Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Alexander M. Schapiro (1882–1946) was een Joods-Russische anarcho-syndicalistische militant actief in de internationale anarchistische beweging. Hij was o.a. betrokken bij het Anarchistisch Congres in Den Haag en later ook het Anarchist Red Cross. Toen de Russische Revolutie uitbrak werkte hij mee aan de krant Golos Truda. Na zijn ballingschap bleef hij zich inzetten voor gevangengenomen revolutionairen onder het bolsjewistische regime en nam hij actief deel aan de oplevende Internationale Arbeidersassociatie (IAA/IWA). Zo was hij op het Uitzonderlijke Congres van de IAA in Parijs als afgevaardigde van de Franse federatie CGTSR bij de bespreking van de situatie in revolutionair Spanje.[1]
Schapiro werd in 1882 in Rostov-on-Don in het zuiden van Rusland geboren. Hij groeide echter in Constantinopel (het tegenwoordige Istanboel) op omdat zijn vader Moses Schapiro, die onderdeel was van de geheime revolutionaire organisatie Narodnaja Volja, in 1881 een moordaanslag op tsaar Alexander II had proberen te plegen en daarom het Russische Rijk moest ontvluchten. In Constantinopel ging Schapiro naar een Franse school. Hierdoor sprak hij Jiddisch, Russisch, Frans en Turks. Later zou hij ook nog Duits en Engels leren. In het midden van de jaren 1890 keerde zijn vader zich tot het anarchisme waardoor ook Schapiro bekend raakte met de werken van Peter Kropotkin, Jean Grave en Élisée Reclus. Nadat hij klaar was met zijn school verhuisde hij naar Sofia in Bulgarije om daar wis- en natuurkunde te studeren.
In augustus 1900 verhuisde hij vervolgens naar Parijs, waar hij aan de Sorbonne ging studeren. Mogelijk was hij hier ook betrokken bij een internationaal anarchistisch congres dat uiteindelijk door de autoriteiten verboden werd. Hij studeerde hier biologie met het idee later een carrière in medicijnen of medische techniek te beginnen. Hij moest echter vanwege financiële problemen zijn studie afbreken. In Parijs werd Schapiro één van de leidende anarchisten en was hij onderdeel van een anarcho-syndicalistische groep.[2]
Enige tijd later verhuisde Schapiro op suggestie van Kropotkin naar Londen, waar hij zich bij zijn vader aansloot die daar inmiddels actief was in het anarchistische milieu in die stad. Schapiro werkte in die tijd als assistent voor de psycholoog August Waller. Dit zorgde ervoor dat Schapiro veel tijd kon besteden aan de anarchistische beweging, hoewel er ook enige publicaties bij het laboratorium van Waller op zijn naam staan.
In Londen werd Schapiro lid van Arbeter Fraynd (Arbeidersvriend), een Joods anarchistisch collectief. Volgens Sam Dreen, een lid van de groep, was Schapiro intelligent en vaardig, maar ook eigenwijs en overmatig intellectueel, waardoor hij volgens hem niet in contact stond met onderwerpen die de arbeiders aangingen. Het collectief ging uit elkaar over de vraag over deelname aan de vakbonden. Schapiro was hiertegen, hij had angst dat de anarchistische principes in het gedrang zouden kunnen komen door de vakbond.[3]
Schapiro was tijdens het Internationale Anarchistische Congres in Amsterdam in 1907 gedelegeerde voor de Jewisch Anarchist Federation (Joodse Anarchistische Federatie) uit Londen. Hier werd hij gekozen voor één van de drie afdelingen van de Anarchistische Internationale die werd opgericht - in feite een bureau voor internationale uitwisseling.
In de jaren na de mislukte revolutie van 1905 in Rusland werden de anarchisten in Rusland zwaar vervolgd. Honderden werden tot lange gevangenisstraffen veroordeeld of geëxecuteerd en velen vluchtte naar het westen. In 1907 richtte een groep bannelingen het Anarchist Red Cross om gevangenzittende anarchisten in het Russische Rijk te ondersteunen. Schapiro leidde het hoofdbureau van het netwerk in Londen samen met Kropotkin, Varlam Tcherkesoff en Rudolf Rocker.[4] In 1913 nam Schapiro deel aan het Eerste Internationale Syndicalistische Congres in Londen. He representeerde hier organisatie, maar was hier samen met Christiaan Cornelissen vertaler.[5] De Duitse delegatie loofde Schapiro om zijn objectieve benadering en Alfred Rosmer stelde dat hij de enige deelnemer was die zijn hoofd koel hield.[6]
Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was Schapiro een belangrijke spil in de internationale anarchistische organisatie. Hij was één van de ondertekenaars van het Internationaal anarchistisch manifest over de oorlog dat in 1915 in Londen werd opgesteld tegen de Eerste Wereldoorlog.[7][8] Schapiro was één van de weinige anarchistische vrienden van Kropotkin die zijn banden behield na Kropotkins rol bij het opstellen van een ander document - het Manifest van de zestien, dat in feite de kant koos van de Geallieerden in die oorlog.[9]
Na de uitbraak van de Russische Revolutie in februari 1917 reisde Alexander Schapiro via de Pacifische route naar Rusland. Hij kwam in juli in Petrograd aan als één van de vele anarcho-syndicalisten die terugkeerden uit hun ballingschap. Hij begon een Jiddische krant en sloot zich aan bij de Unie voor Anarcho-Syndiscalistische Propaganda en schreef voor diens krant en uitgeverij Golos Truda. Golos Truda bevond zich eerder in New York als het orgaan van de Bond van Russische Arbeiders in de Verenigde Staten en Canada, maar verhuisde in 1917 naar Petrograd.[10]
De anarcho-syndicalisten propageerden arbeiderszelfbestuur door middel van fabriekscomités, welke zij als hart van de toekomstige niet-kapitalisische samenleving zagen. Hierin hadden zij een vergelijkbaar standpunt als de Bolsjewieken, doch zagen zij de steeds grotere dominantie van de Bolsjewieken met argusogen aan. Schapiro riep in september op voor de “complete decentralisatie en het meest diepgaande zelfbeschikkingsrecht van de lokale organisaties” om zo te voorkomen dat de arbeidersraden - de sovjets - een instrument voor politieke macht zouden worden.[11]
Na de Oktober Revolutie, die in eerst instantie door Golos Truda werd gevierd, namen de Bolsjewieken de macht over. De relatie tussen de Bolsjewieken en de anarcho-syndicalisten werd daarop al snel gespannen. Hoewel de anarcho-syndicalisten op dat moment de Bolsjewieken bekritiseerden, werkten zij nog wel met de Sovjet-regering samen in diens strijd tegen de Witte legers[12]. Zij zagen de Witten als een groter gevaar en hoopten na die verslagen te hebben op een derde revolutie.
Schapiro werkte in 1918 voor het Commissariaat voor Joodse Zaken. Daarmee promootte hij het Sovjet-systeem onder de Joodse arbeiders (doch niet specifiek de bolsjewistische variant). In 1920 werkte hij voor het Commissariaat voor Buitenlandse Zaken. Hier ontmoette hij ook tot anarcho-Bolsjewiek geworden Victor Serge die Schapiro omschreef als een man met “een kritische en gematigde houding.”[13]
In 1918 begon de repressie tegen de anarchistische beweging. In mei werd Golos Truda gesloten en richtte Schapiro zijn energie op het stoppen van de repressie. In 1920 bezocht een syndicalistische delegatie uit verschillende westerse landen Moskou. Zij wisten weinig over de omstandigheden in Rusland en bezochten o.a. Peter Kropotkin, Emma Goldman, Alexander Berkman en Schapiro. Van hen hoorde zij over de anarcho-syndicalistische kritiek op het regime en hun angst voor vervolging. Enkele van deze syndicalisten deelden hun zorgen hierover met de bolsjewistische regering.
Na het congres van de syndicalisten verbleef Alfred Rosmer, de Franse syndicalist wie Schapiro in Amsterdam had leren kennen, in Rusland. Hij steunde de Bolsjewieken en werd gekozen als lid van de Comintern.[14] Rosmer nam contact met Schapiro op en ontmoette hem in de drukkerij van Golos Truda. De Russische syndicalisten hadden een brief opgesteld in protest tegen de repressie en hoopten dat Rosmer deze in de Comintern zou willen presenteren. Rosmer en Schapiro bespraken dit onderwerp en Rosmer was optimistisch dat dit kon worden opgelost. Hij was echter verrast door de vijandige toon van de brief en weigerde deze in deze vorm in te dienen. Uiteindelijk herschreven Schapiro en Gregori Maximoff de brief en Rosmer diende deze in februari 1921 in.[15]
In 1921 reisde Schapiro samen met Emma Goldman en Nikolai Ivanovich Pavlov met de trein naar Peter Kropotkin, die bijna 80 was en een longontsteking had opgelopen. Zij kwamen door treinvertraging op 8 februari enkele uren na het overlijden van Kropotkin aan. Schapiro zou samen met Alexander Berkman zijn begrafenis organiseren, de laatste grote openbare anarchistische manifestatie.[16]
Begin 1921 begon de regering anarchistische literatuur te verbieden. Na de Kronstadt-opstand in maart begon de regering actief anarchisten te arresteren. Schapiro, die tot noch toe relatief gematigd was geweest, nam nu een principiëlere positie in. In mei was Schapiro de ondertekenaar van een protestbrief tegen de onderdrukking van anarchisten in Rusland. In juli 1921 werd op de Rode Vakbondsinternationale (RVI) door verschillende Europese syndicalisten op initiatief van Schapira en enige anderen protest aangetekend tegen de repressie tegen anarchisten en syndicalisten in Rusland. Hierbij werd ook geëist dat Schapiro zich bij het congres zou mogen aansluiten. Dit mocht hij echter niet, toch werden enkele anarchistische gevangenen vrijgelaten en verbannen - onder hen o.a. Gregori Maximoff en Voline met wie Schapiro in Golos Truda had samengewerkt. Na het congres zou Schapiro het RVI afdoen als de “onrechtmatige dochter van de Comintern en de dienstmeid van de Russische Communistische Partij” en waarschuwde hij de Italiaanse syndicalisten er niet meer samen te werken.[17]
In juni 1921 schreven Schapiro, Godman, Berkman en Alexei Borovoi een anoniem pamflet getiteld De Russische Revolutie en de Communistische Partij, welke naar Duitsland werd gesmokkeld en daar door Rudolf Rocker werd uitgegeven. Zij stelden dat de anarchisten zich terughoudend hadden opgesteld tegen de repressie die zijn ontvingen vanwege de Burgeroorlog die woedde om zo niet de “gemeenschappelijke vijand, het wereldimperialisme, te steunen”. Het einde van de burgeroorlog toonde echter dat er een grotere bedreiging voor de revolutie was “ het grootste gevaar voor de revolutie niet van buitenaf komt, maar binnen het land zelf leeft; dit gevaar is een gevolg van de aard der sociale en economische verordeningen die de huidige ‘overgangsperiode’ karakteriseren.”[18]
December 1921 kregen Schapiro, Berkman en Goldman toestemming om het Internationale Anarchistische Congres in Berlijn bij te wonnen dat van 25 december tot 2 januari zou duren. Ze werden echter in Litouwen tegengehouden en miste daardoor het congres. Zweden liet hen echter wel toe en uiteindelijk besloot Schapiro zich via daar bij de in Berlijn aanwezige Russische syndicalistische bannelingen aan te sluiten.[19]
In 1922 was er een syndicalistische conferentie in Berlijn waar de internationale organisatie van de beweging besproken werd. Schapiro, nam tijdens de congres de ruimte om de repressie tegen anarchisten en syndicalisten in Rusland te veroordelen. Op het congres werd besloten tot de oprichting van een Internationaal Syndicalistisch Bureau, hiervan zou Schapiro de Russische afgevaardigde worden. Op het congres stond ook de samenwerking met de Rode Vakbondsinternationale (RVI) ter discussie. Schapiro stelde voor de onderhandelingen met het RVI af te breken.[20]
Na het congres besloot hij naar Rusland terug te keren met het idee dat hij daar nog altijd een bijdrage kon leveren. Hij nam contact op met Chicherin, van wie hij de garantie kreeg dat hij veilig naar Rusland kon terugkeren. In de nacht van 2 op 3 september werd Schapiro echter in Moskou gearresteerd. Hij werd beschuldigd samen te werken met ondergrondse anarchisten, maar de geheime dienst was vooral geïnteresseerd in zijn internationale contacten. Schapiro stuurde vanuit de gevangenis een brief aan Chicherin maar die negeerde hem. Ook het RVI weigerde het Internationale Syndicalistische Bureau te informeren over zijn arrestatie. Het nieuws van zijn arrestatie wist echter toch het westen te bereiken en na protest van westerse syndicalisten werd Schapiro in oktober 1922 alsnog vrijgelaten en verbannen op last van anti-Sovjet-activiteiten. De Sovjet-regering was bang dat zijn gevangenschap de relatie tussen de Confédération Générale du Travail Unitaire (CGTU) uit Frankrijk, toen nog syndicalistisch, en het RVI zou schaden.[21]
Schapiro keerde terug naar Berlijn, waar hij één van de meest actieve Russische bannelingen was. Hij werkte o.a. met Maximoff samen aan de anarcho-syndicalistische krant Rabochii Put' (De weg van de Arbeiders), welke in het geheim in Rusland werd verspreid. De krant werd financieel ondersteund door het Internationale Syndicalistische Bureau en werd gedrukt in de drukkerij van de Duitse krant Der Syndikalist.[22]
In december 1922 was Schapiro betrokken bij de oprichting van de anarcho-syndicalistische Internationale Arbeidersassociatie (IAA/IWA), wat de definitieve breuk tussen het syndicalisme en het bolsjewisme zou betekenen. De zetel van de IAA werd in eerste instantie Berlijn. Schapiro, Augustín Souchy en Rudolf Rocker werden verkozen tot diens secretariaat. Het ledenbestand van de organisatie bestond bijna volledig uit Europese en Latijns-Amerikaanse organisaties.[23]
Rabochii Put' werd het Russische orgaan van de IAA. Schapiro gebruikte de krant om de lessen die hij had geleerd uit de Russische Revolutie uiteen te zetten. Volgens hem hadden de anarchisten twee soorten reacties gehad in de revolutie, die beide een contrarevolutionair element in zich droegen. De eerste was volgens hem die waarbij de revolutie direct volledig anarchistisch moest zijn en dat deze anders geen werkelijke revolutie is. De tweede was dat de revolutie niet noodzakelijkerwijze anarchistisch was en dat daarom de dictatuur als een noodzakelijke overgangsfase zou dienen op de weg naar een staatsloze maatschappij. De laatste werd volgens hem vertegenwoordigd door de zogenaamde anarcho-Bolsjewieken, die hun ideaal volgens hem onderwierpen aan de abstract opgevatte realiteit; de eerste zag hij vertegenwoordigd in o.a. de Makhnovshchina, die volgens hem de realiteit aan hun abstracte ideaal wilde onderwerpen. Volgens Schapiro was het nodig dat er een theorie over het revolutionaire proces nodig was, omdat die volgens hem altijd vol tegenstellingen verloopt, en dat theorieën over de post-revolutionaire samenleving daarvoor geen antwoorden bieden.[24]
Schapiro reisde naar Frankrijk waar hij zijn werk voor de IAA voorzette. In Frankrijk werkte hij mee aan een andere anarcho-syndicalistische krant, La Voix de Travail (De stem van de arbeid). Uiteindelijk verliet hij Europa voor New York, vanwaar hij zich tot zijn dood zou blijven inzetten voor Russische politieke gevangenen.