Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


namespace:de_psychologie_van_politiek_geweld

De psychologie van het politieke geweld

Door Emma Goldman

  • Oorspronkelijke titel: The psychology of political violence
  • Verschenen: 1917,
  • Bron: New York: Mother Earth Publishing Association
  • Vertaling: Janneke van der Meulen, aangevuld door Tommy Ryan
  • Digitalisering: Tommy Ryan

De psychologie van het politieke geweld

Het analyseren van de psychologie van het politieke geweld is niet alleen een uiterst moeilijke, maar ook een zeer hachelijke onderneming. Wanneer men begrip toont voor zulke daden, wordt men er onmiddellijk van beschuldigd ze te verheerlijken. Wanneer men anderzijds de Attentäter[1] met sympathie tegemoet treedt, loopt men het risico als medeplichtige beschouwd te worden. En toch kunnen alleen begrip en sympathie ons dichter bij de bron van het menselijk lijden brengen en ons de definitieve uitweg daaruit wijzen.

De primitieve mens vreesde de krachten der natuur omdat hij ze niet begreep, en hij verborg zich voor hun vreeswekkende gevaren. Naarmate hij de verschijnselen der natuur begon te doorgronden, leerde hij dat ze weliswaar mensenlevens vernietigen en grote schade kunnen aanrichten, maar de mens ook tot steun kunnen zijn. Wie zich serieus in de maatschappij verdiept, ziet dat de opeengehoopte krachten in ons sociale en economische leven die tot een uitbarsting komen in een politieke gewelddaad, van dezelfde aard zijn als het natuurgeweld in de dampkring, dat zich manifesteert in storm en bliksem.

Om deze waarheid ten volle te kunnen onderkennen, moet men diep doordrongen zijn van de mensonwaardigheid van onze sociale misstanden; men moet met heel zijn wezen huiveren over de pijn, het verdriet en de wanhoop die miljoenen mensen dagelijks moeten doormaken. Inderdaad; alleen als we ons werkelijk één voelen met de rest van de mensheid, kunnen we begrip opbrengen voor de terechte verontwaardiging die bezit neemt van een mensenziel, de vlammende, stuwende drift die de storm onvermijdelijk maakt.

De onwetende massa beschouwt de man die met geweld protesteert tegen onze sociale en economische onrechtvaardigheid als een wild beest, een wreed, harteloos monster dat niets liever doet dan levens vernietigen en bloedbaden aanrichten; of, in het beste geval, als een onverantwoordelijke gek. Feit is echter dat degenen die karakter en persoonlijkheid van deze mannen bestudeerd hebben, of hen van nabij hebben leren kennen, het erover eens zijn dat hun overgevoeligheid voor de misstanden en onrechtvaardigheden die zij om zich heen zien, hen ertoe dwingt de tol voor onze sociale misdaden te betalen. Schrijvers en dichters van naam die zich met de psychologie van politieke geweldplegers hebben beziggehouden, hebben hen hogelijk geprezen. Zou iemand durven veronderstellen dat deze mensen het gebruik van geweld zouden aanraden, of deze aanslagen zelfs maar zouden goedkeuren? Natuurlijk niet. Zij bekeken de zaak echter vanuit maatschappelijk standpunt, vanuit de wetenschap dat er achter iedere gewelddaad een wezenlijk probleem schuilgaat.

Björnstjerne Björnson benadrukt in het tweede deel van Beyond Human Power we naar de anarchisten moeten kijken voor moderne martelaren, voor diegenen die met hun bloed betalen voor hun geloof, en de dood verwelkomen met een glimlach omdat zij, net zo stellig als Christus dat deed, geloven dat hun martelaarschap de mensheid verlost.

François Coppé, de Franse schrijver, drukte zichzelf daarom als volgt uit over de psychologie van de Attentäter:

“Het lezen van de details van de executie van Vaillant hebben me doen denken. Ik stelde voor hoe hij terwijl hij, met stevige stappen, verstarde wil, zijn energie concentrerend, en met zijn ogen gefixeerd op het mes, zijn borst vooruit hief onder de strop en uiteindelijk zijn vervloeking aan de maatschappij toewierp. En ik kon het niet helpen dat me plots nog een spektakel voor de geest kwam. Ik zag een groep mannen en vrouwen die elkaar verdrukte in het midden van de langwerpige arena van het circus. Daar, onder de blik van duizenden ogen, terwijl er van de trappen van het immense amfitheater een verschrikkelijke kreet klink, Ad Leones!, en beneden de kooien van de wilde beesten geopend werden.

Ik kon me niet voorstellen dat de executie plaats zou vinden. Op de eerste plaats was er geen dodelijk slachtoffer gevallen, en het was lang een gebruik geweest om een mislukte misdaad met de zwaarste categorie te bestraffen. Hoe verschrikkelijk zijn intentie ook was, deze misdaad deed er niet toe, was geboren in een abstract idee. Het verleden van de man, zijn verlaten jeugd, zijn moeilijke leven, pleitte allen voor hem. In de onafhankelijke pers namen meerdere warme stemmen het luid en onderbouwd voor hem op. ‘Een puur literaire opvatting’ zeiden sommigen minachtend. Het is, in tegenstelling, een eer voor de mannen van kunst en het denken om hun afkeer van het schavot weer te kunnen uitten.”

Zola omschreef in Germinal en Paris de zachtheid en vriendelijkheid, de diepe sympathie met menselijk lijden bij deze mensen die het laatste hoofdstuk van hun leven eindigen met een gewelddadig uitbarsting tegen ons systeem.

De man die waarschijnlijk beter dan iedereen de psychologie van de Attentäter begrijpt is tenslotte M. Hamon, de auteur van het briljante werk Une Psychologie du Militaire Professionnel. Hij kwam tot de volgende suggestieve conclusie:

“De positieve methode, bevestigd door de rationale methode, laat ons het beeld vormen van de ideale anarchist. Diens mentaliteit bestaat uit de samenkomst van eenvoudige psychische eigenschappen. Elke anarchist heeft voldoende overeenkomsten met dit ideale type om hem duidelijk te kunnen onderscheiden van andere mensen. De typische anarchist is dan al volgt gedefinieerd: een man vatbaar voor de geest van de revolte, in één of meer van diens vormen – oppositie, onderzoek, kritiek, innovatie – gegrepen door een sterke voorliefde voor vrijheid, egoïstisch of individualistisch, bezeten door een grote nieuwsgierigheid, een sterke drang om te weten. Deze eigenschappen worden aangevuld door een vurige liefde voor anderen, een sterk ontwikkelde morele gevoeligheid, een sterk gevoel van gerechtigheid en doordrongen van een missionarische toewijding.

De hierboven omschreven eigenschappen, zo stelt Alvin F. Sanbon, moeten worden aangevuld met de volgende kwaliteiten: een bijzondere liefde voor dieren, bijzondere zachtheid in alle eenvoudige relaties van het leven, uitzonderlijke bescheidenheid in gedrag, zuinig en regelmatig, zelfs spaarzaam in het leven, en moed zonder gelijkenis.[2]

“Het is waar dat man op straat altijd lijkt te vergeten wat de oorzaak is van de gewelddaad die net gepleegd is, als hij anarchisten, of welke partij hij in zijn donkere bui dan ook verwenst. Het onweerlegbare feit is dat moorddadige aanslagen, sinds mensenheugenis, het antwoord zijn van woedende en wanhopige klassen, en woedende en wanhopige individuen, onrecht aangedaan door hun medemens, dat zijn als ondragelijk ervoeren. Zulke daden zijn de gewelddadige terugslag van geweld, of deze nu agressief of repressief is; ze zijn de laatste wanhopige strijd om ruimte en leven door een woedende en verbitterde menselijke natuur. En hun oorzaak ligt niet in enige speciale overtuiging, maar in de dieptes van de menselijke natuur zelf. De gehele politieke en sociale is hiervoor doorspekt met bewijs. We hoeven slechts te kijken naar drie van de mees beruchte voorbeelden van politieke partijen die tot geweld over gingen in de afgelopen vijftig jaar: de Mazzinianen in Italië, de Fenianen in Ierland en de Terroristen in Rusland. Waren deze mensen anarchisten? Nee. Hadden alle drie deze groepen zelfs maar dezelfden politieke opvattingen? Nee. De Mazzinianen waren republikeinen, de Fenianen waren politieke separatisten, de Russen sociaaldemocraten of aanhangers van de grondwet. Maar alle drie werden door wanhopige omstandigheden tot hun verschrikkelijke vorm van opstand gedreven. Als we, in plaats van naar groeperingen, naar individuen kijken die op vergelijkbare wijze handelden, staan we versteld van het aantal mensen die, aangezet en gedreven door pure wanhoop, overgingen tot daden die overduidelijk in gewelddadige weerspraak waren met hun sociale instincten.”

Nu anarchisme een levende kracht in de samenleving is geworden, werden sommige van deze daden begaan door anarchisten, net als door anderen. Want geen enkel geloof – zelfs de in essentie meest vredige en humane die menselijke geest tot op heden heeft geaccepteerd – heeft bij diens aankomst op aarde geen vrede, maar het zwaard gebracht: niet vanwege iets gewelddadigs of anti-sociaals in de doctrine zelf, maar eenvoudigweg door wat elk nieuw en creatief idee in de geest van de mens los maakt, of zij dit nu accepteren of niet. Een voorstelling van het anarchisme, welke aan de ene hand die alle gevestigde belangen bedreigt, en aan de andere kant een visie hoog houdt van een vrij en nobel leven dat gewonnen kan worden door een strijd tegen het bestaande onrecht, zal daarmee zeker de felste oppositie doen ontwaken, en de gehele repressieve kracht van het oude kwaad in gewelddadig botsing brengen met de tumultueuze uitbarsting van nieuwe hoop.

Onder de miserabele levensomstandigheden maakt elke visie van de mogelijkheid tot iets beters het huidige ellende tot ondragelijk, en zet diegene die daar onder lijden aan tot de meest energieke strijd om hun situatie te verbeteren. Als deze strijd daarbij tot direct resultaat heeft tot een nog ergere ellende, is de uitkomst pure wanhoop. In onze huidige samenleving zal bijvoorbeeld de uitgebuite loonarbeider die een glimp heeft gezien van hoe werk en leven er uit zou kunnen en moeten zien, zijn de zware routine en zijn armzalige bestaan bijna ondragelijk vinden; en zelfs als hij de vastberadenheid en de moed heeft om vastberaden doorwerkt zijn best te blijven doen, en wacht tot nieuwe ideeën in de samenleving zijn doorgedrongen dat ze de weg bereiden voor betere tijden, zal het feit dat hij zulke ideeën heeft, en deze probeert te verspreiden, hem in conflict brengen met zijn werkgevers. Hoe vele duizenden socialisten, en vooral anarchisten, hebben enkel en alleen vanwege hun opvattingen hun werk verloren, of zelfs de kans op werk. Het is enkel de speciaal begaafde ambachtsman die, als hij een toegewijde propagandist is, er zeker van kan zijn dat hij zijn werk kan behouden. Wat gebeurt er met een mens van wie zijn hersens actief werken met een gisting van nieuwe ideeën? Met een visie van een nieuwe hoop voor de zwoegende en gepijnigde mensen voor ogen; met de wetenschap dat zijn lijden en dat van zijn medemens niet veroorzaakt werd door het wrede lot, maar door het onrecht van andere mensen. Wat gebeurt er met zo iemand als hij ziet hoe de mensen die hij lief heeft verhongeren, als hijzelf verhongerd? Sommigen zouden in zo’n situatie, en zeker niet de minst sociale of ongevoelige, zouden gewelddadig worden, en zelfs het gevoel hebben dat hun geweld sociaal is, en niet antisociaal. Dat door toe te slaan wanneer en hoe zij kunnen, ze niet voor henzelf, maar voor de menselijkheid toeslaan; woedend en beroofd, voor zichzelf en diegene die met hen lijden. Is het aan ons, die onszelf niet in deze verschrikkelijk moeilijke situatie bevinden, om langs de zijlijn te staan en koud deze treurige slachtoffers van de Razernij en het Noodlot te veroordelen? Is het aan ons om onze afkeur uit te spreken over deze mensen, die met heroïsche toewijding hun leven opofferen voor in protest, terwijl minder sociale en minder energieke zielen op hun knieën zouden gaan en zich onderwerpen aan onrecht? Moeten wij ons aansluiten bij de onwetende en grove wrede kreten die dit soort mensen stigmatiseren als monsters of de slechtheid, die amok maken in de eigenlijk harmonieuze en vredige samenleving? Nee! Wij haten moord met een haat die enorm overtrokken mag lijken voor de apologeten van de slachtpartijen in Matabele[3], van de harteloze ophangingen en bombardementen. Wij weigeren in de gevallen van doodslag, of poging tot moord, waar wij over spreken, onszelf schuldig te maken aan het wrede onrecht om enkel de meest directe dader verantwoordelijk te houden voor hun daden. De schuld bij deze moordzaken ligt bij elke man en vrouw die, moedwillig of door middel van koude onverschilligheid, de sociale omstandigheden die de mens tot wanhoop drijven in stand houden. De persoon die zijn hele leven in de weegschaal legt in een poging om, ten koste van zijn eigen leven, protest aan te tekenen tegen het onrecht door zijn medemens, is een heilige in vergelijking tot de actieve en passieve verdedigers van wreedheid en onrecht. Zelfs als zijn protest, naast zijn eigen leven, dat van anderen verwoest. Laat hem die zonder zonde in de samenleving is, de eerste steen op de volgende leggen.”[4]

Het is geenszins verbazingwekkend dat elke politieke gewelddaad tegenwoordig wordt toegeschreven aan anarchisten. En toch weet bijna iedereen die met de anarchistische beweging bekend is, dat een groot deel van de daden waarvoor anarchisten hebben moeten boeten ofwel door de burgerlijke pers verzonnen, ofwel door de politie geprovoceerd - en soms ook daadwerkelijk gepleegd is.

Een aantal jaren lang werden er in Spanje aanslagen gepleegd waarvoor de anarchisten verantwoordelijk werden gesteld; er werden klopjachten op hen gehouden en ze werden in de gevangenis geworpen. Later werd bekend dat deze aanslagen niet door anarchisten, maar door leden van het politiekorps gepleegd waren. Het werd zo’n groot schandaal dat de conservatieve Spaanse kranten de inhechtenisneming en veroordeling van de bendeleider, Juan Ruil, eisten, die vervolgens ter dood veroordeeld en geëxecuteerd werd. Door het sensationele bewijsmateriaal dat tijdens het proces boven tafel kwam, was politie-inspecteur Momento gedwongen de anarchisten volledig vrij te spreken van ieder aandeel in de aanslagen die over een lange periode gepleegd waren. Dit leidde tot het ontslag van een aantal politiebeambten; een van hen was inspecteur Tressols, die wraak nam door te onthullen dat er achter de bende bommenwerpers van de politie andere mensen met veel hogere posities schuilgingen, die hen financieel steunden en protectie verleenden.

Dit is één van de talloze sprekende voorbeelden van de complotten die tegen anarchisten op touw gezet zijn. Dat de Amerikaanse politie al even gemakkelijk meineed pleegt en net zo genadeloos, wreed en sluw is als haar Europese collega’s, is meer dan eens gebleken. We hoeven maar te denken aan de 11de november 1887, de dag van het zogeheten Haymarket- oproer?[5]

Iedereen die enigszins van deze zaak op de hoogte, is weet dat de anarchisten die gerechtelijk werden vermoord in Chicago, het slachtoffer waren van een leugenachtige, bloeddorstige pers en een wreed politiecomplot. Rechter Gary zei het immers zelf al: ‘Jullie staan hier niet terecht omdat jullie de bom op Haymarket Square geworpen hebben, maar omdat jullie anarchisten zijn.’

Door zijn onpartijdige en grondige analyse van deze smet op het Amerikaanse blazoen bewees gouverneur Altgeld het gelijk van rechter Gary’s brutale openhartigheid. Dit was voor Altgeld aanleiding de drie anarchisten gratie te verlenen, en daarmee verwierf hij zich voor altijd het respect van alle vrijheidslievende mannen en vrouwen in de hele wereld.

Dat maatschappelijke theorieën slechts in geringe mate verantwoordelijk moeten worden gesteld voor politieke gewelddaden, blijkt overduidelijk uit de tragische gebeurtenis die plaatsvond op 6 september 1901.[6] Leon Czolgosz anarchist, door Emma Goldman tot zijn aanslag aangezet.’ Wel, wel! Zij riep immers al voor haar geboorte op tot geweld, en zal dat zeker tot na haar dood blijven doen! Bij die anarchisten is niets onmogelijk.

Zelfs nu, negen jaar na deze tragische gebeurtenis, nu al honderd keer is bewezen dat Emma Goldman niets met deze zaak te maken heeft gehad en dat uit niets blijkt dat Czolgosz zichzelf ooit anarchist genoemd heeft, krijgen we nog steeds diezelfde leugen te horen, die door de politie verzonnen en door de pers verspreid werd. Geen sterveling heeft Czolgosz dat ooit horen verklaren en er is geen enkel schriftelijk bewijs voor dat die jongen ooit iets dergelijks gezegd zou hebben. Het is allemaal onbenul en je reinste hysterie, en daarmee is zoals bekend zelfs het simpelste vraagstuk van oorzaak en gevolg nooit tot een oplossing gebracht.

De president van een vrije republiek is vermoord! De Attentäter moet dus wel krankzinnig zijn geweest of door anderen tot zijn daad zijn aangezet - andere mogelijkheden zijn er niet.

Een vrije republiek! Het is verbazingwekkend hoe hardnekkig sommige mythen zichzelf in stand weten te houden en zelfs betrekkelijk intelligente lieden met hun monsterlijke absurditeiten weten te misleiden, bedriegen en verblinden. Een vrije republiek! En toch is een kleine bende parasieten erin geslaagd het Amerikaanse volk in weinig meer dan dertig jaar te beroven en de fundamentele beginselen met voeten te treden die werden vastgelegd door de eerste Amerikaanse kolonisten en elke man, vrouw en kind ‘leven, vrijheid en het nastreven van geluk’ garandeerden. Dertig jaar lang hebben ze hun eigen rijkdom en macht vergroot ten koste van de grote arbeidersmassa, waardoor ze het leger van werkloze, hongerlijdende, onbehuisde en eenzame mensen vergrootten, dat het land van oost naar west, van noord naar zuid doorzwerft in de ijdele hoop werk te vinden. Jarenlang wordt de zorg voor het huishouden overgelaten aan kleine kinderen, terwijl hun ouders al hun energie inzetten voor een hongerloontje. Dertig jaar lang zijn de dappere zoons van Amerika gesneuveld op het slagveld van de industriële oorlog en hebben de dochters de verschrikkingen van het fabrieksleven moeten ondergaan. Al vele ellendige jaren lang worden de gezondheid, energie en trots van ons land stelselmatig ondermijnd, terwijl de onterfden en verdrukten zelf nauwelijks enig protest laten horen. Verdwaasd door succes en overwinningen zijn de geldmagnaten van ‘ons vrije land’ steeds schaamtelozer geworden in hun harteloze, wrede pogingen om met de verrotte en decadente Europese tirannieën te wedijveren om de hegemonie.

De leugenachtige kranten hebben ten onrechte beweerd dat Leon Czolgosz een buitenlander was. Deze jongen was een product van onze eigen vrije Amerikaanse bodem, die hem in slaap suste met

My country, ‘tis of thee, Sweet land of liberty.

Wie zal zeggen hoe dikwijls dit Amerikaanse kind trots heeft deelgenomen aan de viering van de 4de juli of D-Day, wanneer hij plichtsgetrouw ’s lands doden herdacht? Was ook hij niet bereid om ‘te strijden voor zijn land en te sterven voor de vrijheid daarvan’, totdat het tot hem doordrong dat hij en zijn lotgenoten geen land hebben, omdat ze beroofd zijn van alles wat ze geproduceerd hebben; totdat hij besefte dat de vrijheid en onafhankelijkheid waar hij in zijn jonge jaren van droomde, slechts een farce waren? Arme Leon Czolgosz, jouw misdaad was dat je een te gevoelig sociaal geweten had. In tegenstelling tot die van je onidealistische en gedachteloze Amerikaanse broeders reikten jouw idealen verder dan je maag en je bankrekening. Geen wonder dat het enige menselijke wezen in de dolzinnige menigte bij je proces - een journaliste - je als een ziener, als iemand die zich totaal niet van zijn omgeving bewust was, beschouwde. Je grote, dromerige ogen hebben vast en zeker een nieuwe en zegenrijke dageraad aanschouwd.

Maar nu een recent voorbeeld van een door de politie gefabriceerde anarchistische samenzwering. In die met bloed besmeurde stad Chicago werd door een jongeman genaamd Averbuch een aanslag gepleegd op de hoofdcommissaris van politie, Shippy.[7] Onmiddellijk werd van alle daken geschreeuwd dat Averbuch anarchist was en dat de anarchisten voor zijn daad verantwoordelijk waren. Iedereen van wie ook maar enigszins vermoed werd dat hij anarchistische sympathieën koesterde, werd nauwlettend in de gaten gehouden, een aantal mensen werd gearresteerd, de bibliotheek van een anarchistische groepering werd in beslag genomen en alle samenkomsten werden onmogelijk gemaakt. Het spreekt vanzelf dat ik, evenals bij diverse andere gelegenheden, verantwoordelijk werd gesteld voor de aanslag. De Amerikaanse politie schrijft mij kennelijk magische krachten toe. Ik kende Averbuch niet en de enige manier waarop ik met hem ‘samengezworen’ zou kunnen hebben, was via mijn astrale lichaam. Maar ach, de politie bekommert zich niet om logica en rechtvaardigheid. Ze zoekt slechts een mikpunt om haar absolute onwetendheid inzake de betreffende gebeurtenis en de psychologie van de politieke gewelddaad te verhullen. Was Averbuch een anarchist? Daar is geen doorslaggevend bewijs voor. Hij was pas drie maanden in Amerika, kende de taal niet en was, voor zover ik heb kunnen nagaan, helemaal niet bekend bij de anarchisten in Chicago.

Wat heeft hem tot zijn daad gedreven? Zoals de meeste jonge Russische emigranten geloofde Averbuch ongetwijfeld in de mythische vrijheid van Amerika. Zijn eerste kennismaking met de politieknuppel vond plaats toen de werklozenmars met bruut geweld uiteengeslagen werd. Zijn ervaringen met de Amerikaanse gelijkheid en kansrijkheid werden voorts verrijkt door zijn ijdele pogingen om een baas te vinden. Kortom, na een verblijf van drie maanden in dit gezegende land moest hij het feit onder ogen zien dat de positie der onterfden overal ter wereld dezelfde is. In zijn geboorteland had hij wellicht geleerd dat nood wetten breekt - er was geen verschil tussen een Russische en een Amerikaanse politieagent.

Wie zich serieus in de maatschappij verdiept, zal zich niet afvragen of de aanslagen van Czolgosz en Averbuch ‘nuttig’ waren, net zo min als men zich afvraagt of een onweersbui nuttig is. Ieder weldenkend en gevoelig mens zal onherroepelijk tot het besef komen dat de aanblik van het brute neerknuppelen van onschuldige slachtoffers in een zogeheten vrije republiek, gecombineerd met de vernederende en geestdodende economische strijd, de vonk levert die de dynamische krachten in overspannen, gekrenkte gemoederen van mannen als Czolgosz of Averbuch doet ontvlammen. Dit maatschappelijke fenomeen kan nooit door vervolgingen, hetzes of onderdrukking tegengehouden worden.

Maar, zo vraagt men mij dikwijls, hebben verklaarde anarchisten dan geen gewelddaden gepleegd? Dat hebben ze zeker gedaan, maar nooit zonder zelf de verantwoordelijkheid voor hun daad te dragen. Mijn stelling luidt dat zij niet door de leer van het anarchisme, maar door de enorme druk der omstandigheden die het leven voor hun gevoelige natuur ondraaglijk maakte, tot hun daad werden gedreven. Het spreekt voor zich dat het anarchisme, net als iedere andere maatschappelijke theorie die de mens ervan bewust maakt dat hij een sociaal wezen is, de kiem legt voor rebellie. Dit is geen loze bewering, maar een feit dat gestaafd wordt door de praktijk. Een nauwkeurig onderzoek naar de omstandigheden die in dit verband van belang zijn, zal mijn stelling verduidelijken.

Laten we enkele van de belangrijkste anarchistische aanslagen van de afgelopen twintig jaar eens nader bekijken. Het zal sommige mensen misschien verbazen, maar één der voornaamste politieke gewelddaden vond hier in Amerika plaats, naar aanleiding van de Homestead-staking in 1892.

In die gedenkwaardige tijd zette de Carnegie Steel Company een complot op touw dat erop gericht was de Amalgated Association of Steel and Iron Workers eens en voor al uit te schakelen. Deze democratische taak werd toevertrouwd aan Henry Clay Frick, de toenmalige president van de Company. Zonder dralen zette hij een procedure in werking die ten doel had de vakbond te breken -dezelfde procedure die hij met zoveel succes had toegepast tijdens zijn schrikbewind in de kolengebieden. Terwijl de onderhandelingen moedwillig werden vertraagd, vonden er onder leiding van Frick in het geheim militaire voorbereidingen plaats - de versterking van de Homestead Steel Works; de bouw van een hoog hekwerk, afgezet met prikkeldraad en voorzien van schietgaten voor scherpschutters. En toen, in het holst van de nacht, probeerde hij zijn leger van gehuurde Pinkerton-moordenaars[8] in Homestead binnen te smokkelen, en al snel daarna werd het afgrijselijke bloedbad onder de metaalarbeiders aangericht. Omdat de dood van elf slachtoffers, die vermoord werden in het gevecht met de Pinkertons, hem nog niet genoeg was, begon Henry Clay Frick, een vroom christen en vrij Amerikaan, onmiddellijk de hulpeloze weduwen en wezen te tergen door ze uit de fabriekswoningen te zetten.

Er ging een golf van verontwaardiging over deze onmenselijke gruweldaden door het land. Honderden mensen lieten hun protest horen en riepen Frick op niet te ver te gaan en van verdere maatregelen af te zien. Ja, honderden mensen protesteerden - zoals men iemand vermaant die vliegen lastig valt. Er was maar één persoon die daadwerkelijk reageerde op de geweldplegingen in Homestead - Alexander Berkman. Ja, hij was anarchist. En daar was hij trots op, want alleen het anarchisme maakte het conflict tussen zijn innerlijk verlangen en de buitenwereld draaglijk. En toch was het niet het anarchisme, maar de wrede moord op de elf metaalarbeiders, die Alexander Berkman tot zijn daad aanzette - de aanslag op het leven van Henry Clay Frick.

Onder de politieke gewelddaden in Europa kunnen we talrijke sprekende voorbeelden vinden van de mate waarin fijngevoelige mensen door hun omgeving worden beïnvloed.

De toespraak tot de rechtbank door Vaillant, die in 1894 een bomaanslag pleegde in de Parijse Kamer van Afgevaardigden, treft de ware kern van de psychologie van dergelijke daden:

“Heren, over een paar minuten zullen jullie je genadeslag toebrengen, maar bij het ontvangen van uw vonnis zal ik op zijn minst de voldoening hebben dat ik de huidige maatschappij te hebben verwond; die vervloekte maatschappij waarin een enkele man, zoveel geld aan nutteloze dingen kan uitgeven, terwijl hij hiermee duizenden gezinnen te kon voeden; een beruchte samenleving die het toestaat dat een paar individuen alle sociale rijkdom monopoliseren, terwijl er honderdduizenden ongelukkigen zijn die niet eens het brood hebben dat niet wordt geweigerd aan de honden, en terwijl hele gezinnen zelfmoord plegen wegens gebrek aan primaire levensbehoeften.

Ah, heren, als de regerende klassen zich eens onder de ongelukkigen konden begeven! Maar nee, ze blijven liever doof voor hun smeekbeden. Het lijkt erop dat een noodlottigheid hen, zoals de koningshuizen van de achttiende eeuw, in de richting van de afgrond drijft die hen zal overdonderen, want wee diegenen die doof blijven voor het kreten van de hongerigen, wee degenen die zichzelf van superieure afkomst achten, en zich het recht veronderstellen degenen onder hen uit te buiten! Er komt een tijd dat de mensen niet langer redeneren; ze stijgen op als een orkaan en verdwijnen als een stortvloed. Dan zien we bebloede hoofden op staken gespietst. Onder de uitgebuitenen, heren, zijn er twee klassen van mensen. Degenen van de ene klasse, die niet beseffen wat ze zijn en wat ze kunnen zijn, het leven nemend zoals het komt, gelovend dat ze als slaven geboren worden en tevreden zijn met het weinige dat hen gegeven wordt in ruil voor hun arbeid. Maar er zijn anderen, die in tegenstelling daartoe denken, die studeren en die, als ze ernaar kijken, sociaal onrecht ontdekken. Is het hun schuld als ze duidelijk zien, als ze lijden bij het zien van het lijden van anderen? Ze gooien zichzelf dan in de strijd en maken zichzelf de dragers van de populaire beweringen.

Heren, ik ben een van de laatsten. Waar ik ook heen ben gegaan, ik heb ongelukkigen gebukt zien gaan onder het juk van het kapitaal. Overal heb ik dezelfde wonden gezien die tranen van bloed deden stromen; zelfs in de afgelegen woondistricten van Zuid-Amerika, waar ik het recht had te geloven dat diegene die de pijn van de beschaving zat was, in de schaduw van de palmboom, rust zou vinden bij het bestuderen van de natuur. Welnu, zelfs daar, meer dan elders, heb ik het kapitaal zien komen, om als een vampier de laatste druppels bloed uit de ongelukkige paria's te zuigen.

Toen kwam ik terug naar Frankrijk, waar het voor mij voorbehouden was om mijn familie gruwelijk te zien lijden. Dit was de laatste druppel in de beker van mijn verdriet. Vermoeid van dit leven van lijden en lafheid, droeg ik deze bom naar degenen die primair verantwoordelijk zijn voor deze sociale ellende.

Mij worden de wonden van degenen die geraakt zijn door mijn projectielen verweten. Sta mij toe om erop te wijzen dat, als de bourgeoisie tijdens de revolutie geen bloedbaden of moordpartijen had aangericht tijdens de Revolutie, het waarschijnlijk is dat zij nog steeds onder het juk van de adel zouden leven. Denk aan de andere kant aan de doden en gewonden op Tonquin, Madagascar, Dahomey, en voeg daar de duizenden, ja, miljoenen ongelukkigen aan toe die sterven in de fabrieken, de mijnen, of waar de malende kracht van het kapitaal ook maar gevoeld wordt. Voeg daar ook degenen aan toe die sterven van de honger, en dit alles met instemming van onze afgevaardigden. Afgezien van dit alles, hoe weinig wegen dan de verwijten die mij nu voorgeworpen worden!

Het is waar dat het ene de ander niet uitwist; maar tenslotte, zijn we niet in het defensief wanneer we reageren op de slagen die we van bovenaf ontvangen? Ik weet heel goed dat mij zal worden verteld dat ik mezelf had moeten beperken tot het spreken voor de rechtvaardiging van de belangen van het volk. Maar wat kun je verwachten! Het vereist een luide stem om doven te laten horen. Onze stemmen zijn lang genoeg beantwoord met gevangenschap, de galg, geweersalvo’s. Vergis je niet: de ontploffing van mijn bom is niet alleen de kreet van de rebelse Vaillant, maar die van een hele klasse die zijn rechten opeist, en die spoedig daden bij woorden zal toevoegen. Want, wees er zeker van, dat zij tevergeefs wetten zullen aannemen. De ideeën van de denkers zullen niet stoppen, net zoals in de vorige eeuw, alle regeringskrachten niet konden voorkomen dat de Diderots en Voltaires emanciperende ideeën verspreiden onder het volk; net zoals dat alle bestaande regeringskrachten niet kunnen voorkomen dat de Reclus, de Darwins, de Spencers, de Ibsens, de Mirbeaus hun ideeën van rechtvaardigheid en vrijheid verspreiden die de vooroordelen zullen vernietigen die de massa in onwetendheid houden. En deze ideeën, verwelkomd door de ongelukkigen, zullen bloeien in daden van opstand zoals ze dat in mij hebben gedaan, tot de dag dat het gezag zal verdwijnen en alle mensen in staat stelt zich vrijelijk te organiseren; wanneer iedereen in staat zal zijn te genieten van het product van zijn arbeid; wanneer die morele kwalen genaamd vooroordelen zullen verdwijnen en mensen toestaan om in harmonie te leven, zonder enige andere wens dan de wetenschappen te bestuderen en hun van hun medemens te houden.

Ik besluit heren, door te zeggen dat een samenleving waarin men dergelijke sociale ongelijkheden ziet, zoals we die overal om ons heen zien, waarin we elke dag zien dat er zelfmoorden worden veroorzaakt door armoede, prostitutie op elke straathoek flaneert – een samenleving waarvan de belangrijkste monumenten kazernes en gevangenissen zijn – zo'n samenleving moet zo snel mogelijk worden omgevormd, dat voor de mensheid het lijden de wereld wordt uitgeholpen, en wel snel. Ik groet hem die, ongeacht de middelen, voor deze transformatie werkt! Dit is het idee dat mij in mijn duel met gezag heeft geleid. Maar omdat ik in dit duel alleen mijn tegenstander heb verwond, is het nu hen de beurt om mij te slaan.

Nu, heren, voor mij maakt het weinig uit welke straf u mij aandoet. Want kijkend naar deze bijeenkomst met de ogen van de rede, kan ik het niet helpen te glimlachen bij uw aanzien, atomen verloren in materie, en enkel sprekend omdat u een verlenging van uw ruggenmerg bezit, neem het recht aan om een van uw medemensen te veroordelen.

Ah! Heren, hoe klein van betekenis is uw bijeenkomst en uw oordeel in de geschiedenis van de mensheid; en de menselijke geschiedenis, op haar beurt eveneens iets minuscuuls in de wervelwind die haar door haar onmetelijkheid draagt, en die bestemd is te verdwijnen of op zijn minst getransformeerd te worden, om dezelfde geschiedenis opnieuw te beginnen met dezelfde feiten, een eeuwig spel van kosmische krachten die zichzelf hernieuwen en zich voor altijd overdragen.”

Kan iemand zeggen dat Vaillant een onwetende, wrede man was? Of een gek? Was zijn geest niet ongelofelijk helder en analytisch? Geen wonder dat de beste intellectuele krachten van Frankrijk het voor hem opnamen, en een petitie aan president Carnot, met het verzoek Vaillants doodvonnis om te zetten, hebben ondertekend. Carnot luisterde niet naar smeekbeden; hij drong aan op meer dan een pond vlees, hij wilde het leven van Vaillant. Toen gebeurde het onvermijdelijke: president Carnot werd gedood. Op het handvat van de stiletto die door de Attentäter was gebruikt, stond ‘VAILLANT’ gegraveerd!

Sante Caserio was een anarchist. Hij had kunnen ontsnappen, zichzelf hebben gered; maar hij bleef staan en accepteerde de consequenties.

De reden voor zijn daad is op zo'n eenvoudige, waardige en kinderlijke manier uiteengezet dat men herinnerd wordt aan de aandoenlijke laatste eer die Caserios leraar aan de kleine dorpsschool, Ada Negri, de Italiaanse dichter, aan hem bracht. Hij sprak over hem als een goedaardige, zachte plant, van een te fijne en gevoelige textuur om de wrede wereld te accepteren.

“Heren van de jury! Ik stel niet voor om een verdediging te voeren, maar enkel een uitleg van mijn daad te geven.

Sinds mijn vroege jeugd begon ik te begrijpen dat de huidige maatschappij slecht georganiseerd is. Zo slecht dat elke dag veel ellendige mensen zelfmoord plegen, waardoor vrouwen en kinderen in de meest verschrikkelijke nood achterblijven. Arbeiders zoeken met de duizenden naar werk en kunnen het niet vinden. Arme gezinnen smeken om eten en rillen van de kou; ze lijden onder de grootste ellende; de kleintjes vragen hun ellendige moeders om voedsel en de moeders kunnen het hun niet geven omdat ze niets hebben. De weinige dingen die het huis bevatte zijn al verkocht of verpand. Alles wat ze kunnen doen is om aalmoezen bedelen; vaak worden ze gearresteerd als landlopers.

Ik ging weg van mijn geboorteplaats omdat ik vaak tot tranen toe geroerd was toen ik meisjes van acht of tien jaar zag verplicht om vijftien uur per dag te werken voor de schamele beloning van twintig cent. Jonge vrouwen van een jaar of achttien of twintig werken ook vijftien uur per dag, voor een bespottelijke beloning. En dat gebeurt niet alleen mijn landgenoten, maar alle arbeiders die de hele dag zweten om een korst brood, terwijl hun arbeid rijkdom in overvloed produceert. De arbeiders zijn verplicht om te leven onder de meest ellendige omstandigheden, en hun voedsel bestaat uit een beetje brood, een paar lepels rijst en water; dus tegen de tijd dat ze dertig of veertig jaar oud zijn, zijn ze uitgeput en sterven ze in de ziekenhuizen. Trouwens, als gevolg van slecht voedsel en overwerk, worden deze ongelukkige wezens door honderden verslonden door pellagra - een ziekte die in mijn land, zoals de artsen zeggen, die mensen aanvalt die slecht doorvoed zijn en een leven van zwoegen en ontbering leiden.

Ik heb gezien dat er veel mensen zijn die honger hebben en dat er veel kinderen zijn die lijden, terwijl brood en kleding in de steden overvloedig aanwezig zijn. Ik zag vele grote winkels vol kleding en wollen stoffen, en ik zag pakhuizen vol met tarwe en maïs, geschikt voor mensen die tekort komen. Aan de andere kant zag ik duizenden mensen die niet werken, die niets produceren en van de arbeid van anderen leven; die dagelijks duizenden francs uitgeven voor hun vermaak; die de dochters van de arbeiders bederven; die woningen hebben van veertig of vijftig kamers; twintig of dertig paarden; vele bedienden; kortom alle geneugten van het leven. Ik geloofde in God; maar toen ik zo'n grote ongelijkheid tussen mensen zag, erkende ik dat het niet God was die de mens schiep, maar de mens die God schiep. En ik ontdekte dat degenen die willen dat hun eigendom wordt gerespecteerd, belang hebben bij het prediken van het bestaan van het paradijs en de hel, en bij het in onwetendheid houden van het volk.

Niet zo lang geleden gooide Vaillant een bom in de Kamer van Afgevaardigden om te protesteren tegen het huidige systeem van de samenleving. Hij doodde niemand, hij verwondde slechts enkele personen; maar de bourgeois gerechtigheid veroordeelde hem ter dood. Ontevreden met de veroordeling van de schuldige man, begonnen ze de Anarchisten te vervolgens en arresteerden niet alleen degenen die Vaillant hadden gekend, maar zelfs degenen die slechts aanwezig waren geweest bij een anarchistische lezing.

De regering dacht niet aan hun vrouwen en kinderen. Die nam niet in acht dat de mannen die in de gevangenis werden vastgehouden niet de enigen waren die leden en dat hun kinderen huilden om brood. De burgerlijke rechtvaardigheid maakte zich geen zorgen deze onschuldigen, die nog niet weten wat de maatschappij is. Het is niet hun schuld dat hun vaders in de gevangenis zitten; zij willen alleen eten.

De overheid doorzocht privéwoningen, opende privébrieven, verbood lezingen en vergaderingen en oefende de meest beruchte onderdrukking op ons uit. Zelfs nu worden honderden anarchisten gearresteerd, enkel omdat ze een artikel voor een krant hebben geschreven of omdat ze in het openbaar hun mening hebben gegeven.

Heren van de jury, u bent vertegenwoordigers van de burgerlijke maatschappij. Als jullie mijn hoofd willen, neem het; maar geloof niet dat je daarmee de Anarchistische propaganda zult stoppen. Pas op, want men oogst wat men zaait.”

In 1896 werd tijdens een religieuze processie in Barcelona een bom geworpen. Meteen werden er driehonderd mannen en vrouwen gearresteerd. Enkelen van hen waren anarchist, maar het waren voornamelijk vakbondsleden en socialisten. Ze werden in die afgrijselijke Bastille Montjuich geworpen en op gruwelijke wijze gemarteld. Toen een aantal van hen vermoord was, zette de liberale Europese pers zich voor hun zaak in, hetgeen leidde tot de vrijlating van enkele overlevenden.

De man die primair verantwoordelijk was voor deze wederopleving van de Inquisitie, was Canovas del Castillo, eerste minister van Spanje. Hij was degene die opdracht gaf de slachtoffers te martelen, hun vlees te branden, hun botten te breken, hun tongen uit te rukken. Canovas, die zich tijdens zijn regime op Cuba bekwaamd had in de kunst van het martelen, bleef volkomen doof voor de appèls en protesten van het ontwaakte geweten der beschaafde wereld.

In 1897 werd Canovas del Castillo doodgeschoten door Angiolillo, een jonge Italiaan. Angiolillo was in zijn geboorteland uitgever geweest, en zijn vrijmoedige uitgaven hadden al snel de aandacht der gezagsdragers getrokken. Men begon hem te vervolgen en Angiolillo vluchtte van Italië naar Spanje, en vandaar naar Frankrijk en België, om zich uiteindelijk in Engeland te vestigen. Daar vond hij werk als letterzetter, en hij raakte onmiddellijk met al zijn collega’s bevriend. Een van hen beschreef Angiolillo als volgt:

‘Uiterlijk had hij meer weg van een journalist dan van een discipel van Gutenberg.[10] Zijn tengere handen verraadden bovendien het feit dat hij niet was opgegroeid aan de “kast”. Met zijn knappe, open gezicht, zijn zachte donkere haar, zijn wakkere oogopslag, was hij het prototype van de levenslustige zuiderling. Angiolillo sprak Italiaans, Spaans en Frans, maar geen Engels: het kleine beetje Frans dat ik kende, was niet genoeg om langere gesprekken te voeren. Angiolillo maakte zich het Engels echter al gauw eigen; hij leerde snel, spelenderwijs, en al snel was hij zeer populair bij zijn collega-zetters. Door zijn gedistingeerde en toch bescheiden optreden en zijn achting voor zijn collega’s, won hij de sympathie van alle jongens.’

Angiolillo raakte al gauw op de hoogte van de uitvoerige persberichten. Hij las over de grote golf van sympathie met de hulpeloze slachtoffers van Montjuich. Op Trafalgar Square zag hij met eigen ogen het gevolg van de wreedheden, toen het kleine groepje Spanjaarden dat aan Castillo’s klauwen ontsnapt was, asiel kwam zoeken in Engeland. Daar, tijdens die grote bijeenkomst, ontblootten deze mannen hun bovenlijf en toonden hun afgrijselijke brandwonden. Angiolillo zag het en hij was diep geschokt - te diep voor theorieën, te diep voor woorden, voor argumenten, te diep zelfs voor hemzelf.

Señor Antonio Canovas del Castillo, eerste minister van Spanje, vertoefde in Santa Agueda. Zoals bij zulke gelegenheden gebruikelijk is, werden alle vreemden geweerd voor zijn verheven persoon. Er werd echter één uitzondering gemaakt - voor een gedistingeerd uitziende, elegant geklede Italiaan, de vertegenwoordiger, zo meende men, van een belangrijke krant. Deze gedistingeerde heer was - Angiolillo.

Señor Canovas, die op het punt stond zijn huis te verlaten, stapte de veranda op. Plotseling stond Angiolillo voor hem. Er klonk een pistoolschot, en Canovas was een lijk.

De echtgenote van de eerste minister kwam ijlings ter plekke.

‘Moordenaar! Moordenaar!’ schreeuwde ze, terwijl ze op Angiolillo wees. Angiolillo maakte een buiging. ‘Pardon, Madame,’ zo sprak hij, ‘als vrouw respecteer ik u, maar ik betreur het dat u de echtgenote van die vent was.’

Gelaten zag Angiolillo zijn dood tegemoet. De dood in zijn meest afschuwelijke vorm - voor de man wiens ziel als van een kind zo zuiver was.

Hij werd geworgd. Daar lag zijn lichaam, gekust door de zon, tot de dag zich in duisternis hulde. En de mensen kwamen kijken en terwijl ze met vingers van schrik en angst op hem wezen, zeiden ze: ‘Daar - de misdadiger - de wrede moordenaar.’

Hoe dom, hoe wreed is toch de onwetendheid! Nooit begrijpt ze iets, altijd veroordeelt ze.

De aanslag van Gaetano Bresci op koning Umberto, die een Amerikaans stadje beroemd maakte, vertoont een opmerkelijke gelijkenis met de zaak Angiolillo.

Bresci kwam naar dit land, dit land van de ongekende mogelijkheden, waar het gouden succes binnen ieders handbereik ligt. Ja, ook hij zou zijn geluk beproeven. Hij wilde hard en plichtsgetrouw werken. Tegen werken zag hij niet op, als het hem maar onafhankelijkheid, manlijkheid en zelfrespect zou opleveren.

Zo vestigde hij zich vol goede hoop en enthousiasme in Paterson, New Jersey, en daar vond hij een goedbetaalde baan, zes dollar per week, bij een weverij. Zes dollar per week was voor Italiaanse begrippen inderdaad een fortuin; in het nieuwe land was het echter niet genoeg om van rond te komen. Hij was een goede echtgenoot, en een toegewijde vader voor zijn bambina Bianca, die hij innig liefhad. Hij werkte en werkte, jarenlang. Hij zag zelfs kans om van zijn zes dollar per week honderd dollar te sparen.

Bresci had een ideaal. Ik weet het, het is dom voor een arbeider om een ideaal te hebben - het anarchistische blad La Questione Sociale, dat in Paterson werd uitgegeven.

Elke week hielp hij, moe als hij was van zijn werk, bij de vervaardiging van het blad. Vaak bleef hij tot diep in de nacht; en toen het kleine pioniersblad haar financiële middelen verbruikt had en zijn kameraden ten einde raad waren, bracht Bresci vreugde en hoop: honderd dollar, al het geld dat hij in al die jaren had opgespaard. Daarmee zou het blad het hoofd boven water kunnen houden.

In zijn geboorteland verhongerden de mensen. De oogst was mager geweest en de hongersnood stond voor de deur. De boeren deden een beroep op de goede koning Umberto; hij zou zeker helpen. En dat deed hij ook. De vrouwen en boeren die naar het paleis waren gelogen, hielden in diep stilzwijgen hun uitgemergelde kinderen omhoog. Dat zou hem zeker vermurwen. En toen schoten de soldaten die arme dwazen dood.

Bresci, die in de weverij in Paterson werkte, las over deze afgrijselijke slachting. Voor zijn geestesoog zag hij de weerloze vrouwen en schuldeloze kinderen van zijn geboorteland, die voor de ogen van de goede koning waren afgeslacht. Zijn ziel huiverde van ontzetting, 's Nachts hoorde hij het gekreun van de gewonden. Misschien waren er wel kameraden van hem bij, vlees van zijn vlees. Waarom, waarom deze laaghartige moorden? De bijeenkomst van de kleine Italiaanse anarchistengroep liep bijna op een gevecht uit. Bresci had zijn honderd dollar teruggeëist. Zijn kameraden smeekten, bezwoeren hem hun uitstel te geven. Het blad zou kapot gaan als ze hem het geleende geld nu terug moesten geven. Maar Bresci gaf niet toe: hij moest en zou het geld terugkrijgen.

Hoe wreed en dom is toch de onwetendheid. Bresci kreeg het geld, maar verloor de steun en het vertrouwen van zijn kameraden. Ze wilden niets meer te maken hebben met iemand wiens hebzucht groter was dan zijn idealen. Op de 29ste juli 1900 werd koning Umberto in Monzo doodgeschoten. Gaetano Bresci, de jonge Italiaanse wever uit Paterson, had de goede koning het leven ontnomen.

Paterson werd onder politiebewaking gesteld; iedereen die als anarchist bekend stond, werd opgejaagd en vervolgd, en de aanslag van Bresci werd toegeschreven aan de leer van het anarchisme. Alsof het anarchisme, zelfs in haar meest extreme vorm, ooit de kracht van die vermoorde vrouwen en kinderen zou kunnen evenaren, die een bedevaart naar de koning gemaakt hadden om hem om hulp te vragen. Alsof het gesproken woord, zelfs al is het nog zo welsprekend, ooit zo’n withete vlam in de menselijke ziel zou kunnen doen ontbranden als het hartebloed dat drup voor drup uit die stervende gestalten sijpelt. De doorsnee mens wordt zelden door woorden of daden bewogen; en diegenen wier grootste kracht hun solidariteitsgevoel is, hebben geen oproep nodig om te reageren op het onrecht en de gruwelen in de wereld - als metaal naar een magneet, zo worden zij ernaar toe getrokken.

Als maatschappelijke theorieën inderdaad een belangrijke factor zijn in het ontstaan van politiek geweld, hoe vallen dan de recente gewelddadige uitbarstingen in India, een land waar het anarchisme nog nauwelijks geboren is, te verklaren? Meer dan welke andere oude filosofie ook heeft het hindoeïsme het lijdzame verzet, het vlieten van het leven, het nirvana, tot het hoogste geestelijke ideaal verheven. En toch groeit de sociale onrust in India met de dag, wat nog onlangs heeft geleid tot een politieke geweldsdaad, de moord op Sir Curzon Wyllie door de hindoe Madar Sol Dhingra.

Als iets dergelijks kan gebeuren in een land dat sociaal en individueel eeuwenlang doortrokken is van de geest der lijdzaamheid, dan kan toch niet meer getwijfeld worden aan de geweldige revolutionerende invloed die grote maatschappelijke onrechtvaardigheden uitoefenen op het menselijk gemoed. Wie kan dan nog twijfelen aan de logica en de rechtvaardigheid van deze woorden:

‘Zodra we begonnen met de handelsboycot van Engelse goederen, werden onderdrukking, tirannie en willekeurige bestraffing van onschuldige mensen de wachtwoorden van de leiders der koloniale macht in India. In het huidige India is de roofzuchtige aard van de Britten onmiskenbaar. Zij denken dat zij India met de macht van het zwaard kunnen onderdrukken! Deze aanmatigende houding heeft de bom veroorzaakt, en hoe meer zij dit hulpeloze en ongewapende volk tiranniseren, des te sterker zal het terrorisme toenemen. We kunnen het terrorisme natuurlijk als uitheems en vreemd aan onze cultuur afwijzen, maar zolang deze tirannie blijft voortduren, is het onvermijdelijk; de schuld ligt niet bij de terroristen, maar de tirannen zijn er verantwoordelijk voor. Er is geen andere uitweg voor dit hulpeloze en ongewapende volk dat tot de rand van de wanhoop gedreven is. Hun aandeel is nooit misdadig. De misdaad berust bij de tiran.’[9]

Zelfs conservatieve wetenschappers beginnen tot het inzicht te komen dat erfelijkheid niet de enige factor is die de persoonlijkheid bepaalt. Klimaat, voedsel, werk; ja, ook kleur, licht en geluid moeten bij de bestudering der menselijke psychologie in aanmerking worden genomen.

Als dat zo is, moet men dan niet veeleer concluderen dat grove maatschappelijke misstanden ieder afzonderlijk individu op een andere manier beïnvloeden? De stereotiepe opvatting dat de leer van het anarchisme, of bepaalde exponenten van die leer, verantwoordelijk zijn voor politieke gewelddaden, is dan ook volstrekt onjuist.

Meer dan alle andere sociale theorieën beschouwt het anarchisme het menselijk leven als het hoogste goed. Alle anarchisten zijn het met Tolstoj eens over deze fundamentele waarheid: als de productie van enig gebruiksartikel het offer van ook maar één mensenleven vergt, dan moet de maatschappij het zonder dat artikel stellen; ze kan het niet zonder dat mensenleven stellen. Dat betekent echter geenszins dat het anarchisme onderworpenheid predikt. Het weet immers dat alle lijden, alle ellende, alle kwalen voortkomen uit het kwaad der onderworpenheid.

Heeft een of andere Amerikaanse voorvader vele jaren geleden niet eens gezegd dat verzet tegen de tirannie gehoorzaamheid aan God is? En hij was niet eens een anarchist. Ik zou willen zeggen dat verzet tegen de tirannie het hoogste menselijke ideaal is. Zolang de tirannie, in welke vorm dan ook, nog bestaat, moet de mens zich er met alle macht tegen te weer stellen - even onherroepelijk als de mens moet ademen.

Vergeleken met het massale geweld van grootkapitaal en staatsgezag zijn politieke gewelddaden slechts een druppel in de oceaan. Dat slechts zo weinigen zich weren, is het sterkste bewijs van de hevigheid van het conflict dat woedt tussen hun gemoed en de ondraaglijkheid van het maatschappelijk onrecht.

Strak gespannen, als de snaar van een viool, wenen en klagen zij om het leven, dat zo onbarmhartig, zo wreed en afschuwelijk onmenselijk is. Op een moment van vertwijfeling breekt de snaar. Ongeoefende oren horen alleen maar wanklanken. Maar wie de hartverscheurende kreet meevoelen, verstaan haar harmonie; ze beluisteren er de vervulling in van het meest dwingende menselijk verlangen.

Dat is de psychologie van het politieke geweld.

Voetnoten

  • [1] Attentäter; duits begrip voor iemand die een politieke gewelddaad pleeg – meestal een moord.
  • [2] Paris and the Social Revolution, Alvin F. Sanborn, Hutchinson & Co., 1905
  • [3] Matabele; gebied in het huidige Zimbabwe dat eind 19de eeuw dat door de British South Africa Company na een oorlog onder koloniale heerschappij werd gebracht.
  • [4] Van een pamphlet dat uitgegeven werd dood de Freedom-groep in Londen.
  • [5] In 1886 waren er overal in de Verenigde Staten (VS) stakingen uitgebroken om de acht-urige werkdag af te dwingen. Vooral in Chicago, het centrum van de acties, liep de strijd zeer hoog op. Een bijeenkomst van stakende arbeiders werd door de politie uiteengeslagen, waarbij enkele doden vielen. Uit protest tegen het optreden van de politie werd op Haymarket Square een massameeting belegd (4 mei 1886). Tegen het eind van deze overigens rustig verlopende bijeenkomst ‘verscheen plotseling commissaris Ward op het plein, vergezeld van een grote politiemacht. Hij beval dat de bijeenkomst onmiddellijk beëindigd moest worden. “Dit is een ordelijke vergadering,” antwoordde de voorzitter, waarop de politie de mensen aanviel en er genadeloos op los sloeg. Toen vloog er een voorwerp door de lucht, dat vervolgens ontplofte; een aantal politieagenten werd gedood, en een twintigtal liep verwondingen op.' Hoewel nooit is komen vast te staan wie de schuldige was, werd er onmiddellijk een klopjacht georganiseerd op de sprekers van de Haymarket-meeting en andere vooraanstaande anarchisten. ‘Het grote publiek was zo opgezweept door de gruwelsprookjes in de pers over de stakingsleiders, dat een eerlijk proces onmogelijk werd. Het liep dan ook uit op de schandelijkste samenzwering uit de geschiedenis van de Verenigde Staten' (Emma Goldman, Mijn Leven, deel 1, p. 14-15).
  • [6] Czolgosz’ aanslag op president William McKinley; na een spoedproces werd de zevenentwintigjarige Czolgosz op 29 oktober geëxecuteerd.
  • [7] Volgens haar autobiografie was het niet duidelijk of (Lazarus) Averbuch het op het leven van hoofdcommissaris Shippy had gemunt: ‘Niemand wist precies waarom hij op bezoek was gegaan bij de hoofdcommissaris. De jongen was vrijwel onmiddellijk nadat hij was binnengelaten, gedood door de zoon des huizes. Bij het gerechtelijk onderzoek verklaarde hoofdcommissaris Shippy dat Averbuch, nadat hij zijn zoon een brief had overhandigd, geprobeerd had hem dood te schieten, en dat een kogel in diens lichaam was terechtgekomen. Bij nader onderzoek bleek Shippy junior echter helemaal niet gewond te zijn’ (Mijn leven, deel 1, p. 396).
  • [8] De zogenaamde Pinkertonbrigade was een soort privé-leger, gespecialiseerd in het breken van stakingen.
  • [9] De uitvinder van de boekdrukkunst.
  • [10] Uit De Vrije Hindoestaan.
namespace/de_psychologie_van_politiek_geweld.txt · Laatst gewijzigd: 09/06/20 10:36 door defiance