achtergrond van deze veroordeling is tot op heden onduidelijk.[2]