Deze bijdrage is nog niet volledig. Hier wordt aan gewerkt.
De Russische Revolutie (Russisch: Русская революция, Russkaja revoljoetsija) was een grootschalige omwenteling in het keizerrijk Rusland tijdens de eerste decennia van de twintigste eeuw. In zekere zin was er sprake van een reeks van revoluties.
Voorafgaand aan wat nu bekend staat als de Russische Revolutie ging in 1905 al een revolutiepoging vooraf: de zogenaamde Revolutie van 1905, welke echter mislukte en hard door het tsaristische regime werd neergeslagen.
Daarna vond in februari 1917 een succesvolle eerste burgerlijke revolutie plaats, de Februari-Revolutie. Daarbij werd de tsaar afgezet en vervangen door een tijdelijke regering. In oktober datzelfde jaar (gregoriaanse kalender) volgde daarop een tweede omwenteling welke bekend staat als de Oktoberrevolutie. Hierbij werd de voorlopige regering door een machtsgreep door de Bolsjewieken vervangen voor een regering onder leiding van Vladimir Lenin. De zogenaamde Derde Revolutie vond in maart 1921 plaats met als centrum Kronstadt.
De Russische Revolutie van 1917 werd in gang werd gezet door volksopstanden tegen de Tsaar vanwege voedseltekorten en de voortslepende en uitzichtloze Eerste Wereldoorlog. Na de mislukte revolutie van 1905 waren er overal in Rusland arbeidersraden opgericht - zogenaamde 'sovjets'. Deze zouden bij de revolutie van 1917 een belangrijke rol spelen bij machtsovergang van het Tsaristische regime. De sovjets zouden een parallelle macht vormen welke in concurrentie met de burgerlijke regering van de eerste revolutie stonden. De sovjets waren in de vroege periode van de revolutie zeer diverse raden waar allerhande politieke stromingen in vertegenwoordigd waren - sociaal-revolutionairen, anarchisten, communisten. Na de Oktoberrevolutie probeerden de Bolsjewieken deze nieuwe ontstane radenstructuur bij de staat in te lijven en de politieke tegenstanders van deelname uit te sluiten.
De Russische Revolutie van 1905 staat bekend als de eerste Russische Revolutie. Het was een golf van maatschappelijke en politieke onrust in grote gebieden van het toenmalige tsaristische Russische Rijk. Er vonden grote arbeidersstakingen plaats, opstanden van landarbeiders en muiterijen in het leger. De opstand leidde tot een verandering in de grondwet (de zogenaamde 'Grondwet van 1906') en de uiteindelijke vorming van een burgerlijke regering in de vorm van de Duma.
De revolutie van 1905 vond plaats tegen de achtergrond van de Russische nederlaag in de Russisch-Japanse Oorlog, die datzelfde jaar een einde kende. Grote delen van de samenleving hadden echter al zeer lang onvrede over de monarchie en de extreme maatschappelijke ongelijkheid.
Al in december 1904 waren er de eerste arbeidersstakingen. De bekendste hiervan is die in de Putilov-fabriek (spoorweg en artillerie) in St. Petersburg. Er was veel steun voor de staking en in andere delen van de stad sloten mensen zich bij de staking aan - in totaal 382 fabrieken met zo'n 150.000 arbeiders.[1] In januari 1905 had de stad geen elektriciteit meer, er werden geen kranten meer verspreid en alle publieke sectoren waren gesloten.
De controversiële orthodoxe priester Georgy Gapon, leidde een door de geheime politie (de Okrana) opgezette arbeidersorganisatie, die de arbeidersonvrede onder controle moest houden. Volgens Voline, die zelf betrokken was in stakingscomités in deze periode, geloofde Gapon echter meer en meer in zijn rol als leider van de de pseudo-vakbond en kondigde uiteindelijk voor 22 januari[2] een mars op het Winterpaleis aan. In een massale processie trachtte men een petitie aan de Tsaar te overhandigen, waarin men hervormingen eiste. Deze mars werd echter bloedig neergeslagen door overheidstroepen, die vanaf de omliggende gebouwen het vuur openden op de massa's. Hierbij vielen, afhankelijk van de lezing, tussen de 200 en 1000 doden en een veelvoud aan gewonden. Deze dag kwam bekend te staan als 'Bloedige Zondag'.[3]
Op het bloedbad volgde een reeks stakingen waardoor het land stil kwam te liggen. Uiteindelijk probeerde Tsaar Nikolas II de onvrede te temperen door de instelling van de Doema - welke defacto nog altijd onder zijn controle stond. De aristocratie zou eind 1905 uiteindelijk over gaan tot brute repressie en de stakingsbeweging hard onderdrukken om de verspreiding ervan tegen te gaan. Tegen oktober 1905 waren er zo'n 15.000 land- en fabrieksarbeiders geëxecuteerd door middel van het vuurpeloton of de galg, 20.000 arbeiders zouden gewon zijn geraakt en 45.000 werden verbannen.[4]
De belangrijkste verworvenheid van de Revolutie van 1905 was waarschijnlijk de veranderende houding van de land- en fabrieksarbeiders ten opzichte van het koningshuis. Tot dan toe hadden de arbeiders nog in de Tsaar geloofd en zouden vaak een beroep doen en de Tsaar beloofde daarop dingen recht te zetten (wat natuurlijk enkel schijn was). Hiermee werd door de gewelddadigheden vanuit de overheid definitief gebroken, wat een zaadje zou planten voor revolutionaire sympathieën onder de bevolking.
Sommige historici stellen dan ook dat de Revolutie van 1905 een voorbode was voor de Russische Revolutie van 1917. Lenin, de latere president van de Sovjet Unie en voorzitter van de Communistische Partij zou deze revolutie later “De Grote Oefening” noemen zonder welke de “overwinning tijdens de Oktober Revolutie in 1917 onmogelijk zou zijn geweest.”[5]