Navigatie
Bijdragen & info
Navigatie
Bijdragen & info
Als ik u zie, soldaten, zonen des volks, gestoken in de uniform van de staat, dan worden verschillende gevoelens in mij wakker en dan komen ver uiteenlopende gedachten en neigingen bij wij op.
Als ik u zie.… dan gebeurt het dat er in mij beeft een onbegrensd medelijden met u. Met u, die zijt weggerukt uit uw huis, uit uw werkkring en heengevoerd naar de kazerne of naar de depôts, waar men met u doet, gelijk een boer doet met zijn paard dat hij de wagen leert trekken of een jager met zijn hond, die hij dresseert om het wild te speuren. Of neen, die vergelijking is ónjuist, want paard en hond worden geoefend voor goed, nuttig, productief werk; maar gij, waarvoor wordt gij afgericht? Is het niet voor de vernieling, verminking, moord?
Als ik u zie…. dan denk ik aan de vernedering der discipline en ik vraag me af, wat moet er omgaan in die mannen, welke domweg gehoorzamen moeten aan de eerste, de beste, die in rang boven hem staat. Dan kan ik walgen van u, omdat ge die vernedering aanvaardt en daarmede dat heilige recht van de mens om zichzelf te zijn, prijsgeeft.
Als ik u zie…. dan schreit in mij diepe deernis met u en de tranen kunnen mij in de ogen komen als ik denk aan de bloed-gekleurde slagvelden, aan de vreselijke loopgraven, die ook u misschien wachten. Zult ook gij reeds spoedig naar het grote mensenabattoir worden vervoerd? Zal dit uw lot worden, dat gij eens zult neerliggen, gij mannen in de kracht uws levens met uw hoop en verwachtingen, neerliggen ver van de uwen met verminkt lichaam, met ondragelijke pijn hunkerend naar de dood, die u uit uw lijden verlossen zal?
Als ik u zie…. dan denk ik aan die arme moeder, dien, troostelozen vader, die vereenzaamde vrouw, die verweesde kinderen, die het bericht zullen ontvangen dat hun zoon, hun echtgenoot, hun vader vèr weg de dood heeft gevonden. En ik weet, dat de smart blijven zal hun levensgezellin zólang totdat ook zij hun leven beëindigen.
Als ik u zie…. dan kan een grote, onweerstaanbare ergernis in mij opstijgen, want dan bedenk ik dat gij toch eigenlijk lafaards zijt. Zijt gij niet als slaven opgekomen, toen de overheid u weg riep uit uw huis, uw stad, uw dorp? Hebt gij niet gewillig u laten onderzoeken, opdat door nauwgezette keuring zou worden uitgemaakt of gij wel voor het moordbedrijf geschikt waart en in staat om de vermoeienissen van de oorlog te doorstaan?
Als ik u zie…. dan dringt zich de vraag aan mij op: waarom is er zo weinig solidariteit in die soldaten, zo weinig onderling vertrouwen, waarom verheffen zij zich niet tezamen, terwijl ze toch allen de dienst verfoeien?
Als ik u zie…. dan kan ik u soms haten, omdat gij wel altijd mort en vloekt en afgeeft op de “rotzooi”, maar niettemin onderdanig aanslaat voor hem, die zich uw meerdere waant en die in zijn ziel u veracht.
Als ik u zie …. dan heb ik vaag neiging u toe te bulderen: weet gij dan niet, dat uwe vijanden niet wonen aan de overzijde der grenzen? Weet gij dan niet, dat uw grote vijand is het Kapitalisme? Zult gij dan eeuwig ziende blind blijven?
Als ik u zie…. dan kan ik u verachten, omdat gij wel strijden wilt voor de belangen der kapitalisten, maar te dom en te laf zijt om te strijden voor uw eigen verlossing.
Als ik u zie.… dan denk ik aan die weinige, moedige mannen, die liever maanden lang hunne vrijheid missen, dan dat zij voor het gemene oorlogswerk zich laten opleiden, aan de dienstweigeraars en ik wijs u op hen als op de durvers en ik vraag mijzelf af, hoe klein gij u tegenover hen moet gevoelen.
Als ik u zie…. dan leeft toch óók in mij op de hoop, dat gij eenmaal in diep besef uwer menselijkheid uit de waan der machteloosheid zult ontwaken en dat ook in u zal opsteigeren het verzet.
Als ik u zie…. dan kan ik mij niet losmaken van de gedachte, dat er toch eens een tijd zal komen, waarin gij begrijpen zult uw menselijke roeping, uw plicht tegenover de samenleving.
Als ik u zie…. dan stroomt er uit mijn ziel u tegen afkeer en walging maar toch bovenal erbarmen, deernis, liefde.
En om liefdeswille het meest roep ik u toe: ontwaakt, ontwaakt en vergeet nooit het bekende woord: “de roeping van de mens is mens te zijn!”