Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:bakoenin_en_netchajev

Dit is een oude revisie van het document!


Bakoenin en Netchayev

Door Arthur Mendes-George

In het bovenstaande is natuurlijk de verhouding, tussen Michael Bakoenin en Sergej Netchajev maar heel oppervlakkig belicht. Wie meer wit weten verwijs ik graag naar “Bakunin & Nechaev” door Paul Avrich, verschenen bij Freedom Press te Londen. De echt geïnteresseerden vinden daarin ook een uitgebreide literatuurlijst, Waarin echter de Nederlandse uitgave van de Revolutionaire Catechismus ontbreekt!


Bakoenin en Netchajev

We schrijven maart 1869. Het is een gewone, wat grauwe dag als veleanderen. Ergens in Genève is zojuist de deur opengegaan van een eenvoudige woning; een oudere en een jonge man staan tegenover elkaar inde deuropening. De jonge man spreekt met zijn wat rauwe stem snelenige zinnen: hij vertegenwoordigt een russiese revolutionaire or-ganisatie, hij is met levensgevaar het tsaristiese rusland ontvluchten naar Genève gekomen om de bekende revolutionaire denker te spre-ken….Als Michael Bakoenin de deur achter zijn jonge en onbekende bezoekersluit, kan hij moeilijk voorzien dat hij aan het begin staat van eenvan de meest verwarrende perioden van zijn leven en dat hij de manbinnenlaat die zijn, Bakoenin's, naam voor vele tientallen jaren inopspraak zal brengen in de gehele revolutionaire wereld.De jonge man met de rauwe stem, de grove gelaatstrekken en het stug-ge blonde haar heette Sergei Bennadievitch Nechayev, en was inderdaaduit Rusland afkomstig. Om precies te zijn, hij was op 4 maart 1869de russiese grens overgestoken. Ook in Rusland waren er mensen diegeloofden dat dit in het geheim en met het grootste levensgevaar wasgebeurd, want voor zijn vertrek had Nechayev het gerucht verspreiddat hij, in de beruchte Peter en Paulsvesting opgesloten, hieruitontsnapt was en naar het buitenland gevlucht. Niets hiervan was waar,behalve dat hij naar het buitenland reisde, maar wel had hij zich in zijn eigen land met revolutionaire denkbeelden beziggehouden en inrevolutionaire kringen verkeerd. Hij was geboren in het dorp Ivanovo(nu de industriestad Ivanovo-Vosnessensk) waar zijn vader, een voormalige lijfeigene, als kelner en met het schilderen van uithangborden een karig bestaan had. Sergei's jeugd, waarin hij zijn vader bijdiens schilderwerk behulpzaam moest zijn, moet weinig vrolijk zijngeweest, maar wat intelligentie betreft moet hij toch iets boven de middelmaat hebben uitgestoken, want een plaatselijk schrijver en de dorpsonderwijzer hielpen hem zodat hij examen kon doen voor onderwij-zer en daarvoor slaagde hij. Op 19-jarige leeftijd vinden we hem te-rug in St. Petersburg, waar hij godsdienstles gaf op een parochie-school. Maar in het najaar van 1868 liet hij zich inschrijven aan de Petersburgse universiteit.Aan de universiteit was juist het jaar 1868 een onrustig jaar. Demeeste studenten verkeerden in die tijd in een toestand van permanente armoede. Zij probeerden verenigingen voor onderlinge hulp en ko3-peratieve eethuizen van de grond te krijgen, wilden fakulteitsverenigingen stichten en eisten het recht van vrije vergadering. In al de-ze aktiviteiten vonden zij de autoriteiten tegenover zich. Deze be-stempelden al die opstandige aktiviteiten als het gevolg van schade-lijke westerse invloeden.Maar niet alleen op het praktiese universiteitsgebied hield men zichmet de gedachte aan veranderingen bezig. Er waren nogal wat revolu-tionair denkende figuren in Petersburg, onder wie Ralli, Tjerkessov,Volkhovsky, Vera Zasulitsj, Natanson, Lopatin, Goldenberg en, lastbut not least, de journalist Peter Tkachev. Tsjerkessov had in '6822 -al een gevangenisstraf achter de rug in verband met de moordaanslagop de tsaar in 1866; Tkachev verkondigde de teoriegn van AugusteBlanqui, terwijl men zich ook bezighield met de samenzweerdersideeënvan Babeuf, Buonarotti's boek over deze laatste werd intensief be-studeerd.

JACOBINISME

Het kan merkwaardig genoemd worden dat de aspiraties van de genera-tie revolutionairen van de jaren '60 zich in overwegende mate richt-ten naar het jacobinisme met z'n strakke en autoritaire organisatie-vorm, z'n 'genootschappen' (al dan niet-geheim) en leiderschapsopvat-ting. Misschien is het lompe en autoritaire onderdrukkende karaktervan het tsarisme er de oorzaak van; in elk geval had het jacobinismein Rusland sterke wortels. We vinden het al bij de decembrist Pestelin de jaren '20, en bij Nicholas Spesjnev in de veertiger jaren, dievoorstander was van revolutionaire samenzweringen en een revolutio-naire diktatuur. Zaichnevsky, die in 1862 een vlugschrift publiceer-de met de titel “Jong Rusland”, was in wezen geïnspireerd door de ge-dachtenwereld van Proudhon, maar in zijn geschrift toonde hij zichook beïnvloed door figuren als Robespierre, Babeuf en Mazzini envoorstander van de metode van de revolutionaire samenzwering. Zijn ingezwollen taal gestelde stuk, waarin hij opriep tot het uitmoordenvan de tsarenfamilie en zijn aanhangers en verklaarde: “wie niet metons is, is tegen ons en een vijand die met alle middelen dient teworden uitgeroeid”, haalde hem de afkeuring op de hals van mannen alsHerzen en Bakoenin, maar werd door de generatie van '60 gretig ver-slonden. Hetzelfde gebeurde met de in 1864 verschenen roman van Tsjer-nisjevsky “Wat moeten we doen?”, waarvan de hoofdfiguur, Rakhmetov,zich onderwerpt aan de zwaarste fysieke ontberingen om zich op zijnrevolutionaire rol voor te bereiden, slapend op een spijkerbed, zichvoedend met rauw vlees en opzettelijk op een ruwe manier sprekend omzich te vervreemden van de burgerij en zijn verfijnde manieren. Vandeze figuur gaat een grote invloed uit op de 'zestigers' en we vindendezelfde denkbeelden weer terug bij Nechayev in diens “RevolutionaireCatechismus”. Er wordt echter nogal eens op gewezen dat men de orga-nisatie in geheime genootschappen ook in Bakoenin's leven en ge-schriften tegenkomt, terwijl Alexander Berkman bij zijn moordaanslagop Henry day Frick de schuilnaam Rakhmetov bezigde.Bij Peter Tkachev nam de jacobijnse invloed de vorm aan van een soortvoorhoedeteorie. Hij stelde dat een suksesvolle revolutie tot standgebracht zou moeten worden door een nauw met elkaar verbonden groep,die een intellektuele en morele macht zou moeten uitoefenen over demeerderheid, centralisties georganiseerd moest zijn en streng gedis-ciplineerd. Vanuit deze gedachtengang ontwierp hij samen met Nechayeveen “Programma voor Revolutionaire Aktie”, waarin ervan werd uitge-gaan dat het doel de middelen heiligt, dat revolutionairen een ijze-ren discipline en zelfdiscipline moesten handhaven en streng georga-niseerd moesten zijn. Dergelijke groepen moesten overal opgerichtworden en verenigd in Europees verband, met een hoofdkwartier ergensin West-Europa.Men kan zich voorstellen dat iemand, regelrecht uit Rusland gekomenmet de mededeling dat hij de russiese revolutionaire organisatie ver-tegenwoordigde en met een dergelijk program als bewijsstuk in handeneen indruk van gewicht maakte op de 55-jarige Bakoenin, die al lan-gere tijd geen direkte kontakten meer had in zijn vaderland, en opwie de autoritaire tendenzen van het 'Programma' dan wel een onaangename indruk kunnen hebben gemaakt, het verlangen naar internatio-nale organisatie echter zeker niet. In het begin was hij duidelijkmet zijn nieuwe bezoeker ingenomen, zoals is komen vast te staandoor een brief, die Bakoenin op 13 april 1869 schreef aan James Guil-laume, en waarin hij over Nechayev sprak als over “een van die jongefanatici die twijfel noch angst kennen (….)”. Mogelijk is de aan-wezigheid van zijn gast, die hij ook wel 'het tijgerjong' noemde,voor Bakoenin een aansporing geweest om zich weer aan het schrijvente zetten. In elk geval verscheen van zijn hand al spoedig een pam-flet, getiteld: “Woorden aan onze jonge broeders in Rusland”. Hierinroept hij op tot een strijd op leven en dood met de tsaristiese over-heersers, maar tevens wijst hij de studerende jongeren erop, dat zijgeen diktators of leiders moeten zijn voor het volk, maar niet meerdan de hefboom die het volk kan gebruiken om zichzelf te bevrijden,het gereedschap waarmee het volk eigen energie en kracht kan beproe-ven.Zeker weten we ook dat ook Nechayev een boodschap schreef: “Aan destudenten van de Universiteit, de Akademie en het Technies Instituut”,terwijl een ander pamflet, “Russiese Studenten”, vervaardigd werddoor Ogarev, die medestander van Herzen en Bakoenin was. Daarnaastverschenen nog een drietal andere teksten zonder ondertekening, en ooknu is nog niet met zekerheid te zeggen wie er de auteur van is ge-weest. Een ervan, “Hoe de revolutionaire kwestie eruit ziet”, prijsthet bandietendom in termen die duidelijk aan Bakoenin doen denken.Zo leest men: “De russiese bandiet is de enige ware revolutionair –revolutionair zonder fraaie leuzen, zonder boekenretoriek, de onver-zoenlijke, onvermoeibare, onoverwinnelijke revolutionair-van-de-daad…” Een ander werkje, “De principes van de Revolutie” lijkt in vormen inhoud veel op de “Revolutionaire Katechismus” en zou daarom welaan Nechayev toegeschreven kunnen worden.

KATECHISMUS

Ook wanneer we willen geloven in de goede wil en oprechte bedoelingenvan het 'tijgerjong' zitten er reeds in deze periode vreemde kantenaan zijn aktiviteiten. Terwijl hij in werkelijkheid nog geen dag ineen enkele gevangenis heeft doorgebracht, begint hij toch zijn bood-schap “Aan de studenten…” met de woorden: “Nu ik, door de ingreepvan een gelukkig lot aan de kille muren van de Peter- en Paulsvestingben ontsnapt, en zo de duistere krachten die mij daar opsloten hebweerstaan, richt ik vanuit een vreemd land deze woorden tot u, mijnekameraden…. “Inmiddels bracht hij diezelfde kameraden, maar ookvolkomen willekeurige lieden van wie hij toevallig naam en adres teweten was gekomen, regelrecht in gevaar, door hen in het wilde wegrevolutionaire pamfletten, dan wel persoonlijke oproepen of brievente zenden. De censuur in Rusland was zeer streng, en zo werden inde loop van de tijd een kleine vierhonderd landgenoten gearresteerd:Men kan deze manier van doen natuurlijk aan onnnadenkendheid wijten,maar waarschijnlijker is een bewuste opzet, erop gericht de betrokke-nen, door hen in aanraking met de politie te brengen, opstandiger enmeer tot revolutionaire daden bereid te maken. Dit strookt immersgeheel met bepaalde passages uit zijn IKatechismus', met name punt19, waar we lezen: ”…moet men ze in zijn macht zien te krijgen, inhet bezit zien te komen van al hun geheimen, ze tot het uiterste kompromitteren zodat hun geen ontsnappingsweg meer overblijft, enze gebruiken als instrumenten om onlusten in de staat mee op te wek-ken”. (onderstreping van mij-A.M-G).*)

Ook de “Revolutionaire Katechismus” werd in de zomer van 1869 ge-schreven. Hij was niet voor publikatie bestemd en verscheen dan ookvoor de eerste maal in druk in… .het russiese Staatsblad, Pravist-venny Vestnik, op 11 juli 1871, nadat het manuskript in kode, datNechayev mee terug naar Rusland had genomen, bij een politierazziain Moskou in beslaggenomen was. De schrijver ervan was op dat momentevenals nog vele decennia later onbekend. De titel echter was dezelf-de als die van een pamflet dat Bakoenin enige tijd eerder had ge-schreven, en de stijl ervan vertoonde wel enige gelijkenis met Ba-koenin's schrijfstijl. Hetgeen ook op zichzelf bekeken geen wonderkan zijn als we bedenken dat in de maanden van het ontstaan van deKatechismus beide mannen dagelijks in elkaars nabijheid verkeerden.Als Nechayev probeert, met behulp van de Katechismus en de daarinvervatte ideeën in Rusland een revolutionaire organisatie op touwte zetten, krijgt hij aanvankelijk wel de nodige aanhang, maar allepogingen om tot praktiese aktiviteiten over te gaan mislukken, mis-schien wel door de autoritaire manier waarop en de regelrechte blufwaarmee hij zijn medestanders probeert de wet voor te schrijven.Wanneer een van dezen weigert bepaalde onverkwikkelijke orders opte volgen, moet hij vermoord worden, en dit gebeurt ook. Als ditfeit door de politie wordt ontdekt, die daarop de organisatie op-rolt, is Nechayev alweer terug in Zwitserland, waar Bakoenin inmid-dels van Genève naar Locarno is verhuisd, en bezig is met het verta-len van “Das Kapital” van Marx in het russies, waarvoor hij van detoekomstige uitgever een voorschot heeft ontvangen. Wanneer Bakoeninmet het werk achterop raakt en de uitgever hem maant om op te schie-ten komt Nechayev in het geweer. Uit naam van een niet-bestaanderevolutionaire organisatie bedreigt hij de uitgever voor het gevaldeze het nog zal wagen Bakoenin lastig te vallen….We moeten er aan denken dat het inmiddels 1870 is geworden, en in1871 zal het Londense kongres van de Eerste Internationale wordengehouden. Marx en zijn aanhangers zijn reeds bezig om een scheuringteweeg te brengen, d.w.z. Bakoenin en de anarchiserende vleugel vande Internationale te exkommuniceren. 1870 is het jaar van de Kommu-ne van Parijs, en het is ook het volgende jaar voor Bakoenin onmo-gelijk om naar Londen te reizen. Des temeer gewicht kan er door hetkongres gehecht worden aan “bewijsstukken” voor Bakoenins verderfe-lijke handelingen: de “Revolutionaire Katechismus” en de bedreigingvan de russiese uitgever van Het Kapitaal… Het resultaat, de uit-stoting van Bakoenin en de libertairen uit de Internationale, isbekend, en tevens begint dan de jarenlange strijd tussen Bakoeninistenen anti-Bakoeninisten over het auteurschap van de Katechismus. Deeersten hebben er altijd aan getwijfeld of Bakoenin hier de schrijverwel van kon zijn, de anderen hebben even konsekwent het auteurschapin Bakoenins schoenen geschoven, en het in vele opzichten weerzin-wekkende werkje gebruikt om hem te veroordelen.

ZEKERHEID

In de laatste jaren is aan deze onzekerheid tenslotte een einde ge-komen. In het franse wetenschappelijke tijdschrift “Cahiers du MondeRusse et Sovietique” van oktober/december 1966 heeft professor MichaelConfino een tot dusverre onbekende brief van Bakoenin aan het “tijger-jong” gepubliceerd. Hij is gedateerd 2 juni 1870 en bewaard in deBibliothèque Nationale te Parijs. Hij is meer dan dertig pagina'slang, en Bakaenin besteedde acht dagen aan het schrijven ervan.

Bakoenin wijdt in deze brief lang uit over zijn redenen om de vriend-schap met Nechayev te verbreken, schrijft over Nechayev's 'Jezuieten-systeem' en zegt daarbij: “Herinner je maar hoe kwaad je was toen ikzei dat je een boef was en je katechismus een boevenkatechismus…“Tenzij Arthur Lehning in zijn studie over het jaar 1869 tot duide-lijk andere gevolgtrekkingen zou komen, mogen we dan de “Revolutio-naire Katechismus” definitief toeschrijven aan Sergei Nechayev, het-geen ongetwijfeld zal bijdragen tot een betere waardering voor Ba-koenin en diens schrifturen in niet-anarchistiese kring.Hoe liep het tenslotte met het 'tijgerjong' af? Hij werd door toedoenvan een verklikker, Stempkovski geheten, in de zomer van 1871 inZürich gearresteerd, en in oktober aan Rusland uitgeleverd. Op 20 ja-nuari 1872 begon het proces tegen hem, waaraan Nechayev zelf nadruk-kelijk.alle medewerking weigerde. Veroordeeld tot levenslange dwang-arbeid, werd hij - nu werkelijk - in de Peter- en Paul'svesting ineenzame opsluiting gehouden, aan handen en voeten geketend op een zo-danige wijze dat na twee jaar het vlees aan polsen en enkels begonte ontbinden. Met onvoorstelbaar geduld probeerde hij invloed tekrijgen op de geesten van zijn bewakers en na acht jaar slaagde hijerin'één van hen te bewegen een brief uit de gevangenis te smokkelendie gericht was aan de “Wil des -Volks” een groep die in het geheim .werkte aan een aanslag op de tsaar.In 1881 kwamen Necháyévs aktiviteiten in de gevangenis aan het lichtdoordat een medegevangene hem verraadde. De betrokken bewakers werdenallen gevangen genomen en tot zware straffen veroordeeld, terwijlNechayev naar een afgelegen vleugel van de gevangenis werd overge-bracht, waar hij op een hongerdieet zonder melk of groente, met alsenige boek de bijbel, in absolute stilte en eenzaamheid verbleef.Op 12 november 1882 stierf hij aan scheurbuik; hij was toen 35 jaar oud.Voor Bakoenin is het steeds moeilijk geweest om hem geheel te veroor-delen. In een brief aan Ogarev, van 2 november 1872 schrijft hij overNechayev: “Ik heb diep medelijden met hem. Niemand heeft me, ook opinternationaal nivo, zoveel schade berokkend als hij; maar toch hebik medelijden met hem. Hij was een man van zeldzame energie, en toenwij elkaar ontmoetten droeg hij een heilig vuur in zich voor ons armeonderdrukte volk. (….) Maar een innerlijke stem zegt me dat hij nu(….) vanuit zijn diepste weien al zijn energie en moed tevoorschijnzal roepen. Hij zal ondergaan als een held, deze keer zonder iets ofiemand te verraden; daarvan ben ik overtuigd”.En inderdaad, deze laatste maal heeft het tijgerjong niemand teleur- .gesteld.Arthur Mendes-Georges*) De volledige nederlandse tekst verscheen in 1972 bij 'Anarchia' inHaarlem.N. B.

namespace/bakoenin_en_netchajev.1554843360.txt.gz · Laatst gewijzigd: 16/10/19 09:40 (Externe bewerking)