Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:1_mei._dag_van_de_arbeid_dag_tegen_de_arbeid

1 Mei. Dag van de Arbeid? Dág tegen de arbeid!

1 Mei. Dag van de Arbeid? Dág tegen de arbeid!

Afgelopen weken heb ik in Den Haag, Nijmegen en Amsterdam een lezing gehouden over het ontstaan, de ontwikkeling en het belang van 1 Mei. Dat heb ik inmiddels uitgewerkt tot artikel. Het is geen woordelijke weergave, ik spreek graag grotendeels uit het hoofd en enigszins improviserend. Maar onderstaande zaken zijn in de lezingen ter sprake gekomen. P. Storm, 30 april 2018

Tien jaar geleden waren er rond de Eerste Mei een viertal zekerheden. Helemaal zeker was je er niet van, maar het scheelde niet heel veel. Drie van die zekerheden zijn er nog steeds. De vierde wankelt tegenwoordig, en dat is een goede ontwikkeling.

De eerste zekerheid was in Berlijn te vinden. Daar gingen jaarlijks krakers, autonomen, anarchisten, de straat op om te demonstreren in de nacht van 30 april op 1 mei. Het ene jaar was de demonstratie groter dan het andere jaar, en de confrontatie heftiger. Dat er stevige botsingen plaatsvonden tussen 1 mei-betogers en de oproerpolitie was jaarlijks echter vaste prik. Die zekerheid is er nog steeds, en dat is prima. Ik wens de betogers in Berlijn komende dagen veel succes, veel barricades en veel doorbraken door politielinies toe. Just go for it.

De tweede zekerheid is minder interessant. Ieder jaar, in 2018 net zo goed als in 2008, gaan in Havana honderdduizenden mensen in optocht door de stad ter gelegenheid van de Eerste mei. Het is een vertoon van nationale onafhankelijkheid, een lange neus tegen het Amerikaanse imperialisme. Het ziet er uit als revolutionaire manifestatie maar het is feitelijk een als zodanig vermomd nationalistisch spektakel. En hoezeer ik het Amerikaanse imperialisme ook elke afgang gun, een nationalistisch spektakel is niet wat de Eerste Mei in essentie volgens mij is of hoort te zijn.

De derde zekerheid betreft Istanboel in Turkije. Daar probeerden en proberen arbeiders ieder jaar op 1 mei het Taksim-plein te bereiken. In 1977 schoten mysterieuze, hoogstwaarschijnlijk extreem-rechtse figuren, op een 1 mei-samenkomst. Dat proberen arbeiders op dezelfde plek jaarlijks te herdenken. Veiligheidstroepen beletten dat met grof geweld, steeds weer. Soms krijgt een vakbondsdelegatie kans om een krans te leggen. Arbeiders die het zelfstandig probeerden, stuitten op staatsgeweld. Dat staatsgeweld is helaas nog steeds een zekerheid. Het voortduren van pogingen om dat te trotseren en eindelijk op Taksim 1 mei te kunnen vieren gelukkig ook.

De vierde zekerheid? Nederland in 1 mei-coma. Niets te beleven qua actie op die dag. Ik geloof dat ik in dat jaar eindelijk iets vond via internet, ergens in Overijssel, iets van de NCPN of zo. Ik keek eens wat beter, iets is beter dan niets. Het bleek echter een activiteit uit 2006 te zijn die nog online stond aangekondigd. Ik ben op uitnodiging in 2008 in Breda radicale liedjes gaan zingen bij een SP-kraam, in de stromende regen. Veel meer was er niet te beleven. En precies dat is aan het veranderen: in Nederland staan in drie plaatsen relatief radicale 1 Mei-demonstraties gepland. Ook de FNV gaat de straat op, in een demonstratie waar radicalen ook in zichtbaar groepsverband aan gaan deelnemen. Een flink verschil met 2008. Er heeft duidelijk een verandering ten goede plaatsgevonden.

Waarom is het zo goed om die eerste mei te vieren? Waar gaat die dag eigenlijk over? Laten we eerst eens kijken wat de FNV er over te melden heeft. Die vakbondsfederatie houdt weliswaar een demonstratie, rond thema's als werkgelegenheid en inkomen. Maar weet ze ook uit te leggen waarom dat juist op die datum ertoe doet? Ik vond uiteindelijk het volgende, een tekstje uit 2013:

“Begonnen als herdenking van de moord op stakers in Chicago in 1888, werd 1 mei – als dag van de arbeid – een jaar later uitgeroepen tot actiedag voor de invoering van de achturendag en internationale solidariteit.”[1]

Dat roept natuurlijk een vraag op: hoezo, ‘moord op stakers’? Door wie dan? En waarom? En wat had dat dan met de achturendag te maken? Dat die stakers daar al voor streden, en dat ze niet vermoord werden door Jack de Ripper, Dzjengis Khan of de betovergrootvader van Willem Holleeder, maar door de Amerikaanse staat – je krijgt het van de FNV niet te horen. Hoog tijd om eens te kijken hoe het eigenlijk in elkaar stak. Daartoe neem ik de lezer graag mee naar de Verenigde Staten in de jaren tachtig van de negentiende eeuw.[2]

De Verenigde Staten was rond 1880 een snelgroeiende industriële mogendheid. In hoog tempo werden fabrieken gesticht, steden gebouwd op plaatsen waar een halve eeuw nog slechts kleine nederzettingen waren, gevestigd in streken waar niet veel eerder de oorspronkelijke bewoners van het land nog niet waren verdreven of uitgemoord. Die fabrieken – textiel- en metaalbedrijven en meer – waren helse oorden. Geen veiligheidsmaatregelen, dus het werk was levensgevaarlijk. Geen hygiënische maatregelen, dus het werk werd in smerige omstandigheden gedaan. Geen arbeidsrechten, dus lonen waren laag. Brute despotische macht van directie en chefs. Onder deze omstandigheden werkten arbeiders – mannen, vrouwen, kinderen. En dat deden ze tien, twaalf, veertien, soms zeventien uur op een dag. Protest kon onmiddellijk ontslag betekenen, en daarmee acuut dreigende honger en dakloosheid.

Nu zijn er buitengewoon weinig wetmatigheden in de geschiedenis, en elk filosofisch stelsel dat van die geschiedenis een systeem van wetmatigheden maakt, verdient een grondig wantrouwen. Maar één wetmatigheid is er wel: als je mensen uitbuit, onderdrukt, vertrapt dan krijg je vroeg of laat een trap terug van die uitgebuite en vernederde mensen. Lage lonen, lange werktijden, erbarmelijke arbeidsomstandigheden op een als dictatuur bestuurde werkplek betekent vroeg of laat gegarandeerd verzet van degenen die deze ellende ondergaan. Dat gebeurde dan ook in de VS.

In de vroege jaren tachtig van de negentiende eeuw was dat vooral defensief van aard. Het was een tijd van economische crisis. Ondernemers verdedigden hun winsten door lonen te verlagen. Daartegen begonnen arbeiders te rebelleren. Dat deden ze door middel van stakingen en veelal gewapende demonstraties. Staat en ondernemers trachtten verzet neer te slaan door de politie te sturen, de staatsmilitie als de politie het niet aankon, het leger als de staatsmilitie niet sterk genoeg bleek. Ondernemers hadden ook nog de Pinkertons om in te zetten. Dat waren privé-politieagenten, die stakingen hielpen breken. Vaak werden ondernemers en staatsautoriteiten de arbeiders uiteindelijk de baas. Maar daarvoor moesten ze kleinschalige halve burgeroorlogen voeren, want ook arbeiders hadden geweren. Het lukte spoorwegarbeiders bijvoorbeeld om met een felle staking de baas van een spoorwegbedrijf, Jay Gould, tot inwilliging van een looneis en erkenning van de organisatie waar arbeiders gebruik van maakten, te bewegen. Spoorwegarbeiders waren een zeer belangrijk deel van de arbeidersbevolking. Het snelgroeiende spoorwegnet was essentieel voor het transport, niet alleen van mensen maar vooral ook van goederen, in deze periode. De tijd dat bijna alles ter auto, vrachtwagen of vliegtuig ging, lag nog tal van decennia in de toekomst.

Die organisatie waar arbeiders gebruik van maakten was de Knights of Labor, de Ridders van de Arbeid. Dat was een snelgroeiende beweging, geen reguliere vakbond, ook geen arbeiderspartij, maar een mengsel tussen vakbeweging en naar coöperaties strevende organisatie. De Knight of Labor wilden een einde aan de loonarbeid, en vervanging ervan door een coöperatief stelsel. Behoorlijk radicaal wel. Maar de leiding wilde dit niet via staking bereiken, maar via voorlichting en de stembus. Boze arbeiders sloten zich desondanks in groten getale bij de organisatie aan en vormden er afdelingen van. En ze gingen evengoed dus staken, ook als hun Officiële Leiding dat niet wilden, Arbeiders maakten van de Knights of Labor een tijdlang hun eigen werktuig, althans ten dele.

Enkele jaren later maakte de recessie plaats voor economisch herstel. Nu kregen stakingen een offensiever karakter. De angst voor werkloosheid – vaak een rem op stakingen – ebde weg, arbeiders durfden meer. De opgehoopte frustratie van eerdere nederlagen voegde zich bij een groeiend zelfvertrouwen. Er kwam een grote stakingsgolf op gang. Die ging nu om het bereiken van verbeteringen, niet louter om het tegenhouden van verslechteringen.

Eén van de eisen werd een kortere arbeidsdag. Een tamelijk kwijnende vakbond had op haar conferentie in 1884 een resolutie aangenomen met daarin het streven van een achturige werkdag, te bereiken per 1 mei 1886. Dat idee sloeg aan. Arbeiders begonnen agitatie en stakingsactie om die achturige werkdag te verkrijgen. Maar dit ging niet zonder discussie binnen de arbeidersbeweging.

De chef van de Knights of Labor, Terence Powderly, zag weinig in stakingen voor die achturendag. Hij stelde voor dat die eis vooral kracht bijgezet werd door mensen aan te moedigen er opstellen over te schrijven. Dat zal de bazen leren, nietwaar? Maar in radicaler hoek was de houding een net zo vruchteloos spiegelbeeld van de opstelling van Powderly. Anarchisten zeiden aanvankelijk: acht uur arbeid is nog steeds loonarbeid, en we willen een eind aan het hele stelsel van loonarbeid. In die kortere arbeidsdag zien we dus niets, laat die achturenstrijd maar zitten. Afzijdigheid van strijd omdat niet in één keer de complete revolutie wordt bepleit, het is een vergissing die anarchisten vaker maken.

Arbeiders trokken zich noch van de opstellenfetisjist Powdery, noch van de zelfgekozen afzijdigheid van anarchisten iets aan. Ze stortten zich met overgave in het gevecht. In Chicago kozen anarchisten er voor om zich wel in die strijd te mengen en werden er zelfs gangmakers. Zij zagen gelukkig in dat elk uur korter werken om te beginnen een uurtje minder onderwerping aan de loonslavernij was, een stukje zelf veroverde toegenomen vrijheid. Ze zagen bovendien in dat het niet alleen de eis, maar vooral het samen vechten voor de eis, een revolutionaire betekenis had en heeft. Samen vechten betekent de solidariteit ontdekken en trainen, ontdekken wie je vrienden zijn en wie je vijanden. Zoiets is een leerproces richting revolutie. Een achturendag is niet de afschaffing van de loonarbeid. Maar een door arbeiders zelf bevochten achturendag kan wel een grotere stap die kant op zijn.

Met wat voor algemene opvattingen kwamen anarchisten in die tijd? Een anarchistisch programma uit de VS, uit 1883, is helder. Een citaat:

“Wat we willen bereiken is derhalve het volgende:

Ten eerste: Vernietiging van de bestaande klassenheerschappij met alle middelen – d.w.z. Door energieke, onophoudelijke, revolutionaire, en internationale actie.

Ten tweede: Vestiging van een vrije samenleving gebaseerd op coöperatieve organisatie van de productie.

Ten derde: Vrije uitwisseling van gelijkwaardige producten door en tussen de productieve organisaties, zonder handel en winstbejag.

Ten vierde: Organisatie van het onderwijs op seculiere, wetenschappelijke en gelijke basis voor beide seksen.

Ten vijfde – Gelijke rechten voor allen, zonder onderscheid van sekse of ras.

Ten zesde – Regulering van alle openbare zaken door vrije contracten tussen de autonome (onafhankelijke) Communes en associaties, berustend op een federalistische basis.”[3]

Opvallend hier is niet alleen de visie van een samenleving van vrije communes. Opvallend zijn zinnetjes als: ‘gelijke basis voor beide seksen’ en ‘zonder onderscheid van sekse en ras’. Anarchisten probeerden in 1883 al patriarchale en racistische patronen te doorbreken. Dat was bittere noodzaak, en dat is het nog steeds.

Aldus theoretisch bewapend namen anarchisten dus deel aan het gevecht. Dat groeide tot geweldige proporties. In Milwaukee sloeg de staat na lange strijd de achturenstrijd neer, maar daar kwam dan wel de militie aan te pas. Die schoot een zestal actievoerende arbeiders dood, waarna de strijd verliep. In Chicago groeide in het voorjaar van 1886 de spanning. Arbeiders bereidden zich voor. Staatsgezag en ondernemers deden hetzelfde. Er was zelfs een crowdfund-actie op touw gezet, waarmee gegoede burgers geld inzamelden om dat arme politiekorps van Chicago van een heus machinegeweer te voorzien.[4]

Begin mei 1886 kwam de ontknoping. Bij McCormick, een bedrijf waar landbouwwerktuigen werden gemaakt, werd gestaakt. Stakingsbrekers botsten met stakers, de politie opende het vuur en schoot enkele arbeiders dood. Op 4 mei vond daartegen een protestbijeenkomst plaats op het Haymarket-plein in Chicago. Tussen de duizend en vijftienhonderd arbeiders namen deel, er waren toespraken, het was regenachtig weer. Mensen waren al aan het vertrekken tijdens de laatste toespraak toen opeens 170 politieagenten oprukten. De politiecommissaris gebood de demonstranten om de samenkomst te beëindigen. Terwijl die manifestatie werd ontbonden, ontplofte er een bom, die een agent doodde en meerdere agenten verwondde. Politie opende het vuur. Meer doden, nu ook weer aan arbeiderszijde.

Wie de bom had geplaatst is nooit opgehelderd. Maar de autoriteiten sloegen toe. Ze begonnen links en rechts vakbondsmensen, socialisten en anarchisten te arresteren. Typerende uitspraak vanuit justitie: “Houdt de raids nu, en kijk later de wet na.”[5] Eerst arresteren, daarna kunnen we nog wel eens bedenken waar we de arrestanten voor aanklagen. Dat was de houding. Intussen schreeuwde de pers moord en brand, krantenverkopers hadden het zelfs over honderd gedode politieagenten.[6]

De staat besloot acht mensen voor de rechter te brengen. Dit zijn hun namen:

August Spies.

Albert Parsons.

Adolph Fischer.

George Engel.

Samuel Fielden.

Michael Schwab.

Louis Lingg.

Oscar Neebe.

Het zal lezers wellicht opvallen dat veel van deze namen Duitstalig klinken of lezen. Dat is geen toeval. Recente migranten uit Europa maakten een fors deel uit van de arbeidersklasse in de VS, met name ook in Chicago. Veel van die mensen waren niet alleen arbeidsmigrant maar ook politieke ballingen uit een Europa waar na het neerslaan van de Parijse Commune in 1871 socialisten van allerlei richtingen, met name ook anarchisten, werden vervolgd en opgejaagd. De radicale arbeidersbeweging was dan ook multinationaal van herkomst, en meertalig. Chicago kende een arbeiderskrant, een weekblad en een zondagsblad, alle drie in de Duitse taal.[7] Misschien iets om bij stil te staan nu zelfs lieden die zich links en socialistisch noemen, afgeven op arbeidsmigranten in laats van ze als bondgenoot in de strijd voor rechtvaardigheid te verwelkomen. We hebben de achturendag dus mede te danken aan de strijd van Duitse migrant-arbeiders in de Verenigde Staten in 1886.

De acht gearresteerden kregen een showproces. Justitie hield niet eens de schijn op. De jury, doorgaans samengesteld via loting, werd nu door een van staatswege benoemde deurwaarder aangewezen. Er zaten ondernemers en administrateurs in, en zelfs een familielid van een op Haymarket gedode agent. Openbaar aanklager Julius Grinnel maakte de essentie duidelijk:

“De wet staat voor het gerecht. Anarchie staat voor het gerecht. Deze mannen zijn geselecteerd, eruit gepikt door de Grand Jury omdat ze leiders zijn. Zij zijn niet meer en niet minder schuldig dan de duizenden die hen volgen. Heren van de jury, veroordeel deze mannen, maak voorbeelden van ze, hang ze op, en u redt onze instellingen, onze maatschappij.”[8] De acht aangeklaagden werden veroordeeld, niet omdat zelfs maar aannemelijk gemaakt was dat ze die bom hadden geplaatst of met die aanslag iets van doen hadden. Ze werden veroordeeld omdat ze anarchisten, arbeidersactivisten, gangmakers in de achturenstrijd waren. Zeven van hen werden ter dood veroordeeld en de achtste levenslang. Bij twee van de zeven werd de doodstraf omgezet in levenslang. De ter dood veroordeelde Lingg maakte zelf een eind aan zijn leven voor de galg dat kon doen. August Spies sprak voor zijn executie nog de volgende woorden:

“Als jullie denken dat door ons op te hangen jullie de arbeidersbeweging stuk kunnen stampen… de beweging waarvan de vertrapte miljoenen, de miljoenen die zwoegen in ellende en gebrek, redding verwachten, als dat jullie mening is, hang ons dan op! Hier zul je op een vonk trappen. Maar daar, en daar, achter je en voor je, en overal, laaien de vlammen op. Het is een onderaards vuur. Je kunt het niet uitdoven.”[9]

Vier van de acht werden uiteindelijk opgehangen, op 11 november 1887. Dat was dus de “moord op stakers” waarover de FNV maar geen duidelijkheid wist te verschaffen. Ettelijke honderdduizenden arbeiders liepen mee in de begrafenisstoet. Iedereen kon zien dat de hele gang van zaken zelfs in burgerlijke termen niets met serieuze rechtspraak te maken had. Gouverneur Altgeld van Illinois, de staat waarin Chicago ligt, gaf de gevangen overlevenden in 1893 gratie en maakte duidelijk dat hij ook erkende dat hier mensen ten onrechte waren veroordeeld.[10]

De strijd voor de achturendag ging op de korte termijn teloor in golven van staatsrepressie. Maar intussen gebeurde er in Europa iets belangwekkends. De arbeidersbeweging was zich aan het herstellen, en op een congres kwam in 1889 een grensoverschrijdende arbeidersorganisatie tot stand, de zogeheten Tweede Internationale. Die besloot per resolutie om 1 mei 1890 tot actiedag voor de achturige werkdag te maken. Het werd een doorslaand succes, en zo ontstond gaandeweg de gewoonte jaarlijks voor die achturendag te demonstreren. Daar kwam al snel het thema internationale solidariteit en andere klasse-eisen van de arbeiders bij. Zo ontstond de traditie van de Eerste Mei.

Al heel snel kwamen daarin heel verschillende benaderingen naar voren. Voor de gaandeweg gematigder wordende socialistische/sociaaldemocratische arbeidersbeweging werd het vooral een feestdag, waarin het verlangen naar de socialistische bevrijding werd geproclameerd zoals christenen het verlangen naar de wederkomst van Christus proclameren. Een tiental parlementsleden van de Arbeiderspartij van België zeiden het in 1898 als volgt:

“Spoedig zullen grenzen vervagen! Spoedig zal er een eind komen aan oorlogen en legers. Elke keer dat je de Socialistische deugden van Solidariteit en Liefde praktiseert, breng je deze toekomst dichterbij. En dan, in vrede en vreugde, komt er een wereld tot stand waarin het Socialisme zal triomferen, als eenmaal de sociale plicht van allen op juiste wijze wordt begrepen als iets dat de alzijdige ontplooiing van allen tot stand brengt.”[11]

Hier zien we flarden van het Communistisch Manifest vermengd raken met pure religieuze heilsverwachting. En een wereld zonder grenzen en zonder oorlog – ik teken ervoor. Hoe de weg erheen er precies uitzag, welke route we dienen te nemen, dat bleef een beetje onduidelijk. Een rituele bevestiging van een socialistisch geloof begon de plaats in te nemen van een gerichte strijd om een zinnig socialisme – als je dat dan zo wilt noemen, die wereld van solidaire, gelijkwaardige en vrij samenwerkende mensen – dichterbij te brengen.

En hoe moest die viering volgens sociaaldemocraten eigenlijk plaatsvinden, en vooral op welke dag precies? Als 1 mei op de vrije zondag viel, was dat geen probleem. Maar als het op een werkdag viel? Staken werd in deze kring al snel te radicaal en te riskant bevonden. Dus verplaatste men de viering doodleuk naar de zondag zo snel mogelijk na de eerste mei. Typerend is de uitspraak van August Bebel, chef van de Duitse sociaaldemocratische partij. Hij zei: “We hebben alle reden om de massa's onder controle te houden op de demonstraties van de Eerste Mei. We moeten conflicten voorkomen.”[12] Ondernemers en gezagsdragers zullen zich hier uitstekend in hebben kunnen vinden.

Radicalere stromingen in de arbeidersbeweging benaderden de Eerste Mei heel anders. Voor anarchisten bleef het herdenkingskarakter heel sterk, zoals ook Dennis Bos beklemtoonde in zijn lezing die hij er in 2013 in Tilburg over deed. Herdenking van de van staatswege vermoorde anarchisten in Chicago. Onderstreping van de prijs die de kapitalisten de arbeiders laten betalen voor hun strijd om rechtvaardigheid. Onderstreping van de noodzaak tot onbuigzaam verzet, volhardende strijd. Met het ontwijken van conflicten en het beheersen van de massa´s had dat verfrissend weinig te maken. Van de neiging om van 1 Mei een algemene officiële feestdag te maken, moest Errico Malatesta, invloedrijk anarchist, al in 1898 niets hebben. Hij schreef:

“Een meester die vrijwillig toestemt in een vrije dag en de arbeiders aanmoedigt om er gebruik van te maken, een regering die de Eerste Mei tot vakantiedag uitroept, zouden een sluw conservatief beleid voeren: ze zouden de arbeiders van een wapen beroven. Maar om die reden is het ondenkbaar hoe een socialist de eerste mei zou willen vieren samen met de meesters en zo mogelijk met de officiële sanctie door de gevestigde autoriteiten.”[13]

Toch ging het precies die kant op, met treurige resultaten. In 1920 ondertekenen 41 Franse parlementsleden een verklaring, met de volgende zinsneden:

“Deze feestdag dient geen element van jaloezie en haat te bevatten. Alle klassen, als van klassen nog gezegd kan worden dat ze bestaan, en alle productieve, horen zich te verbroederen, geïnspireerd door hetzelfde idee en hetzelfde ideaal.”[14]

Dit soort stemmingen grepen om zich heen in een tijdvak waarin arbeid verheerlijkt werd als onmisbare bouwsteen, niet van solidariteit maar van nationale grootheid. De eerste staat waar 1 mei een officiële feestdag werd, was de Sovjet-Unie, een staat waarin tenminste nog of ver socialistische idealen werd gepraat terwijl de staatsopbouw ermee in schrille tegenspraak was. De tweede staat waar de eerste mei een officiële feestdag werd, was nazi-Duitsland.[15] Dat was de uitkomst van een logica waarin klassen en hun tegenstellingen werden ontkend, om plaats te maken voor nationale harmonie en eenheid, met hardwerkende arbeiders die er de voorwaarden – en de wapens – voor mochten maken. Zo werd de 1 mei-traditie omgevormd tot haar repressieve en nationalistische tegendeel. De jaarlijkse optocht in Havana is daarvan een voorbeeld. De jaarlijkse 1 mei-parades in de Sovjet-Unie waren typerend, met hun officiële delegaties, terwijl in de stoet het nieuwste dodelijke wapentuig werd getoond, terwijl de machthebbers op een podium wuifden naar de menigten waarvan je mag betwijfelen of die wel zo vrijwillig aan de wanvertoning deelnamen.

Maar de authentieke, rebelse en solidaire 1 mei-traditie vertikte het om te verdwijnen, zelfs in de meest onderdrukkende, uitzichtloze situaties dook ze op. Bijvoorbeeld in Warschau, in 1943. De nazi’s hadden daar eerst steeds meer joden afgevoerd naar het getto – een met prikkeldraad afgeschermde en zwaar bewaakte wijk, veel te klein voor de daarin opééngepropte mensen – om daar te creperen. Vervolgens kwamen de transporten van joden naar de gaskamers op gang. Groepjes joden, veelal met een socialistische achtergrond, kozen ervoor om dan liever vechtend ten onder te gaan. Ze wisten aan wat wapens te komen, en begonnen de Opstand in het Getto van Warschau. Die duurde twee maanden, en eindigde met de dood van vrijwel alle deelnemers, op een enkeling na die wist te ontkomen. Maar ze wisten aanzienlijke aantallen nazi/soldaten de dood in te jagen voor ze verslagen waren.

Een van de overlevenden was Marek Edelman. Hij heeft over de gebeurtenissen verslag gedaan in een aangrijpend prachtig boekje. Onder die gebeurtenissen viel ook 1 mei 1943, toen de opstand nog gaande was. Hij schrijft:

“Op de Eerste Mei besloot het Commando (kennelijk de leiding van de joodse strijders, PS) een ‘feestdag’ - actie te houden. Meerdere gevechtsgroepen werden uitgezonden om zo veel mogelijk Duitsers te ‘jagen’. (‘hunt down’, aldus de Engelstalige tekst, PS) In de avond werd er een appèl gehouden. Enkele mensen spraken de partizanen kort toe, waarna de Internationale werd gezongen. De hele wereld, zo wisten we, vierde de Eerste Mei op die dag, en overal werden krachtige woorden van betekenis gesproken. Maar nog niet eerder was de Internationale gezongen onder omstandigheden die zo anders, zo tragisch waren, op een plek waar een hele natie aan het vergaan was geweest, en nog steeds aan het vergaan was. De woorden en het lied weerkaatsten van de verkoolde ruïnes en waren, op die specifieke tijd, een aanwijzing dat de socialistische jeugd nog steeds vocht in het getto, en dat ze zelfs in het aangezicht van de dood ze hun idealen niet loslieten.”[16] Dát is de Eén Mei-traditie. Solidariteit en strijd, tegen de verdrukking in.

In de jaren veertig en vijftig was die traditie in veel landen zeer ver naar de marge geduwd, om plaats te maken voor het opgelegde 1 Mei-ritueel van de Politbureaus Aller Landen. In de jaren zestig en zeventig veranderde dit. Linkse en radicale stromingen kwamen op, met ´1968´ als symbolisch hoogtepunt. Intussen bleek de oorspronkelijke 1 Mei-traditie in landen die destijds de Derde Wereld en sindsdien veelal de Global South werden genoemd, onverkort relevant. Daar ging het rechtstreeks om klassieke arbeidsrechten, om hoger loon, om betere arbeidsvoorwaarden en, jazeker, om kortere werkdagen. Levendige optochten zie je jaarlijks in de verslaggeving van gevestigde media langskomen. Waar? In Bangladesh, waar eens in de zoveel tijd een textielfabriek in dodelijke vlammen opgaat, terwijl de uitgang op slot zit om absentie van arbeiders te voorkomen. Op de Filipijnen. In Indonesië. In landen dus waar het toegaat zoals in Chicago in 1886.

Maar ook elders dook de Eerste Mei als strijddag weer op. Zo was er in 1989 nog steeds de officiële parade in Moskou. Maar daar was de chef, Gorbatsjov, inmiddels aan het hervormen gegaan. Een scheut vrije markt, een sausje democratie, een facelift van het systeem, een poging om de boel te moderniseren. Mensen gebruikten de speelruimte die ontstond doordat bijvoorbeeld de censuur afbrokkelde om hun eigen verlangens naar voren te brengen. Op die 1 Mei bleek dat. Na de officiële optocht volgde een onofficieel deel. Daar liepen mensen van de niet-Russische nationaliteiten die voor zelfbeschikking streden met hun vlaggen. Daar liepen mensen openlijk Gorbatsjov uit te jouwen. En daar verschenen voor het eerst sinds tijden zwarte anarchistische vlaggen op straat. De subversieve 1 mei-traditie daagde het opgelegde 1 Mei-spektakel openlijk uit.

En intussen is de Eerste Mei ook terug in het land van haar oorsprong, de Verenigde Staten. Daar zien we een interessant verschijnsel. De dag wordt gebruikt om specifieke recente thema´s mee voor het voetlicht te brengen. Maar die recente thema´s zijn duidelijk variaties van het oude 1 mei-verhaal.

Zo vond op 1 mei 2006 de zogeheten Dag Zonder Immigranten plaats.[17] Dat was een actiedag uit protest tegen wetgeving waarmee immigranten zonder officieel geldige verblijfspapieren van rechten dreigden te worden beroofd. Het betrof voor een groot deel Spaanstalige mensen, in staten als Florida, Texas en Californië. Het idee was dat deze mensen hun rol in de maatschappij demonstreerden, door bijvoorbeeld niet naar hun werk te gaan en door te demonstreren. Dit leidde tot zowel een soort algemene staking in delen van het land waar deze immigranten een aanzienlijk deel van de werkende bevolking uitmaakten. Het leidde ook tot massademonstraties, met honderdduizenden mensen in een flink aantal steden.

Andere voorbeelden. Op 1 mei 2008 staakten havenarbeiders aan de Westkust van de Verenigde Staten. Zij zetten daarmee die dag in het teken van de internationale solidariteit. De staking was namelijk een protest tegen de Amerikaanse oorlogen in Irak en Afghanistan die zich toen al jaren voortsleepten.[18] Op 1 mei 2012 riepen actievoerders uit de Occupy-beweging die het voorafgaande jaar was opgekomen, een algemene staking uit. Dat zette als staking weinig zoden aan de dijk, op de meeste plaatsen kwam het niet verder dan tot protestbijeenkomsten en dergelijke. Maar het symboliseerde wel weer de wil om van 1 Mei een dag van actieve strijdbaarheid te maken.

En hoe staat het in Nederland? Welnu, de comateuze toestand van 1 mei zoals ik die met betrekking tot 2008 schetste, behoort tot het verleden. De FNV houdt zowaar een demonstratie in Den Haag, zoals ze vorig jaar in Amsterdam deed. In Nijmegen, Den Haag en Tilburg zijn ook demonstraties door radicalere, deels anarchistische groeperingen en netwerken op touw gezet. Er ligt ook een initiatief van groepen om de FNV-betoging bij te wonen en van een radicaal geluid te voorzien. In Tilburg is er in de avond ook een 1 Mei-lezing, en ook dat is een initiatief van anarchisten en aanverwanten. Je kunt dus weer eens kiezen dit jaar waar je aan deelneemt. En anarchisten staan in deze revival niet aan de spreekwoordelijke zijlijn, maar er middenin.

En er is nog iets aardigs. Op 30 april en 1 mei staken de streekbuschauffeurs! Dat doen ze niet ter gelegenheid van die Eerste Mei. Maar de reden waarom ze gaan staken heeft grote 1 Mei-relevantie. De chauffeurs staken tegen hoge werkdruk, tegen het soort werktijden die zoiets essentieels als een plaspauze in de weg zitten.[19] Is dat niet heel nauw verwant aan de strijd in Chicago in 1886 voor een kortere werkdag? Beiden richtten zich tegen de druk die het werk op de mensen legt. Beiden willen grenzen aan de arbeidsdag, zij het op iets verschillende manieren. De strijd tegen die druk is niet achterhaald. Die strijd is maar al te noodzakelijk.

Ik sluit graag af met een voorstel. De Eerste Mei heet veelal Dag van de Arbeid. Zullen we dat etiket eens schrappen? Een Mei is als het goed is juist geen Dag van de Arbeid. Eén mei is oorspronkelijk opgezet als dag tegen die Arbeid, tegen die lange werkdagen, voor een stukje meer tijd buiten het werk, tijd niet niet voor niets vrije tijd wordt genoemd, al is ook die vrijheid heel betrekkelijk. Laten we Een Mei maken tot dag van arbeiders en alle anderen die door staat en kapitaal en repressieve instellingen en praktijken eronder worden gehouden. Een van de manieren waarop we eronder worden gehouden is door en via die verdomde Arbeid. Laten we die inkorten en inkorten, om haar om te vormen tot vrije activiteit van vrije mensen. Een Mei, dag van strijdende arbeiders? Jazeker. Maar Dag van de Arbeid? Dag Tegen de Arbeid lijkt me een veel betere benaming.

Voetnoten

namespace/1_mei._dag_van_de_arbeid_dag_tegen_de_arbeid.txt · Laatst gewijzigd: 16/10/19 10:14 (Externe bewerking)