Nicolaas Jacob Cornelis Schermerhorn (Averhoorn, 1 december 1866 - Apeldoorn, 23 maart 1956) roepnaam 'Doom' en pseudoniem 'Astor', was een invloedrijk anarchistisch en antimilitaristisch predikant uit Nederland.
Nicolaas Schermerhorn is geboren te Avenhorn op 1 december 1866. Hij was de zoon van Evert Schermerhorn Wzn., hoofdonderwijzer, en Margaretha Jacoba Boon, Op 28 juli 1892 trad hij in het huwelijk met Anna Catharina Lulofs, met wie hij een dochter en een zoon kreeg.
Schermerhorn groeide op in Scharwoude in een vrijzinnig milieu dat amper standsverschillen kende. Tijdens zijn gymnasiumjaren (1880-1887) aan de Utrechtse Hieronymusschool (nu Stedelijk Gymnasium) kreeg hij onder invloed van orthodoxe calvinisten twijfels over de vrijzinnige richting. Zijn studie te Leiden (1887-1892) bracht hem weer op het vrijzinnige pad. Politiek was hij liberaal. Op 14 augustus 1892 werd hij in het Noord-Hollandse Beets bevestigd. In de volgende jaren zou Schermerhorn een ontwikkeling doormaken die in gang werd gezet door de opmerking van een ouderling in Beets dat zijn preken voor de arbeiders weinig betekenden. Ook het lezen van Het koninkrijk Gods zit in u (1893) van Leo Tolstoj en Brand van Henrik Ibsen had grote invloed. In Beets en in zijn latere standplaats Nieuwe Niedorp (van september 1894 tot zijn emeritaat in 1929) werden Schermerhorn en zijn vrouw gaandeweg vrije socialisten, onder invloed van Tolstoj werden zij ook geheelonthouders. In Nieuwe Niedorp stelde hij zich meer en meer op als sociale dominee, zodat hij de rijkeren (tegen wie hij ook stelling nam) tegen zich kreeg. De veranderingen die Schermerhorn invoerde - hij hield in de kerk een mei-toespraak (1901), verplaatste de zondagochtenddiensten naar de woensdagavond (1914) en schafte de doop en het traditionele bidden tijdens de diensten af - hadden tot gevolg dat het kerkbezoek gaandeweg terugliep. Ook Schermerhorns theologische ontwikkeling droeg daar toe bij: hij verloor het geloof in een hemel en een daar tronende God. God werd voor hem een morele kracht die werkte door het geweten. Ware godsdienst bleek volgens hem uit het leven zelf. Na een zware geestelijke crisis in 1908-1809 sprak hij niet meer van God, maar van De Waarheid of Het Leven. Als niet-materialist stelde Schermerhorn geestelijke kracht boven economische omstandigheden, geestelijke vrijheid vóór de economische. Het ging om de verandering van houding en instelling van mensen. Daarvan getuigde hij in preken, in spreekbeurten voor de vrijdenkersvereniging De Dageraad (waarmee zijn kerk overigens weinig ingenomen was) en in zijn steeds omvangrijkere antimilitaristische propaganda. Schermerhorn schreef in het blad Vrede en steunde in 1899 het protest tegen de Haagse vredesconferentie. Vrede moest volgens hem van onderop tot stand worden gebracht, kon nooit van bovenaf worden opgelegd. Dit werd de grondtoon in zijn antimilitaristische activiteiten, die hij vooral in de Internationale Antimilitaristische Vereeniging (IAMV) zou ontplooien. Hij behoorde in 1904 tot de oprichters van de IAMV en richtte weldra enige afdelingen op. Hij was vooral in het Noorden en Oosten van het land actief. Met ingang van juli 1910 werd Schermerhorn redacteur van het verenigingsorgaan De Wapens Neder. Ondanks zijn twijfels over zijn bekwaamheid kweet hij zich zeer goed van die taak. Het blad werd aantrekkelijker en strijdbaarder. Schermerhorn schuwde het debat nooit. Op die manier droeg hij bij tot de toename van het aantal abonnees.
Voor de vooruitgangsoptimist Schermerhorn kwam de Eerste Wereldoorlog als een grote klap, hoezeer hij ook tegen oorlog had gewaarschuwd. Hij zette de uitgave van De Wapens Neder echter onverminderd voort en analyseerde het verschijnsel vaderlandsliefde. Zijn vrouw, zeer bescheiden en wellicht te deftig voor de beweging, zat in een hoofdcomité voor twee steunfondsen voor slachtoffers van het militaristisch beleid van de regering. In augustus 1915 wees Schermerhorn de nieuwe Landstormwet af. Dit werd de basis voor het beroemde 'Dienstweigeringsmanifest', dat in september verscheen en dat ook Schermerhorn ondertekende. In de brochure Nationale weerloosheid (z.pl. 1915) verdedigde hij het. Deze agitatie kwam hem in september 1916 op vijftien dagen hechtenis te staan en op een fikse aanvaring met zijn kerk. Hij mocht in dit vrijzinnig deel van Noord-Holland zijn ambt echter blijven uitoefenen. Na de oorlog bleef Schermerhorn zich onvermoeibaar inzetten voor het antimilitarisme. In 1919 pleitte hij voor een referendum over de afschaffing van het militarisme en poogde hij van de IAMV een echt internationale beweging te maken. Hij had een actief aandeel in het internationale congres van de IAMV, dat ondanks tegenwerking van de overheid in augustus 1920 gehouden werd. Hij droeg zijn opvattingen ook uit in het kamp van tegenstanders. Zo nam hij deel aan de weerbaarheidscongressen in 1920 en 1921. Intussen werd het voor hem moeilijker het predikantsambt te combineren met zijn antimilitaristische activiteiten. Consulentschappen voor vacante gemeenten eisten zijn aandacht op. Er zijn echter ook aanwijzingen dat met name onder Amsterdamse antimilitaristen kritiek bestond op zijn wijze van redigeren van De Wapens Neder. In februari 1922 werden B. de Ligt en Albert de Jong mederedacteur. Schermerhorn liet op veel redactievergaderingen verstek gaan en in december 1923 besloot hij helemaal uit de redactie te treden. Mogelijk speelden meningsverschillen een rol. Schermerhorn vond later dat het blad na zijn vertrek veel dieper was, maar niet populair genoeg. Overigens bleef Schermerhorn zich voor de IAMV inzetten.
Het antimilitarisme was de primaire uiting van Schermerhorns anarchisme. Als anarchist was hij behalve door Leo Tolstoj beïnvloed door Peter Kropotkin, die hij in 1899 in Parijs had leren kennen. Net als zijn aangetrouwde neef Ferdinand Domela Nieuwenhuis behoorde Schermerhorn tot de sociaal-anarchisten, maar het sociale klonk bij hem sterker. Hij zag bijvoorbeeld meer in kolonisatiepogingen, al was hij te vrijheidslievend om daadwerkelijk aan het kolonieleven deel te nemen. Door zijn christelijke of algemeen-religieuze inspiratie (hij voelde zich zeer aangetrokken tot de ideeën van schrijver Frederik van Eeden en later ook die van Henriette Roland Holst) bracht hij een eigen geluid onder de Nederlandse anarchisten, dat altijd van optimisme en strijdbaarheid doortrokken was.
Nicolaas Schermerhorn was geen theoreticus en van het sektarisme in de anarchistische beweging moest hij weinig hebben: de beweging was voor hem belangrijker dan leerstelligheid. In revolutionaire situaties kon hij bijzonder warm lopen. In 1918 voerde Schermerhorn in Amsterdam enthousiast de revolutionaire menigte mee aan. Het kwam hem op een pittig onderhoud met de kerk te staan, maar hij werd opnieuw niet uit zijn ambt gezet. De grootste waarde van Schermerhorn voor de vrij-socialistische beweging in Nederland lag in de propaganda. Met zijn geoefende, zware, welluidende stem en rijzige gestalte wist hij mensen te boeien. In de jaren twintig maakte hij furore met voordrachten, bijvoorbeeld van 'Ondergang', een werk dat hij geschreven had over dienstweigering. Vooral met zijn toneelstukken droeg Schermerhorn bij tot de ontwikkeling van een vrij-socialistische cultuur. 'Offers' en 'Toen het oorlog was', sober en doortrokken van moraliserende maar grote menselijkheid, werden talloze malen opgevoerd. Opmerkelijk is dat bijvoorbeeld 'Offers' onuitgegeven bleef. Schermerhorn vond het daar niet goed genoeg voor.
Na zijn emeritaat (1929) bleef Schermerhorn propagandistisch actief. Vanaf 1923 verzorgde hij onder het pseudoniem Astor de rubriek 'Geestelijk Leven' in de Schager Courant. Hierin ageerde hij niet alleen tegen de rooms-katholieke kerk, maar ook tegen andere door hem als abject beschouwde verschijnselen zoals fascisme en nationaal-socialisme. Al in de jaren twintig bestudeerde hij Hitlers Mein Kampf. De populariteit van het nazisme verklaarde hij uit de zedelijke achterlijkheid van de massa. In de economische wereldcrisis zag hij echter een beslissende wending, 'een ontbindingsproces, dat noodwendig zal uitlopen op het ineenstorten […] van wat men met een mooi, maar leugenachtig woord “maatschappelijke orde” noemt.' In de dienstweigering en in de nieuwe verhoudingen tussen de seksen zag hij elementen van een nieuwe geestelijke constellatie. De hoop hierop werd verstoord door de Duitse bezetting, welke Schermerhorn ongeschonden doorstond. In een 'tijdpreek' uit augustus 1945 waarschuwde hij dat algehele verandering van mens en maatschappij meer dan ooit nodig was, nu technische ontwikkeling de oorlog perfectioneerde.
In 1947 moest hij op medisch advies de mondelinge propaganda staken. Hij maakte de balans van zijn opvattingen op in de artikelenreeks Aan het einde der baan, welke in 1950 in De Vrijdenker verscheen. In 1953 staakte hij in hetzelfde blad met 'Mijn Zwanezang' zijn schriftelijke propaganda. Tot zijn dood leefde hij echter mee met de antimilitaristische en de vrijdenkersbeweging, waarin hij voor velen een inspirerende persoonlijkheid was. In de organen van beide bewegingen werd hij dan ook met warmte herdacht. Schermerhorn overleed uiteindelijk op 23 maart 1956 te Apeldoorn.
Daarnaast publiceerde Schermerhorn meerdere vertalingen.